Misschien speel ik nu mijn laatste hoofdrol Musea van Leopold II worden bedreigd kunst cultuur VRIJDAG 28 APRIL 1995 21 Rijk de Gooijer in Hoogste Tijd Zilver Ritman naar buitenland In de verfilming van de Mulisch- roman Hoogste Tijd speelt Rijk de Gooijer de mislukte revue-artiest Uli Bouwmeester, die op 79-jarige leeftijd de kans krijgt zich alsnog te bewijzen als telg uit een roemrijk acteursgeslacht. Vorig jaar augustus maakte Rijk een zware val en hij zit nog volop in het revalidatie-proces, hetgeen regisseur Frans Weisz de opmerking ontlokte dat de acteur eigenlijk nu pas echt de broosheid weerspiegelt die voor de hoofdrol in Hoogste Tijd nodig was geweest. Rijk de Gooijer kan zuurzoet lachen om de opmerking van Weisz. „Ik ge loof dat het nu wel weer meevalt, maar ik heb er zeker broos uitgezien. Het was een flinke optater. Bekken op drie plaatsen gebroken. De arm op vier plaatsen en een verbrijzelde pols. Vooral de bekkenfrac tuur was pijnlijk. Ik moet mijn linkerarm opnieuw leren gebruiken, want die spie ren zijn niks meer. Mijn benen waren ake lig dun geworden. Als je twee maanden al leen maar ligt., moet je opnieuw leren lo pen. Ik dacht dat ik zo dat bed uit kon stappen. Niks, je gaat zo door je knieën. Ik besef helemaal wat Prins Bernhard nu moet ondergaan." Precies een jaar geleden tijdens de opna men voor Hoogste Tijd moest de kwets baarheid nog worden geacteerd en gesug gereerd via trucs. „In het boek moet Ulie Bouwmeester loensen. Ze hadden daarom een lens gemaakt voor over mijn hele oog heen. Dat ding kon meedraaien, was heel kunstig gemaakt. Maar ik kon met dat ene oog niks zien en kon het hooguit vier uur in mijn kop houden. Maar Frans zei: 'La ten we het maar wel doen, dat maakt de man wat weerlozer'. Daar had hij aardig gelijk in. Want met één oog kan je ook geen breedte meer schatten, waardoor je ook vanzelf veel voorzichtiger gaat lopen, wat goed uitkwam voor dit bejaarde per sonage. Maar ik vond het een ramp, net als dat gedoe met al die pruiken die nodig wa ren. Ik haat pruiken!" Droste-effect Het waren niet de enige bedenkeningen die Rijk had over de rol in Hoogste Tijd. „Aanvankelijk wilde ik de film niet doen, omdat ik het verhaal te ingewikkeld vond. Het Droste-effect, hè, met een toneelstuk in een toneelstuk en dat dan in het verhaal van een film. Met een regisseur op het to neel, geregisseerd door een regisseur in de zaal en dan voor de film geregisseerd door Frans. Ik denk: 'Jongen, komt die bio scoopbezoeker daar nog wel uit?' Toen zei Frans; 'Laat dat maar aan mij over!' Daar bij trok de rol me niet zo aan. Beetje ver van me af, die man." „Ik was ook niet de eerste keus. Dat was Guus Hermus, maai' die heeft een hernia en kan amper lopen. Die had er wel de leef tijd voor. Want die Uli Bouwmeester over wie het gaat, is 79 en dat ben ik gelukkig nog niet. Ik ben pas 69. Daarbij heb ik een vrij jonge motoriek, al zag ik het zelf. Dat waren voor mij allemaal punten om het niet te doen. En dan had ik bovendien niks Rijk de Gooijer (zittend) in Hoogste Tijd. foto's GPD met. die Shakespeare-toestand. Ik vind Shakespeare mooi om te zien, maai' zelf zou ik nooit Prospero in De Storm willen spelen." „Toen had Frans Coen Flink op het oog, maar die vond hij eigenlijk te jong. Maar Coen heeft tenminste de klassieken ge speeld vroeger. Ik had dus 'nee' gezegd en ging met vakantie. Maar vrienden zeiden: 'Waaróm doe je het eigenlijk niet? Wat kan je nou gebeuren? Het is mischien je laatste hoofdrol?' Inderdaad liggen op mijn leeftijd de hoofdrollen niet meer voor het opscheppen. Doorslaggevend is ge weest dat iemand zei: 'Frans Weisz maakt nooit slechte films, het is altijd interes sant om naar te kijken'. Daar hadden ze gelijk in. Dus toen ik terugkwam uit Indo nesië, heb ik Frans gebeld en