Publiek bezit
zijn wordt
nooit echt leuk
Ik breng ongecompliceerd vermaak
PZC
Bekende
Nederlanders
over roem
André Rieu
lacht om
de 'intuelen'
reportage
VRIJDAG 22 DECEMBER 1995 28'
Nooit meer naar de bioscoop, nooit meer doorzakken in de kroeg,
nooit meer naar het zwembad, de sauna of de vrijmarkt op
Koninginnedag. En altijd maar aardig en lief doen, want de mensen
mochten eens denken dat je het hoog in je bol hebt. Marco Bakker
(zanger), Babette van Veen (actrice) en Kim van Kooten (ook actrice)
over bekend-zijn in Nederland.
Kim van Kooten: „In het gunstigste
geval maakt roem je zelfverzekerd, in
het ongunstigste geval arrogant. Maar
och, wat is roem. Roem is zo iets betrekke
lijks. Texel is ook beroemd, vanwege z'n
kaas."
Marco Bakker: „Je moet er voor waken
hautain te worden. Ik ben een bescheiden
mens gebleven, maar het kan ook anders
gaan. Een Belgische collega laat in zijn
contract opnemen dat er een speciale be
waking voor zijn auto moet zijn. dat-ie een
bodyguard krijgt en dat er twee flessen
water van een bepaald merk in zijn kleed
kamer moeten staan. En hij is minder be
kend dan ik."
Babette van Veen: „Je persoonlijkheid
verandert niet door roem, je gaat je hoog
uit iets anders gedragen. Roem went.
Maar echt leuk wordt het nooit."
Roem. Marco Bakker heeft er al ruim der
tig jaar ervaring mee, Babette van Veen
een jaar of zes en Kim van Kooten staat op
het punt het te worden: in januari gaat
Zusje in roulatie, de met een Gouden Kalf
bekroonde speelfilm waarin Van Kooten
de hoofdrol speelt. Toch is Van Kooten al
haar hele leven bekend met het fenomeen
roem, want Kees van Kooten is haar vader
(en Babette is de dochter van Herman van
Veen).
„Roem is het twijfelachtige voordeel be
kend te zijn bij mensen van wie je zelf niets
weet en om wie je al even weinig geeft",
zegt Kim van Kooten. „Roem betekent
dat iedereen denkt van alles over je te
kunnen zeggen. Beroemd zijn betekent:
publiek bezit zijn. Maar roem is ook erken
ning, aangesproken worden, complimen
ten krijgen voor je werk. Er bestaat een
mooie spreuk van Ovidius: 'animo dat glo
ria vires'. Roem schenkt moed. En volgens
mij is dat ook zo: roem maakt mensen zelf
verzekerder, geeft een kick."
Gebogen hoofd
De ervaring van Babette van Veen is an
ders. Sinds 1990 is ze als Linda elke dag op
televisie te zien in de RTL-soap Goede Tij
den, Slechte Tijden. „De eerste weken ge
beurde er niet veel, de serie werd niet zo
intensief bekeken. Maar na een tijdje ver
anderde dat: iedereen keek en ik merkte
al snel dat het niet leuk meer was over
straat te gaan. Moet je je voorstellen datje
lekker door de stad loopt en dat er ineens
aan de overkant van de straat iemand
heel hard begint te schreeuwen en naar je
gaat wijzen.. De eerste keren dat me dat
overkwam, dacht ik dat die mensen echt
gek waren geworden; nu weet ik dat het
normaal schijnt te zijn. Voor mij betekent
bekend-zijn vooral dat ik met gebogen
hoofd door de stad moet."
Marco Bakker is zo beroemd dat hij zich
een anoniem leven nauwelijks meer kan
voorstellen: „De laatste jaren ben ik in
België en Nederland niemand tegengeko
men die niet de naam Marco Bakker ken
de. Ik vind het niet erg op straat aange
sproken te worden, zolang je tenminste
leuk benaderd wordt. Pas nog, in Amster
dam, begon er een oud vrouwtje in plat
Amsterdams te schreeuwen van 'hee grij
ze duif, lekker sangertje fan me, hoe gaat
het met je!' Dat vind ik enig. Maar Neder
landers hebben ook wel de neiging een be
kende Nederlander te negeren en heel
krampachtig te doen. Dan zie je dat ie
mand je herkent, en vervolgens word je to
taal genegeerd, krijg je niet eens even een
knikje of zo. Dat kan natuurlijk verlegen
heid zijn, maar vaak heeft het ook iets
hautains: zo van 'we laten niet merken dat
we hem herkennen want dat gunnen we
'm niet'."
