eigen identiteit Westhoek koestert Die gek die van de Noordkaap naar Gibraltar fietst In Winnoksbergen wappert de Leeuw van Vlaanderen Veehouder als triatleet reportage zaterdag3augustus 1996 21 Jean Noel Ternynck. die zich één van de laatste rederijkers noemt, regelmatig de colommen met bijdragen in de trant van: T'is schoone Vlaemsch te klappen. T'is moeielik Vlaemsch te bluuven, T'was goed Vlaebisch te leven. Frytes eten eti pintjes drinken. Lucile en Félix hebben hun kinderen klin kende Nederlandse namen gegeven: Wil lem. Wilfried, Niklaas. Lodewyck en Swaen. maar zelf spreken ze geen Neder lands meer „Toen mijn vader naar school ging, kende hij alleen maar Vlaams", al dus Félix. „Maar in 1940 werd het verbo den. Op de schoolmuren schilderden ze in grote letters: 'Interditde parler Flamand' De Vlamingen werden in de oorlog be schouwd als de 'boches du nord', de mof fen van het noorden. Ze zaten met hun cul tuur te dicht tegen de Germaanse aan. werd gezegd." Zeker onder de jeugd is het maar droevig gesteld met het Nederlands, zeggen Lucile en Félix om beurten, hoewel de Franse re gering tegenwoordig het Nederlands sti muleert. Juist deze zomer vroeg Parijs aan Den Haag om leraren Nederlands te stu ren. die vooral in Noord-Frankrijk aan het werk zouden moeten. Hun komst is niet overbodig, getuige de tekst op een bordje bij de kerk van Volkerinckhove: 'Om de besoek van de kerk. zien de Heer Arthur Randry'. Van het geschreeuw van extreem-rechts in Belgisch-Vlaanderen moeten Lucile en Félix en het groepje rond hun blad niets hebben. „Die denken dat wij deel willen uitmaken van een Groot-Vlaanderen". zegt Lucile schamper. „Maar dat willen de mensen hier helemaal niet. We zoeken wel naar onze eigen identiteit, maar zonder extreem te zijn." „De Fransen zien ons ook als andere men sen". aldus Lucile. „Volgens hen zijn onze huisvrouwen zeer proper en passen ze goed op de centjes, op het zuinige af. Maar voor veel Fransen is dit deel van het land zoiets als Siberie: het is er koud en het re gent er altijd. Als ze hier eens op bezoek zouden komen, zouden ze verrast opkij ken." Vlaggenmast Het is nog maar sinds een jaar of twintig, dat de Vlaamse leeuw in Frans-Vlaande ren weer hoog in het vaandel wordt gedra gen. Maar het verzet tegen het centralis me van Parijs blijft van goedmoedige aard. Het gebeurt een beetje op de manier van Tijl Uilenspiegel, de Vlaamse volks held waarnaar de streekradio is ver noemd. Als grootste verzetsdaad geldt tegen woordig het optreden van de burgemees ter van St. Winnoksbergen (Bergues). Hij verordonneerde enkele jaren geleden dat er voortaan twee vlaggen zouden wappe ren aan de poort tot de oude citadel- de Europese vlag en de gele vlag met de Vlaamse leeuw Maar toen de viering van het tweehonderdjarig bestaan van de be storming van de Bastille in zicht kwam. arriveerde een brief uit Parijs met de op dracht ook de Franse driekleur te hijsen. De burgemeester liet weten daar niets voor te voelen. Parijs nam daarop het helt in eigen handen en enkele dagen voor de 'bicentennaire' verscheen een vrachtwa gen in St. Winnoksbergen met een vlag genmast en een Franse vlag. De mast werd naast de twee andere gepoot en het blauw-wit-rood werd ontvouwd. Maar niet voor lang. De burgemeester besloot een maand of drie later, dat het tijd werd de drie vlaggen eens in de was te doen. Maar oh malheur, de Franse vlag kwam er verbleekt en ge havend uit. Zó kon hij niet meer aan het publiek worden vertoond. Aan de derde mast wappert sindsdien de vlag met het stadswapen van St. Winnoksbergen. Wie de burgemeester nu vraagt of de Franse vlag ooit nog zal terugkeren, krijgt een pregnant antwoord: „Dan moet Parijs wel eerst een vierde mast sturen!" Aly Knol In De Westhoek, of zoals ze zelf zeggen 