Vermaak van het ogenblik Je hoort dat sarcastische lachje bij elke regel Marquise de Sade Vele culturen op één bord Ruisend gruis van W. F. Hermans Marc Windsant kunst CUltUUr vrijdags september 1995 20 letterkundige kroniek Hoe leuk is flauw? In de loop van je leven verlies je eerst het vermogen tot de slappe lach, dan het vermogen tot de schater lach, en je hoopt dat het vermo gen tot de grinnik behouden blijft. Lol hebben wij nodig als brood. Mare Windsant (1942) heeft zijn roman Dichtslag kennelijk met plezier geschreven. Misschien kun je er na veel studie iets van satire in vinden. Belangrijker lijkt me dat de schrijver om zich zelf en de lezers te vermaken de draak steekt met alle personages die hij in zijn verhaal tegenkomt, en met het verhaal zelf. Er is wel een verhaal, maar het heeft, slot noch zin en bestaat vooral uit losse eindjes. Emile Baron van Schaijck is de zoon van een Limburgse edel- vrouw en haar tuinman. Hij is dichter, wordt erg beroemd en beneemt zich, als hij achtenne gentig is, na een voordracht, ge heel voorbereid, op uiterst ge compliceerde wijze het leven. In Amsterdam. Op de avond van die voordracht zijn enige jonge dichters, met paardestaartjes en half geschoren kaken, aanwezig, ook om voor te dragen. Zo be roemd als Van Schaijck, zo onbe kend zijn zij. Zelfs een uitgever vinden zij niet. Schijn Goed. zij verlangen naar een stunt, stelen het lijk van de dich ter, sturen een hoogdravende tekst naar een ochtendblad, en beloven het lijk terug te geven wanneer hun werk in honderd duizend exemplaren wordt ge drukt. Zo ongeveer is het verhaal. Het heeft telkens de allure spannend te zijn. Windsants grap: zodra een scène, die spannend geacht moet worden, is uitverteld, stopt hij en begint gan een volgende De belangstelling voor werk, filosofie en leven van Markies de Sade neemt nog steeds toe. De afgelopen jaren verschenen zeer uitgebreide biografieën over hem, onder andere van Jean-Jacques Pauvert, Maurice Lever en Donald Thomas. Sades werken halen enorme oplagen. In Nederland is er momenteel sprake van een ware hausse: pas verschenen De Nieuwe Justine, Slaapkamergesprekken of De Immorele Leermeester en een vertaling van Donald Thomas' biografie die simpelweg Markies de Sade heet. Alles bij Bert Bakker, in welk fonds nu al Sades hoofdwerken in moderne vertalingen verkrijgbaar zijn. De belangstelling blijft echter niet tot Sade-zelf beperkt.' Als door een wonder is er zeer veel ma teriaal rondom deze fascinerende figuur bewaard gebleven. Uitvoe rige correspondenties met de in tiemste details, allerlei aanteke ningen, rapporten. Zo maakt ieder die probeert iets naders over Sade te weten te komen onvermijdelijk kennis met de formidabele gestal te van zijn schoonmoeder, Ma dame de Montreuil (van zichzelf Marie-Madeleine Masson de Plis- say), maar meestal als La Prési dente aangeduid. En met haar dochter Renée-Pélagie de Mon treuil, die in 1763 met Sade trou wen zou. Van beide vrouwen is er een schat aan brieven aan en over Sade be waard. La Présidente was zelfs een epistolair fenomeen. Renée-Péla gie niet, maai' toch zijn ook vele van haar brieven boeiend, ontwa penend, ontroerend zelfs. De Japanse schrijver Yukio Mishi- ma (1925-1970) was zozeer door de Marquise de Sade geïntrigeerd, dat hij in 1967 een toneelstuk schreef, Madame de Sade. En thans verscheen er van Margaret Crosland, die al enkele publikaties en vertalingen over en van De Sa de op haar naam heeft staan het boek Sade's Wife, The woman be hind the Marquis. Oude adel De Markies de Sade (1740-1814) was van oude adel, de zogenaamde 'noblesse d'épée', van moederszij de zelfs verwant aan het konings huis. Maar de familie was verarmd, en de Comte de Sade, de vader van de Markies, zat diep in de schul