Weemoed over een verdwenen wereld Warren schrijft geschiedenis van een bevrijding PZC Hermitage opent depot met Hollandse kunst Paul de Wispelaere kunst cultuur 17 Verdwenen in Rusland Twaalfde deel Geheim Dagboek VRIJDAG 21 OKTOBER 1994 De schrijver Paul de Wispelaere (66) woont enkele kilometers buiten Maldegem, bijna op de grens van België en Zeeuwsch-Vlaanderen. Rond zijn kleine, met boeken volgestouwde boerderij heeft hij eigenhandig een tuin en een boomgaard aangelegd. Dit bescheiden landgoed heeft hij in zijn werk meermalen omschreven als een reservaat, een oase, van waaruit hij de voortgaande en onafwendbare afbraak van de hem omringende wereld bespiedt. Zijn woonplaats aan de grens is ook een beetje symbolisch voor de positie die hij inneemt in de literaire wereld: het exacte midden tussen Nederland en Vlaanderen. Of, zoals de hoofdpersoon van de autobiografische roman Tussen tuin en wereld denkt: „Hier noemen ze mij een halve Hollander en ginder een soort Vlaming, een Belg." Bestaat er een Vlaamse literatuur Zo luidt de titel van een artikel in De Wispelaeres bundel Tekst en context die twee jaar geleden werd uitgegeven ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar moderne Nederlandse literatuur aan de Universiteit van Antwerpen. Nu de schrijver bin nenkort - samen met vijf andere Belgische auteurs - naar Terneu- zen komt voor een 'Vlaamse lite raire avond' ligt het voor de hand om het interview met dezelfde vraag te openen. De Wispelaere: „Sommige mensen vinden misschien dat het een soort academisch discussiepunt is, maar voor mij is het meer dan dat. Een bepaald taalgebied kan ver deeld zijn over verschillende lan den. Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk zijn bijvoorbeeld gro tendeels Duitstalig. En schrijvers als Max Frisch, die uit Zwitserland komt, Kafka, Rilke en de Oosten rijker Thomas Bernhard worden in internationaal verband allemaal beschouwd als Duitse schrijvers. Het Duitse taalgebied vormt, in zijn verscheidenheid weliswaar, een culturele en literaire eenheid. Ik ben er voor om het Nederlandse taalgebied ook zo te beschouwen. Ik ben voor wederzijdse invloeden en contacten, voor een vereniging. Het zou een verlies betekenen als we dat niet doen." Zijn mening dat de Nederlandse en Vlaamse literatuur bij elkaar ho ren. vervolgt De Wispelaere, stamt uit de jaren zestig toen hij net be gon met publiceren. Als zoveel Vlaamse auteurs deed hij dat aan vankelijk bij de Amsterdamse uit geverij De Bezige Bij. Als criticus recenseerde hij Nederlandstalige literatuur en voor de literatuurge schiedenis Literair Lustrum schreef hij een overzichtsartikel over het Nederlandse proza waarin bewust geen onderscheid werd ge maakt tussen Vlaamse en Neder landse schrijvers. „Maar op een opvallende manier kwam daar in de jaren zeventig verandering in. Van Nederlandse kant viel de belangstelling voor Vlaamse auteurs weg. Dat kwam onder meer door een generatiewis sel onder de literaire critici. De jon geren die aan het woord kwamen, interesseerden zich niet voor Vlaanderen en kenden de Vlaamse literatuur niet. Iemand als Ton An- beek zegt hardop dat hij te weinig van de Vlaamse literatuur weet om erover te schrijven. Dat vind ik toch wel een beetje vreemd voor een hoogleraar in de Nederlandse letterkunde." Omslag „Over de plotselinge desinteresse voor Vlaamse schrijvers is hier heel wat gejeremiëerd. We zouden geboycot worden en door Neder landers gedomineerd. In Vlaande ren ontstond de neiging om dan maar apart te gaan staan. Ik heb dat altijd betreurd. En toen is het zo'n tien jaar geleden toch weer omgeslagen. Tot mijn genoegen is er in Nederland nu weer een over weldigende belangstelling