'Le Westhouck', in het noordwesten van Frankrijk is een straat geen rue, maar een straete en het lokale radiostation heet Uylenspieghel. De bewoners van dit deel van Frankrijk willen niets weten van afscheiding en/of aansluiting bij Belgisch-Vlaanderen, maar Vlaming voelen ze zich wel en (een soort) Nederlands spreken ze ook. Het is allemaal de schuld van de drank. Althans als we pastoor Vranckx mo gen geloven. We hadden die ochtend al over het missiewerk van pastoor Luc Vranckx uit Brugge horen spreken. Sinds een paar jaar plaatst hij overal in Frans- Vlaanderen gele borden met daarop in zwarte letters de vroegere Nederlandse benamingen van hoeven en oorden: 't Schoon Zicht, Getrouwheydshove, Bloe menhof, Herberge By Wadje. Het zijn er inmiddels al meer dan tweehonderd. De streekbewoners vinden eigenlijk dat ze dit soort dingen zelf zouden moeten doen. maar het ontbreekt hen aan de middelen. Ze zijn niet allemaal gelukkig met het 'im perialisme' uit het Vlaamse noorden, maar pastoor Vranckx willen ze niets in de weg leggen. Een pastoor mag nu eenmaal wat meer dan een ander. Toen we een paar uur later aan de lunch zaten in l'Erskelbrugghe (de Franse ver bastering van Erkelsbrugge), stapte er aan het hoofd van een klein groepje een druk pratende, lange, magere man bin nen. Mijn gids, chauffeur en tolk Christian wist het meteen: dit was pastoor Vranckx in hoogst eigen persoon, hier neergestre ken, zo bleek, om met zijn famile de 93ste verjaardag van zijn moeder te vieren. Pastoor Vranckx had nog maar nauwe lijks gehoord dat wij Nederlands spraken, of hij barstte los. Of wij wel wisten, dat het allemaal door de drank was gekomen dat Frans-Vlaanderen voor de Nederlanden verloren was gegaan? Nu hadden wij van- tevoren het nodige gelezen over het ge bied, maar dit detail was ons ontgaan. Kon meneer de pastoor zich misschien na der verklaren? Liederlijk Het was palmzondag, de elfde april van het jaar 1677, begon pastoor Vranckx, en de verenigde troepen van Saksen, Oosten rijkers, Hanoveranen, Beiers, Spanjaar den en Hollanders hadden zich onder lei ding van stadhouder Willem III verza meld in de vallei van de Pene-beek op zo'n Lucile en Felix Boutu uit Volkerinckhove zetten zich in voor het Afgietsel van het Brusselse Manneken Pis in Broxeele. behoud van de Vlaamse cultuur in de Franse Westhoek. tien kilometer van waar wij nu zaten. Wil lem III wilde zijn aartsvijand, de Franse koning Lodewijk XIV, stoppen in zijn op mars door de Zuidelijke Nederlanden. In het begin leek het allemaal voorspoe dig te gaan. Al snel hadden de 'geallieer den' het Franse leger onder leiding van Philips van Orléans, de broer van de Zon nekoning, op de vlucht gejaagd. De geal lieerde legers, met uitzondering van de Hollanders, stortten zich in een wild drinkgelag om de overwinning te vieren. Een Fransgezinde abt van een nabijgele gen klooster zag het tafereel aan, sprong op zijn paard en lichtte de Franse troepen in over de liederlijke toestand waarin de geallieerden aan de Pene zich bevonden. De Fransen maakten rechtsomkeert en trokken opnieuw op. De - letterlijk - nuchtere Hollandse soldaten hadden in hun eentje geen schijn van kans meer. Om vijf uur 's middags was het pleit beslecht. Bij de Vrede van Nijmegen een jaar later werden onder meer Valencijn (Valencien nes), St. Omaars (St. Omer), Kassei (Cas- sel), Belle (Bailleul) en zelfs leper aan de Fransen afgestaan. Frans-Vlaanderen was een feit. „Door de drank", zei pastoor Vranckx nog maar eens, waarna hij voor hem en zijn familie als aperitiefje een 'por- tootje' liet aanrukken. Beeldenstorm Het verhaal van pastoor Vranckx is maar één van de vele uit het Frans-Vlaamse ar senaal. De streek zit barstensvol grote en kleine geschiedenissen. Zo is de naam van het plaatsje