Ik heb duizenden negers en pygmeeën gemeten PZC Paul Julien de laatste ontdekkingsreiziger Kampvuren langs de evenaar reportage ZATERDAG 15 JULI 1995 31 Dr Paul Julien heeft erg weinig tijd. Een interview met de 94-jarige antropoloog mag daarom niet te lang duren, daarvoor heeft hij te veel andere verplichtingen. Afspraken regelt zijn vrouw Mieke, die beheert de agenda. „En wilt u de dag tevoren nog even bellen om ons aan de ontmoeting te herinneren? Wij zijn wat kort van memorie ziet u." Een gesprek met de 'laatste Nederlandse ontdekkingsreiziger'. Over tegenwerkende negerhoofden, raszuivere pygmeeën, achterhaalde onderzoeksmethoden en over soms illegale vertalingen van Kampvuren langs de evenaarzijn bekendste boek. Paul Julien slaapt hartje zomer onder een stapel dekens. De scheikundige antropoloog, die 38 of 39 keer met dragers karavanen het oerwoud introk om bloed- groeponderzoek te doen bij pygmeeën en andere restgroepen, is een koukleum. Dit in tegenstelling tot zijn 85-jarige echtge note, die niet goed tegen de warmte kan. Ze is in 1990 nog met haar man meege- weest naar Maleisië, waar ze voor de laat ste keer pygmeeën hebben onderzocht. Het waren er niet veel en ze waren ook niet raszuiver, aldus Julien. Dat zijn twee pro blemen waar hij vaak tegenaangelopen is. „Dat soort desillusies is niet te tellen. Tij dens de voorbereiding van een expeditie koos ik een onbekende stam pygmeeën uit en ter plaatse bleken er dan te weinig te zijn, ze waren niet raszuiver of ze deden niet wat ik zei. Daarom zocht ik meestal drie stammen uit, zodat ik snel over kon schakelen naai1 een andere. Ik heb nooit last gehad van vijandelijkheden. Op de een of andere manier kon ik overbrengen dat ik met goede bedoelingen kwam. Bo vendien verzorgde ik de gewonden of zorg de dat ernstig zieken naar een missiepost werden overgebracht." Heftig trekkend aan zijn sigaar doet Ju lien zijn verhaal. Mieke Julien zit op de stoel naast hem. Ze trouwden tien jaar ge leden en hun eerste reis samen naar Span je en Portugal was meteen hun huwelijks reis, vertelt ze. „Mijn eerste vrouw was overleden en Mieke's man ook. Mieke was bevriend met mijn vrouw", legt Paul Ju lien uit. Tijdens het gesprek pakken ze af en toe eikaars hand beet. Vriendschappen Uit kleine aanvullingen blijkt dat Mieke een groot bewonderaar is van 'doctor Paul'. „Weet je dat hij dikwijls vriend schappen sloot met dragers en pygmeeën, terwijl hij toch praktisch niet met ze kon spreken. Dat vind ik zulke ongelooflijke passages uit zijn boeken." In het verstilde huis in Wassenaar, van onder tot boven gevuld met Aziatische en religieuze kunst, blijven ook overdag de schemerlampen aan. Julien bracht niet veel Afrikaanse kunst mee van zijn reizen. Wat hij heeft staat op de bovenverdieping. „Mooie stukken zijn erg kostbaar en ik ben niet rijk. Wij hebben alleen dit huis", vertelt hij openhartig. Net als de filmheld Indiana Jones was Ju lien ook leraar en ontdekkingsreiziger te gelijk. Hij gaf les in scheikunde en was as sistent aan de universiteit van Utrecht. Dankzij bereidwillige school- en universi teitsbesturen kreeg hij de kans ieder jaar enige maanden op reis te gaan. Hij finan cierde zijn reizen zelf, door middel van le zingen, het schrijven van boeken en arti kelen en natuurlijk het houden van radio voordrachten. In de jaren dertig zaten dui zenden Nederlanders zondagsmiddags aan de radio gekluisterd te luisteren naar doctor Paul Julien die vertelde over zijn belevenissen in de wildernissen van Afri ka. Goedkoop Dr Paul Julien met twee pygmee-kinderen (plm 1939), uit Julien's boek Kampvuren langs de evenaar, foto's GPD Uit kampvuren langs de evenaar: Paul Julien in- zijn jonge jaren, ongeveer 1939, met de Mawphalie- duivel van de Mende- stam in Sierra Leone. Een andere overeenkomst met zijn col lega van het witte doek is dat ook Julien goedkoop reisde. Niet met opzet, maar uit gewoonte. „Ik sprak eens met de voorzit ter van een wetenschappelijk genoot schap. Zij hadden me een geldbedrag ge