Weemoed over een
verdwenen wereld
Warren schrijft geschiedenis van een bevrijding
PZC
Hermitage opent depot
met Hollandse kunst
Paul de Wispelaere
kunst cultuur
17
Verdwenen
in Rusland
Twaalfde deel
Geheim Dagboek
VRIJDAG 21 OKTOBER 1994
De schrijver Paul de Wispelaere (66) woont enkele
kilometers buiten Maldegem, bijna op de grens
van België en Zeeuwsch-Vlaanderen. Rond zijn kleine,
met boeken volgestouwde boerderij heeft hij
eigenhandig een tuin en een boomgaard aangelegd. Dit
bescheiden landgoed heeft hij in zijn werk meermalen
omschreven als een reservaat, een oase, van waaruit
hij de voortgaande en onafwendbare afbraak van de
hem omringende wereld bespiedt. Zijn woonplaats aan
de grens is ook een beetje symbolisch voor de positie
die hij inneemt in de literaire wereld: het exacte
midden tussen Nederland en Vlaanderen. Of, zoals de
hoofdpersoon van de autobiografische roman Tussen
tuin en wereld denkt: „Hier noemen ze mij een halve
Hollander en ginder een soort Vlaming, een Belg."
Bestaat er een Vlaamse
literatuur Zo luidt de titel
van een artikel in De Wispelaeres
bundel Tekst en context die twee
jaar geleden werd uitgegeven ter
gelegenheid van zijn afscheid als
hoogleraar moderne Nederlandse
literatuur aan de Universiteit van
Antwerpen. Nu de schrijver bin
nenkort - samen met vijf andere
Belgische auteurs - naar Terneu-
zen komt voor een 'Vlaamse lite
raire avond' ligt het voor de hand
om het interview met dezelfde
vraag te openen.
De Wispelaere: „Sommige mensen
vinden misschien dat het een soort
academisch discussiepunt is,
maar voor mij is het meer dan dat.
Een bepaald taalgebied kan ver
deeld zijn over verschillende lan
den. Duitsland, Zwitserland en
Oostenrijk zijn bijvoorbeeld gro
tendeels Duitstalig. En schrijvers
als Max Frisch, die uit Zwitserland
komt, Kafka, Rilke en de Oosten
rijker Thomas Bernhard worden in
internationaal verband allemaal
beschouwd als Duitse schrijvers.
Het Duitse taalgebied vormt, in
zijn verscheidenheid weliswaar,
een culturele en literaire eenheid.
Ik ben er voor om het Nederlandse
taalgebied ook zo te beschouwen.
Ik ben voor wederzijdse invloeden
en contacten, voor een vereniging.
Het zou een verlies betekenen als
we dat niet doen."
Zijn mening dat de Nederlandse en
Vlaamse literatuur bij elkaar ho
ren. vervolgt De Wispelaere, stamt
uit de jaren zestig toen hij net be
gon met publiceren. Als zoveel
Vlaamse auteurs deed hij dat aan
vankelijk bij de Amsterdamse uit
geverij De Bezige Bij. Als criticus
recenseerde hij Nederlandstalige
literatuur en voor de literatuurge
schiedenis Literair Lustrum
schreef hij een overzichtsartikel
over het Nederlandse proza waarin
bewust geen onderscheid werd ge
maakt tussen Vlaamse en Neder
landse schrijvers.
„Maar op een opvallende manier
kwam daar in de jaren zeventig
verandering in. Van Nederlandse
kant viel de belangstelling voor
Vlaamse auteurs weg. Dat kwam
onder meer door een generatiewis
sel onder de literaire critici. De jon
geren die aan het woord kwamen,
interesseerden zich niet voor
Vlaanderen en kenden de Vlaamse
literatuur niet. Iemand als Ton An-
beek zegt hardop dat hij te weinig
van de Vlaamse literatuur weet om
erover te schrijven. Dat vind ik
toch wel een beetje vreemd voor
een hoogleraar in de Nederlandse
letterkunde."