Het gevoel als lucht te worden be
schouwd, komt Babette van Veen bekend
voor, alleen gaat het bij haar anders: „Wat
ik geregeld meemaak is dat mensen - niet
alleen pubers hoor, ook ouderen - vlak
naast me gaan staan en heel hard 'daar
heb je Linda' schreeuwen. Vervolgens
staat het hele troepje je aan te gapen alsof
je een curiosum bent. Een aapje in een
kooitje. Ze hebben het over je, maar niet
tegen je: want ze doen net of jij niks hoort
en niks ziet. Het is alsof er over je gerod
deld wordt, maar dan recht in je gezicht."
Imago
Bakker wordt niet zozeer toegeschreeuwd
als wel nageroepen. „Vroeger gingen ze
galmen, nu roepen ze gewoon gedag. Het
grootste deel van de natie respecteert me
tegenwoordig wel. Vroeger was dat wat
anders, werd ik vooral gezien als de ietwat
stijve man die er nogal goed uitzag en die
met allerlei vrouwen op de televisie
kwam. Dat imago ben ik godzijdank kwijt,
ik word nu door mensen uit alle lagen van
de bevolking aangesproken en meestal
wel op een plezierige manier."
Drukte vermijden: voor bekende Neder
landers wordt dat een tweede natuur. Ba
bette van Veen gaat niet op zaterdag naar
de stad en op de markt is ze ook niet meer
te vinden. „Ik ga alleen winkelen als het
rustig is. Want hoe drukker het is, hoe va
ker je opgemerkt wordt."
Marco Bakker: „Als bekende Nederlander
leid je een leven waarbij je heel veel aan
privacy in moet boeten. Ik kan niet in een
tram of een trein. Althans: ik kan dat na
tuurlijk wel, maar dan moet ik er rekening
mee houden dat iedereen tegen me aan
begint te praten. En ook al zouden ze dat
niet doen, er wordt toch voortdurend op je
gelet. In een restaurant voel je de ogen
prikken, mensen houden precies in de ga
ten hoe jij je eten naar binnen schuift en of
je niet stiekem in je neus zit te peuteren."
Babette van Veen voelt zich vaak 'zoals
iemand met een enge huidziekte zich
moet voelen': altijd steelse blikken, altijd
ogen in je rug. „En vermommen helpt niet,
want hoe meer zonnebrillen je op zet, hoe
sneller mensen denken 'o, daar loopt ie
mand die niet gezien wil worden'." De
enige manier om rustig uit te gaan. zegt
Van Veen, is met collega's. „Dan krijg je
natuurlijk ook bekijks, maar ben je ten
minste nog met zijn allen en dan is het
minder erg."
Marco Bakker en zijn echtgenote Willeke
van Ammelrooy gaan nooit meer samen
naar de film sinds ze in een bioscoop mee
maakten dat iemand tijdens een liefdess
cène keihard door de zaal schalde 'héé
Marco, doe je het ook zo met Willeke?'
Naar restaurants gaan ze nog wel. „We
hebben zo onze adresjes waar we lekker in
een rustig hoekje kunnen zitten."
Ukkies
Marco Bakker probeert wel altijd vriende
lijk te blijven. Wat overigens niet altijd
lukt: „Laatst gingen we een weekend weg.