Broxeele volgens de bewo ners dezelfde als die van Brussel/Bruxel- les en er staat dan ook in een klein perkje voor de kerk een afgietsel van Manneken Pis. Hij is echter wel lelijk toegetakeld: zijn karakteristieke mannelijkheid ont breekt. In Rubroek (Rubrouck) staat een mu seumpje dat in april dit jaar feestelijk werd geopend door president Otchirbat van Mongolië. Het bezit een paar Mon goolse klederdrachten, een model van een jurt. de Mongoolse nomadentent, en en kele snuisterijen en landkaarten. Het mu seumpje is een eerbetoon aan de grootste zoon van het gehucht, minderbroeder Wil lem van Rubroek, die in 1253 - ettelijke jaren vóór Marco Polo - naar de toenma lige Mongoolse hoofdstad Karakoroem reisde en later minutieus verslag deed van zijn belevenissen. Bij Hondschote staat even buiten het stadje een kapelletje 'opgericht ter uit boeting van de eerste openbare geuze- preek gehouden ten jare 1566 door Pieter Lloyssone en Sebastiaan Matte'. De West hoek, weet iedereen hier, is de eigenlijke plek waar in augustus 1566 de beelden storm losbrak, die uiteindelijk van de Noordelijke Nederlanden een protestant se natie zou maken. Na een hagepreek te hebben gehouden, leidde Matte op 10 augustus 1566 in het nu Franse Steenvoorde de vernietiging van een klooster. In de maanden daarop trok hij met een bende van twee- a driehonderd man door de streek, overal de kerkinte rieurs kort en klein slaand. De komst van de brute Alva maakte uiteindelijk een ein de aan de opstand. Honderden 'bosgeu- zen', zoals de rebellen zichzelf noemden, vluchtten naar het noorden. Het katholi cisme werd met harde hand hersteld. Boches Lucile en Félix Boutu uit Volkerinckhove 'sparen' dit soort verhalen om ze te kun nen afdrukken in het driemaandelijkse blad 'Yser Houck', dat ze met nog een paar andere Vlaamse enthousiastelingen heb ben opgezet. De naam is ontleend aan de rivier de IJzer. die in De Westhoek als een boerenslootje begint. De 'Yser Houck' zet zich in voor het behoud van de Vlaamse tradities, maar ook voor de natuur Zo wordt onder meer geijverd voor de terug keer van de karakteristieke hagen, die in vroeger tijden de velden omzoomden. Vijf tien nieuwe kilometers haag hebben ze zich voor dit jaar voorgenomen. Een deel van het blad is in het Nederlands geschreven, of beter, in de Frans-Vlaamse variant daarop. Zo vult de lokale bard Veehouder Arend Middenveldt (53) uit Ruinerwold is gek op zwemmen, hardlopen, maar vooral op fietsen. Hij heeft al zo'n achttien triatlons achter de rug, maar eindigde nooit als overwinnaar. Na zijn laatste krachtproef, in amper zeventien dagen van de Noordkaap naar gibraltar, de Ultra Cycling Race, kwam hij afgemat en uitgehongerd terug. Maar intussen traint hij weer volop, desnoods midden in de nacht, voor de triatlon op 17 augustus in Almere. Een ommetje fietsen is voor Arend toch al gauw 130 kilometer. De boerderijdeur staat wagenwijd open. Er is geen kip te bekennen. Op een bescheiden 'hallo' geen reactie. Als ik over het erf wandel komt het vele onge dane werk op me af als een berg strijk goed. Hier en daar kijken een paar aan een lang touw vastgebonden kalfjes me aan. Uit een schuur, die zo te zien geen stevige rukwinden kan verdragen, komt wat ge rommel, maar geen levensteken van de veehouder en fietsgek Arend Midden veldt. Wel vele sporen: zijn kampeerwa gen voorzien van teksten over zijn laatste victorie, de Ultra Cycling Race. een wed strijd tussen negen deelnemers van 6227 kilometer dwars door Europa: zijn fiets en een paar lang geleden voor het laatst aan geroerde landbouwwerktuigen. Een tweede tik met de autosleutel tegen het raam brengt nu niet alleen zijn rott weiler en een dikke erfhond in opperste waakzaamheid, maar zet ook Arend Mid denveldt in beweging. Hij zit