Met passie kan men historie schrijven Parade van welgestelde vaderlanders Janus Geleedst laat het Concertgebouw unieke collectie na Gezichten van de Gouden Eeuw Ituur VRIJDAG 18 NOVEMBER 1994 dig zijn. Nu Moet U niet schrijven dat U die brief van 16 October nooit ontving. Want daar geloof ik niet aan en in. Sterkte!!! Met vriendelijke groet en in afwachting van Uw beide antwoorden..." Onderzoeker Johan Giskes deed eerder deze week een boekje open over de collec tie Geleedst. Het was voor hem een eerste impressie, hij had nog niet veel tijd gehad om de 78-toeren platen, langspelers en c.d.'s te beluisteren. Maar uit de lijst, die de verzamelaar van zijn aanwinsten bij hield, is volgens hem op te maken dat de collectie een uitstekend beeld van de 20ste-eeuwse muziekgeschiedenis biedt. Omdat er opnamen bijzitten, die in de ja ren twintig zijn gemaakt, kan er een link worden gelegd met de orkesttraditie van het eind van de vorige eeuw. Als voorbeeld laat hij het Concert voor twee violen van J. S. Bach horen, dat onder dirigent Wil lem Mengelberg in 1936 werd opgenomen. Giskes: ,,De zweiletjes, die in deze uitvoe ring opduiken, zijn tekenend voor de aan pak van die jaren. Tegenwoordig zijn der gelijke glissandi volstrekt uit den boze. In de tijd van Mengelberg werden de stukjes, die zonder accentuatie moesten worden gespeeld, met rood en blauw in de partijen aangegeven." De collectie van Janus Geleedst kan de muziekliefhebber veel vertellen over de muziekpraktijk in de afgelopen eeuw. In zijn selectieve presentatie heeft Giskes ook de Ouverture Dichter und Bauer (1932) van F. von Suppé opgenomen. „Ik was benieuwd", legt hij uit, „hoe het koper toen klonk. Het orkest had de beschik king over trombones en trompetten van Franse makelij. Na de Tweede Wereldoor log kregen Amerikaanse blaasinstrumen ten de voorkeur." Adagietto Een treffend voorbeeld van verschillende orkestraties is ook te vinden op de uit 1926 daterende opname van Mahlers Adagietto uit diens Vijfde Symfonie. Mahler was in de jaren 1920-1938 een must, hij stond per seizoen minstens drie keer op het pro gramma. Mengelberg had zeven minuten nodig voor het Adagietto. Bernard Hai- tink trok voor hetzelfde muziekstuk een halve eeuw later ruim tien minuten uit. De verzameling geeft een goed beeld van de chef- en gastdirigenten, die met het Concertgebouworkest hebben gewerkt. De Zesde Symfonie van Tsjaikowsky werd in 1937 en 1941 uitgevoerd onder leiding van Willem Mengelberg, in 1951 was de beurt aan gastdirigent Paul van Kempen, in 1970 en 1978 Bernard Haitink en ten slotte in 1987 gastdirigent Semyon Bych- kow. Omdat dirigenten als Mengelberg, Eduard van Beinum en Haitink werken van Bach, Mozart en andere grootheden meerdere keren onder handen hebben ge nomen, vertelt de collectie Geleedst ook veel over hun persoonlijke, muzikale ont wikkeling. Giskes kan. als hij goed zoekt, uitvoerin gen terugvinden waarin hij zelf zijn partij meestrijkt. Hij was van 1968 tot 1976 alt violist bij het Concertgebouworkest. Om dat hij allergisch bleek voor vioolhars moest hij het orkest vaarwel zeggen. Hij verwacht dat musicologen jaren vooruit kunnen met de erfenis van Geleedst. Het Amsterdamse gemeentearchief is zeker niet van plan op initiatieven van nijvere onderzoekers te wachten. Volgend voor jaar staat de tentoonstelling Mahler in Amsterdam op het programma. De pla ten, die Janus Geleedst in de loop van zijn leven verzamelde, bieden de mogelijkheid het Mahlerjaar met een 'luistertentoon stelling' op tè vrolijken. Jan van Damme De Collectie Geleedst loordt mogen (zaterdag) in het Gemeentearchief Amsterdam (Amsteldijk 67) om 10.30 uur gepresenteerd. De toegang is gratis, reserveren is verplicht. kunst cu Janus Geleedst moet het voorvoeld hebben. Al in de jaren zestig en zeventig typte