Omslag
„Over de plotselinge desinteresse
voor Vlaamse schrijvers is hier
heel wat gejeremiëerd. We zouden
geboycot worden en door Neder
landers gedomineerd. In Vlaande
ren ontstond de neiging om dan
maar apart te gaan staan. Ik heb
dat altijd betreurd. En toen is het
zo'n tien jaar geleden toch weer
omgeslagen. Tot mijn genoegen is
er in Nederland nu weer een over
weldigende belangstelling voor de
Vlaamse literatuur."
De Wispelaere wijst erop dat hij -
als kleinzoon van een Nederlandse
grootvader - nooit de behoefte
heeft gehad om in een Vlaams dia
lect te gaan schrijven. „Bijna elk
taalgebied kent een klassieke, offi
ciële taal, maar in Vlaanderen be
stond dat niet. Tot ver na de Twee
de Wereldoorlog hield vrijwel elke
Paul de Wispelaere: tussen tuin en wereld.
foto Klaas Koppe
Vlaamse schrijver er een aparte
taal op na. Het Boons, het Teir-
lincks, het Walchaps, een taal die
ze echt zelf hadden gemaakt. Het is
onmogelijk om nu nog Walschaps
te schrijven en niemand kan de
taal van Louis Paul Boon nadoen.
Die zat vaak vol met fouten, dat
was een mengsel van boeken- en
volkstaal. Heel curieus. Het zou
idioot zijn om dat na te volgen."
„Pas in de jaren zestig kwam daar
verandering in en gingen schrij
vers als Ivo Michiels, Hugo Raes,
Ward Ruyslinck, Walter van den
Broeck en ikzelf algemeen Neder
lands schrijven. Dat lokale Vlaam
se accent is mij altijd vreemd ge
weest. Tot mijn spijt gaat een aan
tal jonge auteurs de laatste jaren
weer in streektaal schrijven. Mis
schien dat ze dat in Nederland pit
toresk vinden, net als mensen die
nog in de lokale klederdracht lo
pen, maar ik vind het bijna verne
derend."
Bloemrijk
Toch zijn er wel verschillen aan te
wijzen tussen de schrijfstijl van
Hollanders en Vlamingen, erkent
De Wispelaere. Als hij in Neder
land kritiek krijgt, dan is het al
gauw dat zijn werk te bloemrijk, te
weelderig, te emotioneel is. Te
Vlaams kortom. „Daar is ongetwij
feld iets van waar. Als een Neder
lander een boek van mij openslaat,
weet hij na een alinea dat het door
een Vlaming is geschreven. Zoals
ik op de eerste bladzijde van een
Bernlef weet: dit komt uit Holland.
Maar dat is niet bezwaarlijk. Ie
mand uit Zuid-Engeland schrijft
ook anders dan iemand uit Schot
land."
De Wispelaere beweegt tussen
meer uitersten dan alleen Neder
land en Vlaanderen. In boeken als
Tussen tuin en wereld, Mijn huis is
nergens meer, Brieven uit Ner-
genshuizen en Het verkoolde alfa
bet experimenteert hij met de
vorm van de roman, het essay en
het dagboek, terwijl hij tegelijker
tijd sterk teruggrijpt op de literaire
traditie. Als criticus en hoogleraar
is hij een minstens even grote lezer
als schrijver. En zijn belangrijkste
thema is de herinnering, die hem
heen en weer slingert tussen verle
den en heden, of met een eerder ge
noemde titel: tussen tuin en we
reld.
Uit het dorp
De Wispelaere werd geboren in As-
sebroek, nu een wijk in Brugge,
voor de oorlog een duidelijk van de
stad afgescheiden dorp. Zijn kin
dertijd was er gelukkig, vertelt hij.
