Onvervalste sierkunst
Vaders verdwijnen uit zicht
Huub
Beurskens
Boontje werkte aan
een groots werk
Popmuziek en literatuur
hebben weinig met elkaar
kunst cultuur vrijdag 30 juni 1995 18
letterkundige kroniek
vertaald
Huub Beurskens (45) kwam
onlangs in het nieuws
doordat zijn boek Aangod en de
afmens met de VSB Poëzieprijs
werd bekroond. Hij legt zich op
allerlei genres toe. Zo
verschenen de laatste tijd
naast die dichtbundel ook een
roman Wilde boomgaard en een
boek met essays Circus
Fernando van zijn hand.
Huub Beurskens is zo'n schrij
ver die houdt van mooie woor
den en sierlijke zinnen. Ik las de af
gelopen dagen drie boeken van
hem - een roman, een dichtbundel
en een verzameling essays - en in.
alle genres kon hij op deze neiging
betrapt worden.
Aan het begin van het tweede
hoofdstuk van de roman Wilde
boomgaard laat hij de lezer ver
dwalen in een zin die ruim twee
honderd woorden telt. Zelfs de
meest onsmakelijke dingen wor
den in de meest welluidende zin
nen beschreven: „Ik zat nog niet
gehurkt of daar proestte, spoot,
spoog, straalde, regende het me
uit, terwijl er vanuit de diepste
grotten van mijn darmen achter
aan- en meegebruld en -geblèrd
werd als waren daar alle schaaps-
en geitenkuddes van de hele archi
pel samengedreven om gelijktijdig
en overal te worden gemaltrai
teerd door grollende polyfage poly-
femen."
Onvervalste sierkunst is dit: de be
tekenis van de zin blijft enigszins
duister, maar het klinkt aardig. In
Beurskens' gedichten gaat het net
zo toe. In bijna elke regel wordt
met woorden gespeeld, zodat we
bijvoorbeeld lezen over „de dans-
baarheidslust van een schijnbaar
zuchtjesloze zomeravondlucht."
Misschien is de volgende zinsnede
de beste beschrijving van het soort
poëzie waarmee Aangod en de af
mens is gevuld: „Klanken en geu
ren krullen in de avondlucht."
Zelfs in de in Circus Fernando bij
eengebrachte essays trekt de au
teur soms fraaie kmllen. Zó roept
hij bij de lezer een schilderij van
Huub Beurskens: Mooie woorden en sierlijke zinnen. foto Klaas Koppe
Toulouse-Lautrec voor ogen: „Die
kont. Moet je die kont eens zien!
Met tussen de hammen de ballen!"
Uitbundig
Een gulle schrijver is Beurskens in
elk geval. Niet alleen omdat hij zo
veel genres beoefent, maar ook
vanwege die uitbundige stijl. Veel
„kunstwerken van niveau", ver
klaart hij in een essay, hebben „bij
eerste kennismaking een weldadig
aandoend uiterlijk, charme". Hij
voegt eraan toe: „Voor mij is kunst
niet louter prosodie en metriek,
niet puur stijl, maar evenzeer the
matische inhoud." Alleen mooie
woorden zijn hem dus niet genoeg.
Naar zijn eigen maatstaven geme
ten is waarschijnlijk de dichtbun
del Hollandse wei (1990) een ge
slaagd boek. In sierlijke verzen
werd de ontsiering van ons land
aangeklaagd. Maar hij slaagt er
niet altijd in zijn verrassende hul
zen ook een verrassende inhoud te
geven.
Zo heeft hij er alles aan gedaan Wil
de boomgaard heel interessant te
laten lijken. Maar als het eropaan
komt is het een magere roman. De
hoofdpersoon is een jongen van
veertien die besloten heeft: „Al
leen ben ik en alleen wil ik ook blij
ven." Hij houdt niet van mensen,
maar wel van de natuur. Sex boe
zemt hem grote angst in, al ver
langt hij hevig naar de zes jaar ou
dere Lona. Om de dreigende vol
wassenheid te ontlopen, wordt hij
„een kereltje van over de tachtig".