hij als referentie bovenaan zijn brieven: 'Grootste particuliere discotheek van het Concertgebouworkest in Nederland'. Nu, een jaar na zijn overlijden, wordt het belang van zijn verzamelwoede pas duidelijk. De collectie Geleedst, ruim 800 geluidsdragers met op drie na alle opnamen van het Koninklijk Concertgebouworkest sinds 1926, wordt morgen (zaterdag) in het Gemeentearchief van Amsterdam gepresenteerd. Volgend jaar is de verzameling één van de pijlers van de grote Mahlertentoonstelling. Janus Geleedst, bakkerszoon in Goes, schreef geschiedenis met zijn passie. Alle op grammofoonplaat en compact disc uitgebrachte uitvoeringen van het Concertgebouworkest. Is dat nou zo'n opzienbarende collectie? Johan Giskes, oud-altviolist van het betreffende orkest en nu wetenschappelijk medewerker van het Gemeentearchief Amsterdam, laat daarover geen twijfel bestaan. Niemand, nergens ter wereld, heeft zo'n complete verzameling als die door Janus Geleedst is nagelaten. Ook de platenmaatschappij en niet. Zelfs het Concertgebouworkest heeft een bijlange na niet volledige collec tie van de eigen muziek. Dikwijls kwamen de platen en c.d.'s door nalatigheid van de platenmaatschappijen nooit in de archie ven van het concertgebouw terecht. Zo blijken betrekkelijk recente c.d.'s, die snel uitverkocht waren, in Amsterdam niet be schikbaar. Vandaar, zegt Giskes, dat de collectie Geleedst van onschatbare waar de is. De verzameling, die de Goesenaar aan het orkest naliet, is in beheer gegeven aan het Amsterdamse gemeentearchief. Hoe verdienstelijk de inspanningen van de verzamelaar waren, werd meteen dui delijk na zijn overlijden in 1993. Voor het Concertgebouworkest laat hij een leegte na, die nog door niemand kon worden op gevuld. Wie moet nu trouw alle uitgaven verwerven - een hele klus sinds het orkest niet alleen meer aan Philips is gekoppeld - en administreren? In Amsterdam zien ze de toekomst met enige zorg tegemoet. James Het zal ook niet meevallen een even fana tieke collectioneur te vinden als Janus Geleedst (1912-1993). Janus, die naam houden we maar even aan. In het in 1969 verschenen boek Onder de stenen lier, waarin Otto Glastra van Loon een apart hoofdstuk aan hem wijdt, wordt hij als Ja mes Geleedst gepresenteerd. James, die naam gebruikte de verzamelaar bij voor keur in zijn correspondentie met zijn bui tenlandse contacten. Janus nu was een bakkerszoon in Goes. Employé bij de Raad van Arbeid, PTT- beambte en later ziekenfondskassier. Dat was de zakelijke en waarschijnlijk niet meest inspirerende kant van zijn bestaan. Passie vond Geleedst in de muziek. Gla stra van Loon laat de vonk overspringen in 1928, toen de AVRO van Willem Vogt het Concertgebouworkest door de ether liet klinken. In Goes werden de krakerige radiosignalen opgevangen en een 16-ja- rige raakte in de ban. Hij bezocht het Con certgebouw enkele keren en besloot in 1931 alle muziekuitvoeringen te gaan ver zamelen. De aanschaf van de Ouverture Leonore III met Mengelberg als dirigent was het begin van een intensieve hobby, die hem al zijn zakgeld kostte. Geleedst legde wereldwijd contacten met platen maatschappijen en gespecialiseerde tijd schriften, om zijn collectie zo compleet mogelijk te krijgen. In Nederland was hij vaste adverteerder in het maandblad Luister. En omdat hij geen middel onbe nut wilde laten, nam hij ook contact op met zangeres Elly Ameling en Prinses Beatrix. Het Gemeentearchief Amsterdam heeft in zijn nalatenschap diverse advertenties in buitenlandse periodieken gevonden. Zo als in The Gramophone van oktober 1962: „Wanted: 78 r.p.m. Concertgebouw Or chestra Amsterdam, Decca..." En dan vol gen enkele platennummers. Aan het eind van de advertentie staat het vriendelijk verzoek alle aanbiedingen naar de Kam perfoeliestraat in Goes te sturen. Overtuigend