Zolang dat m'n lied de mensen kan verblijden Willem Vermandere Met mijn handen P7C kunst cultuur BB IfHHP VRIJDAG 21 APRIL 1995 sotie en theologie zou ik nu niet zijn wie ik ben. Wat een basis is dat niet. die fantasti sche mythologie van de joden. Zo'n figuur van de man van Nazareth, die een schitte rende verbeeldingswereld gebouwd heeft - in christelijke kringen mag je dat niet zo noemen - waarmee hij antwoorden zocht op al de tekenen des tijds. Wat doet een schrijver, een dichter anders dan achter de uiterlijke werkelijkheid een verborgen realiteit zoeken?" Anekdootje Na de humaniora studeerde Vermandere godsdienstwetenschappen in Gent. om zich daarna in het onderwijscircuit te be geven. Het werd de staatsschool van Nieuwpoort. Daar kreeg de zanger zijn laatste leerschool, voor hij de overstap maakte naar het podium. Weerbarstige visserskinderen riepen de verteller in hem wakker, omdat hij de aandacht gevangen moest houden. „Daar heb ik geleerd het kleinste anekdootje tot een verhaal op te blazen, want als ge zo'n klas voor je hebt. dan is het: boei ze. vang ze." Tijdens zijn voorstellingen geeft de man uit Steenkerke blijk van de lessen, die hij uit zijn leven getrokken heeft. Zijn overle den vader passeert, zijn opvoeding met de klarinet, zijn vier kinderen die hem soms als een middeleeuwer beschouwen, en ui teraard de man van Nazareth die overal asiel kreeg. Met Pol Depoorter en Freddy Desmedt als muzikale trawanten vertelt hij over de instrumenten, die die avond een rol spelen. Geen oude Vlaamse instru menten. maar een Spaanse gitaar, een Amerikaanse bas-klarinet, een fluit uit Ja pan. „Awel, als alles nog eens terug moet naar het land van herkomst, dat zal moei lijk worden." Om dan een eigen versie van Beethovens 'Alle Menschen werden Brü- der' ten gehore te brengen: Alle Menschen roerden Brüder I is een lied voor groot or kest 't is deur Beethoven geschreven I diene mens deed ook zijn best. En hij be sluit met-^En zo zou het lied maar groeien langs de straten van de stad I over gren zen talen rassen I totdat 't heel de wereld vat II Serven Bosniërs en Kroaten Ira kees Amerikaan maffiosi neo-nazi Vla ming Duits en Marokkaan II Alle Men schen loerden Brüder Beethoven naïeve kloot met het kaaksbeen van nen ezel slaat Kaïn zijn broere dood. Als het ap plaus opklinkt, knikt hij instemmend: „Goed, goed. klap maar een beetje, want als ge niet meer in uw handjes klapt gelijk kinderen, zult gij het Rijk niet binnen gaan." Atoomtijdperk Later, thuis bij de haard, geeft hij het grif toe. Zo'n opmerking over 'in je handjes klappen' brengt hem bijna in de rol van een geestelijke voorganger. Maar dat is niet zijn bedoeling. „We hebben veel over mijn afkomst en mijn jeugd gepraat. Uit eindelijk ben je natuurlijk ook een kind van deze tijd. Het ene been staat bij de voorvaderen, het andere staat in het he den en zelfs in de toekomst. Ik ben iemand die geboren is in de middeleeuwen en vol wassen geworden is in het atoomtijdperk. Een kunstenaar moet dat vermogen heb ben om met zijn ene been heel de wereld van zijn voorouders mee te slepen en daar uit te puren. Hij is een schakel tussen wat voorbij is en wat nog komen moet. Met dat andere been zet ik een stap waar sommige van mijn tijdgenoten mij niet kunnen vol gen. Mijn beelden, waar ik minstens drie dagen per week aan werk. maken me dat duidelijk. Ik heb dat beeldhouwen nodig om de ingewikkelde kant van mezelf te ui ten. Voor de meeste mensen zijn die beel den mysteries, zo goed als ze mijn liedjes begrijpen, zo raadselachtig vinden ze wat ik in hout en steen maak. Soms denk ik, dat ik met