Moord in een totale uithoek op de grens Vaders, vaders, vaders overal PZC Koos van Zomeren Nazaten van Eva namen goed wraak kunst cultuur bakker letterkundige kroniek Brieven van Roland Holst in Letterkundig Museum VRIJDAG 14 JUNI 1996 1 8 Koos van Zomeren (geboren 1946) werd de laatste jaren bekend door zijn stukjes op de voorpagina van 'NRC- Handelsblad'. Ook op het nieuwe duizendje prijkt een tekst van hem. Romans had hij al een tijd niet meer geschreven, maar nu verscheen Meisje in het veen. „Ik had een lijk gevonden en ik fietste over de hei om het de wereld te gaan vertellen", luidt de eerste zin. Koos van Zomeren heeft in zijn schrijversloopbaan heel veel verschillende dingen geprobeerd. Hij debuteerde op negentienjarige leeftijd met een dichtbundel. Kort nadien verschenen verschillende romans. Een jaar of tien nadien be gon hij thrillers te publiceren. Weer later keerde hij terug naar de literatuur met verhalen, romans, een dagboek. Maar hij begon pas op te vallen door zijn evocaties van de natuur, zijn pregnante woord schilderijtjes van vogels. Met een beetje goede wil kun je de verschillende Van Zomerens in het nieuwe boek Meisje in het veen al lemaal aanwijzen. Het verhaal draait weliswaar niet om de eeu wige vraag in een thriller wie-heeft- het-gedaan, maar er is wèl een moord gepleegd. Ook beoefent de schrijver regelmatig zijn literaire biologie. Op een treffende manier schrijft hij bijvoorbeeld over de jongen van de grauwe klauwier: „Als ze hun snavel opensperden zag je een verrassend brede bek, zoiets als de klep van een landings vaartuig. En het verhemelte ver toonde het oranjegeel van een ver se eierdooier. Hun oogjes hadden het vage van een dichtgelopen o, die door een vonkje weerkaatst zonlicht dan toch weer een bijzon dere levendigheid kreeg." Van Zomeren kan uitstekend schrijven, wanneer hij wil. Jammer genoeg wil hij lang niet altijd. Hij wekt nogal eens ergernis met zijn slordige en stoere zinnen, met de bonkige stijl die hij zich eigen maakte in de tijd dat hij in thrillers was gespecialiseerd. De neiging is soms groot Meisje in het veen maar om te dopen tot Proza in de mod der, zo troebel is aanvankelijk dit boek waarin de vrouwen Itske, Nynke, Tynke en Ymke heten. Op de eerste bladzijden schrikt hij de lezer af, als was hij een barse wach ter die je de toegang tot het ver haal wil beletten. We krijgen grap pen te lezen die maar niet leuk wil len worden, zoals deze over coitus interruptes: „En haar ouders dach ten dat we naar de kerk waren. Voor het zingen eruit." Er zijn afo rismen waar niet de minste span ning op staat: „Dan is de essentie van overspel het verraad, het openzetten van de achterdeur voor de rest van de wereld." Er zijn vergelijkingen, zo gezocht dat ze niets overbrengen: „Zoals een panda gespecialiseerd was in bamboescheuten, zo was ik gespe cialiseerd in trouweloosheid" of „Als een mui tussen de zandban ken, zo opende zich het perspectief van een zomer zwervend door de provincie." En er zijn volop zinnen waarin de ene helft de andere helft opheft: „De zon stond pas even na negenen, maar de dag was al een eind op streek." Wie zich niet laat verjagen, krijgt uiteindelijk toch nog een redelijke roman te lezen, een verhaal waarin de obsessie van de hoofdpersoon een beetje onze obsessie wordt. Een merkwaardig hoogtepunt in Koos van Zomeren: Slordige en stoere zinnen, bonkige stijl. vooral verweet is 'dat ik geen goede vader was voor de kinderen die we niet hadden.' Egge is de naam van de hoofdfi guur. Zijn beroep is biologieleraar, maar hij werd overspannen ver klaard. We volgen hem één dag. Maar de korte roman geeft je - door een ingewikkelde aaneen- het boek is een gefantaseerde les over het baltsritueel van de fuut: „Jij bent de enige, jij bent de ware, uit duizenden futen wil ik jou. want jij bent gaaf