Zeeland voorop
in slavenvaart
Helpen ie de hel van Rwanda was een uitdaging
PZC
reportage
23
Artsen
zonder
Grenzen
ZATERDAG 21 JANUARI 1995
Een goed gevulde geldbuidel zag schipper Pieter van der Haagen
voor zich toen hij in 1596 met zijn schip de haven van Middelburg
binnenliep. Aan boord waren 130 negerslaven die Van der Haagen op
de stadsmarkt te koop wilde aanbieden. Maar de slavenhandel was
nog nieuw. De burgemeester van Middelburg wees de verkoop van
mensen in zijn stad verontwaardigd van de hand. Op last van de
Staten van Zeeland werd het 'kroesvee' vrijgelaten. De kerken
spraken schande. Niemand kon vermoeden dat Zeeland ruim een
eeuw later de toon zette in de Nederlandse slavenvaart.
'Planter op weg naar een naburige plantage'
Werd de handel in 'verse zoutwater
negers' aanvankelijk verworpen op
calvinistische gronden, die houding ver
anderde toen bleek dat het aardige in
komsten opleverde. De gratis werk
krachten waren hard nodig voor de ex
ploitatie van nieuw verworven koloniën.
Al vijftien jaar voeren schepen af en aan,
toen gezaghebbende theologen op ver
zoek van ondernemers een mooie
rechtvaardiging bedachten. Mits ze geen
christenen waren mochten negers als
slaaf worden verkocht, schreef de Zierik-
zeese predikant Godfried Cornelisz Ude-
mans in 1640. De levende koopwaar
mocht dankbaar zijn, meende hij. In Afri
ka, waar de slaven ook al gevangenen wa
ren, gingen ze immers een wisse dood te
gemoet. Een neger in handen van Noord-
europese eigenaars was beter af dan bij
Afrikaanse slavenhouders. Het was de
ideale vrijbrief voor ongebreidelde men
senhandel.
De dichtbeschreven zwarte bladzijde in
de Zeeuwse geschiedenis eindigde in 1803,
het jaar dat de 'Standigvastigheid' als
laatste slavenschip de Middelburgse ha
ven verliet. 'Gaarne van meerder', luidde
na afloop van de reis nog het verzoek van
tevreden plantagedirecteuren uit Suri
name.
Middelburgse, Vlissingse en Hollandse
schippers ontvoerden in totaal naar
schatting een half miljoen negers uit hun
vaderland. Gepokt en gemazeld in de
kaapvaart bleken de Zeeuwen uitsteken
de slavenhalers. Ze waren actief in de Wes-
tindische Compagnie (WIC) die ruim hon
derd jaar een monopolie bezat. Later, ten
tijde van de vrije slavenhandel, trok Zee
land de kar. Daar lag in de achttiende
eeuw de grootste slavenhalersvloot van
Nederland en daar was de machtigste re
derij gevestigd: De Middelburgse Com
mercie Compagnie (MCC).
Driehoeksreizen
Het 'levend ebbehout' vulde de ruimen
van fregatten, barken, snauwen, galjoten
en hoekers. De zeilschepen maakten drie
hoeksreizen. Ze vertrokken uit Middel
burg, Vlissingen of Veere met gebruiks
goederen, vuurwapens, buskruit en tex
tiel. In Afrika werd de waar geruild tegen
slaven die vervolgens in Amerika op de
markt kwamen. Beladen met tropische
produkten keerden de schepen daarna
huiswaarts. Vroeger deden verhalen de
ronde over 'fabelachtige winsten'. Tegen
woordig denken historici daar anders
over. Er werd ook verlies geleden. Slaven
handelaren namen dat pp de koop toe zo
lang zij maar verdienden op hun door
'kroesvee' bewerkte plantages.
Mensonterend
Afrikanen uit bijvoorbeeld Angola moch
ten hopen dat zij nimmer het pad kruisten
van een Zeeuw. De overtocht naar Ame
rika was mensonterend, het slavenbe-
staan een hel. Om te beginnen wisten de
gevangen negers absoluut niet welke toe
komst zij tegemoet gingen. De meesten
geloofden dat aan de overkant van de oce
'Een hoop negers, aangebragt om tot slaven verkocht te worden'.
aan kannibalen wachtten om hen op te
peuzelen. Uit pure angst sprongen sommi
gen overboord. Op elkaar gepakt in don
kere, bedompte ruimen moesten ze de reis
doorstaan. Een beproeving die gemiddeld
negen weken duurde. Honger, dorst, ziek
te en dood waren vaste metgezellen. Zieke
slaven gingen zonder meer overboord.