schonken en de man wilde weten wat mijn reis nu in totaal gekost had. Het was een bankier, en zo iemand vraagt dat natuur lijk. Ik liet het hem zelf eerst berekenen en hij kwam uit op een bedrag van 8.000 gul den. Dat moetje nu overigens met een fac tor twaalf vermenigvuldigen. Ik zei hem dat ik nog geen 900 gulden had uitgege ven. In totaal. Ik heb altijd vreselijk goed koop gereisd." Julien koos aanvankelijk voor onderzoek in Afrika, omdat dat destijds het meest dichtbij gelegen gebied was waar isolaten, oftewel ongerepte stammen, voorkwa men. De afstand moest zo kort mogelijk zijn, omdat de reis per schip verliep. Wat dat betreft hebben moderne reizigers het een stuk gemakkelijker. „Wij waren vroe ger weken onderweg en tegenwoordig vlieg je ergens binnen een paar uur naar toe." Dat al dat gereis het milieu beïnvloedt, niet alleen in de lucht maar ook op de grond, baart Julien geen zorgen. Wat dat betreft is hij heel duidelijk: hoe meer kool zuur in de lucht hoe beter. Daar wordt het klimaat milder van en het bevordert een rijkere plantengroei. „Bij de uitbarsting onlangs van de Erebusvulkaan op een schiereiland in het Zuidpoolgebied werd een hoeveelheid koolzuur de lucht in ge slingerd die groter was dan wat alle indus trielanden tesamen in enige weken pro duceren. Veel mensen laten zich opwar men door krantenberichten. De houtkap- perij in de bossen, zoals in Zuid-Amerika, is vele malen ernstiger. Daar kunnen we ons beter zorgen over maken." Julien schreef vier boeken over zijn reizen en een aantal wetenschappelijke artike len over zijn onderzoekingen. Kampvuren langs de evenaar (1940) is zijn meest be- Doctor Paul Julien. - „Misschien is de eentonige bush van Sierra Leone somberder, neer drukkender dan ergens anders in West- Afrika. Misschien ook was het de regen die, na me twee maanden te hebben doorweekt, soms verkleumd, verkild tot in mijn gebeente, een hartstochtelijk verlangen in me ivakker riep het land van de Mende zo snel mogelijk te verlaten. Maar de felle regens die week in week uit neergutsten over de ruisende wildernis vertraagden mijn werk, kluisterden me vast aan mijn kamp en veroordeelden me tot lange dagen van werkeloosheid. Langzaam maar zeker bekroop mij een diepe neerslachtigheid. De grauwe eenzaamheid van het bos drukt me terneer. De regen drong door tot in elk hoekje van mijn hut. Overal, tot onder mijn kampbed, stonden modderige plassen. In natte plooien hing het muskietennet om mijn klamme brits waar de laatste droge dekens al een week geleden waren begonnen te schimmelen". - Met liep tegen de middag en het was drukkend warm. De karavaan, die de gehele ochtend luidruchtige dragerszangen had doen horen - nergens, in Afrika zingen dragers zoveel als in Liberia -, was naarmate de Warmte toenam stiller geworden. Toen tegen de middag het terrein wat heuveliger werd, verstomde het gezang en maakte plaats voor een hijgend zwoegen, slechts onderbroken door het ruisen van de takken langs de kisten". -- „Zo stompt men in het bos ten slotte voor alles min of meer af.Na verloop van enige weken gaat men minder hoge eisen stellen aan de prestaties van de kok, aan de verzorging en de netheid van de tafel in het kamp, aan de uitgebreidheid van het menu. Op gevaar af deze lichtzinnigheid met een zware dysenterie te bekopen, begint men minder streng op de hygiënische toestanden in de keuken te letten en op de zorg van de 'smallboy' of de 'marmiton' voor het schoonhouden van het vaatwerk". Uit: Kampvuren langs de evenaar. kende boek. Er zijn in Nederland meer dan honderdduizend exemplaren van ver kocht. De 'klassieke bestseller over het echte Afrika' is vertaald in het Frans, Duits, Spaans, Engels, Italiaans. Deens, Zweeds, Noors en Fins. En waarschijnlijk ook in het Russisch, maar dan illegaal. Een Zweedse collega-antropoloog tipte Julien dat hij het in Rusland in een boek handel had zien liggen. Het echtpaar is toen tijdens een verblijf in Rusland en Si berië alle grote boekhandels 'afgedraafd', maar heeft het nergens