voor de Vlaamse literatuur." De Wispelaere wijst erop dat hij - als kleinzoon van een Nederlandse grootvader - nooit de behoefte heeft gehad om in een Vlaams dia lect te gaan schrijven. „Bijna elk taalgebied kent een klassieke, offi ciële taal, maar in Vlaanderen be stond dat niet. Tot ver na de Twee de Wereldoorlog hield vrijwel elke Paul de Wispelaere: tussen tuin en wereld. foto Klaas Koppe Vlaamse schrijver er een aparte taal op na. Het Boons, het Teir- lincks, het Walchaps, een taal die ze echt zelf hadden gemaakt. Het is onmogelijk om nu nog Walschaps te schrijven en niemand kan de taal van Louis Paul Boon nadoen. Die zat vaak vol met fouten, dat was een mengsel van boeken- en volkstaal. Heel curieus. Het zou idioot zijn om dat na te volgen." „Pas in de jaren zestig kwam daar verandering in en gingen schrij vers als Ivo Michiels, Hugo Raes, Ward Ruyslinck, Walter van den Broeck en ikzelf algemeen Neder lands schrijven. Dat lokale Vlaam se accent is mij altijd vreemd ge weest. Tot mijn spijt gaat een aan tal jonge auteurs de laatste jaren weer in streektaal schrijven. Mis schien dat ze dat in Nederland pit toresk vinden, net als mensen die nog in de lokale klederdracht lo pen, maar ik vind het bijna verne derend." Bloemrijk Toch zijn er wel verschillen aan te wijzen tussen de schrijfstijl van Hollanders en Vlamingen, erkent De Wispelaere. Als hij in Neder land kritiek krijgt, dan is het al gauw dat zijn werk te bloemrijk, te weelderig, te emotioneel is. Te Vlaams kortom. „Daar is ongetwij feld iets van waar. Als een Neder lander een boek van mij openslaat, weet hij na een alinea dat het door een Vlaming is geschreven. Zoals ik op de eerste bladzijde van een Bernlef weet: dit komt uit Holland. Maar dat is niet bezwaarlijk. Ie mand uit Zuid-Engeland schrijft ook anders dan iemand uit Schot land." De Wispelaere beweegt tussen meer uitersten dan alleen Neder land en Vlaanderen. In boeken als Tussen tuin en wereld, Mijn huis is nergens meer, Brieven uit Ner- genshuizen en Het verkoolde alfa bet experimenteert hij met de vorm van de roman, het essay en het dagboek, terwijl hij tegelijker tijd sterk teruggrijpt op de literaire traditie. Als criticus en hoogleraar is hij een minstens even grote lezer als schrijver. En zijn belangrijkste thema is de herinnering, die hem heen en weer slingert tussen verle den en heden, of met een eerder ge noemde titel: tussen tuin en we reld. Uit het dorp De Wispelaere werd geboren in As- sebroek, nu een wijk in Brugge, voor de oorlog een duidelijk van de stad afgescheiden dorp. Zijn kin dertijd was er gelukkig, vertelt hij. Nog steeds staan de ambachtelijke omgeving van zijn vaders werk plaats - hij was wagenmaker - en de met kippen, schapen en een geit bevolkte tuin rond het ouderlijk woonhuis hem scherp voor de geest. „Het klinkt erg idyllisch, maar het was een totaal andere we reld. Daar vormde zich een beeld van de wereld dat ik heb vastge houden. Later ben ik natuurlijk in een heel andere wereld terecht ge komen. Die van de literatuur, de wetenschap en de grote stad. Die twee dingen, die elkaar eigenlijk uitsluiten, zijn allebei in mij aan wezig." Twintig jaar geleden kocht De Wi spelaere zijn huidige woning in Maldegem en hij had het gevoel of hij terugkwam in de wereld van zijn kinderjaren. Maar riiet voor lang. „Wereldwijd wordt de aarde op een barbaarse manier kapotge maakt en ik zag dat hier onder mijn eigen ogen op een versnelde manier gebeuren. Dat trof me emo tioneel en ik kan me daar nog steeds behoorlijk over opwinden. Ik krijg dan ook wel eens het ver wijt dat ik in mijn werk het verle den, een verdwenen wereld, ideali seer. En dat zou een reactionair trekje zijn. Dat zal