'Gezicht op de haven, de stad Paramaribo
Zeelieden van het laagste allooi beman
den de schepen. Bij het handhaven van de
tucht, hanteerden zij simpele regels. Alles
was toegestaan, zo lang de koopwaar
maar in leven bleef. Menigmaal knalde de
'boermecingel', een soort zweep. De oude
scheepsjournalen van de MCC spreken
voor zich. Oppermeester Petrus Couperus
stuurman Evert. Kroonenberg haalde 15
april 1778 een stuk of zes slavinnen naar
boven. Hij sloeg hen net zo lang met een
boermecingel op de billen totdat die
'braaf opgeswollen' waren.
Hoeregat
Een officieel verbod ten spijt, ontkwamen
slavinnen niet aan verkrachting. Dat het
vrouwenverblijf het 'hoeregat' heette,
zegt genoeg. Hoe ingeburgerd seksueel
misbruik was, blijkt uit een incident aan
boord van de 'Haast u Langzaam', winter
1765. Opperstuurman Cornelis van Kerk
hoven verzocht kapitein Jan Menkenveld
'iedere matroos een hoer ter beschikking
te stellen.' De kapitein weigerde waarop
Van Kerkhoven reageerde: „Maar het is
goed voor de slaven en bij andere kapi
teins heeft zoiets altijd gemogen."
Vaak arriveerde de lading meer dood dan
levend op de plaats van bestemming. Een
maal voor anker deed de bemanning er al
les aan om de koopwaar een beetje op te
peppen. De negers werden uit de boeien
bevrijd en moesten bewegen. Ze kregen
groente, fruit en vlees om aan te sterken.
Immers, de slaven dienden een goede prijs
op te leveren. Daarom ook deed kapitein
David Mulders van 'Het Middelburgs Wel
varen' zijn zes 'mooiste' slavinnen niet di
rect in de verkoop. „Vermits dat zij wat
stijf waren in haar beenen."
Geraamten
De sporen van honger en uitputting lieten
zich echter niet snel uitwissen. Bij aan
komst van een schip schreef een oogge
tuige in Suriname: „Zy waren niets meer
dan houten beelden, vertoonende beende
ren met een huid overdekt. Zy bragten my
het laatste oordeel in de gedachten. Men
zoude gezegd hebben, dat zy uit het graf
kwamen, of onder het mes van eenen heel
meester geweest waren: kortom zij waa-
ren wandelende geraamten."
Als plantagewerkers hadden de slaven
het nauwelijks beter. Menig Zeeuwse ko
lonist werkte onder het motto: 'rijk wor
den, inpakken en wegwezen.' Voor de sla
ven gold: 'werken, invalide raken en ster
ven'. Gingen ze op hun veertigste dood,
dan was dat op hoge leeftijd.
Toch nam de Nederlandse slavenhandel
niet zo'n hoge vlucht als in Engeland en
Frankrijk. De eeuwige rivaliteit tussen
Zeeland en Holland verhinderde dat. Het
stak de Zeeuwen dat zij de handel in tropi
sche produkten vooral aan Amsterdam
moesten laten. Zij beweerden dat de sche
pen alleen zoveel koffie en suiker konden
inslaan dankzij de slavenhandel waarin
Zeeland nummer één was. Zeeuwse sla
venhalers kregen daarom opdracht om re
tourvracht die zij zelf niet kwijt konden,
mee te geven aan andere Zeeuwse sche
pen. De instructie van de MCC aan het
Snauwschip De Jonge Willem luidde:
„Wanneer gij nu in het geval komt om pro
dukten te ontvangen, dan moet gij eerst
uw eygen schip volladen, en dan vervol
gens het restant der goederen in andere
schepen aflaaden op Middelburg zodat
Eenigsints kan zijn en altijt Zeeuwse sche
pen voor Hollandsche te preefereren."
Jacobus Hondius
Onder druk van Engeland kwam aan de
mensenhandel in 1814 definitief een einde.
Zij het dat de slavernij in Suriname nog
tot 1863 bleef bestaan. Historici raken er
steeds meer van overtuigd dat niet alleen
edele motieven het einde bespoedigden.