bewijs In de schaarse interviews die Geleedst gaf, komt hij over als een man van weinig woorden. Althans, er werd meer óver hem geschreven dan dat hij zelf aan het woord kwam. In het tijdschrift Preludium (1983/ 1984) liet hij zich één keer verleiden tot een uitspraak, nadat hem gevraagd was waar om hij geen genoegen nam met bandco- pieën van bij Decca of Telefunken be staande archiefexemplaren. Die optie wees hij af, want hij wenste „de oorspron kelijke persing te koesteren met de inge- stanste nummers als wettig en overtui gend bewijs van echtheid." En verder: „Dat is mijn passie, dat is mijn hobby die voor mij de vervulling betekent van de wens om op elk uur van de dag en nacht een schone muzikaal-voltooid-verleden- tijd op te kunnen roepen, ter bevrijding van inspanningen en depressies in leven en werk van alledag." De gedreven verzamelaar, die onder an dere ook ansichtkaarten met afbeeldin gen van stations spaarde, heeft een beeld nagelaten van een brave ambtenaar die verslingerd was aan het Concertgebouw orkest. Op zondagmiddagen was hij dik wijls in Amsterdam te vinden. Hij was te vens trouw donateur van de Maatschappij Caecilia, een ondersteuningsfonds voor musici. Ondanks zijn ernst en gedreven heid moet Geleedst voor intimi niet ge speend geweest zijn van een zekere ironie. In april 1970 vroeg hij de Amsterdamse importeur van buitenlandse bladen Van Gelderen een exemplaar van de American Record Guide, waarin hij had geadver teerd. Het naschrift van zijn brief typte hij met kennelijk genoegen: „16 October 1966 schreef ik U ook een brief. Hierop ontving ik nimmer antwoord. Toch vind ik het al tijd leuk antwoord te krijgen op een brief want daarom schrijf je immers zo'n brief. Ja. Zeg nu zelf!! Zou U denken dat U dit jaar Uw achterstand in Uw administratie kunt wegwerken, dat U dit jaar nog ant- woord zou kunnen geven? Dat zou gewei- Janus Geleedst slaagde erin bijna alle in de handel gebrachte opnamen van het Concertgebouworkest te verzamelen. foto Verschoore Meer dan honderd Nederlanders kijken ons aan op de tentoonstelling Gezichten van de Gouden Eeuw in de Kunsthal. Sommige portretten zijn zo levendig, dat we ons er een stem bij kunnen voorstellen. In elk geval zijn deze mensen uit een ver verleden nog welsprekend door hun pose en entourage. Om te imponeren hebben ze hun duurste kleren aan en ze prijken met tekenen van hun waardig- en deugdzaamheid. We krijgen een indruk van hun ambities, posities en opvattingen. Er zijn twee doden weergegeven: een jonge priester en een kind. De catalogus verraadt, dat enkele anderen ook al dood waren toen zij onder de levenden geportretteerd werden. toegevoegd. De portretschilderkunst stond minder in aanzien dan de historie- j schildering, maar ze was een bedrijf en a een goede broodwinning voor Nicolaes Maes, Van Mierevelt en anderen. Soms y poseerden de figuren verkleed, in een his- torische rol. Er zijn groepsportretten die I aan een tableau-vivant doen denken. In f de Kunsthal ziet men verschillende op- c lossingen voor het groepsportret. Hen- drick van der Burgh maakte van de op- komst van het Oranjevendel bij de Leid- s se Doelenpoort een gezellig tafereel met 8 toeschouwers, maar zonder de betover ing van Rembrandts Nachtwacht. Overigens gold Rembrandt in de tweede helft van de eeuw als ouderwets. Schrij vend over Maes, merkt een boek met bio grafieën van kunstenaars op, dat deze leerling vkn Rembrandt van diens so nore licht-donker af stapte omdat hij 'wel zag dat inzonderheit de jonge Juf frouwen meer behagen namen in het wit dan in 't bruin.' Hij schilderde met een 'vleyend penceel'. Op de expositie zijn duidelijk een provinciaalse trant van een hoofse te onderscheiden, zowel als de rembrandtieke met de gladdere, mo dieuze. Tegenover een Rembrandt en twee rembrandtieken