Goddelijk mooi land vol gruwelijkheden Terug naar het paradijs in Aberfoyle PZC Oorlog beheerst Vietnam nog steeds reportage Tante Truus naar Schotland met voormalige bleekneusjes ZATERDAG 15 JULI 1995 33 Terug' in beeld: Vietnam. Toen een land vol oorlog, nu een walhalla voor rugzaktoeristen. Maar voor hoe lang nog? In Ho Chi Minh Stad landt de ene na de andere 747 vol reizigers op zoek naar oude steden, witte stranden en dat vooral herinneringen aan 'the dirty war'. Een krankzinnige mengeling van schoonheid en gruwelijkheden. Schieten in een paradijs, een dollar per kogel. De oorlog is overal. Elke hoek zou ge bruikt kunnen zijn als decor voor films als Apocalypse Now, Platoon of The Deer Hunter. Vietnam is een adembene mend paradijs vol gruwelijkheden. Vijfen twintig miljoen bomkraters, een vrouwe lijke American Killer Hero die in Cü Chi per videoband vertelt hoe ze in het begin van de jaren zeventig 118 Yanks om bracht. en oorlogsmusea volgestouwd met gebutst wapentuig en horror-foto's. In de straten van Ho Chi Minhstad, het voormalige Saigon, worden Zippo-aanste- kers en Rolex-horloges aangeboden. Afge pakt van doodgeschoten of gevangenge nomen Amerikaanse soldaten, zeggen de vriendelijk lachende verkopers. 'You're American?', vragen twee gieche lende meisjes in Hanoi een aan de oever van het als porselein glanzende Hoan Kiem Meer rustende vreemdeling. Ma donna is hun heldin en van Michael Jack son kochten ze in de oude stad (een uiterst charmante gribus vol winkels van sinkel) zo pas nog twee cassettebandjes van een uur. De nieuwe generatie zo lijkt het heeft geen boodschap aan het verleden. Men sloopt de beruchte Hoa Lo-gevange- nis (in de Verenigde Staten beter bekend als het Hilton Hanoi) en bouwt aan het witte droomstrand van Danang met Ame rikaans geld een nieuw toeristisch cen trum, waar volgend jaar surfkampioen- schappen zullen worden gehouden. Een krankzinnig land. Moestuintjes op de plek waai' tot 1968 de voor driekwart plat gebombardeerde Verboden Purperen Stad van Hué stond, en vlak daarvoor de Rivier der Geuren (Perfume River) waar op ranke sampans in een zilveren stilte richting zee drijven. Vier kilometer stroomopwaarts als onderdeel van de Thien Mu-pagode hèt symbool van Vietnam, de zeven verdiepingen tellende Phuoc Duyenstoepa, en honderd meter daarachter de in een etalage gestalde, bleekblauwe Austin, waarmee de boed dhistische monnik Thich Quang Due in juni 1963 naar Saigon reed. Daar stak hij zichzelf uit protest tegen het regime van de Zuidvietnamese president Diem in brand. Het begin, zeg maar. Beelden De achter de voorruit geplakte foto van de als een fakkel in de storm brandende mon nik schokte de wereld. Zoals in Vietnam gemaakte beelden dat vanaf dat moment twaalf jaar lang zouden doen. Een moeder vlucht met vier kinderen in paniek de ri vier in. nadat Amerikanen haar dorp met de grond gelijk hebben gemaakt (World Press Photo 1965); de Zuidvietnamese po- Een meisje in een ranke sampan, foto GPD litiecommandant Nguyen Ngoc Loan schiet in Saigon midden op straat een ge vangen Vietcong-officier zonder vorm van proces dwars door het hoofd (World Press Photo 1968): de negenjarige Phan Thi Kim Phuc, getroffen door napalmbommen, heeft haar brandende kleren uitgetrokken en rent naakt, schreeuwend en met een van pijn vertrokken gezicht over de weg (World Press Photo 1972). Een goddelijk mooi land, waarin die beel den je dag en nacht achtervolgen. 