gevraagd of hij al iemand anders had. Hij zei van niet, maar dat hij nog wel zat te denken aan Coen Flink. En hij vertelde dat het script eenvoudiger was geworden, compacter. Aanvankelijk zat er nog een 'voice over' bij, zo'n ver teller stem. Daarvan had ik ge zegd dat ik die eruit wilde hebben en dat zou gebeuren. Vervolgens zijn we maar aan de slag gegaan onder het motto: God zegen de greep!" Het aardige is dat met al zijn aarzelingen Rijk de Gooijer iemand speelt, Uli Bouw meester, die op zijn beurt de grootste twij fels heeft over die aangeboden hoofdrol in het toneelstuk waarover het gaat in de film. Die man denkt dat ze hem alleen maar willen hebben vanwege de beroem de familienaam. „Later heb ik begrepen dat mijn eigen ge schiedenis eigenlijk frappant samenvalt met het filmverhaal. Dat ook Uli Bouw meester niks met Shakespeare heeft. Hij komt uit het variété en de operette. Ik kom uit de amusementswereld. Van dat vooroorlogse variété heb ik de volle glorie niet echt meer meegemaakt. Bij mij thuis waren ze zwaar gereformeerd, dus naar zoiets mocht ik helemaal niet toe. Maar stiekem ging ik wel degelijk naar Snip Snap en de revues van Gerard Walden. Berry Kievits. En naaf De Boemelbaron, met Piet Kohier, in het oude Tivoli in Utrecht. Ik moest daar vreselijk om la chen. Vond het prachtig! Toen ik dat zag. wist ik zeker dat ik aan het toneel wou." „Maar ik heb nooit gehouden van operet te, zoals ik ook allergisch ben voor musi cals. Heb maar zelden een goede musical gezien. Alleen Sweet Charity vond ik leuk. Had ik in Londen gezien, geregisseerd door Bob Fosse met magnifiek modern ballet. Dat was uniek. Later is het hier in Nederland door Jasperina de Jong ge daan. Maai' met alle achting voor Jaspe rina, zij liep daar rond met een paar Ajax- knietjes, dat was niet lekker. Mij zal je niet bij The Phantom Of The Opera tegenko men of My Fair Lady." Lappen tekst „Ik ben zelf pas na de oorlog in de business terechtgekomen. Ik had het opgegeven. Ik wilde naar de toneelschool toen ik drie jaar HBS had. Maar mijn vader wilde niet. Heb toen maar besloten de HBS af te ma ken. Toen ben ik de Waal overgezwom men, gevlucht naar Zuid-Nederland dat al bevrijd was en heb dienst genomen bij de Engelsen. Ik kwam in 1947 uit het leger en raakte als radioverslaggever verzeild bij de NCRV. Ben hoorspelen gaan doen en amusementsavonden. De Ster-avonden van de NCRV heb ik opgevrolijkt met lied jes en onzin. Via die weg ben ik alsnog de business binnengerold." Nationale faam verwierf Rijk via VARA's Showboat met het Utrechtse typetje Adje Bartels (Goeitaaag!) en de televisie maak te Rijk de Gooijer onsterfelijk in duo met Johnny Kraaykamp, Dertig jaar later heeft Kraaykamp King Lear gespeeld en De Gooijer Prospero in Shakespeare's The Tempest. Johnny speelde intussen een verzetsman in de Mulisch-verfilming De Aanslag en Rijk nu een 'foute' artiest in de Mulisch-verfilming Hoogste Tijd. „Maar Johnny Kraaykamp heeft altijd ac teur willen worden. Hij is een heel goede komiek, maar dat is niet wat hij aanvan kelijk wilde. Hij heeft echt altijd ge droomd ooit te kunnen uitkomen bij Sha kespeare. Ik heb zijn optreden als King Lear nooit gezien, maar hoe hij dat alle maal uit zijn hoofd heeft kunnen leren, al die lappen tekst, dat is mij een raadsel. Want ik had al moeite met die vier zinnen die ik als Prospero moest zeggen, in een oude vertaling van Burgersdijk. Ik heb geen enkele affiniteit met die teksten. Dat zijn zinnen, die krijg ik niet uit mijn bek, die moest ik fonetisch leren. Ik moet John toch eens vragen hoe hij het voor elkaar heeft gekregen... Die rol die hij gespeeld heeft in De Aanslag, die had ik vre-se-lijk graag zelf willen hebben. Fons Radema kers zei naderhand: 'Nee, ik heb zelfs nooit ook maar een seconde aan je