We hadden een perfect hotel gevonden net
over de grens zodat we geen Nederlanders
zouden tegenkomen. Maar we stonden
nog niet in te checken of er kwamen twee
ukkies aan. Of ze een handtekening moch
ten. Ik was doodmoe, had een drukke dag
gehad, stond daar met al die koffers om
me heen en ik zei nee. Meteen kwam de
vader eraan, op hoge poten en briesend
van 'wie denkt u wel dat u bent'. Ik zeg:
'wie denkt u wel dat 'u bent, u stuurt twee
ukkies naar Willeke en mij toe die niet
kunnen weten wie wij zijn, omdat u zelf te
laf bent om een handtekening te vragen.
Daarom krijgen ze geen handtekening."
Kim van Kooten heeft dergelijke ervarin
gen nog niet. Wel is ze. sinds Zusje tijdens
het Nederlands Film Festival een Gouden
Kalf won. overspoeld door kranten, tijd
schriften en televisie. De eerste weken
beantwoordde ze alle telefoontjes nog zelf
en zat ze de hele dag met agenda en pen
klaar om alweer een nieuwe afspraak te
noteren. Daarna besloot het team van
Zusje iemand in de arm te nemen om alle
publiciteit een beetje te stroomlijnen. Dat
de media-aandacht zich vooral op Van
Kooten richt en minder op de makers van
de film, verklaart ze gierend met: „Ik ben
natuurlijk een dartel jong ding hé, zo'n
leuke spring in 't veld: die willen ze alle
maal wel in hun blad."
Vervelend
En waar alle journalisten natuurlijk voor
al benieuwd naar zijn, is hoe het voelt om
de dochter van Kees van Kooten te zijn.
Kim van Kooten:
„Ik ben natuurlijk
een dartel jong
ding hè, zo'n leuke
spring in 't veld:
die willen ze
allemaal wel in
hun blad."
foto GPD
„Via de merkwaardigste omwegen komen
ze daar steeds weer op uit. 'Wat vind je va
der ervan', 'heeft je vader geholpen met de
rol', dat soort vragen krijg ik veel. In één
van de laatste interviews was het erg in
ventief gedaan. Ik zag die journalist al een
tijdje broeden op een ingang en eindelijk
had hij het gevonden: 'Het lijkt me toch zó
vervelend voor je dat alle journalisten
steeds over je vader beginnen'. 'Ja', ant
woordde ik. 'Dat is heel vervelend'. Hij
weer: 'Goh, nou. Het lijkt me echt hééééél
erg vervelend'. Ik weer: 'Jaha, dat is heel
vervelend'. Hij. vasthoudend: 'Nou! Wat
lijkt me dat toch vervelend'. Ik kreeg bijna
respect voor die man."
De roddelbladen, die zijn er ook nog. Geen
bekende Nederlander ontkomt eraan.
Marco Bakker dankt er. zegt hij. zelfs het
grootste deel van zijn bekendheid aan. „Ik
geef af en toe een interview, deels omdat
mijn publiek die bladen nu eenmaal leest
en deels omdat ik denk dat ik daarmee de
publiciteit enigszins kan sturen."
Babette van Veen heeft met de blaadjes
vooral vervelende ervaringen. „Ik heb er
erg veel last van dat roddelbladen dingen
overnemen uit andere interviews. Dat je
ergens in anderhalve zin iets zegt en een
roddelblad er gelijk twee pagina's van
maakt. En als je ze dan vraagt hoe ze in
godsnaam aan hun onzin komen, zeggen
ze dat ze me 'gequoot' hebben uit een an
der blad. Het vervelende is mensen toch
altijd denken dat iets waar is als het zwart
Marco Bakker: „Ik probeer altijd vriendelijk te blijven."
foto GPD
op wit staat. Terwijl het grootste deel van
wat ze schrijven echt bij elkaar gelogen
flauwekul is. Met een paar van die journa
listen heb ik nu afgesproken dat ze me ten- j
minste even béllen voor ze iets opschrij
ven; maar dan nog is het afwachten of dat!
ook gebeurt."
Kim van Kooten heeft, zichzelf nog niet in
roddelbladen aangetroffen. „Bladen als
de Viva en zo wilden het in interviews
vooral over mijn privéleven hebben. Ik
probeer onderwerpen als vriendjes zo veel
mogelijk te omzeilen, en door heel veel te
zeggen zo weinig mogelijk prijs te geven."