'Góóóóóóóóódmorning Vietnam', schreeuwen de souvenirverkopers film ster Robin Williams na. Ook als je in de Baai van Hai Long, een paar mijl uit de kust, door de pastorale ochtendnevel van een Japanse pentekening vaart. Want daar heeft hij de souvenirverkoper - geen oog voor. Hij wil de toerist een T- shirt verkopen. Of een rechtstreeks uit het onderwaterparadijs opgedoken schelp. Of een setje full colour prentbriefkaarten. En als we dat allemaal al hebben, dan moeten we straks in Cat Ba zeker even vragen naar Gerry. In zijn War Time Souvenir Shop een van de tientallen in Vietnam verkoopt hij ook nog blikjes foot pow der. De enige echte, mister. Dat spul dat de Amerikaanse GI's in hun schoenen strooiden als ze de dampende en gistende bush-bush introkken. Hoe ze dat hebben gedurfd wordt trou wens met de dag onduidelijker. Drugs en whisky, zo onthullen films en boeken. Maar zelfs dan... De gangetjes van het Vietcong-tunnelcomplex in Cü Chi, dertig kilometer ten noorden van Ho Chi Minh Stad, zijn ten gerieve van Westerse toeris ten iets wijder en hoger gemaakt. Nog steeds echter is het er om te stikken zo heet, nog steeds is het er zo donker als de nacht en nog steeds moetje er op handen en voeten doorheen kruipen. Niettemin vonden de Amerikaanse legercomman danten vrijwilligers zo gek deze zwarte, door vijftienduizend Vietcongstrijders be- Het Huan Kiem Meer. volkte hel in te duiken. No mission too dif ficult. De namen van de tunnelratten staan bijna allemaal in het Vietnam-me morial te Washington gegrift. Dood of mis sing in action. Slechts twintig procent slaagde erin levend terug te keren naar De Wereld. Het Valkenburg van de dood. een pret park van de oorlog. Tijd wordt het meest zichtbaar als er een poging wordt gedaan hem stil te zetten. Vaak fascinerend, soms gênant. Wie wil, mag achter een AK 47 plaatsnemen. Het op een heuveltje van zand en lege olievaten geplaatste geweer blaft de hele dag door. Een dollar per ko gel. Te betalen aan een jonge, voortdu rend gapende Vietnamese soldaat. WHAMMMMMMMÜÜ 'Volgende'. Opa vocht tegen de Fransen, vader tegen de Amerikanen en hij tegen de verveling. Maar er zijn slechtere manieren om aan je geld te komen. Gisteren, op de Le Loi Boulevard in Ho Chi Minh Stad (Saigon zeggen de bewo ners nog altijd), kriebelde er nog iets langs je knieën. Je had je na de confrontatie met een zich als een schol op een plankje voortbewegende bedelaar voorgenomen nooit meer naar beneden te kijken, maar je deed het onwillekeurig toch. Naar adem snakkend van schrik. Op het trottoir zat een kind. Een boeddha zonder armen en benen. 'One dollar, monsieur'. Water hoofd, geen neus en een volstrekt kale schedel vol zwarte bulten. Agent Orange, het ontbladeringsmiddel van de Amerika nen, is nog altijd niet uitgewerkt. Van Tuan mag je nooit iets geven aan be delaars. Of beter gezegd, hij ontraadt het je. Mismaaktheid hoor je niet te exploite ren, zegt hijMaar wie zorgt er dan voor die arme drommels? Tuan haalt zijn schou ders op. Naar hem heeft ook nooit iemand omgekeken. Zijn vader behoorde tot de laatste Zuidvietnamezen die Saigon in april 1975 vanaf het dak van de Ameri kaanse ambassade per helikopter ont vluchtten. Toen hij in 1981 eindelijk zo veel geld had gespaard dat hij zijn familie kon laten overkomen naar de Verenigde Staten, stierf hij. Nieuw leven Tuan was 26 op dat moment, zijn zusters 24 en 21. Ze hadden alledrie twee