vertegenwoordi gen twee portretten van de Rotterdam mer Adriaen van der Werff het moderne slot van de eeuw. Bijna had de tentoonstelling tijdens de voorbereiding al afgelast moeten wor den. Ze was bedoeld als de tweede in een voor Japan bestemde serie van negen. Toen na de eerste de Japanse sponsor failliet ging, zijn voor deze tweede alsnog sponsors gevonden. In de Kunsthal is er een prentenkabinet aan toegevoegd met geëtste zelfportretjes van Rembrandt van 1628 tot 1651. In de weekeinden wor den van gecopieerde platen etsen van Rembrandt afgedrukt op oud-Hollands papier. Dolf Welling Expositie: Gezichten van de Gouden Eeuw, tot en met 22 januari. Kunsthal, Rotterdam. Dins dag tot en met zaterdag 10-17 uur, zon- en feest dagen 11-17 uur. Japanse catalogus met En gels supplement f 89,50 De schilderijen zijn uit de collectie van de Rijksdienst Beeldende Kunst. De meeste hangen gewoonlijk in ministeries, ambassades en consulaten. Die worden nu voor het eerst ten toon ge steld. Professor E. de Jongh heeft voor een reis naar musea in Japan deels onge wone werken gekozen, van vrijwel onbe kende zowel als van beroemde meesters. In Japan had de expositie succes, maar hóe de bezoekers die welgestelde 17e- eeuwers vonden, daar is De Jongh niet achter gekomen. De meeste portretten doen allerlei min of meer verhulde mededelingen. Die slaan op de huwelijksmoraal en de positie van man en vrouw, de echte of verlangde sta tus en de levensstandaard, de Oudheid, de Bijbelse of de Nederlandse geschiede nis en de situatie van katholieken in de officieel protestants verklaarde Provin ciën. De aanduidingen zullen in de 17e eeuw klinkklaar zijn geweest voor men sen die in dezelfde kringen verkeerden als de geportretteerden. Professor De Jongh heeft het Japanse publiek in de catalogus bij ieder schilderij veel uitleg gegeven. Die hebben wij in Nederland nu ook hard nodig. Een supplement bij de Japanse catalogus geeft de teksten in het Engels. Potter De roodharige jonge schilder, die zich met een palet in de hand afwendt van een leeg doek op de ezel, is Paulus Potter. Dit portret hangt gewoonlijk in het Maurits- huis, waar nu een Potter-expositie is. Het schilderij lijkt op een zelfportret, maar de kunstenaar was juist gestorven toen zijn vermaarde collega Bartholomeus van der Helst dit doek schilderde. Er zijn nog twee andere ogenschijnlijke zelfpor tretten. Een portret van een deftige vrouw als schilderes komt in onze 17e eeuwse kunst zelden voor. In de Kunsthal zijn er drie. Op een ruim 168 centimer breed doek is Margareta Maria de Roodere weergegeven tussen haar moeder en een portret van haar vader. Zij schilderde voor haar genoegen en was waarschijn lijk een leerlinge van Honthorst, van wie dit werk is en die als getuige optrad bij haar huwelijk. Een gelauwerde schilde res op een ander doek uit het atelier van Honthorst is mogelijk een prinses, de dochter van de 'Winterkoning'. Een werk van een onbekende meester toont een schilderes die veel weg heeft van Rachel Ruysch, de befaamde bloemenschilde- res. Kinderrijk Overbodig zijn de symbolen van vrucht baarheid op sommige gezinsportretten met meer kroost dan we tegenwoordig gewend zijn. De Haagse jurist Willem van den Kerckhoven was adviseur van Amalia van Solms, lid van de Raad van Holland en bovendien vader van vijftien Bartholomeus van der Helst: Dood kindje, 1645. kinderen. Er waren er zo veel voor het verlies. Hij had er nog negen toen Jan Mijtens het grote doek schilderde waar op hij vijf gestorven wichtjes in de lucht liet zweven als cherubijntjes, wat ons doet denken aan Vondels troostgedicht fotoGPD 'Constantijntje, 't zaligh kijntje...' De jongste zoon, die na voltooiing van het schilderij werd geboren, is er alsnog aan

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 25