best, maar ik er ger me aan de eigendunk, de on verschilligheid en de arrogantie waarmee men ten onrechte onze tijd zo verheerlijkt. Elke tijd heeft zijn goede en zijn slechte dingen. Met mijn schrijven probeer ik te achterhalen wat er nu precies zo goed was aan die verdwenen we reld van vroeger." Dat doet De Wispelaere niet iro nisch en afstandelijk, maar wee moedig en elegisch, zoals hij zelf zegt. Zijn betrokkenheid maakt hem in zijn meest recente werk Het verkoolde alfabet - een gemanipu leerd dagboek over 1990-1991 - ook bijna schaamteloos openhartig. „Als je bij het schrijven heel dicht op je eigen leven gaat zitten, heb je ook de verplichting om zo open hartig mogelijk te zijn. Je speelt vals als je dan gaat liegen en be driegen. Een probleem is soms wel datje er ook andere mensen bij be trekt. Mensen die daar niet om hebben gevraagd. Waar ligt pre cies de grens Daar probeer ik wel rekening mee te houden." Ouder worden is een belangrijk thema in Het verkoolde alfabet. Is het enorme zelfportret dat De Wi spelaere met zijn oeuvre samen stelt misschien zijn poging om de tijd stop te zetten „Dat kun je na tuurlijk nooit. Langer leven wil doodgewoon zeggen dat je steeds minder tijd hebt. Het is heel angst wekkend om machteloos tegen over die beperking te staan. Voor mij is het belangrijk dat tijd en ruimte samenhangen. Niet alleen de tijd wordt steeds beperkter, ook de ruimte. Heel oude mensen leven vaak nog maar in een kamer. De fysieke ruimte kun je groter maken door veel te reizen, de mentale ruimte door jezelf uit te breiden. Voor mij vallen tijd en ruimte sa men in die wereld van vroeger. Die wereld probeer ik daarom binnen te halen. Of eigenlijk moet ik zeg gen: ik breid me tot die wereld uit. Zo voeg ik tijd en ruimte toe aan mijn eigen leven." Ernst Jan Rozendaal De literaire stichting Prometheus orga niseert op vrijdag 28 oktober een Vlaamse avond m het Zuidlandtheater m Terneuzen. Behalve Paul de Wispe laere maken ook Johan Anthierens. Kristien Hemmerechts. Brigitte Raskin, Jos Vandeloo en Eriek Verpale daar hun opwachting. Aanvang: 20 uur Hij zag er wel brood in, de Haagse kunsthandelaar Louis Enthoven. Meermaals trok hij vorige eeuw naar Rusland om daar Hollandse kunst te slijten. En met succes. Een goed jaar moet voor hem 1856 geweest zijn. Hij toog toen naar Sint Petersburg met 188 oude en 61 nieuwe, voornamelijk Hollandse, schilderijen. Aan Alexander II verkocht hij vijf schilderijen waaronder twee landschappen van Koekkoek. De schrijver Droezjin ging met schilderijen van Van Ostade en Kalf naar huis. Een goede klant was ook graaf Koesjeljov-Bezborodko. Hij kocht van Enthoven in 1856 bijvoorbeeld Gezicht op Arnhem van Jan Weissenbruch, de twee jaar oudere neef van Jan Hendrik Weissenbruch, één van de belangrijkste schilders van de Haagse School. Jan Weissenbruch stond echter met zijn zorgvuldig geschilderde stadsgezichten in het midden van vorige eeuw- hoger genoteerd dan zijn neef. Zijn vakmanschap en de onopgesmukte manier van schilderen vielen bij het publiek in de smaak. Later zou het tij keren en zou hij in de schaduw komen te staan van de Haagse Scholers. Toen Enthoven de kunst van Jan Weissenbruch in Rus land introduceerde trokken ook daar diens schilderijen sterk de aandacht. Ook die van die graaf, die één van de beste verzamelin gen moderne Europese schilder kunst bezat. Die verzameling liet hij in 1862 na aan het mu seum van de Schilderacademie in Sint Petersburg en in 1922, bij de reorganisatie van dat mu seum. kwamen zijn schilderijen in de Hermitage terecht, het enorme museumcomplex aan de rivier de Neva. Daar verdwe nen ze in het depot waar ze een vergeten bestaan leidden. Een tijdje