l
Afrika is niet kapot te krijgen
Schatten
van een
continent
kunst cultuur
VRIJDAG 22 DECEMBER 1995
Hoofd, Ife
In eerste instantie lijkt het enorm,
overweldigend. Africa, the Art of a
Continent, niet meer en niet minder.
Menselijke bezigheid vanaf, schrik
niet, ruim anderhalf miljoen jaar
geleden tot heden uit dit hele
onmetelijke werelddeel waar ooit de
mens is ontstaan. Dus ook uit het
oude Egypte, uit Ethiopië, Zuid-
Afrika en het westelijke
Middellandse Zee-gebied. Een
prachtige maar als handcatalogus
niet te gebruiken boekwerk van 600
pagina's dat 3.5 kilo weegt.
De openingszin: 'Deze monumentale
tentoonstelling heeft zijn weerga niet
in de geschiedenis van de kunstwereld.
Nog nooit werd er zo'n rijke en uitgebreide
collectie aan Afrikaanse voorwerpen en
artefacten uit z'n tijdsspanne bijeenge
bracht'. Enzovoorts, superlatieven wor
den op superlatieven gestapeld tot het je
duizelt. En- is dat wel helemaal waar?
Reeds in 1970 werd er in Zürich in het
Kunsthaus en later in de Villa Hugel in Es
sen een poging gedaan de kunst van Afri
ka als een geheel voor te stellen aan de
hand van ruim duizend voorwerpen, onge
veer een kwart meer dan er nu in Londen
te zien zijn.
Behalve die wat overtrokken juichkreten
hoorde je fluisteren, mopperen zelfs: heel
die collectie is door één man uitgekozen,
en die Tom Phillips, een Britse kunstschil
der, is weliswaar zelf een hartstochtelijk
verzamelaar van Afrikaanse kunst, maar:
geen wetenschapper, hij is een echte ama
teur. In de goede zin van het woord welis
waar, maar hij heeft, uiteraard, zijn blinde
vlekken en zijn stokpaardjes, en dan nog:
wie kan dit kolossale geheel op zijn eentje
overzien? Hoe was het mogelijk dat die
man alleen de vrije hand kreeg nadat eerst
toch de zeer competente Susan Vogel van
het Museum for African Art in New York
met de leiding was belast? Wat een uitda
ging! Weerstand op voorhand gegaran
deerd, en terecht.
Pro's en contra's dus. ook in de besprekin
gen die ik onder ogen kreeg. De gekozen
afbeeldingen daarbij deden soms het erg
ste vrezen. Was het wel de moeite naar
Londen te gaan na al die schitterende
Afrika-tentoonstellingen die er de laatste
jaren te zien zijn geweest? Had ik het be
langrijkste niet reeds allemaal onder ogen
gehad? Ik aarzelde geruime tijd. Kocht
eerst de catalogus en bestudeerde die.
Werd toch enthousiast. Ben gegaan en
heb daar geen spijt van. Maar ik ben niet
zonder kritiek. We zijn immers, wat ik al
zei, de laatste jaren verwend, de Afrikaan
se scheppingen zijn in een eeuw tijds in
het westen opgewaardeerd van ethnogafi-
sche curiosa tot volwaardige kunst, \aak
zelfs van de hoogste orde.
Teleurstelling
Foto linksboven: Bafum Koning, Kameroen
Foto rechtsboven: Moeder-en-kind Nkisi uit het Vol
kenkundig Museum in Leiden.
Foto linksonder: Nubisch meisje
Foto rechtsonder: Bamileke-masker
illustraties uit tentoonstellings-catalogus
Wie de tentoonstelling betreedt na de ca
talogus te hebben bestudeerd, wacht on
middellijk een grote teleurstelling. In de
eerste zaal. of 'Gallery' zoals de ruimten in
Burlington House heten, ontbreken na
melijk de inzendingen van het Egyptisch
Museum in Cairo die op het laatste mo
ment (ze stonden ingepakt, beweert men)
om ingewikkelde politieke redenen het
land niet uit mochten. Hoewel de bedoel
de stukken vervangen werden door voor
werpen uit andere musea en collecties,
lukte dat zelden op hetzelfde peil, zoals
bijvoorbeeld wel met het hoofd van een
Amarna-prinses. door Berlijn geleend.
Een nog grotere leemte is er in de zaal met
Djenné- en Nok-sculpturen. Daar ontbre
ken alle inzendingen uit particuliere col
lecties, ze worden op lichtbeelden ge
toond. Dit staat in verband met het feit
dat er de laatste jaren zoveel illegaal opge
graven kunstschatten ook weer illegaal
Afrika uitgesmokkeld worden en dan in
de kunsthandel terecht komen. Sommige
Afrikaanse landen eisen dit kunstzinnig
patrimonium op. Zo ontstonden er moei
lijkheden met Britse verzekeringsmaat
schappijen die eventuele inbeslagname
vreesden, kortom: het is allemaal wel te
begrijpen dat men van het exposeren van
de betreffende stukken afzag maar... dat
had bij een tentoonstelling van deze im-
Lydenburg Hoofd
portantie in een vroeger stadium dienen
te gebeuren. Nu voelt men zich als bezoe
ker nogal genomen door het ontbreken
van zoveel beloofd moois. En om dan nog
even door te zeuren: inderdaad blijkt het
grote bezwaren te hebben als een man
zo'n mega-tentoonstelling bij elkaar kiest,
zeker wanneer dat een kunstenaar is.