Nog steeds staan de ambachtelijke
omgeving van zijn vaders werk
plaats - hij was wagenmaker - en
de met kippen, schapen en een geit
bevolkte tuin rond het ouderlijk
woonhuis hem scherp voor de
geest. „Het klinkt erg idyllisch,
maar het was een totaal andere we
reld. Daar vormde zich een beeld
van de wereld dat ik heb vastge
houden. Later ben ik natuurlijk in
een heel andere wereld terecht ge
komen. Die van de literatuur, de
wetenschap en de grote stad. Die
twee dingen, die elkaar eigenlijk
uitsluiten, zijn allebei in mij aan
wezig."
Twintig jaar geleden kocht De Wi
spelaere zijn huidige woning in
Maldegem en hij had het gevoel of
hij terugkwam in de wereld van
zijn kinderjaren. Maar riiet voor
lang. „Wereldwijd wordt de aarde
op een barbaarse manier kapotge
maakt en ik zag dat hier onder
mijn eigen ogen op een versnelde
manier gebeuren. Dat trof me emo
tioneel en ik kan me daar nog
steeds behoorlijk over opwinden.
Ik krijg dan ook wel eens het ver
wijt dat ik in mijn werk het verle
den, een verdwenen wereld, ideali
seer. En dat zou een reactionair
trekje zijn. Dat zal best, maar ik er
ger me aan de eigendunk, de on
verschilligheid en de arrogantie
waarmee men ten onrechte onze
tijd zo verheerlijkt. Elke tijd heeft
zijn goede en zijn slechte dingen.
Met mijn schrijven probeer ik te
achterhalen wat er nu precies zo
goed was aan die verdwenen we
reld van vroeger."
Dat doet De Wispelaere niet iro
nisch en afstandelijk, maar wee
moedig en elegisch, zoals hij zelf
zegt. Zijn betrokkenheid maakt
hem in zijn meest recente werk Het
verkoolde alfabet - een gemanipu
leerd dagboek over 1990-1991 - ook
bijna schaamteloos openhartig.
„Als je bij het schrijven heel dicht
op je eigen leven gaat zitten, heb je
ook de verplichting om zo open
hartig mogelijk te zijn. Je speelt
vals als je dan gaat liegen en be
driegen. Een probleem is soms wel
datje er ook andere mensen bij be
trekt. Mensen die daar niet om
hebben gevraagd. Waar ligt pre
cies de grens Daar probeer ik wel
rekening mee te houden."
Ouder worden is een belangrijk
thema in Het verkoolde alfabet. Is
het enorme zelfportret dat De Wi
spelaere met zijn oeuvre samen
stelt misschien zijn poging om de
tijd stop te zetten „Dat kun je na
tuurlijk nooit. Langer leven wil
doodgewoon zeggen dat je steeds
minder tijd hebt. Het is heel angst
wekkend om machteloos tegen
over die beperking te staan. Voor
mij is het belangrijk dat tijd en
ruimte samenhangen. Niet alleen
de tijd wordt steeds beperkter, ook
de ruimte. Heel oude mensen leven
vaak nog maar in een kamer. De
fysieke ruimte kun je groter maken
door veel te reizen, de mentale
ruimte door jezelf uit te breiden.
Voor mij vallen tijd en ruimte sa
men in die wereld van vroeger. Die
wereld probeer ik daarom binnen
te halen. Of eigenlijk moet ik zeg
gen: ik breid me tot die wereld uit.
Zo voeg ik tijd en ruimte toe aan
mijn eigen leven."
Ernst Jan Rozendaal
De literaire stichting Prometheus orga
niseert op vrijdag 28 oktober een
Vlaamse avond m het Zuidlandtheater
m Terneuzen. Behalve Paul de Wispe
laere maken ook Johan Anthierens.
Kristien Hemmerechts. Brigitte Raskin,
Jos Vandeloo en Eriek Verpale daar
hun opwachting. Aanvang: 20 uur
Hij zag er wel brood in, de
Haagse kunsthandelaar
Louis Enthoven. Meermaals trok
hij vorige eeuw naar Rusland om
daar Hollandse kunst te slijten.
