Barney verbeeldt zijn wensdromen Juist die spontaniteit van het doorleefde PZC Bram van Velde in de Lakenhal kunst cultuur 20 Romantische reis met Fodor VRIJDAG 27 OKTOBER 1995 Beeld van de opening van Matthew Barneys expositie, afgelopen zaterdag in Boymans-van Beuningen in Rotterdam. In tien zalen in de oude vleugel van het Museum Boymans- van Beuningen maakte de schil derkunst afgelopen weekeinde plaats voor tastbare schimmen van fitnesstoestellen, worstel- matten, halters en vooral video monitoren. De toestellen zijn - niet helemaal 'natuurgetrouw' - vervaardigd van een roomwit materiaal dat smeltbaar lijkt. Eén apparaat heeft zelfs een ge koelde ruimte nodig, maar dat komt omdat het is ingevet met vaseline. Het geheel vormt de tentoonstelling die een indruk moet geven van het werk van de 28-jarige Amerikaan Matthew Barney. Het is in deze omvang een wereldprimeur. In Barneys werk komen facetten van de tijdgeest tot uiting. De helden van zijn jongensjaren wa ren de football-ster Otto en de boeienkoning Houdipi. Daarop volgden legendarische mannen uit strip- en video-verhalen: figu ren met bovenmenselijke krach ten. Verlangen Het verlangen om menselijke be perkingen teboven te komen heeft vroeger en nu veel litera tuur en kunst opgeleverd; denk maar aan het Icarus-thema bij Bruegel en Couzijn. Barney dacht aanvankelijk aan een car rière in de sport, brak nadien een medische opleiding af en ging in stallaties maken en video's. Hij leeft er zijn wensdromen in uit. De toestellen zijn op zichzelf niet interessant, maar ze worden ge bruikt in de video's. Met bergbe- klimhaken bijvoorbeeld gaat een vreemd uitgedoste maar toch waar het er op aankomt naakte man langs het plafond van een vertrek. Zaalvullend wordt een installatie waarin een pad tussen twee pla teaus (ze moeten geplette testi kels voorstellen) naar een ope ning voert waarachter we de baarmoeder moeten vermoeden. Op de plateaus zijn racemotoren geplaatst. Het lichaam is van oudsher een belangrijk thema in de beeldende kunst. Dat blijkt ook op de huidige 'Album'-ten- toonstelling uit het fotobezit van het museum. Vroege kerkvaders zeiden lelijke dingen over het sterfelijke lijf; oude Grieken ver heerlijkten het. Tegenwoordig wordt het lichaam even dikwijls ontluisterd als opgehemeld. Zo wel het pinup-ideaai als het besef van verval spelen daarin mee. Blijkens video's van Barney boeien hem bodybuilders, tra vestieten en figuren die voor SM- sexualiteit zijn toegerust. Hij is dus op zijn plaats in het museum dat ook Greenaway eens de ruim te heeft gegeven. Cremaster Enkele video's hebben de titel 'cremaster' gekregen, genoemd naar een spier die de penis op prikkels laat reageren. Het jong ste exemplaar is door het mu seum aangekocht. Het duurt veertig minuten. Boven een nachtelijk sportveld tussen lege tribunes bevinden zich twee zep pelins (die later grote luchtbal lonnen blijken te zijn). In de luchtschepen zijn vier stewardes sen die maar wat verveeld zitten of lopen rond een tafel waai- drui ven op liggen. De druiven garne ren een groot, Des Bouvrie-wit model van de vrouwelijke eilei der, Onder de tafel, in een benau wend kleine ruimte, trekt een lig gende vrouw - schaars gekleed maar voorzien van kousen en jar retelles - druiven door een ope ning in het kleed dat de tafel be dekt. Met die druiven maakt ze figuren die op het sportveld worden uit gevoerd door lopende danseres sen in dubbeldeks-hoepelrok ken. Soms heeft zo'n figuur de vorm die we kennen van recla mes voor maandverband. Het ge heel wordt begeleid met een drenzerige musicaldeun. Of de lopende danseressen dan sen kunnen valt niet te zeggen. Zeker is dat Barney geen boeien de choreograaf is. Zijn video-ver- halen suggereren betekenissen die tot diep in het onderbewuste reiken. Er is er ook een met vech tende