Slavenopstanden, economische en poli
tieke factoren hielpen de deugdzaamheid
een handje. In Nederland waren de voor
standers van slavenhandel talrijker dan
de tegenstanders. De argumenten voor af
schaffing waren echter helder. De eerste
die pleitte voor stopzetting was Jacobus
Hondius, een stadspredikant uit Hoorn
die leefde in de zeventiende eeuw. Mense
lijke, theologische en economische rede
nen voerde hij aan. Even principieel in zijn
afwijzing was de Middelburgse predikant
Bernardus Smytegelt. Wat hem betrof
mocht op slavenhandel de doodstraf wor
den gesteld. „Ach", verzuchtte hij in een
in 1742 verschenen boek. „Mogten die
menschen zoo verkogt, vervoert, en dik
wijls daarom vermoort worden, eens spre
ken: zouden ze niet zeggen als eertijds jo-
seph; ik ben dieffelijk ontstoolen uit myn
land."
van de 'Enigheid' vermeldde daarin bij
voorbeeld twee sterfgevallen wegens mis
handeling. Eén man werd zo hard in zijn
hals geschopt dat de dokter bij hem geen
'spraak of verstand' meer vond. Een
wouw kreeg zulke harde klappen dat het
bloed uit haar oren liep. Ook aan boord
van de 'Zorg' werd flink geleden. Opper
Marten de Jongh
Bronnen- Willem Flinkenjlögel, Nederlandse
Slavenhandel (1621-1803), Kosmos Z K Uitge
vers.
- Doctoraalscriptie L.R. Priester, De Nederland
se houding ten aanzien van de slavenhandel en
slavernij, 1596 - 1863, Erasmus universiteit Rot
terdam.
- Stedman, Reize naar Surinamen.
Dit verhaal is geschreven ter
gelegenheid van de Internationale
Dag voor Volken in Nood op woensdag 25
januari 1995. Sinds 1992 organiseert de
hulporganisatie Artsen zonder Grenzen
eens per jaar deze dag om aandacht te
vragen voor het lot van volken in crisis-
en oorlogsgebieden. Als onderdeel van tal
van activiteiten op deze dag, hebben
medewerkers van Artsen zonder Grenzen
hun ervaringen op papier gezet. Henk
Hammer, algemeen arts voor Artsen
zonder Grenzen, blikt voor de PZC terug
op zijn verblijf in Rwanda.
In het voorjaar van 1994 werd voor ons
hier in Nederland, als een donderslag
bij heldere hemel, het vliegtuigje neerge
schoten waarin de presidenten van Bu
rundi en Rwanda zaten. Dit dodelijke on
geval was in Rwanda het begin van een
massale slachting onder Tutsi's en ge
matigde Hutu's. Artsen zonder Grenzen
had een groot hulpprogramma in Rwan
da, maai- door de uitbarsting van geweld
moest dat worden gestaakt. Alle buiten
landers werden uit de hoofdstad Kigali
geëvacueerd. In Butare, de grootste stad
in het zuiden, bleef slechts een klein
noodteam van Artsen zonder Grenzen
achter. Mij werd gevraagd de situatie in
Butare te onderzoeken, om te bezien of
de slachtoffers van het geweld tóch me
dische hulp zouden kunnen krijgen.
De reis werd een angstige, vol verschrik
kingen. Op de dag van mijn aankomst in
Butare werd de onder-prefect met zijn
gezin vermoord. Niet lang daarna bleek
het Hutu-regeringsleger het bestaande
ziekenhuis nodig te hebben voor haar ge
wonde soldaten. De patiënten die op dat
moment waren opgenomen, werden af
gevoerd en vermoord. Overal verrezen
wegversperringen bemand door solda
ten en militieleden. Deze Kaatsten ge
droegen zich zo volkomen onvoorspel
baar, dat het vervoeren van een gewonde
Tutsi in de auto onmogelijk was. Zelfs
het aan huis behandelen van patiënten
was te gevaarlijk. Het achtergebleven
team van Artsen zonder Grenzen besloot
daarop te vertrekken. Het team van het
internationale Rode Kruis kreeg diezelf
de dag ook te horen, dat het zich moest
terugtrekken.
Op weg naar de grens met Burundi wa
ren op veel plaatsen in het landschap
brandende hutten te zien en langs de weg
lagen tientallen vermoorde mensen. In
de grensrivier met Burundi dreven de op
gezwollen lijken van omgebrachte men
sen voorbij. In Burundi werd nog wel be
gonnen met de opvang van vluchtelin
gen, maar Artsen zonder Grenzen Frank
rijk was in het grensgebied van Rwanda
en Burundi al met een groot team aanwe
zig. Ik verleende assistentie bij de ge
boorte van een klein hulpproject van
Artsen zonder Grenzen Nederland -
daarmee was mijn missie ten einde. Eer
der dan gepland vloog ik terug naar Ne
derland.
