uiterste vergenoegt
De Rheders
zyn ten
Als je maar Puch
reed
Zeeuwse
kapers
Van vervoermiddel
tot cult-symbool
reportage zaterdag 12november 1994 25
Jarry verovert een schip van een Engels konvooi, oktober 1782.
weken te ontsnappen en bereikt,
ernstig verminkt door zijn verwon
dingen, zijn thuishaven Vlissin-
gen. Er zijn wel plannen om op
nieuw een schip voor Le Turcq uit
te rusten, maar zo ver komt het
niet. De Engelsen hebben meer fre
gatten en kotters ingezet om de
Zeeuwse kapers het leven zuur te
maken, waardoor de animo om
geld in de kaapvaart te steken af
neemt.
Intussen heeft een andere Franse
kaperkapiteitn, Nicolas Jarry, de
fakkel van Le Turcq overgenomen.
Jarry was Le Turcqs luitenant op
de Vlissinger en kent dus het klap
pen van de zweep. Hij neemt het
gezagvoerderschap van de Vlissin
ger over wanneer Le Turcq de
nieuwe Zeeuw onder zijn hoede
krijgt. Op Jarry's eerste kaap tocht
in april 1782 is het meteen goed
raak. Hij keert na een maand met
elf prijzen terug. Zijn sterkste
staaltje verricht hij in oktober
1783. Hij verovert eerst een Engel
se koopvaardijschip, brengt het op
naar Cherbourg en loopt vervol
gens de baai van Torbay binnen,
waar hij in het zicht van twee En
gelse fregatten een kolenschip
buitmaakt. Met deze prijs zeilt hij
door een Engels eskader van
twaalf oorlogsschepen. Een ervan
ontneemt Jarry zijn buit. Hij zet
daarop weer koers naar de Engelse
kust, jaagt een paar sloepen het
strand op en overmeestert een
brik. „De Rheders, die een impor
tant voordeel by deze Kruistogt
hebben, zyn ten uiterste verge
noegt", meldt de Middelburgsche
Courant. Ook Jarry krijgt bij zijn
terugkeer zo'n praktisch sabel. De
Vlissingse bevolking heft het glas
en zingt opgewekt:
De Vlissinger is 't baasje
Hij maakt den rijksten buit,
Kom drinken wij dit glaasje
Op zijne welvaart uit.
Noodlot
Al die heildronken kunnen niet
verhoeden dat het met Jarry nog
slechter afloopt dan met Le Turcq.
Op 5 februari 1784 brengt de Mid
delburgsche Courant het droevige
bericht dat 'de Kaper onder Com
mando van den braven en bezadig-
den Kapitein Nicolaas J arry einde-
lyk het noodlot van zoveel andere
Nederlandsche Kapers heeft on
dergaan en na een hevig gevegt
van een en een half Uur door een
Engelsche Konings Kotter geno
men is." De kapitein zelf is daarbij
om het leven gekomen en zijn eer
ste officier zwaar gewond. Het is
een bitter lot, omdat de kotter het
dodelijke salvo loste nadat Jarry
de vlag van de Vlissinger als teken
van overgave al had gestreken. Uit
het bericht in de krant blijkt dat
Jarry eigenlijk niet opnieuw had
willen uitvaren. „Den ongelukki-
gen Kapitein had zich niet dan na
de sterkste persuasien van de Rhe
ders al schoorvoetend weder ter
Kruistogt laten disponeren."
Jacob Bellamy wijdt in zijn Vader-
landsche Gezangen een gedicht
van zestien coupletten aan de ge
sneuvelde held. Het laatste vers
luidt:
Hij sterft! - men hang' zijn krijgsge
weer I In 'l staatig heiligdom der
Eer, En houw'zijn' naam in duur
zaam marmer!Hij ivas den brit-
ten tot een schrik! - Hij stierf! -
maar, met zijn' laatsten s?iik, l Is
ook zijn 's vijands roem gestorven!
I Held Jarry" - klinkt door ieder
oord - Is trouwloos, door den brit,
vermoord!"
Zes uitroeptekens in acht regels.
Bellamy moet hebben gesidderd
van verontwaardiging.
Ben Jansen
Kaperkapitein Pierre le Turcq, een Duinkerker in Zeeuwse dienst.
foto Lex de Meester
Nicolas Jarry ontving voor zijn succesvolle kaperactiviteiten een sa
bel met zilveren gevest van de stad Vlissingen.
rT et zit niet mee tijdens de
Vierde Engelse Oorlog, die
(-an 1780 tot 1784 zal duren. De
Nederlandse marine moet, met
van de Slag bij
in 1781, zijn
neerdere in de Britse
erkennen.
rules the waves. Dat
even wennen voor een land
jat eerder de zeven zeeën
te beheersen. De
verrichtingen van de
Nederlandse Republiek bieden
weinig reden tot vreugde, maar
gelukkig zijn daar kapers als
Pierre le Turcq en Nicolas
jarry, die, hoewel van Franse
afkomst, de vaderlandse trots
kunnen voeden.