en ik ben gaaf." De dichter is blijkbaar ook nog niet helemaal uit Van Zomeren ver dwenen. De les mondt uit in een bekentenis over het huwelijk van de hoofdpersoon met Itske dat spaak is gelopen. Het is net, be denkt hij, 'of de kinderen die we niet hebben ons almaar toeroepen dat we alles verkeerd hebben ge daan.' Ze zijn er altijd bij, 'altijd staan hun vette vingertjes op het raam.' Wat zijn echtgenote hem schakeling van flash-backs en dag dromen - de indruk datje heel zijn leven te zien krijgt. Vroeg in de ochtend op een zomerdag obser veert hij vanuit een schuilplaats het nest van een koppel grauwe klauwieren. De plaats van hande ling is Drenthe, in 'ons veen, totale uithoek, pal op de Duitse grens.' Betekenisvol Om negen uur wordt hij afgelost. Dan ziet hij eerst een lapje stof, vervolgens een dood meisje. De ge luiden van een naderende auto, dichtklappende portieren, een flard muziek, die hij de afgelopen uren heeft gehoord, zijn ineens be tekenisvol geworden. Hij belt de politie, en begint uitbundig over de toedracht te fantaseren. Heeft de vondst een diepere zin? Egge denkt blijkbaar van wel. In elk ge val gaat hij zich diepgaand bezin nen op zichzelf, zijn huwelijksle ven, zijn toekomst. Zonder Itske wordt dat volgens hem 'een toe komst zonder beloften, zonder ver plichtingen, zonder leugens. Een beetje de hemel, maar dan zonder datje dood hoefde gaan.' Maar al leen aan haar kan hij 's avonds het verhaal over het lijk openhartig vertellen. Naar eigen zeggen is zijn relaas 'een duidelijke omcirkeling van het menselijk bestaan.' Het klinkt zijn toekomstige ex-vrouw (en waarschijnlijk ook de lezer) verdacht in de oren, en ze maakt zich meteen uit de voeten. Op de dag van de moord is Egge ook nog met zijn broer naar Gro ningen gereden. In die stad ont moet hij een jonge vrouw die vroe ger een leerlinge van hem is ge weest. Ze was destijds verliefd op hem. Wanneer hij uitnodigend op merkt: 'Ik loop door Groningen en ik ben vrij, helemaal vrij om te foto Klaas Koppe doen en te laten wat ik wil', rea geert ze koeltjes: 'Maar niet met mij.' Het andere meisje - 'wat was ze mooi!- blijft echter zijn denken beheersen. Donderslag Het verhaal dat zo teleurstellend met mistig proza begint, eindigt met een ook nogal onbevredigende donderslag. Maar de persoon van Egge, zijn bespiegelingen over kin derloosheid, de gedachten over het toeval dat onze levenslijn zou be palen, zijn interessant genoeg om Van Zomerens nieuwe roman te dragen. Al blijft, het verbazend dat een schrijver die zoveel heeft ge probeerd nog steeds niet heeft ont dekt dat ze niet kunnen, van die ondoordachte gedachtenkronkels in deze trant: 'Zoals Vlaamse gaai en eikels verspreidden, zo ver spreidden wij angst' en 'Zoals er manoeuvres zijn voor samenwer kende legereenheden, zo is er seks voor een huwelijk.' Hans Warren Koos van ZomerenMeisje in hel veen - 120 pag., geb. f29,90 - De Arbeider spers, A msterdam-Antwerpen. Een kort moment was Adam weg. Toen God hem riep klonk zijn stem benepen uit de Hof. „Ik heb me verstopt", aldus Adam, „want ik ben naakt." „Hoe weetje dat?", vroeg God die het antwoord er meteen bij gal': „Je hebt zeker van de verboden boom gegeten!" En dan meteen al in Genesis 3:12 de eerste mens die probeert de schuld op een ander te schuiven, om niet te zeggen: zijn Schepper om de tuin te leiden. „De vrouw die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom gegeven", roept Adam lafhartig uit. En dan de eerste keer ook dat er met de doodstraf wordt gedreigd ('Gij zult van deze boom niet eten noch hem aanraken, opdat gij niet sterft') waarop - als eeuwig tegen-argument - het delict toch ijskoud wordt begaan. God zet de doodstraf dan ook al meteen om in een soort levenslang: „In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, met smart zult gij uw