En met succes. Een goed jaar
moet voor hem 1856 geweest zijn.
Hij toog toen naar Sint
Petersburg met 188 oude en 61
nieuwe, voornamelijk Hollandse,
schilderijen. Aan Alexander II
verkocht hij vijf schilderijen
waaronder twee landschappen
van Koekkoek. De schrijver
Droezjin ging met schilderijen
van Van Ostade en Kalf naar
huis. Een goede klant was ook
graaf Koesjeljov-Bezborodko. Hij
kocht van Enthoven in 1856
bijvoorbeeld Gezicht op Arnhem
van Jan Weissenbruch, de twee
jaar oudere neef van Jan Hendrik
Weissenbruch, één van de
belangrijkste schilders van de
Haagse School. Jan Weissenbruch
stond echter met zijn zorgvuldig
geschilderde stadsgezichten in
het midden van vorige eeuw-
hoger genoteerd dan zijn neef.
Zijn vakmanschap en de
onopgesmukte manier van
schilderen vielen bij het publiek
in de smaak. Later zou het tij
keren en zou hij in de schaduw
komen te staan van de Haagse
Scholers.
Toen Enthoven de kunst van
Jan Weissenbruch in Rus
land introduceerde trokken ook
daar diens schilderijen sterk de
aandacht. Ook die van die graaf,
die één van de beste verzamelin
gen moderne Europese schilder
kunst bezat. Die verzameling
liet hij in 1862 na aan het mu
seum van de Schilderacademie
in Sint Petersburg en in 1922, bij
de reorganisatie van dat mu
seum. kwamen zijn schilderijen
in de Hermitage terecht, het
enorme museumcomplex aan
de rivier de Neva. Daar verdwe
nen ze in het depot waar ze een
vergeten bestaan leidden.
Een tijdje geleden is een aantal
schilderijen daaruit te voor
schijn gehaald. De doeken wer
den wat opgekalefaterd en ver
trokken naar Nederland waar ze
vanaf zaterdag in het Nationaal
Museum Paleis Het Loo te zien
zijn op de tentoonstelling 'Hol
landse 19e-eeuwse schilder
kunst uit de Hermitage en Pa
leis Het Loo'. Dertig schilderijen
uit het Leningrads museum en
evenveel stukken uit Het Loo
hangen tot 13 februari in de
westvleugel van het voormalige
paleis in Apeldoorn, dat net als
de Hermitage veel van zijn schil
derijen voor het eerst na lange
tijd weer eens in de schijnwerper
zet. De meeste doeken hingen in
niet voor het publiek toeganke
lijke vertrekken.
Tweede garnituur
De mooi-weer schilder J an Weis
senbruch, die veel in Gelderland
stadsgezichten penseelde en die
met schilder Willem Roelofs
Pulchri Studio in Den Haag
heeft opgericht, heeft weliswaar
een plaatsje in de vaderlandse
kunstgeschiedenisboekjes we
ten te behouden, maar meer dan
een paar regeltjes zijn het niet.
Hij is terugverwezen naar het
tweede garnituur. En daartoe
behoort het merendeel van de
schilders van wie de Hermitage
en Het Loo werk laten zien. Een
paar namen: Hoppenbrouwers,
vader Hubertus en zoon B.J.van
Hove, Christiaan Immerzeel,
Pieter Stortenbeker, Stroebei,
Verveer en Wolbers. Schilderij
en van meer bekende 19e eeu-
wers zijn er echter ook. van Ak-
krïnga bijvoorbeeld en van Da
vid Bles. Théophile de Bock. Jo
hannes Bosboom, Gabriel. Jozef
Israëls, Jacob Maris, Anton
Mauve, Andreas Schelfhout en
Willem Roelofs.