satyrs. In de welverzorgde kleine catalogus wordt gepoogd om wat weer te geven van die be tekenissen waai- Barney zelf naar zijn zeggen geen woorden voor heeft. Maar zoals in negen van de tien gevallen, vergen ook zijn vi deo's meer geduld dan zij belo nen. Vooral daarin zijn ze van ge wone recht toe recht aan-kitsch te onderscheiden. Dolf Welling Expositie: Matthew Barney, ob- jekten, installaties en video. Mu seum Boymans-van Beuningen. t lm 31 december. Op een portret van Jan Willem Pie- neman uit 1848 overziet de schat rijke steenkoolhandelaar Carel Jo seph Fodor met een tevreden glim lach de expositie die het Amsterdams Historisch Museum (AHM) aan zijn schilderijen wijdt. Bij zijn dood in 1860 liet hij de gemeente Amsterdam maar liefst 877 tekeningen, 302 pren ten en 161 schilderijen van eigentijd se kunstenaars na. Het waren de hoog tijdagen van schilders als Schelfhout, Koekkoek en Schotel en dat maakt Le vende Meesters tot een romantische reis door de ongerepte natuur van 19e eeuws Nederland. Dat Fodors tekeningen en prenten op deze expositie ontbreken is geen ge mis omdat de vele tientallen oliever ven al meer dan genoeg tijd vergen. In glanzende, goudkleurige krullijsten hangen de meeste schilderijen op rek ken boven en naast elkaar. De top stukken prijken op de muren en krij gen extra licht door een ingenieus sys teem van spotjes. Het AHM heeft de werken voor deze gelegenheid een schoonmaakbeurt gegeven en dat geeft ze een luister die het. hardnek kige 'bruine' imago van dit tijdperk doet vergeten, De indeling van de expositie voert langs de verzamelgebieden die Fodors voorkeur hadden. Landschappen van Andreas Schelfhout, Barend Koek koek en Willem Roelofs worden ge volgd door zee- en riviergezichten van opnieuw Schelfhout en vader en zoon Schotel. Dier- en bloemstukken van respectievelijk Rosa Bonheur en Ge- rardus van Os hangen er naast de Utrechtse Geertekerk van Johannes Bosboom en de troostende Christus op Ary Scheffers Christus Consolator. Tijdens Fodors leven (1801-1860) con centreerden de schilders zich vooral op evenaring van onze grote kunste naars uit de Gouden Eeuw. Toch heb ben de kopieën die Charles van Beve- ren naar werken van Steen, Metsu. Ter Borch en Rembrandt maakte een ge heel eigen charme. Zakenman Fodor verdiende zijn fortuin in de steenkolenhandel, die zijn vader be gon in een tijd dat Nederland op grote schaal van turf op de nieuwe brandstof overschakelde. Bij zijn dood werd de executiewaarde van zijn bezittingen op bijna twee miljoen gulden geschat. Dit enorme bedrag maakt duidelijk dat Fodor een briljante zakenman is geweest. Frouke Wieringa maakt in de catalo gus melding van een brief van Fodor aan Cornelie Marjolin-Scheffer, doch ter van de schilder Ary Scheffer. Daar uit weten we dat hij rond 1834 met het verzamelen van kunst begon. In 1833 was hij zakelijk gescheiden van zijn va der en kon zijn inkomen voortaan naar eigen goeddunken gaan besteden. De snelle toename van stoomketels zorg de voor een explosieve groei van zijn vermogen en stelde hem in staat tien tallen jaren onbezorgd aanzienlijke sommen aan kunstaankopen te beste den. Grootvader Carel Joseph (1801-1860) groeide op in een familie die nauw betrokken was bij het Amsterdamse culturele leven, zo dat zijn kunstzinnige passie een vruchtbare voedingsbodem had. Be halve steenkoolhandelaar was zijn va der ook musicus, componist en orkest meester van het genootschap Felix Meritis en lid van het Koninklijk Insti tuut van Kunsten en Wetenschappen. Fodor volgde echter de voetsporen van zijn grootvader van moederszijde die ook kunstverzamelaar was. Het was niet te achterhalen welke cri teria Fodor bij het aanleggen van zijn verzameling aanlegde. Onderzoek van Reichwein en Ellinoor Bergvelt heeft wel uitgewezen dat zijn smaak niet we zenlijk