Oliver Sacks duikt diep in de geest Morsige laborant is moderne wetenschapper PZC Antroploog op Mars reportage 25 ZATERDAG 27 MEI 1995 De Amerikaanse neuroloog professor dr Oliver Sacks probeert zover mogelijk mee te gaan in het gedrag en de belevingswereld van 'zijn' patiënten. Of ze nu het dwangsyndroom van Gilles de la Tourette hebben, kleurenblind of autistisch zijn, het maakt hem niet uit. Noem het kinderlijke maar razende nieuwsgierigheid, ingegeven door grote fascinatie voor 'het meest complexe, meest fantastische orgaan': de hersenen. Een gesprek met Oliver Sacks ter gelegenheid van het verschijnen van de Nederlandse vertaling van zijn laatste boek Een antropoloog op Mars. Hij heeft slecht geslapen, vindt dat hij eruit ziet als een vaatdoek. Jetlag en vanmorgen vroeg luidruchtige werkzaam heden van de gemeente Amsterdam voor de deur van het American Hotel, dus we begrijpen... Excuses. Haastige slok koffie, hap van een broodje. Dan, ongerust: „De haringkarren zijn toch wel open? Ik wil al leen maar haring eten in Nederland." De ramen van de hotelkamer gaan dicht, binnen zet de Amerikaanse neuroloog professor dr Oliver Sacks de zoemende airconditioning aan. Beter voor de con centratie. „Ik haat geluid, ook geroeze moes van stemmen. Op zulke momenten verlang ik wel eens naar de stilte van de gebarentaal." Daarom was hij verguld op zondagmorgen om zeven uur vanuit New York aan te komen. „Zó rustig herinner ik mij Amsterdam van de eerste keer dat ik er was, begin jaren vijftig. Zo mooi en rus tig, een godsgeschenk. Mijn oude liefde voor de stad kwam terug, hoewel die van morgen door het lawaai een flinke knauw heeft gekregen." Zijn nieuwste boek Een antropoloog op Mars is de aanleiding voor het gesprek. In zeven 'paradoxale' verhalen schetst de van oorsprong Britse Oliver Sacks (61) een beeld van even zovele neurologische pa tiënten, 'reizigers naar onvoorstelbare ge bieden, reizigers aan de grens van de erva ringswereld'. Sacks, hoogleraar neurolo gie aan het Albert Einstein College of Me dicine in New York, reist gedeeltelijk mee. Witte jas uit, de echte wereld in, thuis bij de patiënten, op hun werk, in hun dage lijks leven. Intrigerende beschrijvingen, rondleidingen in een moeilijk voorstel bare, bijna science fiction-achtige wereld. Onder hen is de autistische Stephen Wiltshire, een 'idiot savant' die al op jonge leeftijd over een fenomenaal volwassen te kentalent blijkt te beschikken. Vooral ge bouwen fascineren deze 'wonderjongen'; geen detail ontgaat hem, hij tekent als een razende, volkomen geconcentreerd. Maar in sociaal opzicht blijft hij steken in kin derlijk, naïef gedrag, niet in staat tot 'echt' gevoelscontact. Vleugje Tourette Onder de hoofdpersonen in zijn laatste boek bevindt zich ook de chirurg Carl Bennett die lijdt aan het syndroom van Gilles de la Tourette, de 'ontremmings- ziekte' die wordt gekenmerkt door hevige tics, dwanghandelingen, uitroepen en an der oncontroleerbaar gedrag. Opmerke lijk is dat Bennett deze verschijnselen niet vertoont als hij aan het werk is. Dan is hij de kundige chirurg, urenlang in opperste concentratie, vlot, trefzeker, ritmisch, zonder een vleugje Tourette. Alsof er in de hersenen één circuit wordt uitgeschakeld en een ander ingeschakeld. Maar Sacks hield zijn hart vast toen hij was uitgenodigd een operatie van Ben nett bij te wonen. „Het was verrassend", schrijft hij, „te zien hoe Bennett zich voor de operatie gereedmaakte. 'Bij de voorbe reiding moet u in de buurt zijn', had zijn jonge assistent gezegd. 