Terneuzense moorden doen het goed als fictie Kinderarbeid heeft ook goede kanten PZC Jacob Vis' verzonnen werkelijkheid reportage 27 ZATERDAG 25 NOVEMBER 1995 Het was een week na de dubbele moord. De buurvrouw, die haar hond 's avonds niet meer durfde uitlaten, klampte een kennis aan. Ze waren het snel eens. De moorden waren gepleegd door een louche, korte, dikke Terneuzenaar. Ja, eigenlijk ook weer geen échte Terneuzenaar; het was import. De politie had hem al eens eerder opgepakt voor zware zaken. De buurvrouw huiverde. Iedere keer weer als ze nummer 27 passeerde, dacht ze aan dat flitsende mes. Want het had in de krant gestaan: het was met een mes gebeurd. Over die andere moord, een halfjaar eerder in hetzelfde huis op de hoek van de Dijkstraat en de Dijkgang in de Terneuzense binnenstad, had de politie nooit veel losgelaten. Omwille van het onderzoek, zeiden ze dan. Drie vermoorde prostituées in nauwelijks een halfjaar tijd. En in hetzelfde pand. Het luidde de ondergang van de ooit zo trotse winkelstraat in. Op het gewraakte hoekpandje kalkte een binnenstadsbewoner z'n kille constatering: Terneuzen Moordstad! De moorden werden nooit opgelost. Een paar jaar geleden werd nummer 27 gesloopt. Auteur Jacob Vis: Wat ik schrijf komt meestal overeen met de werkelijkheid. foto Freddy Schinkel mBBWI Het inmiddels gesloopte huis in de Terneuzense Dijkstraat, waar de prostituées werden vermoord. foto Henk Hommers Het lichaam van de 24-jarige Kaapver- diaanse Helena Merdonca werd op zaterdag 20 juni 1987 gevonden door een medewerker van de huisbaas, die weke lijks de huur ophaalde, maar voor een ge sloten deur kwam. Op dinsdag 1 decem ber werd de politie opnieuw gealarmeerd door de huisbaas. Nu lagen er twee lijken. De 38-jarige Guarda Lupe Rosa Espinal en de 18-jarige Rosanna Hidalgo Man- zuela waren twee dagen eerder met mes steken vermoord. De twee, geboren in Santa Domingo in de Dominicaanse Re publiek, hadden er een paar maanden te voren hun intrek genomen. In tegenstel ling tot Merdonca hadden ze nauwelijks contact met de buurt. Rosa keek naar de man die voor haar raam in de doodstille straat stond. Hij staarde haar aan alsof hij alle details van haar lichaam in zich op wilde nemen voor hij het besluit nam naar binnen te gaan. Zelfs in het halfdonker van de straat zag ze zijn ogen met de harde, taxerende blik van een ervaren hoerenloper. Deze man nam de tijd. Heel anders dan de meeste klanten in het Zeeuwse stadje die als schimmen door de Dijkstraat slopen en nauwelijks htm hoofd durfden op te heffen uit angst dat ze door stadgenoten werden herkend... De twee moordzaken stonden los van el kaar. Daarvan is de politie steeds uitge gaan. Inspecteur Henk Siersema, leider van het rechercheteam in de zaak Mer donca en lid van het team dat de zaak Ro- sa/Rosanna onderzocht, zegt nu: „De ver dachte in de eerste zaak zat nog vast op het moment dat de twee anderen werden vermoord. En verder was er geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat er wèl een verband bestond. We hebben die twee zaken ook direct heel duidelijk ge scheiden omdat je je anders toch teveel in je onderzoek zou beperken en zaken onbe wust zou vermengen. Daarom ook heb ik als teamleider van de Merdonca-moord heel bewust wat meer afstand genomen bij het tweede onderzoek." Souteneur Eén overeenkomst was er overigens wèl: de drie vrouwen vertoefden vóór hun Ter neuzense periode in de Randstad. Sier sema: „Merdonca had daar haar eigen souteneur, Rosa en Rosanna zijn door an deren naar Terneuzen gehaald. Niet door een enkeling, maar in georganiseerd ver band. Er is inderdaad wel gesproken over een syndicaat dat zich bezighield met vrouwenhandel, chantage en drugskoe riers. De twee vrouwen werkten, voordat ze naar Terneuzen kwamen, op verschil lende plaatsen in Nederland. We hebben hun gangen zo goed en zo kwaad als het ging nagegaan, maar uiteindelijk leverde het allemaal niets op. Terwijl wij, vooral in die tweede zaak, toch maanden later