De kaapvaart is een geregelde
vorm van piraterij. In oorlogs
tijd verstrekt de overheid een zoge
naamde commissiebrief, die een
kaper het recht geeft legaal koop
vaardijschepen van de tegenpartij
aan te vallen en buit te maken. Op
die manier kan de economie van de
opponent worden verzwakt. De in
voetbalstadions nog steeds bezon
gen verovering van de Spaanse zil
vervloot door Piet Hein is in strikte
zin ook als een vorm van kaperij te
beschouwen. Het is opmerkelijk
dat Zeeuwen in de loop der eeuwen
uitblinken in de kaapvaart. De ver
richtingen van Zeeuwse kapers le
veren de schatkist van de Repu
bliek in de Spaanse Successieoor
log (1702-1713) 23 miljoen gulden
op. In Zeeland geldt Vlissingen als
roofnest bij uitstek.
Tijdens de Vierde Engelse Oorlog,
wanneer de kaapvaart voor het
laatst een opleving kent, zijn het
weer de Zeeuwen die van zich doen
spreken. Dat wil zeggen: de inves
teerders die geld in een kaapvaar
trederij steken, komen uit Zee
land, evenals de bemanningen. De
bekendste kapiteins zijn evenwel
van Franse afkomst. De verklaring
hiervoor is mogelijk dat de Neder
landse Republiek geruime tijd niet
aan een oorlog van enige betekenis
heeft deelgenomen. De Zeeuwen
halen veel kaperkapiteins uit
Duinkerke en Calais, waar de
kaapvaart sinds jaar en dag bloeit.
Kneepjes
Zo'n kapitein is Pierre le Turcq.
Als visser en smokkelaar heeft hij
de weg op de Noordzee al leren
kennen en de Amerikaanse kaper
kapitein John Paul Jones heeft
hem de fijne kneepjes van het ka
pervak bijgebracht. De Vlissingse
reder Nortier geeft hem in septem
ber 1781 het bevel over de met
veertien stukken geschut uitge
ruste sloep de Jager. Le Turcq laat
zien dat hij de kunst van de kaperij
verstaat. Binnen enkele dagen
maakt hij vier rijkgeladen Engelse
koopvaarders prijs. Dat hij die
weer kwijtraakt en op het strand
bij 's-Gravezande zijn schip ver
speelt, omdat Engelse fregatten
hem achtervolgen, doet enigszins
afbreuk aan het effect, maar zijn
naam is gevestigd. Vol vertrouwen
zet de reder hem dan ook op een
nieuw, snel schip, de kotter de Vlis
singer.
Snelheid en vakmanschap zeggen
niet alles; bij de kaapvaart speelt
ook het geluk een voorname rol. Le
Turcq verovert eind 1781 de dooi
de Engelsen buitgemaakte Franse
Oost-Indiëvaarder l'Amitié
Royale met een waarde van twee
tonnen goud. Een vermetele daad.
Het schip heeft 60 matrozen en 110
soldaten - allen Engelsen - aan
boord; De Vlissinger telt slechts 55
opvarenden. Tijdens een zware
storm loopt de 1' Amitié evenwel
op de Engelse kust. Weg twee ton
nen goud, maar Le Turcq keert
met verscheidene andere prijzen in
Vlissingen terug.
Saluutschoten
In maart 1782 bereikt Le Turcqs
roem zijn hoogtepunt. Hij raakt
slaags met vier zwaar bewapende
Engelse loggers, brengt er één tot
zinken en ontmoet enkele dagen
later weer een geduchte tegenstan
der. Na een gevecht van vier uur
heeft Le Turcq het geluk de giek
van het vijandelijke schip te raken.
Tussen deze gevechten door ver
overt hij ook nog verscheidene
schepen, met een gezamenlijke
waarde van drie tonnen goud.
Geen wonder dat hij bij zijn terug
keer in Vlissingen feestelijk wordt
onthaald. Er klinken elf saluut
schoten en in de kerken worden
dankdiensten gehouden. Van zijn
reder ontvangt Le Turcq een sabel
met zilveren gevest en het wapen
van de stad Vlissingen en twee met
zilver ingelegde pistolen. Dat soort
geschenken komt nog eens goed
van pas voor een kaperkapitein.
Zoveel succes rechtvaardigt een
uitbreiding van de kapervloot.