Niets kan hem meer gebeuren in
zijn rustige „eenmansbejaarden-
burcht". Zoals vaker in het grotes
ke proza van Beurskens lopen fan
tasie en werkelijkheid door elkaar.
Aan het slot is de hoofdpersoon -
die van dezelfde jaargang is als de
auteur - een veertiger die „een
beetje met zijn kantoor getrouwd"
zou zijn. Op een Grieks eiland
wacht hem een pijnlijke confronta
tie met zijn Limburgse verleden.
Ook Aangod en de afmens is een
grillig boek. Alle mogelijke vor
men worden door de schrijver be
proefd. Een prozagedicht kan wor
den gevolgd door een kwatrijn.
Oude vormen krijgen bij hem een
nieuwe lading, zoals duidelijk te
zien is in een sonnet als 'Sentimen
tele boswandeling'. Een hoogte
punt in de bundel vind ik 'Bij een
graf in Casarsa'; aan het graf van
Pasolini bezint hij zich op de we
reld van nu waar dichten waar
schijnlijk tot mislukken gedoemd
is en waar „gebrek aan verwach-
tingsgloed" heerst.
Beurskens schrijft op zijn best lich
te en ongrijpbare gedichten. Deze
poëzie leent zich daarom met voor
een samenvatting, maar vrijwel
steeds zien we de „godsdienstgo-
dafvallige" dichter zoeken naar
een bezield verband. In 'Terras bij
volle maan' wordt beschreven hoe
anderen détails bestuderen, ter
wijl hij het geheel ziet: „Ik hoorde
er niet bij. Ik kon me wel iets voor
stellen bij wat hen zo bewoog. Ik
had geen kijker. Maar geleidelijk
aan kreeg ik oog voor hoe alom de
maan binnen ieders handbereik
een rijk was - en met welke
pracht!"
In de essaybundel Circus Fernan
do vinden we een vergelijkbare ge
dachte. Specialisten zijn soms zo
gefixeerd op hun doel dat ze eraan
voorbijlopen. Dilettanten blijven
de grote lijnen wèl zien en het is
dan ook niet toevalig dat Beurs
kens zich in het woord vooraf tot
„dilettant voor dag en nacht" uit
roept. Ook dit is een ongelijk boek,
met vervelende stukken èn boeien
de beschouwingen. Beurskens
wist mij het meest mee te slepen
met 'Bloemen voor Mondriaan',
een bewogen en scherpzinnig es
say dat iedereen die in beeldende
kunst belang stelt zou moeten le
zen. Hij weigert zich door „de mo
derne museumdirecteuren, kunst
strategen, Documenta-planolo-
gen, verzinners van virtuele stro
mingen" de les te laten lezen en
hoont in felle bewoordingen de
„over de hele wereld vigerende
beeldende kunst" die dikwijls op
„boerenbedrog" neerkomt. „De
adsurditeit van al die mensen die
dag in dag uit ergens in New York,
in Amsterdam, Londen, Sydney of
Mönchengladbach in devote pro
cessies langs een keurig rijtje bak
stenen, een stel neonbuizen, een
installatie met kantoorstoelen of
videobeelden trekken, bezorgt me
een uiterst onplezierige mengeling
van wrevel, opstandigheid, moede
loosheid en triestheid", verklaart
hij.
Huub Beurskens mag tot de au
teurs behoren die het fraaie woord
en de welluidende zin beminnen,
maar in zo'n essay toont hij óók
een schrijver te zijn die de wereld
iets heeft te zeggen.
Hans Warren
Huub Beurskens: Aangod en de afmens.
Gedichten - 64 pag. 32,90.
Huub Beurskens: Wilde boomgaard.
Roman -176 pag.29,90.
Huub BeurskensCircus Fernando en
andere essays -160 pag. I 39,90.
Alle uitgaven: Meulenhoff. Amsterdam.