jaar her opvoedingskamp achter de rug. Moeder was iets eerder vrijgekomen. In de Me kong-delta probeerden ze een nieuw leven te beginnen, maar er waren niet zo veel mogelijkheden voor een lerares Frans met drie kinderen De jongste vluchtte per boot en werd op weg naar Hongkong waarschijnlijk in zee gesmeten door Thaise piraten. De middelste liep kort daarna in de armen van de grenspolitie en pleegde zelfmoord in de gevangenis. Nu woont Tuan met z'n moeder in Ho Chi Minh Stad. Hij verdient als gids zo'n drie honderd dollar per maand i honderdvijftig daarvan bestaat uit fooien) en kan daar redelijk goed van leven. ..Het gaat ons steeds beter en ons niet alleen." Lang leve Doi Moi. de zes jaar geleden in gezette Vietnamese perestrojka. Lang le ve het symbool ook van die pas verworven welstand, de bromfiets. Er rijden er in Ho Chi Minh Stad nu al negenhonderddui zend rond. In Hanoi zijn het er gelukkig vierhonderdduizend minder. Rechts heeft voorrang, links ook. zo'n claxon zit na tuurlijk niet voor niets op je stuur, en ver keerslichten zijn er slechts om te bewijzen dat Vietnam met zijn tijd meegaat: stop pen doe je pas als je thuis bent. De chaos die deze regelopvatting veroorzaakt is on beschrijflijk en zal nog erger worden. Dat blijkt uit een artikel in de Vietnam Re- view. waarin een zekere Tan Loc, brom fietswinkelier te Hanoi, trots meldt dat hij alleen al van het type 'Dream II' zo'n vijf tien Honda's per dag verkoopt. Ad 2.700 dollar per stuk. Suizebollend vraagt de vreemdeling zich af wat er staat te gebeuren als het brom mertje straks plaats gaat maken voor een eigen auto. Hij praait - doof van het ge knetter en getoeter een cyclo, die hem voor een dollar per uur door het wrieme lende Saigon rijdt. Of door Hué. Of door de aantrekkelijkste van alle grote Vietna mese steden, het met Franse allure door desemde Hanoi. Eén keer. omdat hij tijd te kort komt, vliegt hij per helikopter naar de Baai van Hai Long. Opnieuw oorlog. Alles in de machine trilt en schudt, de nat te hitte maakt misselijk. Als het zweet in dikke druppels van zijn voorhoofd lekt, vraagt hij of het raampje open mag. Ja dus. Met z'n kop in de bulde rende wind ziet hij honderddertig meter onder zich brede rivieren vol goor bruin water langs blikkerende sawa's en dotjes getande palmen stromen: boven hem dok- kert zwaar en dreunend de hefschroef. In zijn hoofd begint Billy Joel aan Good Night Saigon. Het lied over de gewone sol daat die maai- moet ?ien hoe hij zijn kont redt. Hello war Geen ontkomen aan. In Vietnam vormt de oorlog vooralsnog de grootste toeristische attractie. Waar je ook gaat of staat in het tweeduizend kilometer lange land. overal dringt hij zich aan je op. Hello war. Op het dakterras van Hotel Caravelle in Ho Chi Minh Stad (van waarafin 1975 de verslag gevers de gevechten in de straten volg den), op China Beach, het strand bij Da nang waar in 1965 de eerste Amerikanen landden, in het Oorlogsmuseum aan de Vo Van Tan Straat in Ho Chi Minh Stad vooral. De officiële naam van de in een paar oude loodsen van het Amerikaanse leger onder gebrachte tentoonstelling luidt Exhibi tion House of Aggression War Crimes, het Museum van Oorlogsmisdaden. Maar dat is een term die de gids van vandaag onmo gelijk over zijn lippen kan krijgen. Omdat hij zo dubbelop is. Oorlog is altijd mis daad, van beide kanten. Alleen al in Hué vermoordde de Vietcong tijdens het Tet- offensief in drieënhalve week