die beelden mijn tijd vooruit ben en een signaal geef voor latere genera ties. Niet om succes te hebben of na uw dood beroemd te zijn. Nee, ik werk en ik zing om zo hevig mogelijk te leven." Een levenshouding. Een gevoel ook, zegt hij, dat van binnenuit moet komen. „Het is geen keuze, want authenticiteit moetje dagelijks hervormen. De waarheid van gisteren klopt niet meer vandaag, en mor gen zal het weer wat anders zijn. Dat móet je beseffen, anders zit je zo bij de funda mentalisten, bij de Romeinse curie, bij de ultra-rechtsen. Dat zijn allemaal mensen voor wie de dingen vastliggen." Verrader Hij herinnert zich zijn optreden, twee jaar geleden tijdens de 11 juli-feesten op de Grote Markt van Brussel. De illusie dat Vermandere als Vlaamse bard een trotse telg van de strijdbare flaminganten zou zijn. viel daar voorgoed in stukken. Vlaams Blokkers schreeuwden zich schor om hem het zingen onmogelijk te maken. Later kreeg hij anonieme brieven, waarin hij een verrader van het eigen volk werd genoemd. Het liedje 'Bange blankeman' was de ergste steen des aanstoots. Ik zag Egyptische matrozen I in de haven van Rotterdam ik zag Portugese Joden I in de winkels van Amsterdam I ik zag Inca's in Oostende Chilenen op het Brugse Zand daar speeld' een zigeunerorkestje I van een volk zonder vaderland II Al de kinders van moeder eerde op cliarango en game lan I ze zingen en roepen aan ons deure I doet open bange blankeman. „Nee, zo'n rel in Brussel is geen reden om me van Vlaanderen af te keren. Wel zal je mij niet meer op de 11 juli-feesten horen zingen. Blijf met uw poten van de Vlaamse 11 juli-dag, riepen ze. Awel, dat mogen ze hebben. Ik schrijf niet bewust tegen het Blok. maar mijn ideologie botst toevallig wel met de hunne. Heel veel van die men sen hebben platen van mij. vroeger von den ze mij een ras-echte Vlaming. Dat is voorbij. Tegenwind, dat is toch een teken datje op de goede weg zit." In zijn atelier achter het huis. waar het naar hout ruikt, geeft hij een demonstra tie van zijn 'beeldkap'. Grootse gebaren, harde klappen op de beitel zodat de houts nippers in het rond vliegen. Hij zegt: „Je moet zien datje een gevuld leven leidt, dat de humuslaag van je ziel rijk is zodat er vreemde planten op kunnen groeien. Ik kijk met verwondering naar de wereld, niet te zwaar op de hand, wel hunkerend naar het leven." Jan van Damme Willem Vermandere krijgt woensdag 20 april de Visserneerlandiaprijs uitgereikt in de Burger zaal van het stadhuis in Middelburg. De bijeen komst begint om 15.30 uur. De cd's van Willem Vermandere worden uitge bracht door Philips. Hé, Vermandere, judjuk, hé Willem, judjuk. Het overkomt hem regelmatig. Het liedje over de boerenknecht Blanche en zijn 'peird' - met veel judjuks - achtervolgt de zanger, waar hij ook gaat. Het succesnummer is zeker twintig jaar oud. Och ja, klinkt het tussen snor en baard, wie ben ik om de mensen te vertellen dat de Vermandere van de tijd van Blanche niet meer de Vermandere van nu is. Wie aan Blanche is blijven hangen, kent hem niet meer. Het is, vindt hij, alsof je tegen Eddy Merckx zegt dat hij zulke prachtige doelpunten voor Anderlecht heeft gescoord. Vermandere is, sinds hij zich in 1968 met klarinet en gitaar aan het Vlaamse en Nederlandse volk presenteerde, een veelzijdig artiest geworden. Voor het grote publiek is hij de bard met de zware Westvlaamse tongval, een zanger die in één adem wordt genoemd met de twee andere vaandeldragers van het Vlaamse chanson: Wannes Van De Velde en Walter De Buck. In kleine kring wordt Vermandere ook gewaardeerd om zijn kolossale, mysterieuze beeldhouwwerken. Zijn