in zijn korte broek en T-shirt met opschrift van De Ra ce aan zijn koffie en kijkt op uit zijn och tendkrant. Bezoek. Inderdaad. Hij is al een paar uurtjes op. Zijn veertig koeien staan in de weide aan de overkant, waar zijn ouders wonen, en hoogstwaarschijn lijk heeft hij er ook al een fietstochtje van pakweg tachtig kilometer opzitten. Sport zit hem al van jongs af in het bloed, meer dan de veehouderij. Er was geen dis cussie mogelijk. Arend moest boer wor den, omdat zijn broer ging studeren. „Een is de intellectueel en de ander moet boer worden, of die nu roeping heeft of niet, dat was de stelling vroeger thuis." Ze hadden een stuk of wat koeien en mest- kuikens. Arend ging naar de lagere land bouwschool en leerde het vak verder in de praktijk van het dagelijks zwoegen. Hij was een jaar of veertien toen hij de kans kreeg een racefiets te kopen van wielren ner en dorpsgenoot Henk Reinders. Hij kreeg er het toebehoren bij en het duurde niet lang of Arend stond aan de start van allerlei plaatselijke wedstrijden. Vanaf het begin was het hem overduidelijk dat hij geen sprinter was. Hij had. zeiden ze, ook geen koersinzicht, maar niemand kon hem van het fietsen afpraten. „Ik vond het mooi werk. Ze riepen me wel eens toe: hé klootzak, kun je niet sturen. Ik ben een echte krachtfietser en mijn techniek heeft nooit een schoonheidsprijs verdiend. Ik hoop altijd op een podiumplaats, maar echt op de bovenste trede heb ik nog nooit gestaan." Nieuwe start Jarenlang heeft' zijn fiets aan de wilgen ge hangen omwille van zijn kinderen die wil den sporten. Die gingen nu eenmaal voor. Hij ging met de jongens naar de motor sport en zijn vrouw trok met de meiden naar de paardensport. Pas in de jaren tachtig, toen zijn kinderen zijn volle aan dacht niet meer vroegen en de triatlon was 'uitgevonden', kon Arend zijn gestol de passie opwarmen en weer actief gaan trainen. Hardlopen en fietsen waren voor hem bekende kost. maar zwemmen was iets nieuws. De schoolslag ging wel. maar een paar kilometer borstcrawl moest hij wel even oefenen, in het kanaal vlak bij zijn huis, indien nodig midden in de nacht, als zijn gezin en het vee zijn dag hadden opgeslorpt. In 1988 deed hij voor het eerst mee aan de triatlon in Almere: 3.8 kilometer zwem men. 180 kilometer fietsen en 42,2 kilome ter hardlopen. Aan de muur in zijn woon kamer hangt de foto van de finish. Zijn vrouw met een arm vol bloemen. Een jaar later, in april 1989, overleed zij op 44-jarige leeftijd aan een hersentumor. Arend is blij dat ze hem nog net heeft zien hardlopen. Ook hebben ze hun zilveren bruiloft nog gevierd, maar daarna was het leeg. Arend wierp zich helemaal op zijn werk en vooral op de sport. Hij schreef zich in voor alle triatlons in binnen- en buitenland en zijn kinderen en vrienden ondersteunden hem waai' het mogelijk was. Hij liep en fietste op Europese en wereldkampioenschap S 7;/ -7---7777T* l?r - -r-^r -••? -y; 77:7--7' --yy; -• .i&t - :7' Veehouder Arend Middenveldt: Op de bovenste trede heb ik nog nooit gestaan. pen in Belgie. Duitsland. Frankrijk en zelfs op de Canarische Eilanden en Hawai. Dat kostte hem kapitalen. .Ik leef verder heel sober, ik heb alles voor de sport opzij gelegd." Zijn beste triatlontijd tot nu toe: tien uur en tien minuten. Daarmee veroverde hij vorig jaar in Duitsland de derde plaats bij de Europese kampioenschappen. Eenzaam Na al die intensieve trainingen, wedstrij den en vreugde achteraf kwam hij wel steeds alleen thuis. Hij rende en fietste zijn verdriet weg, maar thuis kwam de eenzaamheid. Dat knaagde aan hem. zo erg dat hij er ontredderd en haast over spannen van werd. Muziek, schaatsen. golf en tennis, het hielp niet. Ook de toene mende zorgen over de rentabiliteit van zijn bedrijf leidden hem onvoldoende van