geleden is een aantal schilderijen daaruit te voor schijn gehaald. De doeken wer den wat opgekalefaterd en ver trokken naar Nederland waar ze vanaf zaterdag in het Nationaal Museum Paleis Het Loo te zien zijn op de tentoonstelling 'Hol landse 19e-eeuwse schilder kunst uit de Hermitage en Pa leis Het Loo'. Dertig schilderijen uit het Leningrads museum en evenveel stukken uit Het Loo hangen tot 13 februari in de westvleugel van het voormalige paleis in Apeldoorn, dat net als de Hermitage veel van zijn schil derijen voor het eerst na lange tijd weer eens in de schijnwerper zet. De meeste doeken hingen in niet voor het publiek toeganke lijke vertrekken. Tweede garnituur De mooi-weer schilder J an Weis senbruch, die veel in Gelderland stadsgezichten penseelde en die met schilder Willem Roelofs Pulchri Studio in Den Haag heeft opgericht, heeft weliswaar een plaatsje in de vaderlandse kunstgeschiedenisboekjes we ten te behouden, maar meer dan een paar regeltjes zijn het niet. Hij is terugverwezen naar het tweede garnituur. En daartoe behoort het merendeel van de schilders van wie de Hermitage en Het Loo werk laten zien. Een paar namen: Hoppenbrouwers, vader Hubertus en zoon B.J.van Hove, Christiaan Immerzeel, Pieter Stortenbeker, Stroebei, Verveer en Wolbers. Schilderij en van meer bekende 19e eeu- wers zijn er echter ook. van Ak- krïnga bijvoorbeeld en van Da vid Bles. Théophile de Bock. Jo hannes Bosboom, Gabriel. Jozef Israëls, Jacob Maris, Anton Mauve, Andreas Schelfhout en Willem Roelofs. •Het belang van de tentoonstel ling is vooral geschiedkundig. Mieki Vliegen thart-van der Valk Bouman. met Hermitage conservator Boris Asvarisjtsj samenstelster van de catalogus: „De expositie toont de Neder landse aanwezigheid in de Her mitage aan en laat zien welke schilderijen vorige eeuw in Rus land beland zijn. Bovendien zijn zowel de collecties in Rusland als van Het Loo ontstaan vanuit het hof." Mecenas De dertig schilderijen die Het Loo toont, zijn stuk voor stuk aangekocht door vorsten of an dere koninklijke personen, met name door de koningen Willem I, Willem II en Willem III en de koninginnen Emma en Wilhel- mina. Vooral Willem II was een groot verzamelaar van eigen tijdse kunst. Hij bracht zijn col lectie bijeen in de Gotische Zaal bij paleis Kneuterdijk, een ver zameling die door het publiek bekeken mocht worden als de vorst elders vertoefde. Willem I en Willem III onder hielden als mecenas met heel wat kunstenaars vriendschap pelijke betrekkingen. Vooral Willem III stimuleerde heel wat jonge kunstenaars, schilders en musici. Zij waren graag geziene gasten op Het Loo. Hij nodigde gerenommeerde componisten als Liszt en Gounod uit om op Het Loo de prestaties van jonge door hem gesteunde musici te beoordelen. Willem III had ook favoriete schilders. Charles Rochussen was er één van. Deze Rotter damse kunstenaar zette valken jachten en andere gebeurtenis sen tijdens het koningschap van Willem III op het doek Op de tentoonstelling op Het Loo is hij nu trouwens slechts vertegen woordigd als stoffeerder van een landschap van Hoppenbrou wers. Niet alleen Rochussen maar ook schilders als Chris tiaan Immerzeel en Van Hove kregen van de vorst opdracht de omgeving van Het Loo op het doek vast te leggen. Van Immer zeel bijvoorbeeld zijn nu Aan het Uddelermeer en Laridschap te Weenum te zien. twee schilderij en uit omstreeks 1860. Terug naar het Staatsmuseum Hermitage, ontstaan uit de kei zerlijke privé-collectie die onder Nicolaas I als openbaar mu seum voor het publiek toegan kelijk werd. Die Nicolaas I was gek op kunst. Hij kocht schilde rijen aan en kreeg ze geschon ken. Van koning Willem I bij voorbeeld twee kapitale zeege zichten van