Het Tutsi-rebellenleger was in vooraf
gaande jaren in buurland Oeganda op
krachten gekomen en zéér gedegen ge
traind geraakt. Manschappen waren al
geïnfiltreerd in Rwanda toen het presi
dentiële vliegtuigje uit de lucht werd ge
schoten. Dat zorgde ervoor dat de rebel
len zich snel meester konden maken van
het grootste deel van Rwanda. Door hun
terreur kwam een enorme vluchtelingen
stroom op gang. De vluchtelingen weken
Er was daar een enorm veldhospitaal in
gericht voor cholera- en dysenteriepa-
tiënten, er waren poliklinieken en er wer
den gezondheidsprogramma's opgezet.
Bedrijvigheid alom. Ik kwam te werken
in het veldhospitaal voor aandoeningen
die niet met diarree te maken hadden.
Koffieplantage
Een medewerker van de hulporganisatie Artsen zonder Grenzen in ooma, waar
vorig jaar 2 miljoen vluchtelingen uit Rwanda werden opgevangen.
foto Teun Voeten
in eerste instantie uit naar Tanzania, la
ter ook naar Zaïre. De cholera-epidemie
die uitbrak in Goma, Zaïre zal bij de
meeste Nederlanders nog wel herinne
ringen oproepen, want naar aanleiding
daarvan werd de landelijke inzame
lingactie voor Rwandese vluchtelingen
opgezet.
Pal na die actiedag ben ik een maand in
een groot vluchtelingenkamp in Zaïre
gaan werken, in Katale op ongeveer 45
kilometer ten noorden van Goma. Daar
werd op grote schaal gevaccineerd voor
mazelen en later meningitis (nekkramp).
Mijn vrouw was al een maand in Katale,
voordat ik er kwam en was dus geheel in
gevoerd in het omvangrijke Artsen zon
der Grenzen-project. Het was een pret
tige bijkomstigheid in zo'n situatie sa
men te kunnen werken. We bivakkeer
den in het huis van de eigenaar van een
gigantische koffieplantage. Het huis was
grotendeels kantoor, maar werd door
ons ook gebruikt als eet- en zitruimte. We
sliepen in tenten op het grasveld. Dage
lijks reden we naar het vluchtelingen
kamp. Voor de nacht inviel moesten we
terug zijn op onze basis, uit veiligheids
overwegingen. Na verloop van tijd raak
te het kamp meer en meer georganiseerd
en gaven de mensen de indruk zich voor
te bereiden op een langdurig verblijf in
Zaïre. Vluchtelingen die te kennen gaven
terug te willen keren naar Rwanda, zag je
steeds minder.
Voor een algemeen arts als ik was het
werk zeer veelzijdig. Het leeuwedeel van
de diagnoses die we stelden was malaria,
en dan vaak de ernstigste vorm daarvan,
hersenmalaria. Gelukkig is daar een
goede behandeling voor mogelijk en de
meeste mensen knapten hiervan op. Iets
minder goede resultaten werden ge
boekt bij meningitis. Vooral kinderen le
den hieraan. De derde grote patiënten
groep bestond uit mensen met luchtwe
ginfecties. Iedere dag stierven patiënten,
en dat in een ziekenhuis van ongeveer
100 bedden.
Het grootste deel van het werk in Katale
werd gedaan door een staf van Hutu-
vluchtelingen. Alleen voor het veldhos
pitaal waar ik werkte stonden al 80 lo
kale medewerkers op de loonlijst. Ieder
een meegerekend, van wachters, verple
gers en koks tot twee lokale artsen. Het
opnemen van ernstig zieke mensen, het
stellen van diagnoses met betrekkelijk
weinig hulpmiddelen (een klein labora
torium) en het instellen van een behan
deling met een voor Nederlandse begrip
pen klein arsenaal aan mogelijkheden,
bood een prikkelende uitdaging. De si
tuatie was er niet naar om te streven
naar een Westeuropees gezondheidsmo
del: de avondklok maakte het onmoge
lijk 24 uur per dag in het hospitaal aan
wezig te zijn. niet iedereen sprak Frans,
zodat er regelmatig getolkt moest wor
den, en de verpleegmogelijkheden wa
ren. vooral in het begin, zo beperkt dat
patiënten gewoon op de harde vulkani
sche rotsgrond lagen.
Het ziekenhuis lag vlak naast een uit
deelplaats voor voedsel, dekens, plastic
zeil en dergelijke. Dit leverde soms een
chaotische toestand op waar je je in een
vluchtelingenkamp in opbouw niet over
moet verbazen. In een enkel geval kwam
het tot een uitbarsting van geweld, waar
door we gedwongen werden terug te ke
ren naar onze basis, 'ons' huis. We waren
doorlopend voorbereid op een eventuele
evacuatie. Maar gevaar voor eigen leven
heb ik, in tegenstelling tot mijn verblijf
in Butare, niet gevoeld.
Henk Hammer