Ze is niet echt bang voor de roem die vanaf
januari ongetwijfeld op haar neer zal da
len. „Ik heb de hoop dat het met de her
kenning op straat wel mee zal vallen, om
dat ik denk dat film in dat opzicht wezen
lijk anders is dan televisie. Als je in Goede
Tijden, Slechte Tijden speelt, kom je echt
bij de mensen in de huiskamer en dan
krijg je bij die mensen snel zo'n mechanis
me van 'die ken ik, want ze komt bij me
thuis'."
„Ik merk dat zelf ook: als ik iemand van
televisie op straat zie, moet ik echt de nei
ging onderdrukken die persoon gedag te
zeggen. Je denkt toch van 'ha, daar heb je
ome Willem. Mijn ome Willem'. En dan
ben je verbolgen als Edwin Rutten niks te
rugzegt. Het is natuurlijk ook verwarrend,
al die televisie. Ik heb met mijn vader wel
meegemaakt dat mensen heel blij 'kijk,
daar heb je Harry Vermeegen' begonnen
te roepen. De mensen weten het allemaal
niet meer."
Gezin
„Ik denk trouwens dat bekendheid voor
de beroemde Nederlander in kwestie min- j
der erg is dan voor zijn directe omgeving.
Dat heb ik aan mijn vader gezien, die heeft I
er zelf helemaal niet zo veel moeite mee
dat hij beroemd is. Maar voor ons, zijn ge
zin, was het niet altijd leuk volkomen ge
negeerd te worden omdat de mensen al-1
leen maar oog hebben voor die bekende
Nederlander. Ik heb ontzettend vaak mee
gemaakt, als ik ergens met mijn vader
was, dat wildvreemde mensen op hem af
kwamen en hem helemaal annexeerden.
Alsof hij hun bezit was en wij er niet toe
deden."
Zoals een paar jaar geleden, toen het gezin j
Van Kooten in Frankrijk met vakantie
was. „We waren bij een dorpsfeest en daar 1
was ook een Nederlandse mevrouw. Die
presteerde het om constant, maar dan I
echt constant, vanachter de bomen mijn
vader te filmen. Toen ben ik naar dat
mens toegestapt en heb gezegd dat ze
daar onmiddellijk mee op moest houden.
Wat ze overigens niet deed. Want zo ie
mand ziet alleen maar die bekende Neder
lander, de rest kan doodvallen. Bekende
Nederlanders brengen in onbekende Ne
derlanders soms het slechtste naar bo
ven."
Wilma de Rek
De afsluiting van de jaarlijkse Uit-Markt in
Amsterdam eind augustus liep
ongevraagd uit op een glorieuze overwinning
voor André Rieu. De culturele elite, of wat
daar voor doorgaat, had zich massaal
verzameld voor het podium op het
Museumplein om traditiegetrouw de klanken
van het Koninklijk Concertgebouworkest de
oren te laten strelen. De musici waren
opvallend gekleed in prachtige witte
smokings en daarvoor stond een uiterst
vrolijke Riccardo Chailly, die de meute
moeiteloos tot meezingen en meedeinen wist
te bewegen. Want iedereen bleek de melodie
van The Second Wattz van Sjostakowitsj te
kennen:
Lalalalaaa,
Lalalalalalaaalalala
Lalalalaaa,
Lalalalalalalalalaaala.
En dan een toontje hoger:
lalalalalala,
Lalalala
En dan staccato:
tatatatatatatatatatatatata.
André Rieu was er niet zelf bij die
avond, hij moest elders in het land op
treden, maar kan er wel vreselijk om la
chen. Bij toeval was hij vorig jaar tegen de
wals van de Russische componist - ei
genlijk een onbekend werk - aangelopen
en zo onder de indruk geraakt dat er een
single van werd gemaakt. Niet lang daar
na zong half Nederland het deuntje mee.
Het werd het begin van een indrukwek
kende opmars van de langharige Lim
burgse charmeur die nog niet zo lang gele
den vergeefs deuren platliep bij omroepen
en platenmaatschappijen met de vraag of
ze hem alsjeblieft een kans wilden geven.