nog volop tips en aanwijzingen binnen kre gen." De moorden luidden de ondergang in van de Dijkstraat als belangrijk onderdeel van het Terneuzense uitgaanscentrum. In de jaren zestig en zeventig tierde de prostitu tie er - gevoed door de haven en door de opkomst van de industrie - welig. Maar in 1980 was de wijkraad de overlast, die de aanwezigheid van de hoeren achter de ra men en in de clubs veroorzaakte, zat. De gemeente besloot tot stadsvernieuwing en meter na meter verloren de prostitutie en criminaliteit terrein. Bij invallen in de enig overgebleven nachtclub Erotic Para dise stuitte de politie nog wel op wat Co lombiaanse en Dominicaanse vrouwen zonder verblijfsvergunning, maar toen ook die club de deuren sloot, was definitief met het ruige verleden afgerekend. Leek het. Want nu, in 1995, loopt de buurt op nieuw te hoop. Nu tegen de drugshandel. De man knikte. Rosa stond op en trok met een ruk het gordijn dicht. Ze liep naar de aangrenzende kamer en schudde Rosan na wakker. Die keek haar lodderig aan, maar was klaarwakker toen ze de blik in Rosa's ogen zag. Ze trok een kamerjas aan, greep de ploertendoder onder het bed vandaan en verstopte zich achter het scherm in Rosa's kamer. Rosa liet de man binnen. In het nauwe gangetje leek zijn ge stalte nog imposanter. De vijftiger Jacob Vis uit Kampen schrijft misdaadromans. Toen de Telegraaf een pagina wijdde aan de moord op de prosti tuées besloot hij zich in de vrouwenhandel te verdiepen. Z'n vergaarde kennis ge bruikte hij voor z'n vijfde boek, De Infil trant, thriller over vrouwenhandel. Het is pas verschenen. Vis, in het dagelijks leven districtshoofd van Staatsbosbeheer: „Ik heb direct na die dubbele moord gesprek ken gehad met twee Rotterdamse recher cheurs die zich, als enigen in Nederland, echt alleen maar bezighielden met de vrouwenhandel. Van hen heb ik veel opge stoken. En ook Henk Siersema was erg be hulpzaam." Onverwacht Ze troffen elkaar verschillende keren. Eén van die gesprekken nam een onverwachte wending. Nu, jaren later, loopt de lezing van de twee gesprekspartners nogal uit een. Vis: „Het gebeurde op het moment dat Siersema de proloog van m'n boek las. Ik zat tegenover hem en zag z'n gezicht steeds somberder worden. Opeens - ik herinner het me nog heel goed - keek hij op en zei: Jij bent de dader! Hij dacht dat ik hem had beduveld en nu op een inge wikkelde manier kwam bekennen. Ken nelijk had ik precies beschreven hoe het was gebeurd. Hij heeft me toen een soort verhoor afgenomen. Of het nu een uur heeft geduurd of vijf minuten... gelukkig heb ik hem er snel van kunnen overtuigen dat ik het echt niet had gedaan." Henk Siersema haalt de schouders op. „Toen ik die proloog had gelezen, heb ik zoiets gezegd als 'verdorie, jij zou het wel gedaan kunnen hebben'. Het zat inder daad heel goed in elkaar. Maar verder vind ik - Vis heeft me het boek toege stuurd; ik heb het inmiddels gelezen - het taalgebruik stuitend en een beetje vunzig. Die taal bezigen we hier als politie niet. Maar ach, op zich is het een aardig boek van een boswachter met een leuke hob by." Jacob Vis: „Ontkent hij dat hij mij verdacht? Tja, het is natuurlijk al even ge leden. Maar ik weet zeker dat het zo is ge gaan. Ik vond het zelf ook een vreemde ervaring. Maar ik heb het wel vaker gehad." Hij deed de voordeur op slot met de sleutel die hij in Rosa's kamerjas vond. Hij sloot ook de achterdeur af, waarvan de sleutel in het slot stak, liep over het paadje in de tuin naar de dijk en gooide sleutels in de haven. Het ivas nog steeds doodstil op straat. Een halfuur later zat hij in de trein naar Parijs. Een halfjaar nadat hij het manuscript van z'n derde boek 'Het Hoofd' had ingeleverd, vond een bosarbeider in een bos .tussen Kampen en Dronten het lijk van een ver moorde man. Toen Vis het hoorde schrok hij zich rot. „Dat die Turkse man precies op de plek waar in mijn boek ook een lijk was gevonden, werd aangetroffen, was een hele gekke ervaring. Trouwens met m'n eerste boek, 