'Het is een hele be levenis'. Dat was het inderdaad, want wat ik in de polikliniek had meegemaakt was hier in het groot: constante pik- en grijp bewegingen met zijn handen, die bijna, maar nooit helemaal, zijn niet-gewassen, niet-steriele schouder, zijn assistent en de spiegel raakten; plotselinge stootbewe- gingen, terwijl hij met zijn voeten zijn col lega's aantikte, en een spervuur van kre ten - 'Oetehoeoe! Oetehoeoe!' - die deden denken aan een grote uil." Hoe Sacks erin slaagt 'normaal' te blijven, afstand te houden, ondanks zijn voortdu rende intensieve contacten met mensen met nogal extreem gedrag, is de vraag. Met glimmende kraalogen: „Bén ik nor maal? Hmmm, ik weet het niet. (Hij maakt snelle, heftige grijpbewegingen) Er is iets met Tourette dat aanstekelijk is. Het druist absoluut in tegen al het zoge naamd sociaal-geaccepteerd gedrag, het knalt door alles heen, trekt zich nergens iets van aan en je krijgt de neiging het te imiteren. Ik probeer zover mogelijk mee te gaan in het gedrag, de belevingswereld van dit soort mensen." „Ik zou ook graag willen weten hoe het is om van de ene op de andere dag absoluut kleurenblind te zijn. Een collega is erin ge slaagd om twee gebiedjes in de hersenen technisch tijdelijk uit te schakelen waar door hij alleen nog zwart-wit zag. Ik zou daar zelf ook graag mee experimenteren, alleen om te weten hoe het is." Sacks voelt zich, terugkomend op de vraag, als een duiker, een diepzeeduiker: goed geoutilleerd de diepte in, wetend dat hij anders dan de patiënten straks ook weer aan de oppervlakte komt. „Ik ben niet overgevoelig voor te veel emotionele betrokkenheid. Maar het gevaar bestaat dat je blijft steken in iemands wereld. Twintig jaar geleden heb ik dat meege maakt met psychotische kinderen in een Amerikaanse kliniek die door de staf wa ren misbruikt. Ik werd overspoeld door traumatische gevoelens uit mijn eigen jeugd. Mijn broertje en ik zijn vier jaar noodgedwongen van onze ouders geschei den geweest toen we in 1939 in Engeland moesten evacueren vanwege de Duitsers. Ik was zes en moest naar een internaat op het platteland. Overgeleverd, zonder de bescherming van je ouders, vreselijk. In dat opzicht voel ik me verwant aan de 'ge heugenkunstenaar' Franco Magnani in mijn boek: ook hij werd gedwongen tot vertrek uit zijn geliefde geboortedorp in Italië. Voor hem was het het einde van zijn jeugd en hij viel ten prooi aan een oncon troleerbare, levenslange nostalgie. Voor mij stokte mijn jeugd destijds niet. Ik ben nog steeds een kind." V erhalen verteller Oliver Sacks (Londen, 1933) verdiepte zich al jong in natuur- en scheikunde, ster renkunde, biologie, biochemie en fotogra fie. Hij studeerde af als arts en werd later neuroloog. Ook zijn beide ouders waren neuroloog. Toch vindt hij zichzelf geen echte wetenschapper; hij is een verhalen verteller, gebiologeerd door het menselijk brein in relatie tot het individu. „De over stap naar medicijnen ging langzaam. Ik heb niets tegen nieren, maar ze hebben geen persoonlijkheid. Ik kwam vanzelf uit bij de hersenen: het meest complexe, meest fantastische orgaan omdat het de persoonlijkheid belichaamt. Neurologie is sterk verwant aan psychiatrie: zo zorgvul dig mogelijk observeren en beschrijven van de kwaal en tegelijk de onderliggende processen, de diepere drijfveren en de uit werking op het gedrag onderzoeken." De klinische techniek versus de menselij ke, persoonlijke benadering. Of, zoals hij Professor Oliver Sacks: Voor mij is een kleurenblinde of een autist vooral iemand die een totaal andere levensvorm creëert, een rijkdom die voor'normalen'onvoorstelbaar is. foto Marc van der Kort schrijft: 'Terwijl voor de klinische diag nose een enkele blik kan volstaan, is er dus, willen we het autistisch individu kun nen begrijpen, niets minder nodig dan een complete levensbeschrijving'. Sacks: „Ik verwelkom de technische ont wikkelingen. De MRI-scan (Magnetic. Re sonance Imaging: ultrageluid-beelden) kan ons nog veel leren Over de hersenen. Ik ben er razend nieuwsgierig naar. Tege lijk ben ik bang voor misbruik. Ziekte lou ter verklaren als een technisch manke ment draagt het gevaar in zich dat het ef fect ervan op iemands persoonlijkheid on dergesneeuwd raakt, dat het individu over het hoofd wordt gezien. Ik probeer een intermediair te zijn en beide te verbin den. Mijn motto is: we moeten de techno logie menselijk maken om te voorkomen dat ze ons ontmenselijkt." Minderwaardig En ziekte, hoe technisch aangetoond ook, is