Boymans toont omstreden werken van De Kooning Innerlijke kracht telt meer dan schoonheid Kleurenfeest van Joan Miró cöernA/- i P7C kunst cultuur VRIJDAG 31 MAART 1995 Niet het afscheid van directeur Tjab bes, maar het 95-jarig bestaan van het Stedelijk Museum Schiedam vormt de ei genlijke aanleiding voor de Miró-exposi- tie. Tot en met 28 mei zijn honderdachten twintig bladen grafiek van de Spaanse kunstenaar te bezichtigen, waarvan het merendeel nog nooit in Nederland te zien is geweest. De expositie kwam tot stand in samenwerking met het Fundació Miró in Barcelona (waar een aanzienlijk deel van diet werk van de Catalaan beheerd wordt), en toont zijn grafische ontwikkeling van 1930 tot 1972. Volgens Tjabbes zijn er meerdere redenen waarom er voor Joan Miró is gekozen voor een jubileumtentoonstelling. „In de eer ste plaats omdat hij een van de belangrijk ste kunstenaars is van deze eeuw. Maar ook omdat de invloed van Miró's uitbun dige en poëtische vormenwereld op de Ne derlandse kunst van de jaren vijftig aan zienlijk was. Vooral de kunstenaars van de Cobra-beweging, waarvan het museum een bekende collectie heeft, waren door zijn werk geïnspireerd." Beeldtaal „De Belgische tak van Cobra had voor de oprichting van de groep sterke banden met de surrealistische beweging. In Ne derland waren de leden van Cobra ook zeer geïnteresseerd in het werk van Miró, allen vanuit verschillende motieven. In de werken die Theo Wolvekamp, Anton Rooskens, Corneille, Karei Appel en Con stant aan het eind van de jaren veertig maakten, is duidelijk de invloed te zien van de beeldtaal van Miró." Ook na Cobra-periode lieten vele kunste naars zich beïnvloeden door het spontane samenspel van kleurvlak en lijn in het werk van Miró. Tijdens de tentoonstelling wordt daarom, naast een bescheiden keuze uit de Cobra-collectie, ook werk ge toond van kunstenaars als Wout van Heusden, Harry van Kruiningen, Pieter Ouborg en Willem Hussem. „Dan zie je pas goed wie de echte meester is", vertelt projectleider Pim Schenkelaars. Hij is verbaasd dat er in Nederland zo wei nig tentoonstellingen van de in 1983 over leden Spaanse kunstenaar zijn geweest. De enige grote tentoonstelling was in 1956 in het Stedelijk Museum Amsterdam. In 1990 is er een kleinere expositie van laat werk (schilderijen, bronzen beelden en grafiek) gehouden in De Beyerd in Breda. „Terwijl er maar weinig kunstenaars zijn die zo tot de verbeelding spreken als Miró. Zelfs mensen die weinig affiniteit hebben met moderne kunst, herkennen en waar deren de fantasievolle en kleurrijke kunst werken van Miró", zegt Schenkelaars. Joan Miró werd op 20 april 1893 geboren in het centrum van Barcelona. Zijn uitzon derlijke tekentalent kwam al vroeg aan het licht, maar kwam pas echt tot ont plooiing nadat hij zich in 1919 in Parijs had gevestigd. Daar kreeg hij contact met zijn landgenoot Pablo Picasso en de groep avantgarde schrijvers, die zich had ver enigd rond Max Jacob, Pierre Reverdy en Tristan Tzara. Afwisselend wonend in Parijs en Barce lona, nam Miró deel aan dadaïstische ma nifestaties en sloot zich midden jaren twintig aan bij de surrealisten. In 1924 on dertekende hij het 'surrealistisch mani fest' van André Breton, waarmee hij zich achter het idee stelde dat het rationele denken ondergeschikt moest worden ge maakt aan het onderbewuste. Ondanks deze invloeden ontwikkelde hij al snel een heel eigen, abstracte stijl die hij zijn verdere leven trouw is gebleven. Deze stijl, die gekenmerkt wordt door een fris en 'magisch' kleurgebruik in een wereld vol fantasiewezens, maakte hem tot een van de belangrijkste kunstenaars van de twintigste eeuw. Net als zoveel Spaanse kunstenaars en in tellectuelen, koos hij in de jaren dertig de kant van de republikeinen in de burger oorlog tegen Franco. Hij ontvluchtte zijn land, maai- keerde bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog toch weer terug- naar zijn geboorteland. Uitstraling Daar is hij voor het eerst grafiek gaan ma ken, op 37-jarige leeftijd, toen hij al een ge vestigd kunstenaar was. Miró voelde zich tot het medium aangetrokken door de technische mogelijkheden. Bovendien kon hij op deze manier zijn werk aan een groot publiek tonen. De maker zelf: „Van uit sociaal en menselijk oogpunt kan het grafisch werk, ondanks dat er een beperkt aantal exemplaren wordt afgedrukt, een grotere uitstraling hebben dan het schil derij. dat altijd een unicum zal zijn en eer biedig in het museum wordt bekeken." Zijn eerste grafische werk was een serie li tho's naar een dichtwerk van Tristan Tza ra, L'arbre des voyageurs. Niet lang daar na, in 