den. Het voorvaderlijke kasteel, La Coste in Provence was in zwaar verval, en de Comte toonde dan ook zeker belangstelling toen er zich de mogelijkheid van een rijk huwelijk voordeed voor zijn enige zoon. Ooi al was de jongedame in kwestie niet van hoge adel, maar slechts van de zogenaamde 'no blesse de robe'. Vooral de moeder van het jonge meisje, La Présiden te dus, wenste vurig dat haar oud ste dochter opgenomen zou won den in hoog-adellijke kring. Dat de toekomstige bruidegom, hoe jong ook nog, geen al te beste reputatie had op zedelijk gebied nam ze voor lief. Blijkbaar was Renée-Pélagie niet erg aantrekkelijk (er bestaat geen portret meer van haar), en haar twaalfjarige zusje Anne-Prospère wel. De jonge Sade, al lang geen onbeschreven blad meer, prefe reerde dat jonge kind verre, maar er werd bij het sluiten van zulke verstandshuwelijken geen reke ning gehouden met eigen wensen van de partijen en zo trouwden op 17 mei 1763 de toen nog 22-jarige D. A. F. en de 21-jarige Renée-Pé lagie. De herfst van hetzelfde jaar gaat de bruidegom voor het eerst de gevangenis in wegens een ze dendelict. Bizar huwelijk Het echtpaar zal drie kinderen kij- gen, twee zonen en een dochter, maar ze zullen zelden samenwo nen. Hun huwelijk moet een van de zonderlingste geweest zijn van de aan bizarre huwelijken zo overrij- ke achttiende eeuw. De charme van de Goddelijke Markies was kennelijk onweerstaanbaar, hij was altijd omringd door mooie vrouwen die tot alles bereid waren, en ook Renée Pélagie had haar man onvoorwaardelijk lief. De rol die haar moeder, de super intelligente Présidente speelde, is niet minder dan dramatisch noemen, en ook een apart boek waard. Die vrouw was kennelijk verliefd op haar schoonzoon, hoe wel ze hem fel bestreed en in de ge vangenis wist te houden. Maar ze voedde weer wel de drie kinderen op, zodat René-Pélagie alle tijd had om de kostbaarste en geraffi neerdste lekkernijen, de zeldzaam ste boeken, de genantste erotische hulpstukken naar de gevangenis te sturen, met briefjes vol betuigin gen van onwankelbare trouw. Waarop Sade soms grof beledi gend reageerde: zulke saaie brie ven, maak ze alsjeblieft wat korter, En zij weer, gróót eigenlijk: dat kan ik niet, lees ze met je hart, niet met je hoofd. Vernederd Ze mocht niet perfect kunnen spel len, ze was geenszins een onbenul lige vrouw. Ze had vroeger met veel plezier rollen gespeeld in toneelstukken van haar man, en toen Sade in de gevangenis serieus proza begon te schirjven stuurde hij haar vaak teksten ter beoorde ling. Haar reacties daarop, kritisch en toch bemoedigend, opbou wend, zijn intelligent en juist, en Sade moet er veel aan hebben had. Maar het gekooide, diep ver nederde genie heeft waarschijnlijk de krachten en het uithoudings vermogen van zijn vrouw over schat. Wanneer hij na dertien jaar gevangenschap vrij komt, en zich al jaren teruggetrokken heeft in een klooster waar ze zeer sober leeft, kan ze het blijkbaar niet meer aan. Zij vraagt wettelijk echt scheiding aan, die haar direct wordt toegestaan. Sade begint te publiceren, zij het meestal anoniem, tot hij in opnieuw wegens die obscene pu blikaties de gevangenis in gaat, en dan voogoed. Renée Pélagie sterft in 1810, Sadt in 1814. Hun oudste zoon was al in 1808 overleden, de dochter stierfin 1844, de jongste zoon in 1847. Een Sade zijn was in die tijd geen reden voor trots. Er is in anderhalve eeuw in dat opzicht wel veel veran derd. Hans Warren Margaret Crosland: Sade's Wife, The woman behind the Marquis. Peter Owen Chester Springs PA. - geb. 153 pag- 16,50 pond - ISBN 0-7206-0985-5. het thema van Gerard Reve's jongensliefde. Dat Van Schaijcks moeder het hield met haar tuin man is vanzelfsprekend ontleend aan D. H. Lawrence. Die toespe ling heeft in elk geval