'Prins Desi', had ik iets soort gelijks. Wat ik schrijf komt meestal over een met de werkelijkheid. Ze hebben me weieens paranormale gaven toegedicht. Tja..." In 'De Infiltrant' stuurt de Recherche in formatie Dienst haar beste agent af op ko lonel Lazaro, chef van de veiligheids dienst in Santa Domingo en belangrijke spil in de vrouwenhandel. Tegelijkertijd ontrafelen RID-agenten in Nederland en België een dat sekshuizen voorziet van Thaise en Dominicaanse prostituées. Vis beschrijft het allemaal beeldend en span nend. En het begint allemaal met de dub bele moord in de Terneuzense Dijkstraat. Jacob Vis - eigenlijk is het Job, maar bij z'n vorige uitgeverij vonden ze dat Jacob beter bekte - geeft toe dat het boek wel erg lang na de dubbele moord verschijnt, „Het heeft inderdaad lang geduurd. Bij Spectrum vonden ze het verhaal destijds te gruwelijk. Na veel gediscussieer is het toen op de plank blijven liggen. Tot ik overstapte naar uitgeverij Elessy. Daar durfden ze het wèl aan." In het boek bedie nen de infiltrant en de doorgewinterde re chercheurs zich van methoden, waarvan de commissie Van Traa zeer zou opkijken. Vis. die nog maar eens bewijst dat hij in derdaad paranormaal begaafd is, laat 'zijn' minister opmerken: „Wat u en ik vin den is niet interessant. Interessant is al leen de vraag hoe wij de wet hebben toege past. En in de gevallen die u noemde is die wet met reuzenschreden overtreden. Het was gewoon moord." In juni stonden ze in hetzelfde huis bij het lijk van Helena M., een Kaapverdiaanse hoer die sinds twee jaar in Nederland werkte. Markus analyseerde de moord die smerig en onmethodisch was uitgevoerd: werk van een amateur. Helena was een kleine dealer. Wraak om een mislukte co caïnedeal leek het motief voor de moord. Manders zocht de daders in het groepje Suritiamers die in Terneuzen de drughan del controleerden. Ondanks maanden lang speurwerk werd de moord niet opge lost. omdat de vermoedelijke dader op de dag na de moord naar Paramaribo ivas gevlucht. De achterblijvende Suritiamers hielden hun mond en verplaatsten hun handel naar Vlissingen." Jacob Vis: „Hier en daar heb ik het boek wel iets aangepast. Maar dat onderzoek van de commissie Van Traa is niet van in vloed geweest. Tja... en dat mijn hoofdoffi cier van justitie toevallig Vrakking heet.. Die namen pik ik meestal uit het telefoon boek of zo. En Vrakking is toevallig de achternaam van m'n schoondochter." Volgens Vis is er op het gebied van de vrouwenhandel sinds de moorden in Ter neuzen absoluut niets veranderd. „Ik heb de indruk dat die business nog steeds niet serieus wordt genomen. Ja, in België wel. Maar dat heeft, alles te maken met de be langstelling die Koning Boudewijn voor die handel had, In ons land durven politici het niet aan, bang als ze zijn zich te bran den." Afrekening Vis denkt dat de dubbele moord een afre kening in het milieu was. Siersema zit op dezelfde lijn. „Het onderzoek was erg om vangrijk. We hebben echt overal in Neder land gezeten. Maar of het nu in Den Haag, Rotterdam of Arnhem was... alle sporen liepen dood. We hebben nooit boven tafel kunnen krijgen welke groep er achter zat. Wèl was duidelijk dat het om een strak georganiseerde club ging. En juist in dat milieu rouleert alles als een gek. Op het moment dat je denkt de zaak in beeld te hebben, wordt alles weer omgegooid. Toen we in Den Haag die 52-jarige Am sterdammer van Spaanse afkomst oppak ten, dachten we toch heel dicht bij de da der te zitten. Die man bleek de regisseur te zijn, die bepaalde wie waar terechtkwam. Hij moet hebben geweten waarom die twee vrouwen in Terneuzen zijn neerge zet. Hij had aangekondigd dat hij met din gen voor de dag zou komen, maar tijdens de verhoren hield hij z'n mond." Vis: „Het was duidelijk een afrekening. Die eerste moord had te maken met drugs." Maar ook in de tweede zaak kun nen drugs een rol hebben gespeeld. Sier sema: „De belangrijkste verdachte in de zaak Merdonca hebben we uiteindelijk moeten laten gaan