1933, maakte hij zijn eerste etsen naar het gedicht Enfances van George Hugnet, en de droge naald Daphnis et Clóe. Wat hem aantrok in lithograferen en etsen waren de mogelijkheden om een nieuwe dialoog aan te gaan met het materiaal. Aanvankelijk werkte hij binnen de tradi tie van de techniek, maar gaandeweg ont dekte hij meer mogelijkheden voor artis tieke expressie, die los stonden van zijn schilderkunst en waarin hij zich steeds vrijer en persoonlijker kon uitdrukken. Miró: „Tijdens de experimenten overwon ik geleidelijk aan de beperkingen van het materiaal. Ik kan nu een naald of een bu rijn, maar ook mijn vinger, een spijker of oude schroevedraaier' gebruiken. Ik heb mezelf ook bevrijd van de traditionele pa piersoorten en maak nu proeven op de meest onwaarschijnlijke papieren." Miró gebruikte in zijn grafiek bijna altijd verschillende technieken en varianten in één werk. Hij zocht voortdurend naar me thoden en procédés die een sneller resul taat mogelijk maakten, zodat aan zijn ver langen naar spontaniteit en levendigheid tegemoet werd gekomen. Dat verklaart ook zijn enthousiasme voor de grafische technieken: hij hechtte belang aan het au tomatisme in het creatieve proces. Niet zozeer het esthetische resultaat telde, maar de innerlijke kracht, het magnetis me dat werd overbracht. Tijdens de vele experimenten omringde hij zich met een graveur en drukker, die hem de kneepjes van het vak bijbrachten. In het atelier van Louis Marcoussis begon hij zijn grafische carrière. Hij produceerde er in de jaren 1937/1938 een enorme hoe veelheid werk. Grafiek leek op dat mo ment het geschiktst om de angst en af schuw voor de oorlog te laten zien, zoals te zien is in de serie 'reuzen' en 'zwart in rood'. Kort daarna volgden de zelfportret ten, die werden bedekt door vlammen en sterren, vogels en geslachtsdelen, zonnen en manen. Experimenten Vanaf de serie Barcelona gaat Miró verder op zoek naar de eigenschappen van zwart als kleur, in litho's en etsen. Ook experi menteert hij met structuren door allerlei vormen van 'vernis mou' (etstechniek met een zachte waslaag) toe te passen en door kleuretsen te vervaardigen van meer dan één plaat. In 1948 ontdekte Miró de kleu renlithografie, die de meest gebruikte techniek van de jaren veertig zou worden. Een van zijn geliefdste media in de jaren zestig was een combinatie van ets met aquatint. Eerst maakte hij met diepzwar te etslijnen de omtrekken; de kleuren completeerden dan automatisch de com positie. Aquatint maakte het tevens mo gelijk om toonverschillen te creëren, als een soort tegenwicht voor de enigszins for mele structuur van de ets. In 1967 begon hij te werken met carborun dum. Deze techniek gaf hem de mogelijk heid om bredere, sterker gedefinieerde lij nen te maken. De vorm werd vooral be paald door de zwarten van het carborun dum. Met deze techniek kon hij ook een schilder-effect in de ets bereiken. Dat bracht Miró ertoe om steeds grotere for maten papier te gebruiken. Het Stedelijk Museum Schiedam heeft ge kozen voor een duidelijke afbakening per stroming. De zalen, waaruit zonlicht wordt geweerd, zijn opgedeeld in een 'ro de, gele en blauwe ruimte', met werk uit respectievelijk de periodes 1930 tot 1949, 1950 tot 1959 en 1960 tot 1972. Als afsluiter is een citaat van de exposant op de muur aangebracht: 'Grafiek kan evenveel schoonheid en waardigheid bezitten als een goed schilderij.' Jelle Gunneweg Joan Miró, grafisch werk. 1930-1972, t/m 2S mei, Stedelijk Museum Schiedam, Hoogstraat 112, di tlmza 11-17 uur. zou- en feestdagen 12.30-17 uur. Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam toont najaar 1996 de nieuwste en daarom meest omstreden werken van de in Rotterdam geboren kunstenaar Willem de Kooning. Het gaat om schilderijen, die tot op dit moment door slechts enkele mensen aanschouwd zijn, omdat ze angstvallig achtergehouden worden door De Koonings dochter Lisa. De ongeveer vijftig schilderijen wor den voor het eerst uit het New Yorkse atelier van de nu bijna één-en-negentigja- rige, demente kunstenaar gehaald en aan buitenstaanders getoond. Voor de exposi tie heeft Boymans-van Beuningen een sa menwerking weten aan te gaan met mu sea in de Verenigde Staten. Vanaf deze zo mer maakt de tentoonstelling een tournee langs deze twee of drie musea in Amerika. Daarna komt de expositie naar Rotter dam (sept t/m november '96), vervolgens is ze in Madrid en daarna mogelijk in nog een derde Europese stad. Dat De Koonings laatste werken zo om streden zijn hangt rechtstreeks samen met het feit dat hij ze gemaakt heeft ter wijl hij af in verregaande mate leed aan de