Louis Paul Boon (1912-1979) trekt
nog altijd de aandacht van lezers
en onderzoekers. Onlangs verscheen
een studie over de
ontstaansgeschiedenis van de nauw
samenhangende romans De
Kapellekensbaan (1953) en Zomer te Ter-
Muren (1956) die door velen als een
hoogtepunt in onze literatuur worden
beschouwwd. Jos Muyres (38) spreekt
in het voorwoord van zijn proefschrift
De Kapellekensbaan groeit van „de
meest verrassende, intrigerende en
overrompelende roman" uit ons
taalgebied. Zijn enthousiasme liet hem
in de rest van zijn verhandeling niet in
de steek en zo werd het een boek dat
niet alleen de promotiecommissie maar
ook de Boon-bewonderaar tevreden zal
stellen.
Onder welke omstandigheden
zijn deze romans geschreven?
Hoe is Boon op het idee gekomen
zulke ongewone literatuur te ma
ken? Wat gebeurde er voor het ma
nuscript een boek werd? Dat zijn
de vragen waar Muyres antwoord
op probeert te geven. Eenvoudig
was dat soms niet, bijvoorbeeld
omdat het handschrift van De Ka
pellekensbaan door het Archief en
Museum voor het Vlaamse Cul
tuurleven werd vernietigd. De con
servator - vreemde term in dit ver
band! -berichtte in 1953 aan Boon:
„al te veel zaken stonden daar oor
spronkelijk in die niet konden ge
drukt worden, zodat ik dan ook be
sloot (buiten enkele bladzijden die
ik u reeds stuurde) alles maar te
verbranden."
Boycot
Het-lukte Boon, die in 1942 was ge
debuteerd, niet van zijn literaire
werk te leven. De verkoopcijfers
waren zeer slecht, onder meer door
een regelrechte „boycot van ka
tholieke zijde". Uitgeefster Angèle
Manteau steunde de schrijver
lang, maar ze besloot wegens deze
omstandigheden De Kapellekens
baan niet uit te geven. Dat was in
1949, pas vier jaar later zou het
boek dat nu een onaantastbare
status heeft door de Arbeiderspers
worden uitgebracht. Het tweeluik
is ontstaan uit wat een nogal tradi
tionele roman had moeten wor
den: Madame Odile. Boon was er
niet tevreden over en na een paar
jaar kreeg hij een inval: „Toen
kwam ik op het idee dat een roman
van het begin tot het einde een leu
gen is Ik ben een roman over de
roman beginnen schrijven." Zo
kwam ten slotte het Illegaal boek
van Boontje - zoals de titel aan
vankelijk luidde - tot stand.
Veel aandacht besteedt Muyres
aan de verbanden tussen het jour
nalistieke werk van Boon en de
beide romans. Met veel voorbe
houd kan men van 'voorpublika-
ties' spreken, maar naast allerlei
overeenkomsten zijn er ook aan
zienlijke verschillen. In De Kapel
lekensbaan en Zomer te Ter-Mu
ren zelf valt veel te lezen over hoe
deze romans werden geschreven.
Het publiek is in de woorden van
Muyres „getuige van het ont
staansproces." Hij spreekt zelfs
van „een Ziue-verslag van een pe
riode uit het leven van de schrijver
Boontje, waarin hij werkt aan een
groots werk: het boek over de Ka
pellekensbaan." Door die wonder
lijke combinatie van literair expe
riment en warmbloedig verslag
blijven deze romans velen aan
spreken en zal er nog veel over wor
den geschreven. De Kapellekens
baan groeit verder.
H. W.
Jos Muyres: De Kapellekensbaan
groeit. Over de ontstaansgeschiedenis
van het tweeluik De Kapellekensbaan
Zomer te Ter-Muren van Louis Paul
Boon - 496 pag. 49.501BFR 900 - Uit
geverij Plantage. Postbus 984, 2300 AZ
Leiden - ISBN 90 73023 46 7.