liedjes zijn soms melancholiek, als er bomen worden gerooid in het toch al kale Vlaanderenland; dan weer maakt hij zich vrolijk over de boeren die met de karteel - mestkar - hun landerijen bevuilen (van je rampamplan, boerenman); een enkele keer klinkt hij ferm, wanneer onverdraagzame Vlaams Blokkers een standpunt vereisen: Al de kinders van moeder eerde op charango en gamelan ze zingen en roepen aan ons deure doet open bange blanke man. Willem Vermandere ontvangt volgende week woensdag 26 april in Middelburg de Visserneerlandia Prijs van het Algemeen Nederlands Verbond. Hij zal er zijn, heeft hij toegezegd. „En ik zal er een beetje zingen, anders wordt het zo saai." Het wil nog niet zo erg lente worden in Steenkerke, vlakbij Veurne, op een steenworp van de Franse grens. Een koude noordenwind maakt dat in huize Vermandere de kachel moet branden. Maar dan nog, de venijnige bries vindt vol doende kieren om ook bij de haard rillin gen te veroorzaken. De zanger woont pal tegenover de kerk - de aanduiding cen trum is te weids voor de paar woningen die er staan - in een huis dat vroeger dienst deed als taveerne. Hij wijst op de kring van uitgesleten tegels rond de kachel. Daar zaten in '14-T8 de soldaten zich te warmen, tot ze weer terug moesten naar de met bloed doordrenkte loopgraven. We moesten maar eens babbelen, vond ook Willem Vermandere na enig aandrin gen. Aanvankelijk hield hij de boot af: „Al les wat ik te vertellen heb. zeg ik in mijn liedjes." Maai- goed. die Visserneerlandia Prijs voor zijn gezongen oeuvre kon toch wel aanleiding zijn om eens over wat ditjes en datjes van gedachten te wisselen. Ze ker voor een Nederlands publiek, dat toch al zo weinig geluiden uit dat rare Belgen landje serieus neemt. Natuurlijk heeft Vermandere gelijk. Wie de teksten van zijn liedjes beluistert - ver zameld op cd's met titels als Ik wil maar zeggen, Lat mie maar lopen en Help mij - komt veel over de zanger uit de Vlaamse Westhoek te weten. Over zijn gedreven heid bij voorbeeld, die hij in de 'Danse Ma cabre' met Pietje de Dood bezingt: Ik sloot die nacht in één twee drie I met magere Piet een compromis gij komt mij halen op den dag da'k voor niemand nie meer zin gen mag I maar zolang dat mijn lied de mens verblijdt I laatje mij leven tot in eeu wigheid. Contentement Willem Vermandere (februari 1940) stamt uit de vlasstreek bij Kortrijk, het dorpje Lauwe. Aan de Leie, voegt hij er zelf altijd aan toe. Zijn moeder woont er nog steeds. „Een onvoorstelbaar- courageus wuveke, ze is 82. Het contentement, dat is een heel mooi woord, in het simpele, in het kleine, in het manuele. Het plezier vinden in zo weinig. Hoe dat ze vol verbeelding zit ook, mijn moeder, in het haken, in het breien. Dat vertedert mij, altijd als ik bij haar kom. Ik schik mijn omzwervingen zo, dat ik minstens één keer per week in Lauwe bij haar langs kan gaan." Hij vertelt over zijn kinderjaren. Want, is de vraag, hoe kwam hij ertoe zich volledig aan de 'schone' kunsten te wijden. Een trefzeker antwoord valt daarop niet te ge ven, legt hij uit. Zijn drie broers - één ou dere, twee jongere - hebben dezelfde ou ders, woonden in hetzelfde dorp, gingen naar dezelfde school. En zij zijn niet op het podium terecht gekomen, zij hanteren niet minstens drie dagen per week hamei en beitel om 'oervormen' uit steen en hout te hakken. Hij wel. Waarom? „Laat ons maar zeggen: vader was wagenmaker. Zijn hamer en zijn beitel zijn het begin ge weest. En hij speelde klarinet. Ik heb nooit de kunst- of muziekschool kunnen volgen. Wel heb ik heel mijn leven daar naar ge hunkerd. In Lauwe