ontdekt. „Het enkele personeelslid dat een beetje Engels sprak konden we moeilijk duide lijk maken wat we zochten. Bovendien hebben ze me daar misschien wel Igor of Ivan Rostropovits of zoiets genoemd Dat deden de Russen wel vaker. Gewoon een boek illegaal overnemen, soms met een verzonnen schrijversnaam. En geen au teursrechten betalen natuurijk. Ik bezit een boek van een Zweedse auteur die in het voorwoord protesteert tegen dit soort praktijken." Kampvuren langs de evenaar is in 1992 opnieuw uitgegeven in Nederland, dank zij de inspanningen van een goede vriend. Hij is ook degene aan wie Julien de zorg toevertrouwt over zijn nalatenschap, een immens archief dat onder meer tiendui zenden zwart-wit foto's en dia's bevat en ongeveer 7 kilometer film. Julien schreef speciaal voor de twintigste druk van 'Kampvureneen nifeuwe inlei ding. omdat zijn boek gebeurtenissen en toestanden beschrijft die, althans ten de le. niet in deze tijd passen en slechts ten dele historische betekenis hebben, want in Afrika is onnoemelijk veel veranderd, om te beginnen wat de politieke structu ren betreft." Met Afrika komt het gewoon nooit meer goed. dat is een ding wat zeker is. Julien is zeer pessimistisch over de toekomst van het continent. „Ik heb het allemaal voor zien, de twisten, conflicten en bloedige slachtpartijen. Alleen niet op deze schaal. Afrika is een stammenland en stammen- oorlogen zijn traditie. Maar vroeger had den ze pijl en boog en nu veel betere spul len. Hun wapens doen niet onder voor wat wij hier in de westerse wereld hebben. Daardoor krijg je georganiseerde slacht partijen. zoals tussen de Hutu's en de Tut si's. Die ik overigens ook in mijn karava nen heb gehad, tegelijkertijd. Dat gaf toen helemaal geen problemen." „De onafhankelijkheid van de meeste Afrikaanse gebieden is een grote ramp ge worden. Toen de Portugezen, de Belgen, de Britten en de Fransen er nog 'de baas' waren heerste er orde en rust. Met hun ver trek viel ook de autoriteit weg- Er zijn massa's burgers daar die liever vandaag nog de Portugezen en de Fransen terug willen. Een vredesmacht van de Verenig de Naties kan tijdelijk rust brengen maar dan laait het geweld op een andere plek weer op. Ook al zetten ze een miljoen man in. toch zullen er steeds weer nieuwe te genstellingen opdoemen. Daarom zal Afrika voorlopig wel achter blijven bij de rest van de wereld. „Afrika is net als Joegoslavië een samen raapsel van stammen en draagt daardoor de bron van ellende in zich mee. Maar goed, ik ben niet geïnteresseerd in de Afri kaanse politiek, de situatie daar wisselt per dag. Dat is niet bij te houden. De cul tuur. de antropologie, de afstamming van de Afrikanen, daar ligt mijn belangstel ling." In 1926 maakte Paul Julien zijn eerste gro te buitenlandse reis. Samen met vijf me destudenten, die net als hij op de rand van afstuderen stonden, vertrok hij voor zes maanden naar Nederlands-Indië. „We wa ren een halfjaar onderweg en reisden per schip onder leiding van een ervaren oud planter. Die had niet alleen verstand van zijn werk maar ook belangstelling voor de culturen van het land. De terugreis ging ook per schip, met aan boord allemaal te rugkerende planters en ambtenaren. Die keken eerst nogal op ons neer maar ze bonden in toen bleek dat wij in die paar maanden veel meer hadden gezien van hun land dan zij soms in een paar jaar." Onderzoeksvirus Tijdens die reis raakte Julien besmet met het 'onderzoeksvirus'. „Als antropoloog dateer ik nog uit de tijd van de antropo- metrie. Er werd van alles gemeten: li chaamslengte. schedels, de kleur van ogen, huid en haar. Verschrikkelijk veel werk waar weinig uitkwam. Ik heb duizen den negers en pygmeeën gemeten. Maar uit al die tabellen en cijfers haal je niks over stamgeschiedenis, stamverband en afkomst." Julien richtte zich toen op de nog jonge fysiologische antropologie, waarin het on derzoek naar de indeling van bloedgroe pen een belangrijke rol speelde. Hij deed onderzoek bij pygmeeën, een ras dat vol gens hem gedoemd is