Maar de heren in het westen hadden aan-
vankelyk geen boodschap aan Rieu's jon
gensdroom, klassieke muziek heel dicht
bij de mensen brengen. De Maastrichte
naar was niet eens verbaasd dat ze hem
niet serieus namen, zo zat die culturele
wereld nu eenmaal in elkaar.
Als kind was hij al een buitenbeentje.
Wanneer vader Rieu het Limburgs Sym-
phonie Orkest dirigeerde zat hij zich ei
genlijk te vervelen. Kleine André speelde
weliswaar zelf viool, maar vond het alle
maal veel te saai. Op één dag in het jaar
na: op Vastenavond als het carnavalscon
cert werd uitgevoerd met als uitsmijter de
Radetzky-mars. Dan gingen de armen van
de sjieke Maastrichtse bevolking omhoog
en werd er zelfs serieus meegeneuried. Dat
vond de jonge André pas indrukwekkend
en zo wilde hij het eigenlijk altijd. „Ik wil
het liefst ongecompliceerd vermaak bren
gen", maakt hij nog maar eens duidelijk.
Doorbraak
Nog niet zo lang geleden was hij uiterst
voorzichtig in het zoeken naar woorden
om zijn gevoelens over zijn lievelingsmu
ziek openbaar te maken, misschien wel
gespeelde bescheidenheid. Een beetje
bang om van onder uit de zak te krijgen
van de betweters, de mensen met de juiste
smaak. De 'intuelen', zoals Rieu ze noemt.
Maar inmiddels heeft de 46-jarige 'Stehgei
ger' alle voorzichtigheid van zich afge
schud. Want hij is de man die dit jaar een
nieuw record heeft gevestigd door van zijn
cd Straziss Co maar liefst 750.000 exem
plaren te verkopen. Daarmee is hij de
enige Nederlandse artiest in de top-tien
van meest verkochte albums aller tijden.
Zelfs The Beatles of Michael Jackson heb
ben dit in ons land nimmer weten te berei
ken.
En met zijn laatste cd Wiener Melange
gaat het ook al razendsnel en zal hij de eer
ste vaderlandse artiest zijn die in een jaar
tijd meer dan een miljoen platen heeft ver
kocht. Een jaar waarin het succes nauwe
lijks nog te meten is. Met als absolute
doorbraak het optreden van Rieu tijdens
de rust van de voetbalwedstrijd tussen
André Rieu: „Johan Strauss schreef zijn walsen niet voor de concertzaal maar voor
gezellige bijeenkomsten en feesten, waar gedanst en meegezongen werd." foto GPD
Ajax en Bayern München. Misschien wel
de grootste reclamespot die een artiest
zich kan voorstellen. Sindsdien behoren
de Rieu-deuntjes tot het vaste Ajax-reper-
toire.
Rieu heeft inmiddels zijn schroom van
zich afgegooid. Hij mag nu zelfs af en toe
graag een kat uitdelen aan die mensen die
het allemaal maar niks vinden wat hij
doet. „Het mag van die intuelen niet gezel
lig zijn. hè. Zij willen liever zelf bepalen
wat goed is voor het publiek. Maar ik speel
voor uitverkochte zalen. Elke avond op
nieuw. En dat allemaal zonder een cent
subsidie. Van de belasting die ik betaal
mogen ze anderen subsidiëren. Daar kan
ik ook niks aan doen."
Zendingsdrang
Rieu ziet zichzelf als een bruggehoofd tus
sen klassieke muziek en het grote publiek
Daar zit misschien wel enige zendings
drang achter, geeft hij schoorvoetend toe.
Dat zit er van jongs af aan al in. Toen hij
voor het eerst het conservatorium in Brus
sel binnenstapte, dat was prettiger en
dichterbij dan de Randstad, trok hij volop
de aandacht. Het was 1968. de tijd dat al
les anders moest. Rieu was ook anders,
maar toch niet zoals al die anderen in die
roerige dagen. Hij was een romantische,
zwierige, tamelijk Bourgondische jonge
man. gekleed in een strakke witte spijker
broek, met bruine leren laarzen en een
roodfluwelen jasje om de schouders. „Ik
was wel heel anders. Maar je moet toch je
viool leren spelen en dat gaat niet met Pe
ter Schat. Ik ben wel eens bij zo'n modern
programma geweest, van die ontoeganke
lijke muziek, voor tien mensen in de zaal.