Wanneer het schip van stapel
loopt is het andermaal feest in Vlis
singen. Het jaarboek 1782 meldt
dat deze plechtigheid plaatsheeft
'onder het oog van veele aanschou-
wers en onder gejuich der kaper-
gasten, aan wien een vrolyken dag
gegeven wierdt, waarin zy de ge-
heele stad deeden deelen, welke zy
in processie met vlaggen, trompet
en vedelspel, de hoeden niet wei
nig gelint en gestrikt, doortrok
ken'. Le Turcq is natuurlijk de aan
gewezen man om het bevel over
het nieuwe schip te nemen. De ver
wachtingen in Vlissingen zijn
hooggespannen.
Defiance
Het fortuin heeft Le Turcq echter
de rug toegekeerd. Hij is nog geen
vier dagen met het gloednieuwe
schip de Zeeuw op zee of hij ont
moet het Engelse oorlogsschip De
fiance. Twee uur lang ontspint zich
een hevig gevecht. Aan boord van
de Zeeuw vallen eenentwintig do
den en zeventien gewonden. Onder
die gewonden is Le Turcq, voor wie
er niets anders op zit dan zich over
te geven. Schip en bemanning wor
den in een Engelse haven opge
bracht. De kapitein weet na enkele
Goed beschouwd zorgde een rood
stoplicht eigenlijk nog voor het
meest ultieme genot. Om op het moment
dat het licht op groen sprong de motor
flink te laten brullen, de koppeling met
een ruk te laten opkomen en ondertus
sen flink aan het stuur naar achteren te
gaan hangen. Dan zat je ineens niet meer
op een brommer, maai' op een steigeren
de, zwarte hengst. Eentje met twee wie
len, waarvan de voorste zeker een meter
van de grond kwam, om pas een heel eind
verderop weer op het aardoppervlak te
stuiteren. En in ieder geval fietsers en
•buikschuivers' het nakijken te geven.
Het zou een fragment kunnen zijn uit De
Puch-Story en andere brommerverha-
len, het boek dat journalisten Wim de
Jong en Bas van Kleef samenstelden
naar aanleiding van de gelijknamige ru
briek in de Volkskrant. Aangevuld met
ervaringen en foto's van oud-Puch- en
Tomos-rijders.
Puch of Tomos reed je toen niet bepaald
omdat ze technisch zo geweldig waren;
er waren veel betere brommers. Zo'n
wheelie voor het stoplicht was daarom
niet zonder risico: de kans dat je hoge
stuur afbrak was bepaald niet denkbeel
dig.
Ook reed je er niet op omdat-ic zo sterk
was of om z'n snelheid: 'buikschuivers'
als Kreidlers en Zündapps lagen veel
vaster op de weg en waren over het alge
meen stukken sneller. Niet omdat je met
zo'n kapstok-stuur veel meer wind ving
dan liggend op zo'n brede Duitse tank,
ook niet omdat zowel motorblok als con
structie veel minder degelijk waren.
Desondanks werd de Puch toch een hit
in de jaren zestig bij de middelbare
schooljeugd van Nederland: een feno
meen op twee wielen, dat zo'n beetje de
zelfde status kreeg als het Lelijke Eendje
of de Volkswagen Kever. Vreemd eigen
lijk, want in de tientallen andere landen
waar hij werd verkocht, bleef de Puch
wat hij eigenlijk was: een brommer, een
vervoermiddel. Door allerlei oorzaken
werd de Puch in Nederland een cult-sym
bool, een brommer met status, een mid
del om je onderscheiden, om te impone
ren en om mee te versieren.
Wekenlang aardbeien plukken, vakken
vullen of achter de lopende band staan
werden getrotseerd om de droom van het
hoge stuur, het doorgeslagen uitlaat-
potje, het zweefzadel en de verstelbare
sproeier werkelijkheid te zien worden.
Bakermat van de Puch was onmisken
baar Den Haag, waar in 1954 de eerste
dealers de splinternieuwe Puch MS 50
begonnen te verkopen. Het verschijnsel
bromfiets was toen net aan een indruk
wekkende opmars begonnen, wat de
stand half jaren vijftig in Nederland op
zo'n half miljoen bromfietsen bracht.
Hoewel het merk al aardige successen
boekte, leek pas rond 1960 zowat heel
jeugdig Den Haag massaal op de Puch te
stappen. De artistiekelingen op de zwar
te Puchs met zweefzadel en verchroomd
bagagerekje, de nozems (of vetkuiven)
op de gekleurde uitvoeringen met bud-
dyseats. Toen leek alles nog koek en ei
tussen deze twee groepen, later ging het
mis toen de nozems overstapten op buik
schuivers.