gedacht.' Maai' ik had het zo graag gedaan." „Heel gek. er waren audities hier in Am sterdam voor de rol van een Nederlandse verzetsman in A Bridge Too Far. Daar heb ik aan meegedaan. Ik kwam binnen bij re gisseur Richard Attenborough en die zei uiteindelijk: 'Ik ben zeer onder de indruk van uw persoon, maar u bent absoluut niet een figuur die een verzetsman kan spelen. Ik zeg: 'Waarom niet?' Hij zegt: 'U lijkt niet op een verzetsman'. Ik zeg: 'Hoe ziet dan een verzetsman eruit?' En Atten borough antwoordde: 'In elk geval niet zo als u!' Toen heeft Siem Vroom die rol ge kregen." „Ik denk dat Rademakers hetzelfde heeft gedacht: 'Rijk de Gooijer ziet er niet uit als een verzetsman.' Aan één mooie inter nationale produktie heb ik toch mee kun nen doen: The Wilby Conspiracyin 1975. met Michael Caine, Sidney Poitier en Rut- ger Hauer. Het speelde in Zuid-Afrika en ik was weer niet precies een verzetsman, maar een intens valse Zuidafrikaanse po litieman. Enig om te spelen." „Ik heb wel eens gedacht dat als ik vijftien jaar later was geboren, het had kunnen lukken om een internationale carrière op te bouwen. In 1960 heb ik het geprobeerd, toen ben ik naar Berlijn gegaan. Dat is mislukt en daarna heb ik het nooit meer geprobeerd. Het voordeel van zowel Rut- ger Hauer als Jeroen Krabbé is geweest dat ze in films van Paul Verhoeven hebben gespeeld. Ik heb alleen maar een klein rol letje gedaan in Soldaat van Oranje. Rut- ger en Jeroen hadden daarin hoofdrollen en hebben ook gespeeld in Turks Fruit en De Vierde Man. Films die allemaal in het buitenland hebben gedraaid, ook in New York. Die films van Frans Weisz echter hebben wel festivals gehaald maar eigen lijk nooit een buitenlands roulement," Nooit tevreden „Met Frans heb ik altijd het beste ge werkt. Ja, met Wim Verstappen ook vier keer, maar dat zijn niet de beste films. Die eerste Grijpstra De Gier, met Rutger Hauer, die ging nog wel. Maar de tweede was om te huilen zo slecht. Ik mag Wim erg graag, hij is een man die dolgraag een film voorbereidt, maar ik heb altijd het idee dat hij daarna denkt: 'Gut, nou moet ik hem nog maken ook!' Dat vind hij een corvee. Frans is totaal anders. Hij heeft mij mijn eerste hoofdrol gegeven, in De In breker. in 1972. Hij is een perfectionist. Die gaat door tot desnoods de honderdste 'take', maar hij zal het goed krijgen. Dat is toch prettiger werken. Ik streef zelf ook naar perfectionisme. Ik heb toch vaak. wanneer een regisseur gezegd heeft dat het al goed is. ik zelf toch nog een take wil maken omdat ik geloof dat het nóg beter kan. Ik ben eigenlijk nooit tevreden." Desondanks vervult zijn hoofdol in Hoog ste Tijd Rijk de Gooijer met onmisken bare trots. „Afgelopen najaar was er een viewing waar ik niet naartoe kon, want ik lag nog in het ziekenhuis. Heb mijn zoon gestuurd. En die kwam terug en zei; 'Pa, dit is de beste rol die je ooit hebt gespeeld!' Nou, mijn zoon is normaal niet zo compli menteus, dus ik dacht: 'Dat gaat de goede kant uit'. Uiteindelijk heb ik het gezien en vind zelf ook dat Frans het heel mooi heeft gedaan. Het meest trots ben ik nog altijd op De Inbreker en vervolgens op Hoogste Tijd. Twee keer onder regie van Frans: mijn eerste hoofdrol en mijn laatste. Het begin en het eind. Maar ik kijk ook met alle soorten van genoegen terug op De Avonden, waar .ik de vader speelde van Gerard Reve, dat heb ik met groot plezier gespeeld. Ook omdat Rudolf van den Berg een heel goede regisseur is. Heb helaas maar één keer met hem gewerkt. De Avonden was altijd mijn lievelingsboek. Dat kende ik uit mijn hoofd. Vanwege dat gereformeerde, dat ik erg herkende. Het ging weliswaar om een communistisch ge zin, maar het had een gereformeerd gezin kunnen zijn. Dat burgerlijke, dat benauw de, zo zag het er bij ons thuis in Utrecht