Johannes Chris tiaan Schotel. De Hermitage stuurde Schotels Storm op zee naar Apeldoorn, een schilderij dat zich aanvan kelijk in het Anickov-museum in Sint Petersburg bevond, na de revolutie in 1917 overge bracht werd naar het Antiqua riaat. het Algemene Staatsvei- linghuis dat zich bezighield met de verkoop van kunstvoorwer pen naar het buitenland, en sinds 1931 in de Hermitage ver blijft. Herkenning Met meer dan 60 schilderijen mag dan qua omvang de Hermi tage-collectie van 19e-eeuwse Hollandse schilders de grootste buiten de grenzen van Neder land zijn, de aanwezigheid er van in de Hermitage is margi naal vergeleken met bijvoor beeld die van de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw De interesse voor de schilders van de vorige eeuw is gering. Van de Hermitage-collectie zijn slechts enkele permanent te zien. De meeste doeken hangen in het depot. Ze zijn bovendien nooit afgebeeld of zelfs maar ge publiceerd. Conservator Asva risjtsj noemt het dan ook één van de aantrekkelijkste facet ten van deze tentoonstelling dat zowel kunstliefhebbers als spe cialisten en kunsthistorici vaak voor het eerst kennis kunnen maken met dat onbekende werk van vaak ook nog minder be kende kunstenaars. Zoals dat met een landschap van Remi- gius Adrianus Haanen, vanwie het eerste schilderij in Rusland in 1850 verscheen. Na zijn komst naar Sint Petersburg het jaar daarop werd hij bijzonder popu lair bij de Russische collectio neurs. De schilder van land schappen en stadsgezichten, die overigens sinds 1836 zijn domi cilie had in Wenen, is in ons land weinig bekend. En ook Johan Hendrik Meijer is zo'n naam die niet meer zo vaak genoemd wordt. Toch werd deze zeeschilder, die enkele jaren in Deventer gewoond heeft, door de Russen de hemel ingeschre ven toen hij daar in 1842 expo seerde. „Meijer heeft kenners en niet-kenners tot ongeveinsde verrukking gebracht." Trou wens ook aan het Nederlandse hof was hij geen onbekende. Wil lem II had zelfs een doek. Een storm op de Franse kust aange kocht om het... aan tsaar Nico laas te geven. Thom Stroink 'Hollandse 19e-eeuwse schilder kunst uit de Hermitage en Paleis Het Loo' in het Nationaal Museum Paleis Het Loo. Amersfoortseweg Apel doorn. Open: dinsdag L'm zondag 10- 17 uur Tot 13 februari In het vorige (elfde) deel van zijn Geheim dagboek vertelde Hans Warren hoe hij zijn leven voortzette nadat zijn vrouw Mabel het huis had verlaten. Hij was geen echtgenoot en gezinsvader meer al woonde zoon Gideon nog bij hem. Hij hielde de schijn niet meer op, hij leefde als begerig homoseksueel. Zijn grote liefde was Gianni, een jonge Italiaan, aantrekkelijk, onbetrouwbaar, boeiend, die naar de luimen van zijn werk en zijn karakter verscheen en verdween. Dit hele elfde deel was geredigeerd met de orgie als thema. Het twaalfde deel van het Geheim Dagboek van Hans Warren, zojuist verschenen, begint met een notitie van 7 januari 1977: „Het is half drie in de nacht, ik kom beschonken thuis, maar ik vind op het kastje in de hal de heerlijkst denk bare boodschap: een briefje van Mabel waarin ze me bericht dat Gideon dit weekend bij haar intrekt." Op 11 januari noteert hij: „12.40. Mijn eerste eenzame zondagslunch. Vooraf een paar glazen sherry, dan twee kleine, knapperig ge bakken zeetongen met wat kruiden en walnoten. Fles Chablis Grand Cru Les Preuses 1973, dat smolt zo samen dat ik kreunde van genot. Ook dat schrijf ik op, nippend aan een glas Amer Picon." Er is heel wat gekreun van genot in dit deel, en om belangrijker reden dan lek ker eten. De verhouding met Gianni leidt tot exuberante hartstocht van de part ners en Warren noteert, na de uren van liefde, met geestdrift de details van de handelingen, de