bij gebrek aan vol doende bewijs. Terwijl we er heilig van overtuigd waren dat we goed zaten. In de tweede zaak idem dito. Frustrerend? Ach, leuk is het niet. Maar op een bepaald mo ment ga je weer over tot de orde van de Wout Bareman Citaten afkomstig uit 'De Infiltrant' van Jacob Vis Uitgeverij Ellessy. ISBN 90-70282-16-X - f 29,95 gulden. Kinderarbeid krijgen we via de media vooral als vorm van moderne slavernij voorgeschoteld. Liefst vandaag nog afschaffen, is een voor de hand liggende reactie. Maar menig kind raakt juist van de wal in de sloot als het niet meer mag werken, zo waarschuwen uitgerekend beschermers van kinderrechten. De grote vraag voor hen is waar werkende kinderen wèl iets mee opschieten. „Ik vrees dat de boycotter vooral zichzelf het gevoel bezorgt dat hij iets goeds gedaan heeft." Over één ding zijn bestrijders van kin deruitbuiting het eens. Extreme mis standen künnen gewoonweg niet. Gevaar lijke dampen opsnuiven in een chemische fabriek, als een dier opgroeien in een mijn, sex-toeristen aan hun gerief moeten hel pen. Allemaal uit den boze. Kinderen ho ren ook niet met cocaïne de grens over te steken. Maar de eensgezindheid verdwijnt zodra ergens een label - 'gegarandeerd geen kinderhand aan te pas gekomen' - komt te hangen. De socioloog professor Ben White spreekt zelfs van het récht van kinderen om te werken. Hij deed onderzoek naai- kinder arbeid in Indonesië. In dat land bezocht hij samen met minister Pronk een rotan atelier. Op de vraag waarom een twaalfja rige werkneemster niet in de schoolban ken zat, zei het meisje zelf dat ze nu ten minste een goede baan had. Wie kon haar garanderen dat die baan er over een paar jaar nog zou zijn? Bovendien zou ze als scholier zonder geld zitten. „Wat moet je dan zeggen", vindt Ben White. White staat uiterst gereserveerd tegen over boycotacties. „Ik vrees dat de boy cotter vooral zichzelf het gevoel bezorgt dat hij iets goeds gedaan heeft." Hij is ge schrokken van wat in Bangladesh gebeur de met naar schatting veertigduizend IS BOYCOTT THE ANSWER? Source1LO Keporl Fragment uit Indiase muurkrant voor werkende kinderen. jeugdige textielarbeiders, merendeels meisjes. Door een dreigende boycot, voor al door Amerika, raakten zij hun werk kwijt. Onderzoekers van onder andere UNICEF zochten zevenhonderd ontsla gen kinderen op. Ongeveer de helft zat thuis. Anderen hadden een nieuwe baas gevonden, maar werkten langer, voor minder geld en onder slechtere omstan digheden. Slechts één van de kinderen bleek naar school te gaan. Ook zijn er be richten over meisjes die in de prostitutie zijn beland. Snoepfabriek De scepsis van Ben White en geestverwan ten over internationale boycots en keur merken wórdt mede ingegeven door het geringe effect van dergelijke acties. Zo werken in Indiase luciferfabrieken veel kinderen. Allemaal lucifers voor de bin nenlandse markt. Het is maar een van de vele voorbeelden. Hoe moet het met de controle, vragen cri tici zich verder af. „Ik heb eens gelezen dat in Egypte op elke twintigduizend werk plaatsen één inspecteur rondloopt", ver telt Stan Meuwese van Defence for Child ren International. „En als je alleen al ziet hoe moeilijk het is in België de veeartsen te controleren. Hoe moet het dan in India waar het kopen van een treinkaartje al in gewikkeld is?" Wat helpt dan wel? „Het onderwijs verbe teren", is een veelgehoorde wens. Ben White verwijst hierbij naar een Pakistaan se onderzoeker die tijdens een discussie over kinderarbeid zei: „Ik zou mijn hond nog niet naar school sturen in Pakistan." Extreme uitbuiting bestrijden moet vol gens White met steun van de lokale bevol king en pers. In Thailand publiceerde de Bangkok Post over jeugdige inpakkers die niet weg konden uit een snoepfabriek. Sommigen waren verlamd omdat ze zo lang moesten zitten. „Je ziet dan dat cor rupte politiemensen als gevolg van de pu blieke aandacht toch ingrijpen." Uniform Maar er zijn nog andere, èn verrassende, initiatieven die verbetering in de