afweek van die van andere col lectioneurs. ,,Hoe die eenstemmigheid tot stand is gekomen is niet geheel dui delijk. Dat er in Nederland tijdens Fo dors leven geen sprake was van revolu tionaire vernieuwingen in de beelden de kunst zal daaraan zeker hebben bij gedragen", vermoeden zij. „Hij koestert eene blakende liefde voor de ware kunst van onzen tijd", schreef Chris tiaan Krammin 1858. Fo dor was zelfs de enige die al tijdens zijn leven bepaalde dat zijn collectie een ei gen plek moest krijgen en dat werd het 1863 geopende Fodor aan de Keizers gracht. Het eerste Amsterdamse mu seum voor moderne kunst beleefde een turbulente geschiedenis van meer dan een eeuw en maakte pas een paar jaar geleden definitief plaats voor een vormgevingsinstituut. De expositie Levende Meesters laat echter zien dat zijn collectie bij het Amsterdams His torisch nu in veilige handen is. Frangoise Ledeboer Expositie: Levende Meesters, Amsterdams Historisch Museum, Kalverstraat 92, Am sterdam, tlm 7 januari 1995. Geopend maan dag thn vrijdag 10 tot 17 uur, zaterdag en zondag van 11 tot 17 uur. Jan Willem Pieneman schilderde de verzamelaar Carel Joseph Fodor in 1848. Bram van Velde had zeker geen makkelijk leven. Opgepakt door de Franse politie, zijn vrouw begraven in een Spaans massagraf en armoede, veel armoede. Maar desondanks, of misschien wel juist daardoor, maakte hij prachtige schilderijen en werd een belangrijk schilder. Willem Sandberg, voormalig directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, zei over Van Velde: „Het woord kunstenaar wil ik alleen gebruiken voor die personen die een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Dat kunnen wij bepaald zeggen van Bram van Velde. Zijn werk is uiterst persoonlijk en vormt een zelfstandige bijdrage tot de ontwikkeling van de schilderkunst." Bram van Velde werd 19 oktober 1895 geboren in Zoeterwoude-Rijndijk. Ter gelegenheid van dit honderdste geboortejaar wordt hij dit jaar met verschillende activiteiten geëerd. Zo exposeert het Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden vijftig vroege schilderijen van Van Velde uit de periode 1914-1940. Een unieke tentoonstelling, met een aan tal tot nu toe onbekende schilderijen, die tevens van belang is voor een beter begrip van de latere abstracte werken, waarmee Van Velde beroemd is geworden. Doris Wintgens van De Lakenhal: „Mensen denken bij het zien van de abstracte werken wel eens dat een kind dat ook kan. Deze tentoonstelling beves tigt dat Van Velde gewoon een goede schilder was. En dat hij een logische en noodzakelijke ontwikke ling heeft doorgemaakt, die leidde naar zijn ab stracte werken." Wintgens typeert Bram van Velde als „een zwoeger, iemand die strijd leverde met de kunst en zichzelf." De taak die Van Velde zichzelf stelde was dan ook geen gemakkelijke: het zoeken en tot uitdrukking brengen van een levende, maar verborgen wereld in hemzelf. Een innerlijke wereld die. zo lijkt het bij Van Velde, alleen ervaren kan worden in de ontken ning van het eigen welzijn. „Men kan niet leven zonder te zien waar men zich zelf verliest", aldus Van Velde. Zelfs als hij als groot schilder wordt erkend, blijft hij trouw aan zijn mise rabele verleden en geeft niet toe aan materieel com fort. De ellende als zesde zintuig: het lijden als muze van de schilder. Eveneens ter gelegenheid van het honderdste ge boortejaar van Van Velde publiceerde Erik Slagter een boek over deze schilder met de titel Bram van Velde: Een Hommage. Daarin ondermeer een gede tailleerde en uitgebreid gedocumenteerde beschrij ving van Van Velde's leven. Van Velde kent bepaald geen stabiele jeugd. Kort na zijn geboorte gaat het overslagbedrijf van zijn vader, Willem van Velde, failliet. In zijn zoektocht naar werk voert Brams vader het gezin met vier kin deren via Leiden, Lisse