drieduizend burgers. Zie je hier niets van. Maar niet altijd hoeft eenzijdigheid de werkelijkheid in de weg te staan. Zwij gend lopen de bezoekers ('imperialisten' betalen f 17,50, Vietnamezen acht dubbel tjes: de klassestrijd duurt voort) door de gebouwen. Schuw loerend naar foto's waarvan de ene een nog afgrijselijker beeld toont dan de andere. Op de grond, verloren in een donker hoekje, staan vier reusachtige glazen weckpotten met mis vormde foetussen (gevolg van de chemi sche oorlogsvoering) en op het snikhete voorplein mag worden plaatsgenomen in replica's van de tijgerkooien waarin Viet- cong-strijders werden opgesloten. Nogal deprimerend allemaal, en het glas bier, een half uur later, valt slecht. Maar mis schien komt dat ook door de naam van het café: Apocalypse Now. Rob van den Dobbelsteen Op het moment dat Europa zich vorig jaar opmaakte voor de massieve herdenking van D-Day kwamen bij Truus Knoop Pathuis (72) onstuitbaar herinneringen boven aan het sprookjesachtig mooie plaatsje Aberfoyle aan de voet van de Schotse Hooglanden. Ze besefte ook dat het in augustus 1995 een halve eeuw geleden zou zijn dat zij met honderden half verhongerde en getraumatiseerde Nederlandse oorlogskinderen gebruik mocht maken van het recreatiekamp 'Dounans' in Aberfoyle. Tegelijkertijd schoot door haar heen dat de tijd wellicht rijp is voor een officieel gebaar van dankbaarheid in Schotland. Want, met hoeveel geduld, mildheid en humor zijn al die Nederlandse 'bleekgezichten' niet begeleid gedurende hun verblijf in Aberfoyle en later in plaatsen als Perth, Edinburgh Glasgow en Dundee? En hoezeer hebben ze niet genoten van die onmetelijke, bijna mystieke Schotse natuuur, van al die beken, meren en varens?" Toen de herdenking van D-Day vorig jaar eenmaal een feit was. wist de Lo- chemse oud-lerares, die in de oorlog in Wassenaar woonde, zeker dat ze dit soort herinneringen heel graag zou willen de len met. de bleekneusjes van toen of met de voormalige Nederlandse staf van Camp Dounans. En ook dat ze dolgraag samen met een aantal ex-Schotland- gangers nog één keer het idyllische toe vluchtsoord zou willen bezoeken. Ze meldde zich op 8 juli vorig jaar bij 'A- dres Onbekend' van de KRO en kwam al tijdens de uitzending in contact met één medeleidster van het kamp. Enkele da gen later stroomden de brieven binnen van voormalige oorlogskinderen. „Onder hen was de nu 57-jarige Ton Geers uit Voorburg, die aanbood de trip naar Schotland te organiseren. Zeker is nu dat we op 23 augustus per boot naar Huil varen, vanwaar we verder reizen naar Aberfoyle en omgeving." Tocht Het zoeken naar malige oorlogskinderen gaat intussen door, want Truus Knoop- Pathuis, die in Camp Dounans bekend stond als 'Tante Truus' wil de oversteek het liefst met zoveel mogelijk mensen maken. Daarom vertelt ze aan wie het maar horen wil haar verhaal over die merkwaardige tocht van augustus 1945. Het westen van Nederland was toen nog maar amper bekomen van de vreselijke hongerwinter en de oorlog. Vanuit Groot- Brittannië kwam het aanbod vijfhon derd Nederlandse kinderen die geleden hebben onder de strijd en de honger op krachten te laten komen in Schotland. Truus Knoop Pathuis. die bezig was met de opleiding kinderverzorgster en die als lid van de Remonstrantse kerk hoorde van het project, meldde zich spontaan aan als begeleidster. Nog voor het eind van augustus stoomde ze met de 'Batavier 2' („een vreselijk