Vreselijk, dan vroeg ik me wel eens af of ik
gek was."
Toch maakte hij zijn opleiding af en kon
terecht bij het Limburgs Symphonie Or
kest, waar Rieu senior dirigent was. Maar
de jonge Rieu vond het orkest niet vol
doende. Te eentonig, wat saai en het ver
diende niet zo goed. „Ook niet onbelang
rijk", lacht Rieu. Dus richtte hij het Maas
trichts Salonorkest op waarmee Rieu een
gat in de markt ontdekte. Een klein orkest
met leuke gezellige stukken muziek. Het
publiek genoot ervan als hij tussen de
nummers door een praatje hield. Met af en
toen zelfs een grapje. „Het leek wel of de
mensen er op zaten te wachten. Want het
valt niet mee hoor, die stijve concerten
waar iedereen een beetje verkrampt naast
elkaar zit, nooit precies wetend wanneeer
er geklapt mag worden." Bij Rieu mag ge
danst worden. „Graag zelfs. Een beetje zo
als vroeger, toen deze muziek gemaakt
werd, ook gebeurde."
Rare snuiter
Met de oprichting van het Johann Strauss
Orkest zette Rieu de laatste stap naar wat
later zijn grote succes zou worden. Een or
kest waarin naast de intrumenten ook
ruimte was voor veel glitter: mooie jurken
en altijd een fraai podium. Vergeefs trok
hij aanvankelijk naar het verre westen om
platenmaatschappijen en omroepbazen
te overtuigen van de aantrekkingskracht
van zijn orkest. Hij werd nog net niet uit
gelachen, maar ze vonden die Limburger
een rare snuiter. Totdat Rieu op het idee
kwam The Second Waltz op plaat te zet-
ten en daar een single van te maken. Zo
waar wist hij één Hollandse platenbons
mee te krijgen. Maandenlang stond het
nummer in de hitlijsten. Verbaasd is Rieu
daar niet over. „Ik heb het altijd geweten,
alleen moesten er wat mensen hier en daar
worden overtuigd. Ja, de culturele elite."
De eerste televisieuitzending van Rieu en
zijn orkest werd hoog gewaardeerd door j
de kijkers: een 8.1. Eigenlijk was Rieu he
lemaal niet tevreden met dat cijfer. Hij j
had op een tien gerekend. Maar al snel
werd hem duidelijk dat dergelijke cijfers
nooit voorkomen en dat een 8 of hoger al- j
leen aan voetbalwedstrijden van Oranje
worden gegeven, en dan nog alleen als we i
van de Duitsers winnen.
Jongeren
Trots is Rieu op de belangstelling van jon
geren. Zijn muziek wordt grijsgedraaid op
studentenfeesten en in discotheken zijn
de walsklanken altijd goed voor een geza
menlijke polonaise. Rieu begrijpt dan ook
niets van de kritiek dat hij de muziek van
Strauss te grabbel gooit: „Johan Strauss
schreef zijn walsen niet voor de concert
zaal maar voor gezellige bijeenkomsten
en feesten, waar gedanst en meegezongen
werd."
Ziek kan hij worden van de vraag of hij
niet over de grens gaat en of het allemaal
niet te goedkoop, te smakeloos is. Sommi- j
gen noemen hem hardop een enge man.
„Ik weet het. Ze noemen me geloof ik al de
André Hazes van de klassieke muziek of
de Waldo los Rios van de jaren negentig. 1
Ze doen maar."
Toch is er wel enige ruimte voor bezin-
ning. „Ik wil de zondagen vrij gaan hou
den. Om roofbouw tegen te gaan. Het is
niet erg om publiek bezit te zijn, maar er
zijn wel grenzen. Er moet een bepaalde af
stand zijn. Dat moet toch iedereen kun
nen begrijpen."
John Stael