en Koudekerk aan de Rijn uiteindelijk, in 1903, naar Den Haag. De armoede is groot: vaak staat er niet meer dan brood met stroop op het menu. Brams moeder neemt de benen, keert twee jaar later terug, en Brams vader leidt een zwer vend bestaan. Als Bram zestien jaar is, vertrekt zijn vader naar Antwerpen, om nooit meer terug te ke ren. Nieuwe wereld Als kind trekt Van Velde graag de natuur in om te tekenen. Zijn moeder ziet zijn talent voor tekenen en weet hem na de lagere school bij het.schildersbe- drijf Van Schaijk co. van Eduard Kramers te plaatsen. Door Kramers gaat voor Van Velde, en later ook voor zijn broer Geer, een geheel nieuwe wereld open. Naast het schilderen van huizen en het decoreren van lampekappen en hoededozen, geeft Kramers Van Velde de gelegenheid om Hollandse meesters te kopiëren. Tevens neemt Van Velde de op kunst gerichte levenswijze van Kramers over, verzorgt zijn kleding, koopt een wandelstok en hoed. Ook in zijn verdere leven, hoe nijpend het geldgebrek ook is, zal hij er altijd verzorgd uitzien. Van Velde blijkt het zwerverskarakter van zijn va der geërfd te hebben, want al gauw kan het Hol landse milieu hem niet meer boeien. Het avontuur roept en op goed geluk, maar met financiële steun van Kramers, vertrekken Van Velde en zijn broer Geer naar Duitsland, waar zij zich vestigen in Worpswede. In hun stamcafé ontmoet Van Velde zijn vriendin Lilly Klöker. Tijdens zijn verblijf in Worpswede, van 1922-1924, maakt Van Velde kennis met verschillende vormen van het Duitse expressionisme. Een sluimerend vuur wordt daardoor aangewakkerd. Al in zijn Haagse periode, van 1915 tot 1922 is in zijn schilde rijen een ontwikkeling naar meer expressieve, sub jectieve elementen waar te nemen. In een kopie van een portret van Rembrandt, bijvoorbeeld, vervangt hij het subtiele strijklicht door een expressieve te genstelling in de kleuren. In deze periode verandert Van Velde op zijn identiteitskaart zijn beroep van huisschilder in kunstschilder. In Worpswede wordt Van Velde zich pas echt be wust van zijn roeping als schilder: het gedreven zoe ken naai' de uitdrukking van een innerlijk beeld. Een houding die Van Velde ook bij zijn grote voor beeld Van Gogh aantreft. Van Gogh was een schil der die alles op het spel zette om zijn instinct te vol gen. Van Velde: „Een man die brandt, een toorts. Zijn oprechtheid is absoluut." De levenslange be wondering voor Van Gogh vindt zijn weerslag in on der meer Van Velde's schilderij De zaaier. Van 1924 tot 1930, in Parijs, wordt van Van Velde overdonderd door het grote aanbod aan tentoon stellingen. Met name het werk van Matisse, met een „weergave van de wereld die werkelijker werd dan de werkelijkheid", maakt indruk op hem. Het werk van Van Velde wordt in een tweetal tentoonstellin gen opgenomen, maar hij slaagt er niet in zijn schil derijen te verkopen, ondanks de lovende woorden van Carel Willink en de schrijver Jan Greshoff ('boeiende' schilderijen met 'een angstige span ning' en 'een tragisch accent'). In 1928 blijken de verblijfspapieren van Lilly Klöker te zijn verlopen en dreigt uitzetting. Om dat te voorkomen trouwen Klöker en Van Velde. Van. Velde vindt in Parijs de bevestiging van zijn gevoelens over kunst, waarbij kunst niets te maken heeft met een rationele opvatting, kennis of ideeën. De kunst heeft voor Van Velde in de eerste plaats te maken met emotie en innerlijke ervaring. In een brief uit 1927 aan zijn voormalige werkgever en geldschieter Kramers, schrijft Van Velde: „Mijn werk is van mijn wil onafhankelijk, door een inner lijke kracht gedreven ontstaan mijn beste werken, met de wil is daar niets te maken. Het is juist die onmiddelijke spontaniteit van het doorleefde wat het verschil is tussen mijn werk en de meeste ande ren die met hun verstand kunstwerken maken." Een