•Het belang van de tentoonstel
ling is vooral geschiedkundig.
Mieki Vliegen thart-van der
Valk Bouman. met Hermitage
conservator Boris Asvarisjtsj
samenstelster van de catalogus:
„De expositie toont de Neder
landse aanwezigheid in de Her
mitage aan en laat zien welke
schilderijen vorige eeuw in Rus
land beland zijn. Bovendien zijn
zowel de collecties in Rusland
als van Het Loo ontstaan vanuit
het hof."
Mecenas
De dertig schilderijen die Het
Loo toont, zijn stuk voor stuk
aangekocht door vorsten of an
dere koninklijke personen, met
name door de koningen Willem
I, Willem II en Willem III en de
koninginnen Emma en Wilhel-
mina. Vooral Willem II was een
groot verzamelaar van eigen
tijdse kunst. Hij bracht zijn col
lectie bijeen in de Gotische Zaal
bij paleis Kneuterdijk, een ver
zameling die door het publiek
bekeken mocht worden als de
vorst elders vertoefde.
Willem I en Willem III onder
hielden als mecenas met heel
wat kunstenaars vriendschap
pelijke betrekkingen. Vooral
Willem III stimuleerde heel wat
jonge kunstenaars, schilders en
musici. Zij waren graag geziene
gasten op Het Loo. Hij nodigde
gerenommeerde componisten
als Liszt en Gounod uit om op
Het Loo de prestaties van jonge
door hem gesteunde musici te
beoordelen.
Willem III had ook favoriete
schilders. Charles Rochussen
was er één van. Deze Rotter
damse kunstenaar zette valken
jachten en andere gebeurtenis
sen tijdens het koningschap van
Willem III op het doek Op de
tentoonstelling op Het Loo is hij
nu trouwens slechts vertegen
woordigd als stoffeerder van een
landschap van Hoppenbrou
wers. Niet alleen Rochussen
maar ook schilders als Chris
tiaan Immerzeel en Van Hove
kregen van de vorst opdracht de
omgeving van Het Loo op het
doek vast te leggen. Van Immer
zeel bijvoorbeeld zijn nu Aan het
Uddelermeer en Laridschap te
Weenum te zien. twee schilderij
en uit omstreeks 1860.
Terug naar het Staatsmuseum
Hermitage, ontstaan uit de kei
zerlijke privé-collectie die onder
Nicolaas I als openbaar mu
seum voor het publiek toegan
kelijk werd. Die Nicolaas I was
gek op kunst. Hij kocht schilde
rijen aan en kreeg ze geschon
ken. Van koning Willem I bij
voorbeeld twee kapitale zeege
zichten van Johannes Chris
tiaan Schotel.
De Hermitage stuurde Schotels
Storm op zee naar Apeldoorn,
een schilderij dat zich aanvan
kelijk in het Anickov-museum
in Sint Petersburg bevond, na
de revolutie in 1917 overge
bracht werd naar het Antiqua
riaat. het Algemene Staatsvei-
linghuis dat zich bezighield met
de verkoop van kunstvoorwer
pen naar het buitenland, en
sinds 1931 in de Hermitage ver
blijft.
Herkenning
Met meer dan 60 schilderijen
mag dan qua omvang de Hermi
tage-collectie van 19e-eeuwse
Hollandse schilders de grootste
buiten de grenzen van Neder
land zijn, de aanwezigheid er
van in de Hermitage is margi
naal vergeleken met bijvoor
beeld die van de Hollandse
meesters uit de Gouden Eeuw
De interesse voor de schilders
van de vorige eeuw is gering.