enig ge volg. Heel uitvoerig wordt ons verteld over de roof van Van Schaijcks lijk, de opwinding bij de politie en alle mogelijke an dere instanties, de overval van een enorme politiemacht op het K.N.M.S-eiland waar - een stads- nomade heeft de tip gegeven - de jonge dichters de lijkkist in een loods hebben verborgen. In die scènes knipoogt Windsant naar thrillers. Hij laat de jonge dich ters, bij de lijkkist betrapt, voor de ogen van de politiemannen verdampen. Die leggen onder ede verklaringen af over de onbe grijpelijke gebeurtenis. En het lijk is helemaal niet dat van Van Schaijck. Het blijkt het üjk te zijn van 'Maria Lecina Bu- ning, weduwe van W. M. Bloem, laatstelijk woonachtig in de Dapperstraat 27 twee hoog te Amsterdam'. Nee, dat is niet echt leuk. Dokken Windsant imiteert graag dialect en jargon. Leuk is het wanneer de barones haar tuinman in Lim burgs-Duits toespreekt: 'Du To ni, burschenmein, lasst uns dat verknueken geniessen. Bistu worrig du Toni. Mein riesenpria- mel, geil löwenhoendschen...' En het heeft zin. Iets van zin heeft het wanneer een zaalexploitant (de voor drachtsavond van Van Schaijck en de jonge dichters) deze in structies geeft aan de portier: 'Ie dereen mag d'rin; zwarten, ma- rokko's, turkies, brabo's, lim bo's, leerpoten, relpotten, man ken, doven, blinden - het don dert niet, als ze maar dokken. Ik heb geen zin in gelazer met m'n vergunning voor discriminatie. We moeten om ons eigen denken. Voor mijn part lopen ze met strijkijzers an d'r eikel, 't interes seert me geen fuck. Maar als ze rotzooi trappen trem je ze d'r uit. Rotzooi is een aanleiding. Zo legt dat!' Uitsluitend om een nummer dia lect en jargon op te voeren geeft Windsant een van de jonge dich ters een Vlaamse vader: 'Oeveel mensen witten dagge ne uitke ring het? Snotvermieljaardenon- deju nogantoe, daddik da nog meemake moet. Menne zoon in de uitkering. Da zegt ie dood leuk, den piloor. Goeie god, als da seffens bekend wordt! En die nuitkering hegge natuurlijk al maanden willik wedde, zot- tekloot'. Deftig Haags, Brabants krijgen hun beurt. Zo is er soms aanlei ding om te grinniken. Het span nend 'niet' vertellen van een ver haal is een grappige vondst. Voor dat verbazingwekkende verdwij nen van de jonge dichters had Windsant naai- mijn smaak iets anders moeten verzinnen. Alfred Kossmann Mare Windsant: Dichtslag - De Be zige Bij, Amsterdam - 37,50. Misschien weerspiegelt de snelle verandering van de Nederlandse samenleving zich nog het best in de keuken. Paella en pasta zijn even gewoon geworden als de Hollandse pot. Rijst uit Thailand en couscous uit Tunesië hebben hun plaats naast de aardappel veroverd. Ongeveer alle koks laten zich door Oosterse en Zuidelijke gerechten inspireren. In de keuken van de Surinaamse Brenda, de hoofdpersoon uit Marion Bloems verhaal De smaak van het onbekende, gaat het wel heel kosmopolitisch toe. Op het menu dat ze in het boekje voorbe reidt, staat onder meer gestoomd tayerblad met een farce van zee duivel, krab en hertebiefstuk, ge serveerd met een sausje van kerrie en kokosroom. Verder krijgen haar gasten een Ghanees gerecht voor gezet dat wordt verwerkt in eeh Marokkaanse pastei. De multicul turele samenleving op het bord dus. Op andere terreinen van het leven is veel minder te merken van exoti sche invloeden. Neem de kunst, nog steeds een bolwerk van wes terlingen. Marion Bloem stoort zich daaraan en dat is de reden dat ze De smaak van het onbekende heeft geschreven. Er staat veel cu linaire informatie in het boekje. Zo krijgen we alles te lezen over de ca- rambola, de stervrucht. In Suri name is dat blijkbaar een sappig en geurig wonder, maar Brenda laat weten: „Helaas is de caram- bola die je hier kunt krijgen stevig, vlezig, lichtgroen, zonder sap