gammel ding") in 'beestenweer' Het Ka naal over. samen met vijfenzeventig ang stige en ondervoede kinderen uit Den Haag, Voorburg, Rijswijk en Wassenaar. Eenmaal in Engeland, waar volop naoor logse chaos heerste, ging het met een oude kolentrein naai' Aberfoyle, veertig kilometer ten noordoosten van Schotse hoofdstad. Daar was, vermoedelijk spe ciaal voor het Nedérlandse uitje, het kamp Dounans opgezet. Geknuffel De kinderen brachten er de dag door met school, sport en spel - de Nederlanders Truus Knoop Pathuis: „Aberfoyle was voor ons een paradijs. We willen nu onze dankbaarheid uitdrukken." foto Henk Braakhekke hadden een complete staf meegebracht, inclusief onderwijzers, jeugdleiders, arts, verpleegkundige, dominee en pater - en vooral ook met veel geknuffel. „Ze hin gen aan ons. Ze waren schrikachtig ge worden van beschietingen in de oorlog en het overkomen van V2's en zochten voortdurend veiligheid." En die kregen ze volop van de leiders en leidsters in het kamp, die zeer eensgezind waren en zorg den voor een fantastische sfeer. Nadat het leed van de kinderen, die tus sen de zeven en veertien jaar oud waren, redelijk was weggemasseerd en de mees ten waren aangesterkt, begon eind okto- in pleeggezinnen in de plaatsen Aber deen, Perth. Dundee, Edinburgh en Glasgow. Tante Truus werd onderge bracht in Aberdeen. ,,Daar bracht ik veel tijd door in gezelschap van dominee John Mowatt, een buitengewoon humor- rijke en cultureel onderlegde man, die ber 1945 een nieuw chapiter: een verblijf me zo'n beetje alle bijzondere plekjes van Schotland heeft laten zien en die on- zettend veel verhalen en sagen wist te vertellen." Uiteraard werd er ook enorm veel gezon gen en gedanst, op doedelzakmuziek. „Het was een ongelooflijke ervaring voor mij. Ik begon te houden van het land. Als er reïncarnatie bestaat moet ik in mijn vorig leven een Schotse zijn geweest." Sinterklaas Ook de kinderen raakten steeds meer verknocht aan Schotland. „Ik ging een paar keer per week alle adressen langs in Aberdeen waar ze zaten. En dan hoorde ik vrijwel overal enthousiaste verhalen." Op één moment kregen de kinderen dui delijk heimwee: dat was rond Sin terklaas 1945. „In Schotland snappen ze daar echt helemaal niks van." Nog diezelfde maand kwam er een einde aan het Schotse avontuur van de Neder landse oorlogskinderen, die inmiddels toch flink wat heimwee hadden gekre gen. De terugkomst in Nederland viel evengoed niet iedereen mee. „Je mist de doedelzak, de verhalen, de humor. En niemand in je omgeving snapte wat je hebt meegemaakt." Van de kinderen hoorde ze niets meer. „omdat die snel weer werden opgeno men in het dagelijks ritme van hun gezin nen." Met een deel van de leiding had ze nog wel een tijdje contact, totdat ook dat verloren ging. Een enkeling heeft ze nu opgespoord, de meesten zijn vermoede lijk overleden. Dat laatste geldt zeker niet voor de voormalige pupillen, die nu tussen de 57 en 64 jaar oud moeten zijn. „Van de groep van 24 kinderen die ik per soonlijk heb begeleid, heb ik er inmid dels zeven teruggevonden, de meesten in- et westen van het land." Op 23 augustus begint de reis naar het paradijselijke Aberfoyle. waar de Neder landers een herdenkingsteken willen onthullen. „We weten nog niet precies wat het wordt. We zullen zien. Het be langrijkste is dat we onze dankbaarheid kunnen uitdrukken." Arvid van der Wolf F38Ö *J.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 33