Robert Schneider: Wie liefheeft
slaapt niet (De Arbeiderspers, 174
blz„ 34,90, vertaald door W. Han
sen). Romandebuut van de Oos
tenrijkse schrijver Robert Schnei
der (1961). Wie liefheeft slaapt niet
is het verhaal van het tragische le
ven ven een miskend muzikaal ge
nie, wiens begaafdheid te groot
was voor zijn lichaam en zijn omge
ving.
Lisa St.Aubin de Téran: Een
huis in Italië (Meulenhoff. 222 blz„
34,90, vertaald door Anneke
Goddijn). Lisa St. Aubin de Téran
is auteur van de romans Joanna,
De stoptrein naar Milaan en Rosa
lind en schreef eerder over haar ro
mantische en veelbewogen leven
in Op doorreis. Haar nieuwe boek
beschrijft de zoektocht van de
schrijfster en haar echtgenoot
naar een kasteel in Italië.
James Ellroy: Strikt vertrouwe
lijk (De Arbeiderspers, 480 blz.,
ƒ39,90, t/m 30-6 ƒ34,90, vertaald
door Auke Leistra). Nieuwe thriller
van Ellroy in vertaling. Drie man
nen schieten in een koffieshop drie
werknemers en drie klanten dood.
De verdenking valt op drie jonge
zwarten. Aan hun veroordeling
komt geen rechtbank te pas.
Patricia Highsmith: Het zwarte
huis (De Arbeiderspers, 213 blz.,
34,90, vertaald door Inge Kok).
Bundel met spannende verhalen
(uit 1978, 1979 en 1981) van thrille
rauteur Highsmith.
®Dick Francis: Wilde paarden
(De Arbeiderspers, 272 blz., 34,90,
vertaald door Nelleke van Maa-
ren). Nieuwe thriller van Francis.
Een priester neemt een stervende
oude man de laatste biecht af. Ech
ter: de priester is geen priester
maar een filmproducent die door
zijn bekentenis in allerlei zaken
verwikkeld raakt.
In Annie M. G. Schmidts beroemde
Pinksterdagliedje beschouwt het kleine meisje
haar vader als een held, als iets tussen Onze Lieve
Heer en Sinterklaas. Renate Rubinstein schreef
over zo'n klein meisje: „Nu is ze nog een kind, maar
als hij oud is zal zij voor hem zorgen. Want zij is
dan groot en moeder is voorgoed verdwenen.
Schreiend zullen vader en dochter elkaar in de
armen vallen: eindelijk vrij, eindelijk thuis,
eindelijk hun bestemming bereikt."
De dochter uit Annie Schmidts vers ziet
haar vader, zo'n twaalf jaar na de gedenk
waardige Pinksterwandeling, als een 'ouwe lui'.
De dochter die Renate Rubinstein is geweest
kan blijven zoals ze was: haar vader is toen ze
nog klein was opgepakt en vermoord.
Wat vinden dochters van hun vaders? Jessica
Durlacher heeft uit de moderne Nederlandse li
teratuur (van Carry van Bruggen tot Miriam
Guensberg in leeftijd) verhalen en romanfrag
menten bijeengebracht en gebundeld onder de
titel Vaders. Verhalen van hun dochters. Het is
een mooi boek geworden, met nogal wat auto
biografie en nogal wat verbeelding die door de
context een autobiografisch karakter krijgt. De
vreselijke vaders, die hun dochters afranselen
(Sonja Witstein, Hannes Meinkema), zijn geluk
kig verzonnen. En gelukkig kan het boek be
staan zonder incest. Modieus is het allerminst.
De vader in het prachtige romanfragment van
Frida Vogels, op fietstocht met zijn dochtertje,
schrikt van zichzelf als hij de hand van het kind
in de zijne neemt...