Van de Hermitage-collectie zijn
slechts enkele permanent te
zien. De meeste doeken hangen
in het depot. Ze zijn bovendien
nooit afgebeeld of zelfs maar ge
publiceerd. Conservator Asva
risjtsj noemt het dan ook één
van de aantrekkelijkste facet
ten van deze tentoonstelling dat
zowel kunstliefhebbers als spe
cialisten en kunsthistorici vaak
voor het eerst kennis kunnen
maken met dat onbekende werk
van vaak ook nog minder be
kende kunstenaars. Zoals dat
met een landschap van Remi-
gius Adrianus Haanen, vanwie
het eerste schilderij in Rusland
in 1850 verscheen. Na zijn komst
naar Sint Petersburg het jaar
daarop werd hij bijzonder popu
lair bij de Russische collectio
neurs. De schilder van land
schappen en stadsgezichten, die
overigens sinds 1836 zijn domi
cilie had in Wenen, is in ons land
weinig bekend.
En ook Johan Hendrik Meijer is
zo'n naam die niet meer zo vaak
genoemd wordt. Toch werd deze
zeeschilder, die enkele jaren in
Deventer gewoond heeft, door
de Russen de hemel ingeschre
ven toen hij daar in 1842 expo
seerde. „Meijer heeft kenners en
niet-kenners tot ongeveinsde
verrukking gebracht." Trou
wens ook aan het Nederlandse
hof was hij geen onbekende. Wil
lem II had zelfs een doek. Een
storm op de Franse kust aange
kocht om het... aan tsaar Nico
laas te geven.
Thom Stroink
'Hollandse 19e-eeuwse schilder
kunst uit de Hermitage en Paleis Het
Loo' in het Nationaal Museum Paleis
Het Loo. Amersfoortseweg Apel
doorn. Open: dinsdag L'm zondag 10-
17 uur Tot 13 februari
In het vorige (elfde) deel van zijn
Geheim dagboek vertelde Hans Warren
hoe hij zijn leven voortzette nadat zijn
vrouw Mabel het huis had verlaten. Hij
was geen echtgenoot en gezinsvader
meer al woonde zoon Gideon nog bij
hem. Hij hielde de schijn niet meer op,
hij leefde als begerig homoseksueel. Zijn
grote liefde was Gianni, een jonge
Italiaan, aantrekkelijk, onbetrouwbaar,
boeiend, die naar de luimen van zijn
werk en zijn karakter verscheen en
verdween. Dit hele elfde deel was
geredigeerd met de orgie als thema.
Het twaalfde deel van het Geheim
Dagboek van Hans Warren, zojuist
verschenen, begint met een notitie van 7
januari 1977: „Het is half drie in de nacht,
ik kom beschonken thuis, maar ik vind
op het kastje in de hal de heerlijkst denk
bare boodschap: een briefje van Mabel
waarin ze me bericht dat Gideon dit
weekend bij haar intrekt." Op 11 januari
noteert hij: „12.40. Mijn eerste eenzame
zondagslunch. Vooraf een paar glazen
sherry, dan twee kleine, knapperig ge
bakken zeetongen met wat kruiden en
walnoten. Fles Chablis Grand Cru Les
Preuses 1973, dat smolt zo samen dat ik
kreunde van genot. Ook dat schrijf ik op,
nippend aan een glas Amer Picon."
Er is heel wat gekreun van genot in dit
deel, en om belangrijker reden dan lek
ker eten. De verhouding met Gianni leidt
tot exuberante hartstocht van de part
ners en Warren noteert, na de uren van
liefde, met geestdrift de details van de
handelingen, de bijna ondraaglijke op
winding. de volkomen bevrediging. Hij
aanvaardt zelfs, met tegenzin, dat Gian
ni zich vrouw wenst te voelen. Warren wil
hem beminnen als man
Kavafïs
Maar hoe heerlijk de seksuele omgang
ook is, het is duidelijk dat na zes jaar de
verhouding ten einde loopt. De verwij
zing naar Kavafïs, de door Warren zo be
wonderde Griekse dichter, krijgt iets
dubbelzinnigs: „31 Okt. 1977. De liefste
slaapt, uitgeput. Voldaan, kreunend om
dat ik hem ontglip.O Een jongen nog, bij
Hans Warren.
foto Lex de Meester
wie ik waak. met zoveel nachten, jaren in
de herinnering. En aan mijn werk denk
ik, aan het portret dat ik moet schrijven
van Kavafïs. Kijk even naar ons. Kosti,
even naar die slapende jongen, even naar
mij. Jij, die dit alles kende in alle heerlijk
heid, alle ellende." En Kavafïs was nu
juist de dichter van vluchtige hartstocht,
anoniem, geheim.