en blijft één kant van de medaille. „Voor mij is een kleurenblinde of een autist voor al iemand die een totaal andere levens vorm creëert, een rijkdom die voor 'nor malen' onvoorstelbaar is. Niet beter of slechter, alleen totaal anders. Eilandjes van begaafdheid, die dwars door de gekte of de verwoesting heen stralen. De kleu renblind geworden schilder in mijn boek ziet geen enkele kleur meer maai' ontwik kelt een fabelachtig gevoel voor vorm en perspectief. Op zeker moment wil hij niet anders meer: kleuren hebben voor hem hun vroegere associaties en hun betekenis volledig verloren. Maar de wetenschap pers, de 'normalen', hameren altijd op dat defect dat per definitie zielig of minder waardig zou zijn." De eeuwige competitie tussen de 'harde' en de 'zachte' wetenschap ondervindt Sacks aan den lijve. „Op zeker moment, lang geleden, zei mijn hoogleraar van de universiteit waar ik werk: 'Sacks, je posi tie is eigenlijk onmogelijk. Waar blijven je harde, wetenschappelijke publikaties?' Toen ik kortgeleden een prijs van het Ein stein College ontving, werd me fijntjes meegedeeld: je bent toch maar mooi om- hooggekrabbeld. Ik ben wel eens jaloers op wetenschappelijke vrienden, op hun totale concentratie op één onderdeel van iets. Ik ben vooral afhankelijk van infor matie van derden, van 'gevallen' die zich voor onderzoek aandienen, van brieven (hij ontvangt jaarlijks 10.000 brieven uit de hele wereld). En daar zijn collega's weer jaloers op: you lucky dog, jij maakt altijd interessante dingen mee. Ach, ik ben ge woon een buitenstaander." Sacks denkt trouwens dat dat heeft mee gespeeld bij zijn besluit, tientallen jaren geleden, om naar Amerika te emigreren. „Ik had behoefte aan ruimte: in professio neel, intellectueel, fysiek en romantisch opzicht. Hier kan ik leven in een zekere po sitie-loosheid, ik kan redelijk m'n gang gaan," Zwemmend schrijven Tijd voor koffie, het liefst met een haring, maar die is niet voorhanden. Opnieuw ex cuses, ditmaal omdat hij pijn in zijn rug heeft en moet rondlopen. „Zo heb ik ook de nachtvlucht in het vliegtuig doorge bracht: staand in het gangpand, schrij vend aan een artikel over kleurenblind heid. Het liefst zou ik zwemmend schrij ven. Dan voel ik mijn rug hetminst." Terug naar de ongekende, onvoorstelbare capaciteiten die de hersenen blijkbaar kunnen ontwikkelen zodra elders in het brein 'iets' kapot gaat. De ongelooflijke flexibiliteit, het grote vermogen tot aan passing en overleven. Sacks' beschrijvin gen grenzen soms aan het romantische. Maar autisme bijvoorbeeld is toch geen benijdenswaardige toestand? „Die kritiek hoor ik vaker omdat ik de uit zonderlijke gevallen beschrijf. Maar ook daarin komt de tragiek aan bod. Ik ontken de grimmigheid zeker niet. Het zijn vrij realistische portretten, vergelijkbaar met een roman: sommige dingen gaan goed, andere mislukken. Happy endings zeggen me niet zo veel. Het gaat mij om de com plexiteit, het mysterie. Een kijkje in de af deling exotica van een dierentuin, zegt u. Ik houd het liever op: bijzondere planten. Vijfennegentig procent van de autisten leidt een zeer beperkt bestaan. De helft van de autisten is stom, praat nooit. De Stephen in mijn boek is in zekere zin aan die statistieken ontsnapt, deels door zijn kunst, deels door de verdienste van dege nen die met zoveel toewijding achter hem hebben gestaan. Het vereist ongebruike lijke inspanningen en omstandigheden om een zekere mate van aanvaardbaar le ven mogelijk te maken. Hij is nu ongeveer twintig en zit op de kunstacademie." Dierenarts Het laatste hoofdstuk van Een antropo loog op Mars gaat over de autistische Temple Grandin, die zich door haar bij zondere gave om zich in te leven in dieren heeft opgewerkt tot dierenarts en weten schappelijk hoofdmedewerkster aan de Colorado State University. Ze heeft ook een eigen bedrijf: ze ontwerpt dierenver blijven en slachthuizen, waarin de dieren zo humaan mogelijk aan hun einde wor den geholpen. Dieren begrijpt ze. voelt ze aan. Mensen blijven raadsels