kinderen baren." Ieder voorjaar zitten we weer met het probleem van die erfzonde. Want als inderdaad Eva overal schuld aan had en het waar is dat Adam haar tegenover God ver raadde, dan hebben de heden daagse nazaten van Eva wel goed wraak genomen. Omdat ze, sinds het incident in het derde hoofd stuk van Genesis, niet langer on schuldig naakt lopen, het dan ook drommels goed weten als ze het wel doen, kleden ze zich nu al weer jarenlang met zijn honderdduizen den bij de eerste warme zon op de stranden van Zandvoort tot Bari op een klein broekje na uit en etaleren zich languit op het warme zand in de hoop toch ook dat de Adams zullen lijden. In mijn onschuld was me dat feno meen ontschoten om de eenvou dige reden dat ik stranden in de zo mer als de pest vermijd. Loop ik daar dan ook bij vergissing in mei op het strand van Le Lavandou en wat zie ik: overal naakte meisjes en rijpe, zelfs oudere vrouwen waar ik mijn gegeneerde blik ook maar laat rusten. Het aardige aan deze schok was, dat ik meende te reage ren zoals mensen dat ongetwijfeld deden toen het naaktzonnen een kwart eeuw geleden in de mode kwam. Ik besloot dan ook er niet meer over na te denken, omdat het als thema wel achterhaald zou zijn. Volgens Lucie Th. Vermij is de vader 'een eenzame figuur in de poëzie'. Ze schrijft dat in de in leiding van haar bloemlezing O wie was mijn vader wie was ik. Na lezing van haar boek met al leen moderne Nederlandse ge dichten, lijkt het of haar stelling op losse schroeven staat. Maar dat komt eerder doordat ze haar werk goed heeft 'gedaan, dan door een overvloedig aanbod. In romans is er aandacht genoeg voor vaders - denk aan de recen te boeken van Adriaan van Dis en A. F. Th. van der Heijden. Maar in de poëzie gaat het - ook naar mijn indruk - aanzienlijk vaker over moeders dan over va ders. De gedichten staan in dit boek niet saai op een chronologisch rij tje, maai1 zijn thematisch geor dend. Samen vormen de verzen een verhaal dat begint bij de ver wekking van het kind, of in de ontnuchterende woorden van A. Marja: 'Hoe het ook lag of stond, menigerlei mogelijkheden, het begin was iets als een kriebel on der een net of net niet gewassen mannennavel.' Op het eind vin den we gedichten waarin de va der wordt herdacht, onder meer door Herman de Coninck: 'Zo ging mijn vader, sinds hij stierf ook in mijn dromen al een paar keer dood, maar trager, er niet de tijd voor nemend, maar een eeuwigheid, en leeft hij tóch nog verder, verder en wat vager.' Helemaal achteraan is er zo'n ty pisch gedicht van Annie M. G. Schmidt, waarin in heel veel woorden buitengewoon weinig wordt gezegd. 'Een vader uitkie zen' heet het. Ze kan tweeënder tig regels lang geen keuze maken, maar wie weet geniet 'een hele gewone pa met een tas en een vormvast kostuum' de voorkeur. Tussendoor komen allerlei an dere aspecten van de vader aan bod. 'Standbeeld van God' heet een van de hoofdstukken, en daarin treedt hij op als de grote beschermer. Maar nadien wordt hij een vijand. Nog weer later volgt een verwijdering, 'waar door wij tussen al het grappen maken alleen nog samen over voetbal spraken', zoals Nico Scheepmaker het in een preg nant gedicht noemde. Dan lezen we in de bundel: 'Wat moet ik met mijn vader nu hij oud en stil wordt.' Onder meer in een vers van Jean Pierre Rawie staan we aan het sterfbed van de vader Afwijkend O wie was mijn vader ivie ivas ik - de titel komt uit een gedicht van Lizzy Sara May - is bij een femi nistische uitgeverij geschreven. Aan de keuze kun je dat niet mer ken. De samenstelster vertelt 'in eerste instantie naar werk van Nederlandse dichteressen, van dochters' gezocht te hebben. Het resultaat was naar haar zeggen 'een beetje onbevredigend'. Daarom is ze er de poëzie van zo nen bij gaan betrekken. Dat zijn afwijkende gedichten, waarin de vader op een heel