bijna ondraaglijke op winding. de volkomen bevrediging. Hij aanvaardt zelfs, met tegenzin, dat Gian ni zich vrouw wenst te voelen. Warren wil hem beminnen als man Kavafïs Maar hoe heerlijk de seksuele omgang ook is, het is duidelijk dat na zes jaar de verhouding ten einde loopt. De verwij zing naar Kavafïs, de door Warren zo be wonderde Griekse dichter, krijgt iets dubbelzinnigs: „31 Okt. 1977. De liefste slaapt, uitgeput. Voldaan, kreunend om dat ik hem ontglip.O Een jongen nog, bij Hans Warren. foto Lex de Meester wie ik waak. met zoveel nachten, jaren in de herinnering. En aan mijn werk denk ik, aan het portret dat ik moet schrijven van Kavafïs. Kijk even naar ons. Kosti, even naar die slapende jongen, even naar mij. Jij, die dit alles kende in alle heerlijk heid, alle ellende." En Kavafïs was nu juist de dichter van vluchtige hartstocht, anoniem, geheim. Warren is in deze jaren actief als bloemle zer. recensent, hij schrijft gedichten, hij koopt kunst, hij speelt Scarlatti, hij ob serveert de natuur en vooral de vogels, hij maakt een reis met het klassiek Ver bond naar Griekenland, en blijkt geel zucht te hebben. De reis was geen succes, de medereizigers worden in al hun lelijk heid geportretteerd, en hoe ziek Warren ook is. hij gaat telkens op eigen houtje naar jongens kijken en vraagt zich af wie van hen hij zou kunnen beminnen. Over him borstharen en billen worden wij in gelicht. Pogingen tot toenadering doet hij niet. Er zijn ook de literaire vriendschappen, vooral dit keer met Mensje van Keulen. Hoe zou zij het vinden om te worden ge portretteerd als een mooie vrouw, vaak dronken, vaak overspelig, soms bont en blauw geslagen door haar man? De au teur spaart zichzelf ook niet. Hij verwijt zichzelf dat hij te kort is geschoten ten opzichte van vrouw en kinderen, en krijgt op 8 november 1977 een huilbui: „Altijd luisteren naar de moeilijkheden van anderen. Wie geeft mij eens een beetje raad. wie troost mij? Ik heb enkel mijn dagboek." Hij is er dan al van overtuigd dat het be waard moet blijven: „Het is, denk ik, het dierbaarste wat ik bezit." Meestal houdt Warren zich bij de samen stelling van de delen aan het kalender jaar. Uitzondering was het tiende deel, dat 18 juni 1975 sloot, met het vertrek van zijn vrouw Mabel, Dit keer sluit het deel op 29 juli 1978. Warren heeft een taxi besteld en gaat naar het station van Goes om een zeventienjarige jongen. Ma rio. voor het eerst te ontmoeten De slot zinnen zijn: „Telkens toch het duiveltje: wie weet! Ik hoop zo, dat ik hem begeren kan. Die allereerste indruk." Wij intus sen wéten dat deze Mario Molegraaf War rens partner is geworden en met hem Ka vafïs. Seferis. Plato heeft, vertaald. We hebben in deze twaalf delen Warren kunnen volgen van 1942 tot 1978. Heb ben we hem leren kennen? Hij houdt niets achter, en wanneer hij in het ene jaar iets verzwegen heeft, herstelt hij de fout in een ander jaar. Prominent zijn de sterke geslachtsdrift en de homoseksua liteit die hij geheim moet houden tot hij met bravoure zijn gang gaat. Hij schrijft de geschiedenis van een bevrijding, moeizaam, met naar zijn eigen mening schade voor anderen. Een uniek en in drukwekkend document. Hij schrijft niet de geschiedenis van een intellect, van een smaak, al is hij een eru diete man met een veelzijdige belang stelling. Ik bedoel dit allerminst als kri tiek. Ik stel enkel vast dat we hem. on danks al die bekentenissen en anekdo tes, vanzelfsprekend, onvolledig leren kennen. Alfred Kossmann Hans Warren. Geheim dagboek. Twaalfde deel 1977-1978. Vanaf volgende week verkrijg baar Paperback f27,50. luze editie 35, Uitg.: Bert Bakker. Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 17