voor Grandin. die zich vaak net 'een antropoloog op Mars' voelt en verwant aan Data uit Star Trek: een buitenaards wezen dat, al zijn emotieloos heid ten spijt, bijzonder nieuwsgierig is naar hoe het voelt om mens te zijn maar het nooit kan doorgronden. Toch slaagde ze erin zich een maatschap pelijke positie te verwerven. Diepgaand, lichamelijk contact met anderen kan ze echter niet aan. Daarom heeft ze haar ei gen knuffelmachine ontworpen: twee ge capitonneerde plankieren in een V-vorm, die ze met een compressor kan bedienen. Het 'klemtoestel' ontspant en troost haar, zoals een omhelzing dat bij anderen kan. Tijdrovend Sacks heeft haar veelvuldig gesproken, aan het werk gezien, geobserveerd. Een tijdrovende manier van werken die volle dige toewijding, concentratie en mono mane studie eist. Komt hij eigenlijk nog toe aan een privéleven in en rond zijn huis op City Island, een eiland ter grootte van Vlieland, met vijfduizend inwoners, voor de kust van New York? Hij begint te stot teren, kijkt een moment hulpeloos. „Het is een vrij rustig leven. Ik wandel, kweek va rens, lees, studeer, bezoek de Botanische Tuinen, heb een paar vrienden. Geen ge zin, geen hond, geen kat. Ik loop rond en ik denk," Hij zwijgt, kijkt peinzend voor zich uit. „Misschien houd ik ook een zekere af stand. Een veilige afstand." Op dat mo ment komt iemand van de uitgeverij de kamer binnen, tot wie Sacks zich opge lucht wendt: „Oh, gelukkig, ik ben gered. Het werd net lastig omdat naar mijn per soonlijk leven werd gevraagd." Wat hem er overigens aan herinnert dat hij morgenmiddag zijn psychiater in New York moet bellen. „Ik spreek hem twee keer per week. 'Just to keep me going'. Ik ben jaren geleden naar hem toegestapt en zei: dokter, ik lijd aan een ernstige vorm van onveranderlijkheid: er gebeurt niets, alles ligt vast in een dodelijke orde, het voelt als een harnas. Daar ben ik wel een beetje uitgebroken. Hij kent me beter dan ik mezelf ken. Hij kent mijn diepste drijf veren en emoties en weet precies waarom ik dit allemaal doe." Patricia van der Zalm Oliver Sacks. Een antropoloog op Mars - Zeven paradoxale verhalenMeulenhoff. Amsterdam. 352 pag.. 45.-. Andere boeken van Sacks bij Meulenhoff: Een been om op te staan iervaringen van een arts als patiëntOntwaken in verbijstering iAwake ningsverfilmd met Robert de Niro en Robin Wil liams), Stemmen zien (reis naar de wereld van de doven), De man die zijn vrouw voor een hoed hield verhalen over mensen met neurologische aandoeningen) en Migraine (de herziene versie verschijnt half juni). Van politieseries op televisie kennen we de vaak wat morsige laborant, die de rechercheur al snijdend in lijken helpt bij het oplossen van alweer een misdaad. De werkelijkheid is meestal minder tot de verbeelding sprekend. Mo derne technieken helpen laboranten bij hun speurtocht naar een doodsoorzaak, of aanwijzingen om een moordenaar te identificeren. Die technieken komen niet uit de lucht vallen. Daar ligt weten schappelijk onderzoek aan ten grond slag. Met dit zogeheten forensisch onder zoek houdt dr Jan Piet Franke van de Rijksuniversiteit Groningen zich al ja ren bezig. De forensische wetenschap, zoals het on derzoeksinstituut GIDS (Groningen In stitute for Drugs Studies) die bedrijft, staat internationaal goed aangeschre ven. Eerder dit jaar kwam het instituut in het nieuws met een zevende plaats in de internationale forensische citatie-in dex. Dat wil zeggen, dat onderzoekers over de hele wereld veel citeren uit de pu blikaties van het instituut. Die citatie-in dex is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van het onderzoek. Op de lijst van de meest geciteerde au teurs van wetenschappelijke artikelen prijkt de naam van Franke op een eervol le zesde plaats. Zijn collega De Zeeuw haalde een negende plaats. Daarmee staat de Groninger universiteit eenzaam te midden van het Amerikaans en Ja pans wetenschappelijk geweld. Een beetje verbaasd over de aandacht die zijn werk plotseling te beurt valt, relati veert