andere manier benaderd wordt. Al met al zijn zo nen en dochters goed in even wicht. Lucie Th. Vermij nam wat méér mannen dan vrouwen op, maar gemiddeld zijn de dichters met minder verzen vertegen woordigd dan de dichteressen. S. Vestdijk en Eva Gerlach zijn met vijf gedichten aanwezig. Ida Ger- hardt en Elisabeth Eybers kre gen er vier. Andere befaamde au teurs in het boek zijn Neeltje Ma ria Min, Rutger Kopland en Ger- rit Kouwenaar. Maar in deze bloemlezing zijn ook onbekende figuren als Lev Bont, Nannie Kui per en Will van Sebille opgeno men. De samenstelster keek dus niet alleen naar de toppen, maar ook naar de kelders van de poëzie. Wat er onvermijdelijk tot geleid heeft dat deze gevarieerde bun del ook wisselend van kwaliteit is. Maar vaders, vaders, vaders overal. Hele aardige en erg onaar dige, in hun grote en in hun kleine momenten. Het meest poëtische vaderdaggeschenk van het jaar. H. W. O wie ivas mijn vader wie was ik. Ge dichten over de vader Bijeenge bracht door Lucie Th. Vermij - 112 pag 27,50. Feministische Uitgeverij VITA, Nijmegen Eva Gerlach. Rutger Kopland. Ideologisch Karei van het Reve vond dat al in augustus '83, zoals blijkt uit een van zijn radiopraatjes voor de We reldomroep (opgenomen in 'Luis teraars', Van Oorschot '95). Hij ver telt daarin over een ervaring als de mijne, maai' dan op het strand tus sen Bergen aan Zee en Camper duin. Hij meende bij die gelegen heid te moeten vaststellen dat, hoewel naaktlopen 'vroeger een ideologisch karakter' had, 'die mensen daar nu naakt rondlopen zonder er verder iets bij te denken'. Dat mocht dan al in '83 tussen Ber gen aan Zee en Camperduin het ge val zijn geweest, in Frankrijk wordt er nog steeds heel wat bij af gedacht. Dat bleek me toen mijn blik, nog vol van wat ik in Le La vandou gezien had, viel op een re cent verschenen serieuze en deson danks gewoon leesbare studie over het naaktlopen op het strand. Hij heet 'Corps de Femmes, regards d'hommes, sociologie des seins nus' (Uitg. Nathan, Parijs). Verta len we dat met: 'Vrouwelijven, manneblikken, sociologie van de naakte borsten'. Het onderzoek werd ondernomen door Jean- Claude Kaufmann, die als socio loog aan de Parijse Sorbonne-uni- versiteit verbonden is. Ik begon het boek met stijgende verbazing te lezen: Natuurlijk speelt de 'sociale uitvinding van de zon een rol bij die uitkleed-manie', aldus Kaufmann. Iedereen wil nu eenmaal graag bruiner zijn dan zijn vriendin. Dat doktoren iedere zomer opnieuw vertellen dat op die manier in de zon liggen gevaarlijk is, wordt als het risico van de pret geaccepteerd. Ongetwijfeld is er ook het element van de 'bevrijding', de bevrijding jegens de man: 'we zijn gelijk aan de man', 'we hebben genoeg van het mysterie vrouw', aldus luiden opgetekende bekentenissen onder meer. Opzienbarender aan het on derzoek van Kaufmann evenwel is de vaststelling dat al dat naakt op het strand (en niet langer alleen meer daar) ondanks al die 'bevrij ding' aan uiterst pietluttige en zelf bedachte voorwaarden, aan eisen van banaliteit en norm, moeten voldoen. Alles is er op gericht zo min mogelijk op te vallen, in de massa onder te gaan. Het uitkle den geschiedt elegant en zonder overhaasting, discreet en zonder provocatie. De borsten mogen niet verrassen door onverwachte bewe gingen en wie ze met olie insmeert doet dat niet te vlug (teken van on gemak) of te langzaam (indruk van provocatie). Kokon Ook het uitzoeken van de ligplek heeft niets onschuldigs. Er zijn de afstanden die men jegens de ande ren bewaart; wie eenmaal ligt is bovendien de rest van de dag tot die plek veroordeeld. Het liggen op buik of rug is weliswaar toege staan, maar rechtop gaan zitten, opstaan en zelfs weglopen grenst gevoelsmatig al aan exhibitionis me, omdat 'de imaginaire kokon waarbinnen men zich liggend vei lig voelt