situatie van kinderen kunnen brengen. Ergens in het zuiden van India hebben kinderen een bos aangeplant. Een idee dat een paar jaar geleden aan het brein van een achtjarige jongen is ontsproten. Inmiddels steken de toppen boven het hoofd van de bedenker uit. Het bos moet hemzelf en andere kin deren een toekomst bieden. Zo is er bam boe om manden van te maken. Er zijn bo men die ingrediënten leveren voor medi cijnen. Het is een van de kleine succes-verhalen van de Indiase voorvechtster van kinder rechten Nandana Reddy. „Die jongen kwam op deze gedachte via een hele theo rie over milieu, migratie en kinderarbeid", zegt zij tijdens een kort bezoek aan Neder land. Dat de mening van kinderen zwaar telt, staat voor Nandana Reddy als een paal boven water. Haar dagelijkse werk voor de Indiase organisatie The concerned for working children' is daarbij een inspira tiebron. Zo had zij nooit verwacht dat kin deren het liefst in uniform naar de scho lingscentra van deze organisatie gaan. Uit gebrek aan behoorlijke kleren. Maar ook omdat een schooluniform hen het gevoel geeft dat zij ergens bijhoren. Nandana Reddy is voorzitter van een werkgroep die wereldwijd onderzoek doet naar werkende kinderen. Volgend jaar ko men de conclusies naar buiten. Maar nu al staat vast dat er geen simpele plannen uit zullen rollen. Alleen al omdat kinderar beid niet altijd verwerpelijk is. „Zo is er niets mis mee als kinderen op een boerde rij spelenderwijs leren melken", vindt Reddy. Zij zet vraagtekens bij 'de zogenaamd per fecte situatie in het westen' Er zijn aan wijzingen dat steeds meer kinderen in Amerika en Engeland werken. „Kennelijk is kapitalisme ook niet de oplossing." Medemenselijkheid In de derde wereld wemelt het van de or ganisaties die aan de weg timmeren voor werkende kinderen. Dat we daar bar wei nig over horen, is een doorn in het oog van antropologe Olga Nieuwenhuys, Zij deed in India onderzoek naar kinderarbeid. Zelf is ze vooral gecharmeerd van de In diase centra van een Katholieke congre gatie, de Salesianen, Op straat levende kinderen kunnen er binnen lopen om tele visie te kijken of een verpleegkundige te raadplegen. Zij kunnen ook in een hoekje slapen. Of hulp krijgen bij het halen van een diploma of bij het herstel van het con tact met hun ouders. De broeders organiseren yoga en straat theater. „In plaats van een sfeer op te roe pen van slavernij, versterken zij de eigen waarde van kinderen", vertelt Olga Nieu wenhuys. „Zij bezoeken ook restaurants en hotels waar het gewoon is als kinderen van zeven uur 's ochtends tot elf uur 's avonds bedienen. Bij de werkgever doen ze een beroep op zijn medemense lijkheid. Op zijn gevoeligheid voor de be hoefte van een kind om ook eens te ont spannen of met een leeftijdgenoot te pra ten." Weefscholen Van oudsher leren kinderen oude am bachten al doende. Ook in de Indiase ta pijtwereld is jong beginnen het motto. De overheid heeft nu weefscholen opgericht, maar Olga Nieuwenhuys heeft daarover gehoord dat het daar nog beroerder is dan in de tapijtfabrieken. Toch voelt zij niets voor het keurmerk dat tegenwoordig aan sommige Indiase tapij ten hangt, een garantie dat er geen kinder handen aan te pas zijn gekomen. Het ef fect is dat de kinderen voortaan aan de goedkopere kleden werken, denkt zij. „Of ze leren het vak niet en dat betekent weer dat deze industrie ten dode is opgeschre ven. Wat moeten de kinderen dan?" Dan 'is het zinniger om de toestand op de weef scholen te verbeteren, vindt zij. Bij Ben White thuis komt een Indiaas ta pijt er hoe dan ook niet in. Met of zonder label over kinderarbeid. Want de gedach te dat een volwassene het onder slechte omstandigheden heeft gemaakt, spreekt hem net zo min aan. Een keurmerk ziet hij alleen zitten als er iets op staat als 'onder goede omstandigheden gemaakt, gezien de situatie in dat land'. White: „Die garan tie zou me wèl een beter gevoel over zo'n tapijt geven." Wang An Oe

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 27