Vooral in 'Puch-town' Den Haag draaide
het in de jaren zestig regelmatig uit op
botsingen tussen de twee groepen, de
wat intellectueler aandoende Puch-rij-
ders en de nozems die veelal uit het ar
beidersmilieu afkomstig waren.
Bittere noodzaak
Snelheid was daarom bittere noodzaak,
aldus ex-Puchrijder Henk Izaks in De
Puch Story en andere brommerverha-
len. „Je moest zorgen dat jouw Puchje al
tijd iets harder liep dan die Kreidler of
Zündapp, anders pakten ze je. Het was
echt een gewelddadige tijd. Ik weet nog
dat George Kooymans van The Golden
Earring, het kan trouwens ook Rinus
Gerritsen geweest zijn. met en groot
zwaard aan de zijkant van zijn Puch
reed. Niet alleen voor de show hoor
Ook elders in Nederland begon het Oos
tenrijkse merk toen zoetjesaan voet aan
de grond te krijgen, via Rotterdam ver
breidde de Puch zich via Utrecht naar
het Gooi, naar Noord-Holland en Bra
bant en op den duur ook naar Zeeland,
Friesland en Groningen. In Soest sticht
ten zeven scholieren van het Baarns ly
ceum in '63 een Puch-clubje. Clubreisjes
gingen naar Loosdrecht en Circus Toni
Boltini in Soesterberg, en op zaterdag
avond kwamen de leden en hun fans bij
een op een met brandende kaarsen afge
zet stuk straat om al etend en drinkend
het voorbijkomende verkeer te aan
schouwen.
Revival
Eigenlijk had zo'n beetje elk Puch-tijd-
vak voor de representanten ervan zijn ei
gen rechtvaardiging en bijzonderheden,
met af en toe toe ook streekgebonden
verschijnselen. Zo waren de Rotterdam
se 'post-provo's volgens Philip Duba 'te
gen ouders, leraren, carrière en meer van
die debiele dingen. Waar we voor waren
was onduidelijk. Muziek (Doors. Ani
mals, Stones, Jimi Hendrix), meisjes en
lekker rijen op je brommer'.
Heerlenaar Rob Lambers roemt in De
Puch-story met name de 'intermenselij
ke' bijdrage van de Puch: „Het maakte
niet uit op welke school of schooltype je
zat, als je maar Puch reed of iets wat er op
leek. Je vond elkaar in tegendraads ui
terlijk, en dat was de reden dat de wereld
tijdelijk blonk van optimisme."
Hoewel volgens recente Puch- en Tomos-
meetings er weer een aardige revival aan
de gang lijkt, werd het einde van het ech
te Puch-tijdperk ingeluid in het begin
van de jaren zeventig. De echte alterna
tievelingen verkozen een 'automaatje' of
een fiets, terwijl de ware snelheidslief
hebbers in de Yamaha's en de Honda's
veel goedkopere en snellere bromfietsen
troffen. Hoewel de laatste jaren vooral de
bromscooters enorme verkoopsuccessen
lijken te boeken, verdwenen desondanks
de Puchs en Tomossen nog steeds niet
helemaal uit het straatbeeld.
Nostalgie
Voor de brommerrijders die zich volop in
de remake van de jaren zestig storten is
het weer een geliefd rij-ijzer, maar ook
voor de rijders Van toen. De weekeinden
van de Puch- en Tomosclub trekken tel
kens vele honderden bezoekers van ve
lerlei pluimage. Van de eeuwige jongere
die op zijn oude brommertje honderden
kilometers aflegt met een tentje achter
op, tot de man met een van nieuwigheid
blinkende Puch op een aanhanger ach
ter een even blinkende middenklasser
Dat zijn de veertigers en vijftigers die
overweldigd door nostalgische gevoe
lens, uit weemoed een oude Puch kopen,
onderdelen bijeen scharrelen en het ding
weer rijdbaar maken.
'En het verhaal dat erbij werd gehouden
klonk dikwijls eender', zo schrijven De
Jong en Van Kleef. 'Er was een zoon die
binnenkort zestien werd en die, al dan
niet met enige vaderlijke overredings
kracht, een gezonde belangstelling aan
de dag legt voor de brommer die pa zelf
nooit uit zijn hart kon bannen'.
Maai- laat 'm dan die zoon eerst het boek
De Puch-story en andere brommerver-
halen geven, dan leert ie behalve de ge
schiedenis van de bromfiets in Neder
land, misschien gelijk z'n vader wat be
ter kennen.
Jan van den Oord
De Puch-story en andere brommerverhalen.
door Wim de Jong en Bas van Kleef. ISBN-nr.
9068681079.
De Puch-kalender uit 1970.