ziekte van Alzheimer. De medische rap porten over wat een mens kan ondanks die ziekte spreken elkaar- tegen. De Ameri kaanse psycholoog Howard Gruber heeft de invloed van Alzheimer op creatieve vermogens bestudeerd. Hij zegt dat een mens zoals De Koorting „zonder zijn intel lectuele vermogens en zonder een behoor lijke mate van zelfbesef, geen creatief werk meer kan leveren." Genialiteit Dr Daniel Perl, neuropatholoog van het Mount. Sinai-hospitaal in New York, heeft het echter over bepaalde hersenfuncties waarmee kunstenaars werken en die in tact kunnen blijven, ook als de geestelijke toestand van de patiënt achteruit gaat. Wellicht mede op grond van dat laatste zei directrice Diane Waldman van het Gug genheim Museum in New York: „De Koo ning moge zijn intellectuele gaven verlo ren hebben, maar hij schildert nu vanuit zijn aangeboren genialiteit." Het is dus maai- hoe je er wetenschappe lijk tegenaan kijkt of hoezeer je kunstzin nig gesproken in De Kooning bent blijven geloven. Voor museum Boymans-van Beuningen was er in ieder geval geen twij fel toen de kans zich voordeed een bij voorbaat uiterst spraakmakende ten toonstelling binnen te halen van deze zoon van Rotterdam. De Kooning werkt inmiddels niet meer, hij kijkt uitsluitend televisie, althans naar de kleuren daarop. Karei Schampers, hoofdconservator van Boymans. is in Los Angeles bezig de de tails vast te leggen van de tentoonstelling die later dit jaar in Amerika te zien is ep volgende herfst in Rotterdam. Half april volgt in Londen nog een laatste overleg van hem met De Koonings dochter en be- langenvertegenwoordigster Lisa. Daarbij zal ook aanwezig zijn dr Johan ter Molen, plaatsvervangend directeur van Boy mans. Ter Molen: „Dit wordt natuurlijk een heel belangrijke expositie. Het gaat om werken die in feite nog niemand gezien heeft en bezit zijn van de erven De Koo ning, in feite van zijn dochter Lisa dus. Het zijn de werken van De Kooning uit z-ijn laatste jaren als actief kunstenaar. Over de artistieke kwaliteit van die nauwelijks bekende werken wordt vanwege de ziekte van De Kooning verschillend gedacht in de kunstwereld. Maar juist daarom én om dat De Kooning oorspronkelijk uit Rot terdam komt, vinden wij het heel goed om dat werk juist in deze stad voor het voet licht te brengen. Tegen hoge kosten na tuurlijk. alleen al voor de verzekerings penningen voor de werken die hierheen zullen komen." Vroeg olie verf je In Rotterdam is nu bitter weinig te zien van het werk van Willem de Kooning, ruim negentig jaar geleden geboren in het Willem de Kooning in 1984. fotoGPD Oude Noorden. Boymans heeft enkel een vroeg olieverfje op papier in de vaste col lectie, Toen De Kooning vanuit New York internationaal iets meer ging voorstellen op de kunstmarkt, was hij al meteen te duur voor Boymans. Op het Weena bij het Hofplein staat wel een monumentaal beeld van hem, 'Zitten de vrouw', sinds 18 april 1984. Het kwam er vooral door inspanningen van de toenma lige Boymans-directeur dr Wim Beeren en werd onthuld door Elco Brinkman, des tijds cultuurminister van dit land. Ook toen was kunstenaarsdochter Lisa er al bij. De Kooning zelf overigens niet. Beereh destijds over het drie meter hoge en vier meter brede beeld: „Het is klassiek in zijn materiaal van brons. De schilderij en van De Kooning uit de periode '68-'70 laten in de forse lijnen en in een laaiend coloriet de kronkelende gestalten van mannen en vooral van vrouwen zien. Met die hevigheid moet De Kooning ook ge boetseerd hebben, vorm gegeven in de klei maar tegelijkertijd gericht op het eindresultaat van het bronzen beeld dat zou ontstaan. De zittende vrouw van Wil lem de Kooning is een monument van rust en tegelijkertijd een aangeslagen, sidde rende motor." Peter van Eijkelenburg Grootmoeder voor de zee, aquatint carborundum, 1969. Een mooier afscheidscadeau is niet mogelijk. Vlak voor zijn vertrek naar Brazilië, waar hij gaat werken voor de prestigieuze Biennale van Sao Paulo, haalt directeur Pieter Tjabbes van het Stedelijk Museum Schiedam een internationaal de aandacht trekkende expositie in huis. De eerste overzichtstentoonstelling in Nederland van grafisch werk van de Spaanse kunstenaar Joan Miró. De directeur zelf houdt het op puur toeval, dat hij met deze expositie afscheid neemt. Zijn vertrek is immers pas enkele weken bekend, terwijl de voorbereidingen voor het project ruim een jaar in beslag hebben genomen. Maar leuk is het wel, moet hij toegeven, om 'op je top weg te gaan.' De zonne-eter, litho, 1955. Zon en wind, aquatint, 1962.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1995 | | pagina 17