Franke zijn onderzoek. Er staan het forensisch onderzoek tegen woordig veel geavanceerde technieken ten dienste. DNA-techniek, ballistiek, onderzoek naar vingerafdrukken en gif tige stoffen zijn de meest bekende. Fran ke heeft zich vooral met die giftige stof fen bezig gehouden. Een heel klein deel tje van het forensisch onderzoek, noemt hij het zelf. Monsters Het werk van de forensische stoffenon- derzoeker in het gerechtelijk laborato rium in Rijswijk begint, als de patholoog anatoom bij een overledene geen doods oorzaak kan vaststellen. Op grond van bloed- en urinemonsters en stukjes org aanweefsel moet de onderzoeker vast stellen, of en vooral welke stoffen daarin te ontdekken zijn. Juist omdat dit onderzoek strafrechtelij ke gevolgen kan hebben, moet de uit komst van het onderzoek eenduidig zijn. In de ondersteuning van het werk van die onderzoeker op een gerechtelijk labo ratorium, ligt de kracht van het Gronin ger instituut. Franke: „Wanneer je wat vindt, is de vraag: hoeveel, en is het in derdaad de doodsoorzaak? Vaak gaat het om meer dan één stof. Hoe zoek je daar nu het beste naar?" Met dit werk is Franke al vijftien jaar be zig. Dat zijn naam nu voorkomt op de lijst van meest geciteerde auteurs over Dr Jan Piet Franke van de Rijksuniversiteit Groningen staat hoog op de internatio nalecitaten-index. foto G PD een periode van twaalf jaar, beschouwt hij als een bevestiging van de constante kwaliteit van zijn werk door de jaren heen. Het onderzoek naar giftige stoffen begint met opwerking van de monsters. Daarop gaan de stoffen in een instrument, om de aard en hoeveelheid te bepalen. De derde stap is het duiden van de antwoorden, die beschikbaar komen. Wat kun je er mee aantonen? Franke: „Het gaat ons er niet om een be paalde zaak op te lossen. Wij zoeken naar methodes en procedures die het gerech telijk onderzoek ondersteunen. Vroeger werd dit werk op verschillende plaatsen gedaan. De uitkomsten waren nogal ver schillend. Wij hebben geprobeerd vast te stellen hoe goed de gebruikte methoden zijn. We hoefden niet opnieuw het wiel uit te vinden. Daarmee is onze publika- tiereeks begonnen." Combinaties Franke's instituut ontwikkelde een com puterprogramma om een aantal metho den objectief te beoordelen. „Met één methode kun je een stof niet identifice ren. Je moet verschillende methoden combineren. Als je dan aanwijzingen voor de aanwezigheid van een giftige stof heb, kun je verder op zoek. Daarvoor hebben we weer een computerprogram ma ontwikkeld, dat op zoek gaat in gege vensbanken naar meer informatie." Het identificeren van'een stof kan op ver schillende manieren. Zo is er de tijd. die een stof nodig heeft om zijn aanwezig heid prijs te geven. Ook is er de absorptie van licht. Elke stof heeft een eigen spec trum van geabsorbeerde lichtgolven. Heb je op die manier een aantal gegevens verzameld in de vorm van getallen, dan gaat het computerprogramma op zoek naar de stoffen die daar het dichtst bij in de buurt komen. Heb je een keer een aantal stoffen gevon den, dan is het mogelijk gerichter te be palen welke stofje precies onder handen hebt. De waarde van het programma ligt vooral in de zorgvuldigheid waarmee stoffen vrij snel te identificeren zijn. Bo vendien is zo de hoeveelheid ook vast te stellen. Het programma heeft inmiddels zijn waarde bewezen en is op de markt gebracht. Het is ook geschikt voor zie kenhuizen en bij controle op gebruik van geneesmiddelen bij verkeersongevallen. Een korte demonstratie van het compu terprogramma laat zien, dat al met twee getallen - de benodigde tijd om ontdekt te worden en de absorptie van licht - een indicatie voor de identiteit van een stof mogelijk is. „Het is een ondersteuning voor het routinematig gerechtelijk on derzoek. Daar dragen onderzoekers bij aan de oplossing van ingewikkelde za ken. Ons werk is in dat opzicht minder boeiend", merkt Franke op. Maar zo'n hoge plaats op de citatie-index maakt veel goed. Nico Hylkema

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 25