en zonder smaak." Ze geeft de tip er flinterdunne plakjes van te snijden en die met een eerste kwaliteit pal molie in te smeren, dan lijkt het tenminste nog iets. Boodschap Maar Marion Bloem schreef dit verhaal natuurlijk niet om de lezers kookles te geven. Nee, ze heeft een boodschap. Haar plei dooi is beoeld om ons voor andere vormen van beeldende kunst en li teratuur te winnen. Brenda maakt niet alleen een feestmaal klaar, ze bereidt ook het tafelgesprek voor. Ze heeft deze openingszin be dacht: „Kun je, als iets je smaak niet is, bepalen of het kwaliteit scène, even spannend. Dat er enige lijn in het verhaal zit is schijn. Je komt niets te weten. Geen enkele gebeurtenis heeft consequenties. Het gaat altijd om het vermaak van het ogen blik. Die Van Schaijck heeft een ei genzinnig leven geleid, met pro cessen wegens blasfemie en ma jesteitschennis erin. We verne men daar niets over. Wel wordt vrij uitvoerig beschreven hoe hij zich heeft ontwikkeld als pupil op een internaat in Maastricht, al dichtend. Over de wrokkende jonge dichters wordt evenmin iets meegedeeld. Een van hen krijgt, een eigen hoofdstukje om dat Windsant wilde spelen met Drie maanden voor hij overleed, legde Willem Frederik Hermans de laatste hand aan Ruisend gruis. Het verhaal speelt zich af in en rondom Groningen, de stad waar de schrijver nog altijd een rekening mee had te vereffenen. Ook verder maakt dit nagelaten werk een vertrouwde indruk. Maar het boek verhoudt zich ongeveer tot het beste werk van Hermans zoals een karikatuur zich tot een portret verhoudt. Hij beleefde blijkbaar zoveel plezier aan het schrijven van deze vertelling dat hij geen maat wist te houden. Zijn bekende gesar ging op die manier bitterder èn onzinniger dan ooit klinken. Hij laat iemand aan het woord over het vliegtuigongeluk in de Bijlmermeer: „Allemaal bruine mensen woonden daar. De burge meester kwam op de televisie en vertelde dat er tweehonderdvijftig dood waren. Achteraf bleken het er maai- zevenenveertig te zijn. De wens is natuurlijk de vader van de gedachte geweest." Watje Ed van Thijn ook allemaal verwijten mag, deze suggestie slaat nergens op. De rancune van Hermans kende geen grenzen meer, aan de andere kant waren de scherpe kanten van ajn wereldbeeld gesleten. Het sa distische universum waarin wij mensen moeten ploeteren oogde minder grimmig dan vroeger. Ook dit nogal gruwelijke verhaal is eer der een klucht dan een tragedie. Kenmerkend voor het boek is de scène met de brandweerwagen. Het nog geen half jaar oude voer tuig is de trots van de landelijke gemeente nabij Groningen. Maar wanneer de brandweer moet uit rukken blijkt de auto „te breed om op de smalle dorpswegen, met zwa re eeuwenoude knotwilgen om zoomd, een bocht te nemen." Her mans kon het niet laten het absur de tafereel nog zwaarder aan te zet ten. De brandweerlieden beginnen de bomen om te zagen, ijlings belt iemand een milieu-organisatie: „Niet veel later kwamen alterna tief geklede jongeren op bromfiet sen aangesneld." Adriaantje Sta vast heet de ijverigste demon strant. Reden voor de auteur om over achternamen uit te weiden en nog wat gemopper te ventileren: „Zou een man die Kok heet niet be ter voldoen als keukenmeester dan als minister? Bang vermoe den..." Van het laatste boek van een groot schrijver verwacht de lezer veel. Je gaat bijna onvermijdelijk op zoek naar een zin vol wijsheid, een ali nea die alles verklaart, een hoofd stuk dat heel het oeuvre ontsluit. Hoe men verder Ruisend gruis ook mag beoordelen - als een machte loos gedrocht of als fantasievol li terair amusement - zoiets is hier niet te vinden. De schrijver laat in en rondom Groningen een reeks rampen plaatsvinden, en kijkt ver maakt toe. Je krijgt geen medelij den met de slachtoffers, want