Zijn leven, ons leven Naaldhakken schrapen op het graf PZC Biografen gaan de confrontatie aan Poëzie van Leo Vroman kunst cultuur letterkundige kroniek Cees van Hoore ros VRIJDAG 22 DECEMBER 1995 2 0 Over proza wordt veel meer gesproken dan over poezie. Maar het mooiste Nederlandse boek van 1995 is een dichtbundel. Het gaat om Psalmen en andere gedichten van Leo Vroman. In deze koude tijd een boek vol hartverwarmende gedichten. Leo Vroman is tachtig jaar. maar zijn lite ratuur heeft de eeuwige jeugd. Zijn nieuwste boek Psalmen en andere gedich ten maakt een overvloedige, vitale en risico volle indruk. Wat een schrijver en wat een poezie. O ja. onze letterkunde telt genoeg dichters die hun best doen. Maar wat zijn hun gedichten braaf, wat wagen ze weinig, wat is hun werk leeg. Het bijna verstreken jaar leverde zeker een aantal verdienstelijke bundels op. De schok die ware poëzie hoort te brengen, bleef echter bij mij uit, behalve dan in het geval van Vromans boek. De bundel is opvallend omvangrijk: terwijl anderen met moeite een bladzijde of veertig poëzie bijeensprokkelen, strooit hij gul hon derdzestig pagina's gedichten over de lezer uit. En daarbij moet bedacht worden dat hij in 1993 ook al een dikke bundel publiceerde De godganselijke nacht. Zijn werk is ook van een ongewone vitaliteit. Natuurlijk zijn ou derdom en dood in deze persoonlijke litera tuur belangrijke onderwerpen, maar Vro mans werk is het tegendeel van neuzelende en zeurderige bejaardenpoezie. Overal bruist het volle leven in en uit. Deze dichter riskeert veel. Hij hanteert niet alleen een on gekend breed register: zeer ernstige gedich ten en light verse staan onbekommerd naast elkaar. Maar ook lijkt hij er zich niet druk over te maken of iedere regel wel uitgebalan ceerd is en elk gedicht helemaal gaaf over komt. Balpuntpen Mislukkingen zijn bij het voortdurende ex periment, dat voor hem het schrijven is, in begrepen. Hij zei dan ook eens: „Geloof mij dat ik geen Dichter ben: ik wil mij niet prachtig uiten, ik schrijf maar wat met de balpuntpen." In het nieuwe boek verzucht hij op een gegeven moment „Schreef ik maar oude verzen die beginnen met 'Vlam', 'Ik ween'. 'Oorlof, 'Wij schuilden' gevolgd door moeilijk onvergeten zinnen.'' Maar het is be kend dat hij niet zo schrijft, dit gedicht krijgt dan ook een ironische draai. Hij heeft beden kingen tegen de kunst in het algemeen, want weegt kunst op tegen bijvoorbeeld kinderen die door oorlogsgeweld sterven? „Ik wil best smaken I maar in alle kranten tussen de re gels kraken hun jonge botjes onder de neer donderende bommen Hoe kunnen kunste naren met al hun verdriet en verdommen die zwaartekracht evenaren." Vroman voelt zich dus niet geroepen 'mooie' gedichten te schrijven. Ook in zijn nieuwe boek is hij soms langdradig en soms senti menteel. Niemand zou zo'n bijna schaamte loze reeks als 'Week van november' durven schrijven, een dagboek in dichtvorm waarin de dichter een paar dagen van huis is. Maar eenmaal terug in Brooklyn komt alles weer in orde: „Thuis rook het onbetamelijk goed Tineke had namelijk al gekookt." Aan ver siering doet deze auteur niet, het is hem om communicatie begonnen. Dat deze poëzie zo boeiend is, heeft een merkwaardige oorzaak. Het ligt namelijk niet aan prachtige taal of aan grootse ideeën, maar aan de warmte die deze poëzie uitstraalt. De dichter mag al sinds 1951 Amerikaans staatsburger zijn. niemand nadert het Nederlandse publiek zo dicht als hij. Uitbundig Zijn poëzie is zo direct, zo oprecht, zo toe gankelijk dat niemand er onbewogen onder kan blijven. Dichten is voor hem een poging elke barrière tussen het hart van de schrijver en het hart van de lezer weg te nemen. Zijn leven wordt ons leven, in dit pas verschenen boek meer dan ooit. Een heel kenmerkend Leo Vroman: Niemand nadert het Nederlandse publiek zo dicht als hij. vers vind ik 'Ode' - zoals Vroman zelf op merkt ..geen dode maar een levende ode." Kenmerkend vanwege de lengte: zeventien uitbundige bladzijden. Ook kenmerkend door het heterogene karakter: zelfs wordt van Amerikaans op Nederlands en weer op Amerikaans overgeschakeld. Maar vooral kenmerkend omdat contact met ons lezers wordt gezocht. In 'Ode' gaan de dichter en zijn Tineke een paar dagen naar Nederland. Hij vertelt over de vliegreis, beschrijft wat Hollandse erva ringen, en dan schrijft hij voor er twee blan- co pagina's volgen: „Lieve lezer en lezeres, ik wacht eens even Stel je intussen voor jaren uit Nederland weg te zijn dan terug te komen misschien voor een week, om dan weer ver ver weg te gaan Welk stukje van het land zou je dan bezoeken en hoe zou je daar later naar terug verlangen? II Schrijf dat dan op deze leeggelaten pagina's." Metro Naar zijn idee hoort poëzie bij het dagelijkse leven, en het dagelijkse leven hoort bij de poëzie. Dat is duidelijk te zien in de in het Amerikaans geschreven reeks 'Subways', met belevenissen uit de metro van New York. Zelfs een defecte geluidsinstallatie heeft zijn aandacht, wat tot deze grappige regels leidde: „Chchchk shechukshechuk- sexpress cheshoadwayshukchechukalo- chuchowntown." De Nederlandse gedichten overheersen trouwens. Maar van de 'Veer tien psalmen' is er een overtuigende versie 'Fourteen psalms', verder is er een aantal oorspronkelijk in het Amerikaans geschre ven gedichten opgenomen. In een geval werd zo'n vers in het Nederlands overgezet - maar wat er aan 'Answer' zo bijzonder is, blijkt in 'Antwoord' verloren te zijn gegaan. Die veertien psalmen lijken mij een van de hoogtepunten in het oeuvre van Vroman te zijn. Helemaal in de stijl van de psalmdich ter richt hij zich tot 'Systeem'. Hij verklaart in zijn eerste psalm: „Systeem, ik noem U dus geen God, geen Heer of ander Woord." Desondanks heeft Systeem veel met God ge meen, en worden er dezelfde vragen aan ge steld als die men God voor zou leggen. Hart stochtelijk richt de dichter zich tot Systeem: „zweer bij mijn vage resten dat niets ooit overbodig was. en dat Uw onrecht nodig was ten bate van het beste." Maar het Doel van Systeem blijft duister en in de laatste psalm ziet de dichter Systeem verdwijnen „zonder een zweem van een aangezicht." Credo In een ander gedicht uit dit rijke boek keert Vroman zich tegen „halfgebakken heren. extremen onder joden, katholieken isla mieten en andere geesteszieken." Hij als Psalm XI Systeem! Graag word ik niemendal zodra ik groter hen en halverwege mijn verval verliefd word op Uw zoet Heelal zodra ik het herken Maar nu ben ik nog maar een ding denkend van grens tot grens dat deze zelfgetogen kring vervlogen vol herinnering ik heet, en nu nog Mens, dan slechts een boek, is dat een man? Neenminder dan een dier drogend zoals geen preek dat kan; en daar nog maar de woorden van; en daarvan het papier. Hij zegt: „Poëzie moet je je kunnen herinneren. Poezie moetje kunnen citeren. Een regel als: 'Kaïn of Abel, elk hoofd is mi serabel' (Lucebert), zo'n regel die blijft haken in het geheugen van de lezer. Dat soort poezie wil ik schrijven." Hij schrijft: Een man, denkt hij, is maar een man. Een vrouw is zo veel meer. Onder haar hart ging in de aanvang al, beschut zijn kleine hart tekeer. Cees van Hoore (46). Journalist, schrijver, dichter. Onderweg merkt hij op: „Er is maar weinig in mijn leven dat meteen gaat zo als het eigenlijk zou moeten." Eenmaal aangekomen in het hart van Amsterdam, wordt die constatering een zichzelf vervul lende voorspelling. Op de wallen posteert een zwerver zich bree duit en ongegeneerd tussen hem en de fotograaf. En als de man uiteindelijk besluit weg te gaan, schuift een bestelbusje van de Bananenbar hinderlijk lang voor de lens. Elders wordt de plaat ten slotte toch gemaakt. Na veel omzwervingen 'door het lev^n' debuteerde Hagenaar Van Hoore op 35-jarige leeftijd als dichter. Met de poeziëbundel Groot Licht. Hij maakte meteen naam, kreeg een aanmoedigings prijs van het Fonds voor de Let teren en publiceerde sindsdien drie bundels, een roman en twee novellen. Dat aantal wordt nu snel opgevoerd. Kort na elkaar liggen drie boeken van Van Hoore in de winkel, Een geactua liseerde