Warren is in deze jaren actief als bloemle
zer. recensent, hij schrijft gedichten, hij
koopt kunst, hij speelt Scarlatti, hij ob
serveert de natuur en vooral de vogels,
hij maakt een reis met het klassiek Ver
bond naar Griekenland, en blijkt geel
zucht te hebben. De reis was geen succes,
de medereizigers worden in al hun lelijk
heid geportretteerd, en hoe ziek Warren
ook is. hij gaat telkens op eigen houtje
naar jongens kijken en vraagt zich af wie
van hen hij zou kunnen beminnen. Over
him borstharen en billen worden wij in
gelicht. Pogingen tot toenadering doet
hij niet.
Er zijn ook de literaire vriendschappen,
vooral dit keer met Mensje van Keulen.
Hoe zou zij het vinden om te worden ge
portretteerd als een mooie vrouw, vaak
dronken, vaak overspelig, soms bont en
blauw geslagen door haar man? De au
teur spaart zichzelf ook niet. Hij verwijt
zichzelf dat hij te kort is geschoten ten
opzichte van vrouw en kinderen, en
krijgt op 8 november 1977 een huilbui:
„Altijd luisteren naar de moeilijkheden
van anderen. Wie geeft mij eens een
beetje raad. wie troost mij? Ik heb enkel
mijn dagboek."
Hij is er dan al van overtuigd dat het be
waard moet blijven: „Het is, denk ik, het
dierbaarste wat ik bezit."
Meestal houdt Warren zich bij de samen
stelling van de delen aan het kalender
jaar. Uitzondering was het tiende deel,
dat 18 juni 1975 sloot, met het vertrek
van zijn vrouw Mabel, Dit keer sluit het
deel op 29 juli 1978. Warren heeft een taxi
besteld en gaat naar het station van
Goes om een zeventienjarige jongen. Ma
rio. voor het eerst te ontmoeten De slot
zinnen zijn: „Telkens toch het duiveltje:
wie weet! Ik hoop zo, dat ik hem begeren
kan. Die allereerste indruk." Wij intus
sen wéten dat deze Mario Molegraaf War
rens partner is geworden en met hem Ka
vafïs. Seferis. Plato heeft, vertaald.
We hebben in deze twaalf delen Warren
kunnen volgen van 1942 tot 1978. Heb
ben we hem leren kennen? Hij houdt
niets achter, en wanneer hij in het ene
jaar iets verzwegen heeft, herstelt hij de
fout in een ander jaar. Prominent zijn de
sterke geslachtsdrift en de homoseksua
liteit die hij geheim moet houden tot hij
met bravoure zijn gang gaat. Hij schrijft
de geschiedenis van een bevrijding,
moeizaam, met naar zijn eigen mening
schade voor anderen. Een uniek en in
drukwekkend document.
Hij schrijft niet de geschiedenis van een
intellect, van een smaak, al is hij een eru
diete man met een veelzijdige belang
stelling. Ik bedoel dit allerminst als kri
tiek. Ik stel enkel vast dat we hem. on
danks al die bekentenissen en anekdo
tes, vanzelfsprekend, onvolledig leren
kennen.
Alfred Kossmann
Hans Warren. Geheim dagboek. Twaalfde
deel 1977-1978. Vanaf volgende week verkrijg
baar Paperback f27,50. luze editie 35,
Uitg.: Bert Bakker. Amsterdam