er is geen enkele moeite gedaan van de verhaalfiguren personages te ma ken. Dat geldt zelfs voor de hoogle raar mineralogie Fahrenkrog, die aan de Groningse universiteit met de van Hermans bekende proble men kampt. Hij wordt door zijn collega's gewantrouwd omdat hij „er naast zijn beroep nog enkele liefhebberijen op na" houdt. Fahrenkrog is gefascineerd door wat er gebeurt wanneer je een gaatje in een zak vacuüm verpakte koffie prikt. Het keiharde pak zakt dan meteen in elkaar. Wanneer hij een gat boort in de muur van zijn nieuwe huis, gebeurt er iets derge lijks. Er begint poeder uit te stro men, en de stroom is niet meer te stuiten. Hij overleeft de uitbar sting niet. Zijn collega Birra veron derstelt dat er sprake is van een poedervulkaan. Ook hij wordt slachtoffer van de wonderlijke ver schijnselen. Handplant Hermans heeft nog een reeks ge heimzinnige plagen voor het door hem gehate Groningen in petto. Fahrenkrogs dochter moet vrese lijk lijden door de met behulp van radio-actieve straling geteelde 'handplant'. Het universiteitsge bouw - „nog maar zo kort geleden de trots van Ome Loeks", zegt Her mans boosaardig - wordt verwoest door tropische bomen. En de 'Hoge Snelheids Trein' Groningen-Assen rijdt in op 'de halfjaarlijks arrive rende trein met weeskinderen uit de voormalige Oostbloklanden'. Dat transport was de eerste keer 'verwelkomd door de onvervang bare minister van Ontwikkelings samenwerking, ja juist, die met dat slappe stofzuigergezicht, Jan Pronk." Je hóórt als je dit leest het sarcasti sche lachje waarmee Hermans de ze regels heeft geschreven. Zo heb ben zijn trouwste bewonderaars in elk geval één reden om Ruisend gruis niet over te slaan. Hans Warren Willem Frederik Hermans: Ruisend gruis. Roman -110 pag. IJ 29,50 gebon den 42,50 - De Bezige Bij, Amsterdam. Marion Bloem: Te vlak. heeft, en wat is volgens jullie de sa menhang tussen smaak en kwali teit?" Hoe interessant die vragen ook mogen zijn, ze hebben geen al te interessante tekst opgeleverd. De vorm die de schrijfster heeft be dacht, bevredigt niet: als verhaal is dit boekje te vlak, als essay te mager. Bovendien is Marion Bloem al te gretig om het definitieve antwoord op de gestelde vragen te geven. Kwaliteit is bij ons altijd een voor waarde bij het beoordelen van kunst, ze laat merken dit een smoes te vinden. Want over wat kwaliteit inhoudt, lijkt volgens haar „de westerse wereld meer baas te zijn dan de rest van ons universum." Ze moppert over de recensenten, „over de blindheid van degenen die nog steeds wor den beschouwd als de zieners." En ze hekelt een heel herkenbare „filo sofe die dankzij haar romandebuut enige bekenheid geniet", omdat ze op een Australisch literatuurfesti val klaagde over het optreden van Mare Windsant: Misschien iets van satire. Willem Frederik Hermans: Eerder klucht dan tragedie. foto Klaas K°PPe enkele aboriginal-schrijfsters „Dat ze ons, schrijfsters met eer. eeuwenlange literaire traditie, zoiets voor durven schotelen." Surinaamse had als verontschul diging aangevoerd: „Deze mensen hebben zoveel pijn geleden." Ongetwijfeld schreef Marion Bloem haar pamflet met de beste bedoelingen. De achtergrond van een kunstenaar mag echter nooit als excuus gelden voor de minder waardigheid van zijn kunst. In sommige gevallen moet je lérer kijken, evenals je bepaalde dinger moet léren eten. Maar het is wel de gelijk mogelijk een Hollands schil derij, een Arabisch miniatuur, eet Afrikaans beeld met één maat tij meten. Precies zoals we met éér tong een Japans gerecht, een Me xicaanse schotel en een vaderland se stamppot beoordelen. Marion Bloem: De s?naak van het onhi kende - 60 pag.IJ 16,90 - De Arbeidi' spers, Amsterdam. foto Klaas Kopp;

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 20