te verdwijnen door uitsterving en vermenging. „Pygmee vrouwen zijn vaak liever tweede, derde of vierde vrouw van een neger dan eerste van een stamgenoot in het. oerwoud, onder pri mitievere omstandigheden. En ik kan ze geen ongelijk geven." In 1933 had Julien voor het eerst contact met pygmeeën, dankzij een prijsvraag van de Belgische regering. Die wilde van een grote groep pygmeeën de bloedgroep la ten bepalen en deed een oproep. Julien nam de uitdaging aan en onderzocht er 1013 in drie maanden tijd. Hij kreeg hulp van de missie en overreedde de pygmeeën met zelfbetaalde cadeaus als tabak, zout, messen en kleren. Uiteindelijk werd hij twee jaar laten verslagen door een Belg die het tot 1015 bracht. Ze werden echter alle twee tot winnaar uitgeroepen. „Overdag prikte ik bloed en 's avonds en 's nachts zat ik het te analyseren. Je kunt bloed in die hitte niet lang goed houden, hoogstens twee dagen. En een koelkast had ik natuurlijk niet bij me in het oer woud. We liepen gemiddeld soms wel 50 kilometer per dag. Alles moest te voet, want de pygmeeën zaten niet langs de au toweg. Dat werd later veel beter, toen vooral de Franse kolonisatoren de neger dorpen verplaatsten naar de wegen. Dat was een groot succes. Die negers gingen er zwaar op vooruit. Ze kregen goede medi sche voorzieningen en noem maar op. Maar er waren ook negerhoofden die er de pest in hadden. Die waren bang dat ze be lasting moesten betalen voor de pyg meeën die ze in dienst hadden. En als ze langs de weg woonden, konden de Fran sen de aantallen makkelijker controle ren." „De Afrikaanse bevolking werd in feite be stuurd door die negerhoofden en dat ble ken vaak uitbuiters. Als ik ergens proble men had. kwam dat altijd door tegenwer kende negerhoofden. Ze weigerden hun pygmeeën te laten bloedprikken of ont kenden zelfs dat ze er waren. Ook al had ik ze de dag te voren nog zien lopen met hun baas." Achterhaald Paul Julien heeft tijdens zijn reizen een kleine honderd stammen onderzocht. Hij bracht het eerste pygmeeskelet mee naar Europa, dat in Utrecht wordt bewaard. Zijn onderzoeken zijn nu gedeeltelijk ach terhaald. „Zo gaat dat met elk onderzoek. Vroeger werd veel waarde gehecht aan schedelmetingen, dat is nu eigenlijk waar deloos. Ik zou graag nog eens teruggaan, om met de nieuwste methoden te werken. We zouden nu kiezen voor chromosomen- onderzoek, waardoor je veel dieper gene tisch kunt graven. Het punt is alleen datje nu bijna geen raszuivere pygmeeën meer vindt. Het bezoek aan Maleisië in 1990 was de laatste verre reis die de Juliens maakte. Sindsdien doen hij en zijn vrouw het wat rustiger aan en richten zich op de studie van kerken en kathedralen in Frankrijk. Maar ook in Spanje komen ze graag. Auto rijden laat dr. Paul over aan zijn echtge note, die onvervaard rondtoert in haar Su zuki en vol pret vertelt over die ene keer toen ze in Spanje klem zat in een benauw de steeg en achteruit weer weg wist. te ko men. Zonder deuk of kras. Een niet gerin ge prestatie, vindt haar man. Julien wordt nog steeds gevraagd voor le zingen, maar die geeft hij niet meer. Wel onderhoudt hij een uitvoerige weten schappelijke correspondentie en verdiept zich in wetenschappelijke literatuur over de atoomtheorie. „Als je 94 bent, word je geheugen minder. Er vallen gaten in, zeg ik altijd. Het merkwaardige is dat ik me details uit mijn gymnasiumtijd zo voor de geest kan halen en iets wat pas geleden is gebeurd niet." De Indiase Andamaneilanden, ten zuiden van Birma, staan eigenlijk nog steeds op het verlanglijstje. Maar dat lukt niet meer, constateert Julien spijtig. „Ik heb het drie keer geprobeerd en ben drie keer tegenge houden. Op een van die eilanden is enkele jaren geleden nog een vreemdeling ver moord door pygmeeën. Ik denk dat ik er wel door had kunnen komen, want ik kom als vriend en vertrek als vriend en helper. Zo is het altijd geweest. En daar ligt, ik ben er zeker van. de sleutel van mijn suc ces." Marja Boonstra

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 31