was alleen de dorps harmonie. Waar komt die bezetenheid, die gedrevenheid vandaan? Nu vraagt ge iets. Ik had een onkel, die zei: Ja Willem, ge zijt bij uw geboorte door God gestreeld. Hij was een gelovig, mystiek man. Soms zeg ik: Ik ben gestraft van God dat ik zo ruste loos door het leven moet. Het moet toch zijn dat sommige mensen met een bepaal de blessure, een kronkel of een deuk op de wereld komen. Bij één van mijn optredens voor een tweehonderdtal oudere klooster zusters hier in West-Vlaanderen, lag bij de ingang van de zaal een hele serie boeken, gebedenboeken. Een jongere zuster gaf de Met mijn handen kan ik spelen op mijn snareninstrument zotte deuntjes fantaseren op mijn fluitje van ne cent met mijn handen kan ik dansen bovenop het tafelblad ik kan kloppen op uwsehoeredk kan kletsen op uiv gat Met mijn handen kan ik roepen.ik maak nen trechter op mijn mond ik kan onderste boven lopen, met mijn handen op de grond met mijn handen kan ik vliegen lijk ne flieflotter in 't rond klapwiekend lijk de kiekens, huppelend over de grond Met mijn handen kan ik lonken en oneindig zoveel meer naar de zevende hemel u voeren. u verleiden keer op keer met mijn handen kan ik strelen en u koesteren mijn kind om uw zieltje te beschutten tegen hagel, weer en wind Maar mijn handen kan ik ballen tot twee vuisten bikkelhard en dan op de muren boenken. doodziek en moegetart in mijn handen kan ik schreien, bedrogen en afgesloofd ik verduike mijn ogen en oren met mijn handen rond mijn hoofd Met mijn handen kan ik smeken, dat den hemel mij behoedt dat ik nooit geen wapen drage. aan mijn handen nooit geen bloed laat mijn handen liever zegenen en u genezen van 't verdriet daarom spelen we nog eigenhandig een refreintje bij dit lied Willem Vermandere: God heeft alle mensen toen ze geboren werden een gebedenboek gegeven, daarin vind je de troost voor je zieltje. Aan mij heeft Hij gezegd: Rostekop, jij krijgt geen boek, jij moet zelf de gebeden schrijven, fotografie Lex de Meester moet zelf de gebeden schrijven, Awel. dat is het lot van de artiest. Wij vinden de ul tieme troost in het creëren, in het zelf scheppen. Ik heb een paar gitaren, een viooltje, een cello, een accordeon, ik moet dus dingen creëren, dat is wezenlijk." Paterkweekschool Willem was de enige telg in het gezin, die mocht studeren. Voor de andere kinderen lag de ambachtsschool in het verschiet, gevolgd door een mooi beroep. Voor Wil lem werd het de 'paterkweekschool'. de orde van de Oblaten. Hij leefde er drieë neenhalf jaar in een 'perfecte' commune. „Ik ben daar geweest tot ik inzag dat dat niet voor mij was. Ik troost me. de beeld houwer Rodin heeft ook eventjes priester studies gedaan. Het was een streng inter naat, twee maanden in de school en drie dagen thuis. Mijn vader heeft nooit mijn rapport bekeken. Het enige wat hij vroeg, was: Speelt u soms nog een keer op uw kla rinet? Dat was mijn vader. Is dat niet fan tastisch? Kijk, ik moet u zeggen: Voor mij is dat de essentie van mijn leven." „Dat zijn allemaal dingen die u maken. Zonder mijn vader, zonder die bijbelwe tenschappen. die exegese, dat beetje filo- tvan de cd Help mij). inleiding op de feestelijke bijeenkomst en zei: De man die nu voor u gaat zingen is van God gezegend en zo meer. Na drie liedjes heb ik geantwoord: Wat die zuster heeft verteld moetje niet geloven..ik ben gestraft van God. God heeft alle mensen toen ze geboren werden een mooi gebe denboek gegeven, daarin vind je al de troost voor je zieltje. Aan mij heeft Hij ge zegd: Rostekop. jij krijgt geen boek. jij

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 15