ook uit. Het gereformeerde verving je door CPN en dan wasje klaar. Als ik iets van die orde nog eens zou mogen spelen, al was het maar in een bijrol, nou dolgraag!" Pieter van Lierop Hoogste Tijd, te zien in Cinema Middelburg. Tegen de wanden zitten Delfts blauwe tegeltjes met vreedzame landschappelijke tafereeltjes uit Holland; aan de plafonds hangen kroonluchters die in Versailles niet zouden misstaan, en aan de buitenkant schittert het goudbeslag op het Chinese houtsnijwerk. Gelegen op de middenberm van een zesbaansweg aan de rand van Brussel, is het uit 1910 daterende Chinees Paviljoen één van de merkwaardigste bezienswaardigheden van de Belgische hoofdstad. De heropening na een grondige renovatie dreigt echter van korte duur te zijn: door nijpend geldgebrek wordt een flink aantal Brusselse musea met sluiting- bedreigd. De 'exotische bonbondoos', zoals het Paviljoen vaak meewarig wordt ge noemd, was de droom van Koning Leo pold II. De Belgische vorst (1835-1909) ge bruikte het fortuin dat vergaard werd in zijn persoonlijke kolonie Kongo om Brus sel te versieren. De stad moest met Parijs kunnen wedijveren, met boulevards en grote monumenten. Bij het 'Jubelpark', aangelegd ter viering- van de verdrijving van de Hollandse over heersers, bouwde hij aan een kolossale triomfboog waarbij de Are de Triomph moest verbleken. Een al even immens mu seum moest de Louvre concurrentie aan doen. En aan de rand van de stad, in het gezichtsveld van zijn Koninklijk Paleis te Laken, bedacht Leopold twee Oosterse creaties: een Japanse Toren en een Chi nees Paviljoen. Tachtig jaar later vormt die Koninklijke fantasie nog altijd de charme van beide gebouwen. Want hoewel het buitenhout werk in Shanghai werd gemaakt en archi tect Alexandre Marcel uit Japan en China ambachtslieden liet overkomen voor de constructie, ontbeert met name het Pavil joen elke oosterse authenticiteit. De blad gouden binnenversieringen met veel krul len en lange slingers van planten en bloe men; de collectie draken en lieflijke land schapjes tegen de muren en rond spiegels; de enorme kroonluchters: bij elkaar vor men ze een even fascinerende als bizarre sprookjeswereld, die vooral duidelijk maakt hoe onbekend China en Japan des tijds waren aan de Europese hoven. Zoals gebruik in België, is voor de erfenis slecht gezorgd. De Japanse Toren sloot in 1947 de deuren, omdat er niet genoeg geld was voor bewaking. Het Paviljoen bood vanaf de Tweede Wereldoorlog onderdak aan een pretentieuze verzameling laat- Chinees porcelein, maar rotte ondertus sen door gebrekkig onderhoud .weg. Hout- zwam achter de lambrizeringen, lekkages langs de muren en grof overgeschilderde muurschilderingen beroofden het monu ment snel van elke aantrekkingskracht. Een meer dan vier jaar durende en ruim tien miljoen gulden kostende renovatie was nodig om de schade te herstellen. Hallepoort Conservator Francis van Noten heeft ge mengde gevoelens bij de heropening. Sinds vijfjaar' zwaait hij de scepter over de verzamelde Brusselse Koninklijke Musea, en in die tijd heeft hij een revolutie vol trokken. Het grote Jubelparkmuseum is opgeknapt en kreeg er ruim dertig nieuwe zalen bij; de Japanse Toren is sinds 1989 weer open voor het publiek, de Hallepoort in de oude vestingmuren is na 15 jaar ge sloten te zijn geweest weer in gebruik als museum. Nog is zijn werk niet voltooid: volgend jaar verhuist de over zeven loca ties versnipperde verzameling muziekin strumenten, „de op één na grootste collec tie ter wereld", naar een nieuw gebouw. Eén factor bederft de stemming van Van Noten echter grondig: het immer voortdu rende geldgebrek. „Ons budget is in ver gelijking met vijf jaar geleden nooit aan gepast." De renovaties zijn betaald uit gif ten of door de rijksgebouwendienst. De heropende musea