heruitgave Beschuit met muizenissenvan eerder pro za. een verzameling columns, korte verhalen en impressies die hij schreef voor het Leidsch Dag blad en NRC Handelsblad Zetje hoed af voor een aap) en De bo dem van de hemel, een gedich tenbundel. Of nou ja, bundel. De bodem van de hemel bestaat uit één lang ge- Cees van Hoore: Hartslag van de grote stad. foto Zuyderduin dicht. In 113 strofen vertelt Van Hoore daarin het universele ver haal van een zoektocht van een man naar de moederfiguur in de vrouw „Het wanhopig terugke ren naar het begin", zoals hij het thema zelf omschrijft. „Het eind komt toch wel, daar kunnen we op wachten. De never-come-back- box staat al klaar. Nee, we moe ten naar het begin." Voor hemzelf was er „de uitda ging een gedicht te schrijven dat zo'n beetje dezelfde lengte had als Awater van Nijhoff." „Daarbij was mijn uitgangspunt dat het moest spelen in de grote stad. Omdat ik de hartslag van de gro te stad wilde vastleggen", aldus Van Hoore. „In dit geval dus Am sterdam. Ik had al veel langer ge noeg van de snelstromende beek jes en het vogelgezang in de poë zie. De geluiden van heimachi nes, het remmen en optrekken van auto's, het getik van naald hakken waarmee vrouwen het vuur uitje graf kunnen schrapen, de lichtreclames. Daar ging het mij om", zegt hij. Hoerenwijk Het dagelijkse beeld van een we reldstad wordt op De bodem van de hemel („de aarde is de bodem van de hemel, de wallen zijn voor sommigen de bodem van hemels genot") gevangen door het oog van de Ik-figuur. Die krijgt een telefoontje dat zijn moeder op sterven ligt en naar hem heeft ge vraagd. Op weg naar het zieken- 'huis doemen allerlei beelden en herinneringen uit zijn jeugd op en komt hij terecht in de hoeren wijk. Van Hoore: „De stad is een groot levend organisme. En het hart van die stad bevindt zich, voor mij, in de hoerenwijk. Daar begrijpt de man voor het eerst dat hij in alle vrouwen die hij heeft gehad altijd op zoek is ge weest naar de moederfiguur." Hij zegt: „Ik vind de hoerenwijk mooi. Ik heb die buurt nooit af schrikwekkend of goor gevon den. Welnee, het is een soort Lourdes met al die lichtjes en al die vrouwen die mannen troost bieden." Hij schrijft: „Hier gaan mannen schuw naar binnen om in een vrouw weer te beginnen Met him blik naar het plafond roepen ze: God ik kom. Nooit lukt het: le ven andersom." Hij windt er geen doekjes om. Ge bruikt harde beelden. Onder in vloed van zijn dagelijkse journa listieke werk. denkt hij. Maar hij zet zich er ook mee af. Tegen het clichébeeld van de dichter. „Dichters worden geassocieerd met het vrouwelijke. Poëzie is iets voor meisjes in een album. Echte mannen schrijven geen poëzie. Dichters weten 'dus' ook niets van sport. Maar veel men sen weten niet dat Armando en Nijhoff gebokst hebben en dat de grote dichters van vroeger een getourmenteerd leven hebben geleid." Zelf zwierf hij, na de middelbare school, tien jaar door het leven. Ober in Den Haag, verkoper in Parijs, afwasser in Italië. Daarna werd-ie journalist, schrijver. Neem je hoed af voor een aap is het produkt van die combinatie: een verzamelwerk, uitgegeven in een bibliofiele reeks. „Eigenlijk een soort ere-uitgave." Spannender voor hem is hoe de reactie zal zijn op De bodem van de hemel. Hij zegt: „Elke dichtregel, hoe be roemd ook. kan om zeep worden geholpen als je 'm voorleest met geknepen stem of op abnormaal galmende toon. Dan krijgt het iets truttigs. Dichters worden al tijd beschouwd als de schuwe jongetjes uit de klas. Maar zo is het niet meer. Ze beschrijven kei hard leven en dood." Hij schrijft: „O, mens, er komen dagen dat je spit krijgt van het doden dragen. O, mens, er komt een dag. dan mag je in de wagen met de kleine, gespalkte vlag." Paul de Tombe Cees van Hoore. De bodem van de he mel. een lang gedicht tegen een kort le ven - De Harmonie, Amsterdam - 27.50 Cees van Hoore. Beschuit met muizenis sen. Overpeinzingen vaneen aanstaan de vader - Van Holkema Warendor/f - 14,90 Neem je hoed af vooreen aap verschijnt eind november bij uitgeverij