zijn eenzaamheid af. Daarover: „Ik heb nu de kans mijn melkquotum aan collega- boeren te verhuren. Dat is een mooie, maar als je er goed over nadenkt bespotte lijke regeling. Het geeft mij in ieder geval inkomen zonder dat ik er iets voor hoef te doen. Het probleem, het melkoverschot, is er echter niet mee opgelost. Hoe vaak fiets ik niet langs sloten en watertjes die hele maal wit zijn van de melk die erin weg stroomt. En dan zit er nu ook nog eens de klad in de opbrengst van je kalveren. De prijzen zijn gehalveerd sinds die gekke- koeienziekte. Ik vraag de handelaren wel eens wanneer er weer een keerpunt komt, maar men weet het niet. Rundvlees is ge een gangetje van vijfentwintig tot dertig kilometer per uur. Hij sliep vijf uurtjes per nacht, at krachtvoer en hield onderweg zijn gewicht goed bij. Een wagen met Cor- rie Jaspers van het Sport Medisch Advies centrum en de kampeerwagen met An neke en vrienden volgden hem. Ze leefden als zigeuners, één keer heeft hij maar ge zwommen in de Middellandse Zee. verder moest de ploeg zich redden met een teiltje water. Op zijn zolder hangen nu de herinnerin gen aan deze barre tocht, een krachtproef. De routebeschrijvingen en alle plaatsen waar hij zich moest melden beslaan de he le zijwand, aan de andere wanden hangen foto's van de uitgeputte held met de bloe men bij thuiskomst in zijn dorp. „In het begin ben je nog fris en zonder datje er erg in hebt vraagje te veel van je krachten en dat moet je later bezuren Onderweg schoten hem de vreemdste herinneringen door het hoofd. „Opeens neuriede ik een operettemelodietje, heel gek, omdat ik niets van dat soort muziek afweet. Je rijdt door de bergen en staat ook wel eens doodsangsten uit omdat bijna nergens fietspaden zijn. Ik scheurde met de auto's de bergen af, levensgevaarlijk. Ik benutte de autolichten voor mijn eigen zicht, want met zo'n klein fietslampje alleen zie je niet veel. En dan kwam ik door de arme bin nenlanden. de uitgedroogde rivierbeddin gen in Spanje en word je je bewust van hoe rijk we hier eigenlijk zijn." Jankpartijen foto's Gerrit Boer woon niet meer populair. Het is jammer, niets aan te doen." Precies op het moment dat hij in zijn per soonlijk leven op een dieptepunt zat. ont moette hij zijn huidige vriendin. Anneke, die nu in de boerderij naast hem woont. Met haar en zijn kinderen bereidde hij zich voor op de grote tocht, de ultrafietsrace van de Noordkaap naar Gibraltar. Het was gekkenwerk. De hele winter moest hij ervoor trainen, door weer en wind en vorstkou fietsen alsof zijn leven ervan af hing. En nog had hij op 14 juni. bij de start, het gevoel niet helemaal in topvorm te zijn. In zestien dagen fietste hij de ruim 6200 kilometer, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, 400 kilometer per dag, met Hij kreeg last van zijn ogen. het zicht ver troebelde met de dag meer Zijn nek deed vreselijk pijn. Met een nekband kon hij weer vooruit, maar oververmoeidheid tastte zijn krachten aan. Valpartijen en af dalingen met een vaart van soms zeventig kilometer per uur bezorgden hem be nauwde momenten, ook jankpartijen aan de kant van de weg. maar hij wilde door zetten en zijn begeleiders niet teleurstel len. „Ik wilde mijn grenzen leren kennen. Het geeft een enorme bevrediging als je de finish haalt, hoewel er in gibraltar geen groot onthaal was en ook geen bijzondere prijs Maar een vierde plaats met een tijd van 405 uur en 35 minuten is niet gek", zegt hij eenvoudig. „Vraag me trouwens niet deze rit nog een keer te doen. Nu, na een maand, voel ik me weer oersterk, hoe wel ik nog steeds tintelingen in handen en voeten heb. Ik ben weer volop aan het trai nen, het zwemmen en rennen moeten nog beter worden". Marscha van Noesel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 21