met hun nieuwe zalen draaien voor een deel op vrijwilligers: „We komen om precies te zijn 108 suppoosten tekort." De extra inkomsten uit de ver huur van zaalruimtes moeten worden ge bruikt om het in de miljoenen lopende ex ploitatietekort af te dekken. Geld voor nieuwe aankopen? „Jawel, zes miljoen frank per jaar", circa drie ton. De Koninklijke Musea worden langzaam maar zeker het slachtoffer van politieke onachtzaamheid, oordeelt Van Noten. Bij de opdeling van België in een federatie van Vlaanderen en Wallonië, zijn ze ach tergebleven bij de nationale regering. Die is armlastig. De regeringen van de twee deelstaten, waar wél geld zit, „zien ons niet staan", klaagt de conservator. „Ze zouden best een bijdrage kunnen leveren, maar dat doen ze niet." Na een kortston dig "verblijf onder Binnenlandse Zaken vallen de musea nu onder 'Wetenschaps beleid', maar ook dat departement staat niet te trappelen om extra geld te geven. De toekomst van de musea hangt dan ook aan een zijden draadje, oordeelt Van No ten. Bij de vorming van een nieuwe rege ring na de verkiezingen van 21 mei moet er duidelijkheid komen, en geld. „Ik weiger één of twee kleinere musea te sluiten uit geldgebrek. Het is alles of niets. Als de vol gende regering de bijdrage niet gevoelig verhoogt, zal ik alles sluiten." Peter de Vries Het Chinees Paviljoen in Brussel. In de veilingzaal van Sotheby's aan het Rokin in Amsterdam schuifelen deze week welvarend geklede dames en heren met kennersblik rond de glazen vitrines waarin 16e, 17e en 18e eeuwse zilveren voorwerpen uit de collectie van zakenman collectioneur Joost Ritman zijn uitge stald. Deze korte expositie heeft een dra matische lading, omdat, hier ineens heel nabij komt dat na de veiling in Genève op 16 mei een unieke Nederlandse zilvercol lectie voor ons land verloren zal gaan. Puissant rijke kopers uit de hele wereld moeten de opbrengst naar tenminste acht miljoen gulden stuwen en zoals gebruike lijk zullen zich daar weinig Nederlanders onder bevinden. Echt rijke collectioneurs zijn hier nu eenmaal schaarser dan elders. Wie het zilver bijeen ziet, zal het extra jammer vinden dat ook de Nederlandse overheid nooit voldoende middelen voor behoud van dergelijk waardevol erfgoed reserveert. De mogelijke verspreiding van Ritmans Bibliotheca Philosophica Hermetica kreeg de afgelopen jaren de meeste aan dacht. De aanstaande veilingen van zijn zilver, schilderijen van oude Hollandse Meesters, de collectie Rembrandt-etsen, glas, Art Nouveau-voorwerpen en Ooster se tapijten is bedoeld om zijn schuldenlast van 410 miljoen gulden bij de ING Bank te verminderen. Met de opbrengst van de veiling hoopt Ritman de collectie christe- lijk-hermetische literatuur over onder meer de Rozenkruisers voor ons land te behouden. Het vergulde zilveren stijgerende paard van de Gorkumse edelsmid Melchior van Neurenborch (uit omstreeks 1600), de 75 centimeter hoge kandelaars van Johan nes van der Lely (uit 1728) en de parman tige indianen die zoutvaatjes dragen van Adriaen de Grebber (uit 1640) bevinden zich bij Sotheby's in het gezelschap van al even. bijzondere bekers van .Nautilus schelpen, weelderig gedecoreerde scha len, eenvoudige maar fraaie huwelijksbe kers en -doosjes en een zilveren boekom slag uit 1682. Dankzij een gift van Ritman (die overi gens bekend stond om zijn vele schenkin gen aan culturele doelen) blijft in elk geval één zilveren voorwerp voor ons land be houden. Alleen in zijn vitrine vormt het zilveren 'dobbelsteen-glas' uit 1580, dat hij aan het Rijksmuseum schonk, een eer betoon aan een verzamelaar van on-Ne- derlandse allure die helaas de bodem van de geldkist in zicht zag komen. Franpoise Ledeboer Interieur van het Chinees Paviljoen in Brussel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 21