De Prom foto Anton Corbijn Wim Hazeu, vorige week met de grote Dordtprijs voor de Biografie bekroond, vertegenwoordigt echt de bever onder de biografen. De bever heeft zich het woord van Goethe - 'Der Herrgott steekt im Detail' - tot vertrekpunt gemaakt van zijn biografie. Hij wil alle binnen menselijk bereik liggende details over zijn figuur verzamelen, geen kleinigheid uit het leven van zijn held ontgaat hem. Hij maakt desnoods diens reizen na om na trekken of mededelingen in brieven wel klopten. Hij krijgt, zoals Hazeu, bij toe val een boekje in handen waarin alle namen staan van de vriendinnen van Slauerhoff en hij rust niet voor hij hen allen heeft achterhaald en zo mogelijk gespro ken. Hij inventariseert zo precies mogelijk wat zijn held gezegd of ge schreven heeft. Hazeu moest daar voor een halve grafoloog worden, want het handschrift van Slauer hoff was gruwelijk. De beverbio- graaf probeert er ook achter te ko men wat zich achter de rug van zijn held afspeelde. Welke invloeden er op diens leven werkten, waarvan de held zichzelf tijdens z'n leven niet bewust was. Zo wordt de bio graaf bijna de God van het leven van een ander, hij doorgrondt en kent dit méér dan de held zelf ooit gedaan heeft of kon doen. De jury laat in haar rapport duidelijk door schemeren het jammer te vinden dat Hazeu van zijn beverschap bij na een cultus heeft gemaakt. „zachtgelovige" heeft met hen erbij niets meer in te brengen. Maar in de literatuur kan hij zijn credo kwijt: „ik geloof dat alles heilig is." Dat is de boodschap van Vromans werk. En misschien is het juist deze tere boodschap, die zijn werk zo indrukwekkend maakt. Hans Warren Leo Vroman: Psalmen en andere gedichten -160 pag 39,90 Querido, Amsterdam. Overtuiging In zijn voorwoord kondigt Hazeu al aan nergens te willen interprete ren, de follow-up van zijn uitput tende materiaal en de hergroepe ring van de feiten leveren volgens Hazeu in brokstukken het mate riaal op dat het profiel maakt, zon der dat de biograaf dit zelf nog eens uit de feiten hoeft te boetseren. Overigens is het juist Hazeus diep ste overtuiging aan de hand van zijn eigen vondsten en bevindin gen dat Slauerhoff ten diepste niet één profiel had maar een tiental. Al deze verschillende gezichten ma ken het uiteindelijke gelaat. De ka rige, zuinige, soms bijna abrupte stijl van Hazeu past zich bij de fei telijkheid van het boek volkomen aan. Als bever vindt hij het vooral van belang waardig in het spoor te kunnen staan van internationale feitenbiografen zoals Sherry over Graham Greene, Leon Edel over Henry James, Frank over Dosto- jevski. Maar een opvallende ontwikkeling in de moderne biografie is toch dat de biograaf meer en direct de con frontatie met zijn onderwerp zoekt, zozeer zelfs dat hij zich met alle eigen voorkeuren en tegenzin- nen 'in de biografie werpt'. Een van de Engelse vernieuwers, Richard Holmes, gaat zover zelfs denkbeel dige gesprekken te voeren met zijn helden en Peter Ackroyd voert in zijn nieuwe biografie van Dickens gezellig gesprekken bij het knap pende vuur met alle vroegere Dic- kensbiografen, inclusief de reeds dode onder hen. Deze nieuwe con frontatiebiografen durven veel fei ten weg te laten terwille van een speculatiever zeggen wat ze zélf vinden. Ze durven het empathi- sche ja te zeggen dat in de meeste traditionele biografieën domineer de maar ze durven ook néé te zeg gen, en al discussiërend hun held in het ongelijk te stellen. Ze kiezen tenslotte én uit de feiten die ze se lecteren én uit de eigen verbeel ding of polemiek een eigen profiel. Dit profiel kan overigens ook voortvloeien uit een vrijwel zich vereenzelvigen met het onder werp. Banddikte Zulks overkwam Hollroyd in zijn Shaw-biografie. Hij vereenzelvig de zich zó met Shaw dat hij op diens karakteristieke manier be gon te lopen en praten, ja zich zelfs in zijn huwelijk ging gedragen als Shaw. Het belette hem niet óók kritisch te zijn tegenover Shaw. Het is jammer dat dit Michel van der Plas wiens Vader Thijmbiogra- fie maar met banddikte door Ha zeu lijkt