jaar later schrijft Van Velde aan Kramers dat het zo moeilijk is om datgene waarnaar hij in zich zelf zoekt in woorden uit te drukken. Maar wel weet hij dat het zoeken naar dit verborgene in hemzelf de kern van zijn schilderen is. Bij Van Velde gaat het steeds minder om de voorstelling op het schilderij, maar meer om de verhoudingen en spanningen tus sen de vormen en de kleuren. Die drukken het in nerlijk en verborgen leven van de schilder uit. „Ik heb de laatste maanden veel bloemen geschilderd en ieder stuk is eigenlijk een zelfportret." In 1930 slaat de onrust bij Van Velde weer toe. Hij verhuist naar Corsica, weer terug naar Parijs, naar Mallorca, om in 1936 weer in Parijs neer te strijken. Het zijn donkere tijden voor hem. Ook het schil dersbedrijf van Kramers wordt getroffen door de in ternationale economische crisis. Hij besluit de jaar lijkse toelage van 4.000 gulden voor Bram en Geer drastisch te verminderen, wat Van Velde doet ver zuchten, in een met germanismen doorspekt Ne derlands: „De pure kunstenaar is noodwendiger als ooit. Alleen door hem blijft het leven. Leven! Massagraf Op Mallorca verstuikt Lilly Klöker beide voeten, maar er is geen geld voor een specialist. In de zomer van 1936 breekt ook nog de Spaanse burgeroorlog uit en wordt Mallorca bezet door de opstandelin gen. Voor Van Velde komt de grote klap, als na een mislukte operatie Lilly Klöker sterft en in een mas sagraf met revolutionaire Spanjaarden wordt be graven. Volledig gebroken keert Van Velde terug naar Pa rijs. Daar trekt hij zich terug in zijn atelier, een lege loods boven een houtzagerij, met alleen licht door een klein venster, waar ook het regenwater door komt. Van Velde wordt in 1938 aangehouden door gendarmes, als hij en zijn nieuwe vriendin Marthe Kuntz op straat Duits spreken. Zijn verblijfsver gunning blijkt al jaren te zijn verlopen en Van Velde moet vier weken in de gevangenis doorbrengen. In de oorlog heeft Van Velde het slecht. Hij moet rondkomen met weinig geld en kan niet schilderen vanwege de ellende. Na de oorlog treft Geer hem in een miserabele toestand aan. Maar door de hulp van zijn broer weet Van Velde er weer snel bovenop te komen. Het lukt hem te exposeren, al verkoopt hij niets, en een produktieve periode breekt aan. In zijn zoektocht naar het essentiële, naar „het gezicht van wat geen gezicht heeft" worden zijn schilderij en volledig abstract. Doorbraak Langzaam maar zeker vindt Van Velde erkenning. Het Haags Gemeentemuseum in 1949. het Stedelijk Museum Amsterdam en het Stedelijk Van Abbe- museum te Eindhoven, in 1953, exposeren schilde rijen van hem. „De ontdekking van een groot kun stenaar, met een opmerkelijke kracht", schrijft een criticus in die dagen. Ook wordt zijn werk gekocht door de Nederlandse staat en het Stedelijk Mu seum. Door tentoonstellingen in Parijs begint ten slotte de internationale doorbraak. In de jaren zes tig en zeventig zijn in Nederland, maar ook in Ame rika, Keulen, Turijn en Oslo grote overzichts-ten- toonstellingen van het werk van Van Velde. Zijn gezondheid gaat eind jaren zeventig echter snel achteruit. Hij lijdt al een tijd aan.prostaatkan ker, een operatie mislukt en een val verergert zijn toestand. Bram van Velde sterft op 28 december 1981. Op 30 december wordt hij begraven in het Ar ies van Van Gogh. Sjoerd de Jong ExpositieDe eigen weg van Bram van Velde, te zien tot S januari 1996 in Stedelijk Museum De Lakenhal. Oude Sin gel 28-32 in Leiden. Catalogus 15.-. Publikatie: Bram van Velde, een hommage, door Erik Slagter- f35,- Bram van Velde: Ik heb de laatste maanden veel bloemen geschilderd en ieder stuk is eigenlijk een zelfportret. collectie Stedelijk Museum Leiden Bram van Velde, Selbstbildnis. collectie Stedelijk Museum Leiden

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 20