daarmee wordt doorge prikt', aldus een van de door Kauf mann ondervraagde meisjes. Ronduit wreed is de zelfopgelegde plicht tot totale banalisatie. Wie geen kleine en stevige borsten heeft, maar bijzonder lelijke, mooie of grote, valt buiten de norm en wordt met de nek aangekeken. Ook de 'oudjes' tussen de 30 en de 40 worden door de naakte Eva's die Kaufmann voor zijn studie inter viewde al als spelbrekers be schouwd. Nog afgezien van invali den. Wie als meisje naakt op het strand zou gaan liggen en bijvoor beeld een arm of een been zou mis sen wordt zo vals bekeken dat ze volgende dag niet meer terug komt. Hetzelfde geldt voor extra- dikke vrouwen. Kortom: wat als een symbool van lichamelijke be vrijding wordt geëtaleerd, blijkt uit dit recente onderzoek een ad derkluwen van kleinburgerlijke en normzoekende afspraken. De ban vloek Gods heeft zijn magie behou den. Genesis 3 had gelijk. De erf zonde hield stand. Het wegwerken van iedere op de eerste blik her kenbare individualiteit blijkt na het ontbloten dan ook de voor naamste voorwaarde voor het sla gen van dit kennelijk toch als ris kant ondervonden spel. Inbreuk Uit Kaufmanns onderzoek wordt duidelijk hoe al die ondervraagde meisjes zich in de beschreven si tuatie het liefst tot een 'ding' re duceren, dat wil zeggen tot een ob ject waarmee menselijke commu nicatie niet langer mogelijk - en ook niet gewenst - is. Ook 'kijken naar' is al een inbreuk op de regels. Wie kijkt is in hun ogen immers 'oud', 'obsceen' of simpelweg over hun eenzijdig opgestelde regels niet ingelicht. En toch! Het badmodenummer van het populairste Franse dames blad 'Marie Claire' komt deze zo mer met '70 maillots sublimes' Het is de moeite waard er 'Marie- Claire' voor op te slaan. De meeste badpakken omsluiten het gehele lichaam, gaan zelfs tot om de hals of hebben smalle schouderbanden. Zijn ze tweedelig dan bestaat het bovenstuk uit een gul stuk textiel dat alles weer te raden laat wat op het strand zo 'bevrijdend' onver huld was. Bovendien hebben deze '70 maillots sublimes' sterk uiteen lopende en vaak opvallende des seins. Wie zo'n badpak draagt is 'ding' af en weer een herkenbaar mens. je mag er rechtop in zitten, opstaan en er zelfs in weglopen zonder voor exhibitioniste te worden aange zien. Je wordt dan ook weer ge woon uitdagend bekeken en hebt recht dat terug te doen. Een hele bevrijding, een revolutie kortom. Rudolph Bakker Het Letterkundig Museum heeft deze week op een veiling in Amsterdam het grootste deel van een collectie manuscripten, brieven en andere persoonlijke do cumenten van A. Roland Holst ge kocht. De totale collectie bracht 4800 gulden op. Dat was twee keer meer dan verwacht. Volgens Herman Tyenk van Van Gendt was het de eerste keer dat werk van Roland Holst werd ge veild. Het is onbekend of de verza meling niet-ontdekt materiaal be vat. Uit de opbrengst maakt hij op dat de belangstelling voor de Prins der Dichters, zoals Roland Holst werd genoemd, minder groot is dan die voor andere schrijvers. Brieven van E. du Perron aan J. J. Slauerhoff deden het op de veiling relatief beter. Een handelaar kocht een brief van Du Perron en aan Slauerhoff aan voor 3600 gulden. De richtprijs was 300, 400 gulden. „Het spijt me dat ik je heb verlokt tot zoveel ras ploertigheid", luidde een karakte ristieke zinsnede uit de brief. Brie ven aan Slauerhoff, geschreven door uitgevers en de zuster van de schrijver, leverden 2700 gulden op De richtprijs was 300, 400 gulden. Dertien schetsen, vervaardigd door de Toonder Studio's, wissel den voor 2800 gulden van eigenaar. Een paar tekeningen van Tom Poes en Ollie B. Bommel waren door Marten Toonder van aante keningen voorzien. Aan die details schrijft de veiling de hoge op brengst toe. De richtprijs was 200 gulden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 18