Gedesillusioneerd
De situaties waarin de kinderen opgroeien zijn
zeer verschillend. Enige vaders zijn jong gestor
ven of hebben huis en haard verlaten. Zo bij Re
nate Rubinstein, Frida Vogels. Enkele vaders
sterven onder de ogen van hun dochters. Zo bij
Christien Kok, Hermine de Graaf, Miriam
Guensberg, Fleur Bourgogne. Allen verdwij
nen uit het zicht, veranderen naar het inzicht
van de volwassen wordende dochters. En blijk
baar blijft bij de nabestaanden de vraag of ze
niet, in vroeger jaren, een of andere fout hebben
gemaakt. De indruk die het boek nalaat is dat
de dochters de vaders al met al niet veel verwij
ten. Ze zijn gedesillusioneerd, en vooral in zich
zelf.
Je hebt ook de dochters die bij herdenken de
vaders een beter leven hadden toegewenst. Zo
als Ethel Portnoy, in haai' mooie 'Leven en
dood van een gastarbeider'. Haar vader, een uit
Rusland naar Amerika gereisde jood, had vol
gens haar meer in het leven kunnen bereiken
dan hij had gedaan. Ze betreurt zijn mislukkin
gen. En blijft zich, ook nu hij allang dood is,
koesteren in zijn liefde, die hij overigens nooit
heeft laten blijken. In dit verhaal is de vader
zeker niet 'de held'.
Dorpssmid
Even mooi is het fragment van Fleur Bourgog
ne, uit de roman Een huis voor het leven, over
een vader die zich tevreden heeft moeten stel
len met een leven als dorpssmid. en afschuwe
lijk aan zijn eind komt. De dochter vindt duide
lijk dat hij meer van zijn leven had mogen ver
wachten dan hij heeft gekregen. Zij is intens
met hem begaan.
Het kan vanzelfsprekend niet alleen over va
ders gaan; er komen ook moeders in de tekst
voor. Hoe problematisch de relatie moeder
dochter is hebben we de laatste tijd vaak uit
verhandelingen en verbeeldingen mogen ho
ren. Erg positief zijn de dochters niet in hun oor
deel. Renate Rubinstein heeft het nadrukkelij
ker over haar moeder dan over haar vader (die
ze dus alleen als kind heeft gekend), en het is
pijnlijke lektuur. In Sonja Witsteins gruwel-
fragment geselt de stiefvader strikt opvoed
kundig de dochter en is de moeder erg onnozel.
Nee. de moeders komen er slecht van af. Zelfs in
het enige anti-vader-verhaal (Hannes Mein
kema. The Incredible Shrinking Father) deugt
de moeder niet.
Ach, de vader. Anne Frank schreef op 7 novem
ber 1942. in haai- dagboek over 'moeders stand
jes en Margots prikkelbuien': „Ik houd van hen
alleen omdat ze nu eenmaal moeder en Margot
zijn, als mensen kunnen ze naar de maan lopen.
Bij vader is dat een ander geval. Als hij Margot
voortrekt, al Margots daden goedkeurt, Margot
prijst en liefkoost, dan knaagt het binnen in me,
want op vader ben ik dol, hij is mijn grote voor
beeld. van niemand anders in de hele wereld
dan van vader houd ik."
Ze gaat al gauw anders voelen en denken. Het
blijkbaar zo belangrijke sentiment had ze tref
zeker uitgedrukt.
Alfred Kossmann
Vaders. Verhalen van hun dochters. Samengesteld en
ingeleid door Jessica Durlacher - Prometheus, Am
sterdam-f 19,90.
Popmuziek hoor je voortdu
rend en overal, maar vrij
wel nooit en haast nergens
wordt er iets zinnigs over opge
merkt. Aanleiding voor de
redactie van het literaire tijd
schrift Hollands Maandblad
een nummer aan popmuziek te
wijden. De denderendste bij
drage is 'De daverdreun' van
Maarten 't Hart. Slechts één
popnummer vindt hij erg goed:
'A whiter shade of pale' van Pro-
cul Harum. „Die muziek is dan
ook een originele bewerking van
de inleidende sinfonia van can
tate 156 van Bach", laat hij fijn
tjes weten. Popmuziek, zo wil hij
er bij de lezer inhameren, is „on
voorstelbaar primitief'. De me
lodietjes zijn pover en worden
voortdurend herhaald „zoals
dat ook in de begintijd van het
lied het geval was." En in de
popmuziek zou men ook wat de
harmonieleer betreft „nog in het
tijdperk vóór 1650" verkeren.