te zijn geklopt, niet is ge lukt. Van der Plas heeft een sierlij ke stijl en vloeiende verteltrant, die zijn beverachtige biografie daardoor soepeler en beeldender maakt dan het boek van Hazeu, maar Van der Plas is veel te veel en méér dan empathisch. Hij is bijna een hagiograaf maar had het na tuurlijk ook tégen dat de wereld van zijn held - die van de vader landse catholica in de 19e eeuw - een vrijwel obscuur verzonken cul tuurgoed is geworden. Pijnlijk is ook dat men zo gemakkelijk kan vergelijken met hoe het wél kon. Door het boek te lezen namelijk van Lodewijk van Deyssel over zijn vader. Hij schreef het als nauwelijks twin tigjarige en het is een nog altijd for midabel geslaagd evenwicht tus sen de bever in de beschrijving van het dagelijks leven van Vader Thijm en de vlinder. Als vlinder na melijk kiest Van Deyssel zeer soe verein de gebeurtenissen uit het le ven van zijn vader die hij zelf het meest karakteristiek vindt om zijn subjectieve beeld neer te zetten. Het boek bezwijkt niet onder fei ten zoals dat van Van der Plas maar laat veel meer dan de op zich zelf zo bewonderenswaardige en wel definitieve feitenbiografie van Van der Plas, een profiel achter dat, ook als men zich totaal niet in teresseert voor de roomskatho- lieke besognes van Vader Thijm, van begin tot eind menselijk - al-te - menselijk boeit. Presser De confrontatie-biografie waar de biograaf zichzelf met al z'n hebben en houden in gooit om het hoogst bereikbare kritisch profiel neer te zetten kent z'n meest extreme ver schijning in de polemische biogra fie. Daarin probeert de biograaf dus consequent te debunken. Dat heeft verbluffende biografieën op geleverd zoals onze Presser over Napoleon - die hij voorgoed van een de Grote tot een de Kleine maakte - Künzli over Marx, Guil- lemin over Chateaubriand en Meyer over Paap. In de richting van de polemische biografie ging ook de derde voor de biografieprijs genomineerde. Hans van Straten. Hij wilde aan de ene kant gewoon het al jaren ontbre kende vervolg van Paul van 't Veers Multatuli - tot Lebak - bio grafie neerzetten, en aan de andere kant in het spoor treden van Du Perron, die via Multatuli strijd met tijdgenoten leverde. Hans van Stratens boek kwam überhaupt al voort uit een enige dagen durende woede-aanval, nadat Hugo Brandt Corstius in een polemiek over iets totaal anders de hoop had uitge sproken dat Van Straten zijn vól gende verjaardag niet meer zou ha len. Van Straten ergerde zich voor al aan de pretenties van Brandt Corstius die al meer dan tien jaar als de officiële Multatuli-biograaf poseerde maar niets publiceerde. Het boek van Van Straten dat. ove rigens gebaseerd op de authen tieke brieven Multatuli, waar maakt dat Douwes Dekker op zijn minst een zeer problematisch man was, wiens scherpe wendingen vaak weinig karakter vertoonden, kwam hard aan in de Multatuli-ge- meente. Een gemeente die merk waardig genoeg blijkbaar wilde dat er over onze meest tegendraad se schrijver van de 19e eeuw slechts verheerlijkende koekoe- keenzang was, dus een heilige op een sokkel, wel het laatste wat Multatuli zelf zal hebben gewild. Strijdlustig De nominatie van Van Straten was misschien ook wel de beloning voor de strijdlustige amateur. Er zijn nogal wat strijdlustige ama teurs aan de slag met biografieën momenteel in ons land, er is duide lijk van een geweldig opwaartse beweging sprake, de beschrijven de bibliografie van de jury voor de Dordtse Academie vermeldt meer dan 300 verschenen titels in de af gelopen twee jaar. Het meest be moedigend is dat dit activisme voor de nieuwe biografie te onzent samenvalt met het recente ver schijnen van zeer sterke moderne confrontatie-biografieën, waar de biografen zich volledig hebben in gegooid, ik bedoel de biografieën over Bolland. Joris Ivens en Beel van respectievelijk Otterspeer, Schoots en Giebels die nu al na drukkelijk hun kandidatuur lijken te stellen ter nominatie voor een volgende biografenprijs. Martin Ros foto Hans Vermeulen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 20