Er heeft zich in de loop van deze eeuw een
merkwaardige omkering in de waardering
van Afrikaanse kunst voltrokken, en al
tijd waren kunstenaars de voortrekkers
op dat gebied. Honderd jaar geleden be
gonnen Franse avant-gardisten maskers
en voorouderbeelden te verzamelen, gelei
delijk volgden de gegoede burgerij, de mu
sea. Nadat de Afrikaanse kunst de wester
se kunst zeer grondig had beïnvloed en op
dwaalsporen had gezet, volgde in de twee
de helft van deze eeuw bij de kunstenaars
een voorkeur voor totaal verweerde graf-
stèles, door termieten aangevreten beel
den en andere afgedankte zaken die waar
achtig veel leken op de rommel die hiér
door 'kunstenaars' werd gemaakt. Een
echt fijn, mooi afgewerkt Yoruba- of Baule-
beeld is nauwelijks nog in tel, een beeld
dient thans liefst van onder tot boven ge
groefd, gespleten en ontluisterd te zijn, of
met korstige viezigheden bedekt. Ofwel
het moet 'zweten', het glibbert uitje han
den door het afscheiden van de vetbe-
standdelen die er ooit ter verering inge
wreven werden.
Belabberd
Tom Phillips zou geen moderne kunst
schilder zijn wanneer hij niet ook gezwicht
was voor deze trend, maar gelukkig niet te
vaak. Zijn smaak op het gebied van weef
sels vind ik belabberd, en zijn bezwaar te
gen maskers (toch het eerste waar men bij
Afrikaanse kunst aan denkt!) als zijnde
slechts 'fragmenten' onbegrijpelijk. Voor
hem dient een masker compleet te zijn,
dus met alle entourage erop en eraan die
de danser verbergt. Zelfs een matig Son-
gye-masker (6-4.53) doet hem dan zwijme
len: 'Het heeft nog die verbazingwekken
de macht die maakt datje hart het haast
begeeft bij zo'n door toortsen verlichte
maskerade met trommels en stampende
voeten'. Daarentegen presenteert hij
maar liefst in de twintig miniatuurmas
kers van de Dan, omdat die zogezegd
'compleet' zijn. En wat te denken van de
vijf zeteltjes die opgesteld werden als een
totempaal? (4.7). Nog meer bezwaren? De
opstelling. Zelfs de allermooiste dingen
staan heel slecht opgesteld, of ze werden
beroerd verlicht, zodat ze niet tot hun
recht komen. Wie kreeg het idee om die
schitterende 'Man van Tada' ongeveer op
de grond te plaatsen zodat je er bij neer
knielen moet. wat vele bejaarde bezoekers
niet meer kunnen. Of om dat majestueuze
Bamileke-masker. het pronkstuk uit de
Harter-collectie ergens veel te hoog in
vlak licht neer te zetten? (5.16). Waarom
die overdaad aan hoofdsteunen? Ak
koord. ze zijn sinds het oude Egypte in
soms dezelfde vormen overal in gebruik,
maar dat vereist niet zoveel bewijsexem-
plaren, juist omdat er dan plaats geweest
was om de grote leemtes op andere gebie
den een beetje te vullen.
Het wordt hoog tijd op te merken dat er op
deze tentoonstelling ook buitengewoon
veel te genieten valt. De ronkende aan
kondigingen mogen dan wat afschrikken,
het feit blijft dat elke liefhebber van Afri
kaanse kunst, ook de meest verwende die
alle grote exposities van de afgelopen ja
ren bezocht, voor verrassingen komt te
staan, of voorwerpen uit ver over de aarde
verspreide musea met verrukking terug
zal zien. Zoals de ongelooflijk mooie maar
zo deerlijk door intensief gebruik verweer
de bronzen 'Man van Tada.' en de weerga
loze bronzen Ife-hoofden. De indrukwek
kende bronzen struisvogel (5.73 b), 137 cm.
hoog, met zijn fraai gestyleerde pluim
staart en vleugels en het arrogante kleine
kopje, meesterlijk getroffen. Nooit nog
werden er terracottakoppen uit Lyden-
burg, Zuid-Afrika, uitgeleend (er zijn er
twee van de zeven). Zo onthek je de ene
schat na de andere. Ook van heel dichtbij
zie je met vreugde beelden terug, zoals de
magnifieke Moeder-en-kind Nkisi (4.10)
uit het Volkenkundig Museum in Leiden,
of de raadselachtige Nigeriaanse (Idoma?)
figuur uit een Rotterdamse verzameling
(5.51).
Samenvattend: ondanks de kritische
kanttekeningen is deze tentoonstelling de
reis naar Londen zeker waard. Krijgt u
spijt niet gegaan te zijn. dan is er nog een
kans hem te zien, maar dan moet u er voor
naar New York. Hij zal er in het Guggen-
heimMuseum van 18 juni tot 22 september
zijn.
Hans Warren
AFRICA. The Art of a Continent - tot en met 21
januari 1996 in The Royal Academy, Burlington
House, Piccadilly, Londen (metro: Green Park
of Piccadilly) - gesloten van 24 tot en met 26 de
cember, verder dagelijks geopend van 10.00 tot
18.00 uur- entree: 5 pond. paperback-editie ca
talogus 25 pond