Om over de „voorspelbare, da
verende, bonkende begelei
dingsfiguren die elke gedifferen-'
tieerde ritmiek al bij voorbaat in
de kiem smoren" maar te zwij
gen. „Het zijn", zegt hij, „met
name die begeleidingsfiguren
die door muren heendringen, of
op zomeravonden vele kilome
ters weten af te leggen, die de
popmuziek voor degenen die er
niet van houden tot zulk een
zware beproeving maken."
De beschouwing van 't Hart
dreigt de rest van het tijdshrift
te overstemmen. Maar hij heeft
toch niet helemaal het laatste
woord over popmuziek gezegd.
Hoe komt het bij voorbeeld dat
ondanks het inderdaad pijnlijke
gebrek aan inventiviteit pop de
eerste muzieksoort is die over de
hele wereld mensen aan
spreekt? En waarom is de klas
sieke muziek waar 't Hart zo van
houdt bijna volledig een zaak
van een ver verleden? Dit soort
kwesties worden direct of zijde
lings in dit interessante num
mer van Hollands Maandblad
aan de orde gesteld. Bastiaan
Bommeljé noemt popmuziek
„de succesvolste en de meest
zichtbare (en hoorbare) uiting
van de derde industriële revolu
tie." Er ontstond „een consump
tieve massa-cultuur die geen an
der doel nastreeft dan er te zijn."
Voor René Boomkens is de mon
diale populariteit van de pop
muziek „uitdrukking van de
culturele hegemonie van Ame
rika." Niet alleen een pop-hater
als Maarten 'tHart voelt zich
blijkbaar onbehaaglijk over wat
een redacteur „het zacht dreu
nende auditieve schemergebied
van wat ons allen omgeeft"
noemt.
Jaarringen
Misschien werpt Hans Righart
het meeste licht in deze scheme
ring door het essay 'Popmuziek
als het grote verlangen'. Pop, zo
geeft hij onomwonden toe, is
verbonden met. belangrijke ge
beurtenissen uit zijn leven: „De
jaarringen van mijn ziel zijn in-
gekerfd door muziek." Een tijd
lang deed hij niet meer mee en
luisterde naar klassieke muziek,
maar een paar jaar geleden
keerde hij terug naai' de muziek
van zijn jeugd. Karin Spaink
ging op zoek naar popmuziek in
de moderne literatuur en vond
onder anderen Zwagerman en
Brusselmans. Popmuziek speelt
trouwens in proza en poëzie
slechts een heel geringe rol, ook
deze aflevering van Hollands
Maandblad bewijst dat. Naast
zeven essays is er één verhaal
'Arnhem Rock' van Thomas
Verbogt en zijn er twee gedich
ten van Jos Versteegen. De pop
muziek lijkt eeuwig jong te blij
ven. maai' de popliefhebbers
worden wel degelijk oud. Ver
steegen kijkt in 'Huize Exit,
2050' in de toekomst voor Paul.
het Partybeest: „Nu schuift hij
traag en eenzaam door zijn hok.
Hij draait een plaatje uit die
ruige dagen en tikt de beat mee
met zijn wandelstok. Daar
staat het beest. Pantoffel, slob
berkous. Wat speed, wat coke,
en dan een ziekenwagen. Hij
zucht nog: Leve de bejaarden-
house."
H. W.
Hollands Maandblad 1995 nummer
6-7 - 64 pag. 12,50 I abonnement
twaalf nummers 92,50 - Uitgeverij
Veen. Herengracht 481.1017 BT Am
sterdam.
Jessica Durlacher.
foto Roeland Fossen