ons af Alle mensen namen hun hoed voor Misschien lijkt mijn dochter op mijn vader Joodse thuiskomst in een veranderde wereld bestaat eenvoudigweg niet meer. ..Elke dag waren we bij elkaar. Maar toen ik haar naderhand weer ontmoette, zei ze: 'Goh. ik dacht datje dood was. Goh, wat is dat fijn zeg. Nou. tot ziens dan maar weer.' Dat was alles." „Altijd had ik me eerst Nederlander gevoeld en dan joods. Maar na de oorlog besefte je veel meer datje een jodin was. Voor de oorlog had niemand last van anti semitisme. Dat bestond niet in Zeeland. Maar toen mijn vader terugkeerde, heeft hij het aan den lijve ondervonden. Hij was zijn zaak weer aan het opbouwen die in de oorlog was platgebombardeerd. Een vrachtwagenchauffeur zei tegen hem: 'Wil je weggaan, vuile rotjood. Er zijn er nog veel te veel teruggekomen.' Hij kon die man wel vermoorden." Van regeringswege valt de joodse overlevenden bepaald geen hartelijk welkom ten deel. Vierduizend gulden krijgt Tak-Polak als vergoeding voor het huisraad dat ze is kwijtgeraakt Haar huis is al aan een ander verhuurd. „Ik had verder niks. Gelukkig leefden mijn ouders nog, anders had niemand me opgevangen." Bosschaart-Van Wittene: „Van de mensen die hier woonden heb ik wel hulp gehad, maar niet van de regering. Dat is iets wat zeker is." Cosijn levert een vergeefse strijd met de Uitkeringsraad vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Uiteindelijk ontvangt hij in 1976 een briefje dat hij niet eens in aanmerking komt voor een vergoeding die zou neerkomen op een bedrag van 75 cent per dag dat hij in het Amsterdamse getto zat. „Ze hebben schijt aan je met een hoofdletter. Ik zou niet van mijn vrijheid zijn beroofd. Ze zeggen gewoon: 'Meneer, u bent niet weggeweest.' Dat flikken ze gewoon. U begrijpt nu zeker wel dat ambtenaren niks tegen mij moeten zeggen Eén woord is twee woorden te veel." Het schrijnende is dat deze voorvallen zich stapelen op het onvoorstelbare leed dat alle joodse overlevenden meedragen: het verlies van hun familie, hun traditie, hun hele wereld. „Er was niemand meer", zegt Bosschaart-Van Wittene. „Ik ben streng religieus opgevoed, maar ik kon mijn geloof niet meer uitoefenen. Er waren geen joodse mensen meer. je kon niet meer naar de sjoel, niets. Gelukkig had ik contact met kennissen in Amsterdam. Kon ik me toch nog een beetje uiten in joodse kringen." „Pas veel later is zich in Middelburg weer een nieuwe gemeenschap gaan vormen. En nu wordt de sjoel ook weer herbouwd. Ik ga elke twee weken kijken hoe het ermee staat. Want dat is mijn liefste wens: dat ik nog eens daar naar de kerk kan. Naar die sjoel waar ik geboren ben. Als de synagoge herbouwd is, is de terugkeer van de joodse gemeenschap naar Middelburg pas echt voltooid." Ernst Jan Rozendaal NB: het onderscheid 'voljoden' en 'hamoden' wordt in joodse kringen niet gemaakt. De terminologie van de Statistiek is een duidelijk uitvloeisel van de Neurenberger rassenwetten van de nazi's Kind van de bevrijding Sij doet het vooral voor zijn doch ter. Herbert Sepers uit Vlissin- fgen kan zelf goed leven met de gedachte een kind van een Cana dese militair uit de Tweede We reldoorlog te zijn, maar sinds driejaar is hij toch lid van de vereniging van Cana dese bevrijdingskinderen. „Mensen die mijn vader gekend hebben zeggen dat mijn oudste dochter sprekend op hem lijkt. Zij is veel meer dan ik bezig met de vraag wie haar opa precies is. Inmiddels zijn we twee jaar bezig via een contactpersoon in Ca nada, maar ik ben niet van plan tot het uiterste te zoeken naar hem. Ik zal bij voorbeeld niet naar Ca nada gaan om zelf te speuren. Maar als ze hem vin den wil ik hem wel graag ontmoeten. Wat ik dan doe? Hem omhelzen en bedanken dat hij gezorgd heeft dat ik er ben." Sepers weet hoegenaamd niets van zijn biologische ïader Wonend in een klein dorp in Gelderland was het een doodzonde om zwanger te worden zonder bo terbriefje. Sepers' moeder deed afstand van haar ®on en vertrok hals over kop naar Haarlem om daar hulp m de huishouding te worden. Zijn opa en oma hamen Herbert in huis. Jarenlang vertelde niemand hem iets over zijn vader en over de reden waarom hij hij zijn grootouders woonde. Het enige dat hem ver baasde was zijn bijnaam op het schoolplein: Cana dees. Sepers relativeert zelf de schande die kleefde aan dat «Pip. „Het was natuurlijk duizend keer beter dan kind van een 'moffenhoer' te zijn, wat bij een meisje 'nhet dorp het geval was." Zijn moeder en grootou ders dachten daar toch anders over. „Toen ik er naar Vroeg, werd er erg geheimzinnig over gedaan. Er Werd simpelweg niet over mijn vader gepraat. Ik wist nauwelijks van zijn bestaan af. Pas tientallen jaren na de oorlog heb ik via-via begrepen dat mijn vader nier nog negen maanden gebleven is en dat er zelfs al bouwplannen waren, Het verhaal daik vlak na de ddriog hoorde was dat het schip waarop mijn vader hij terugtocht, naar Canada zat, op een verdwaalde was "d° Z°U _Z^n gelopen en dat iedereen verdronken Indianenstam tónf1Selooft niet in dat verhaal- omdat hij van een begrepen heeft dat zijn vader tot in 1947 brie- SD? i gestuurd- Die zijn onderschept en zijn nu Worloos Hij heeft een keer een foto van zijn vader n,maar op dat moment wist hij niet dat dat ziin vader was, dus heeft hij geen bewust beeld van de man. „Ik weet alleen dat hij afkomstig was van een Canadese Indianenstam en zijn naam: Bill Clark." Van zijn moeder hoefde Sepers niet te verwachten dat zij iets losliet over haar vrijage met de Canadese militair. „Tot op de dag van vandaag heeft ze me niet verteld hoe ze hem heeft leren kennen en hoe het alle maal is verlopen. De kinderen uit haar huwelijk in Haarlem weten pas sinds 1980 dat ze een halfbroer hebben in Vlissingen. Het is nooit tot een gesprek gekomen met mijn moeder over haar gevoelens." Sepers heeft het nooit werkelijk als probleem erva ren dat hij door zijn opa en oma is opgevoed. „In het begin was de acceptatie van 'dat Canadezen-kind' in het dorp moeilijk, maar mijn grootouders hebben al tijd goed voor mij gezorgd. Ik ben zelfs wel blij dat ik door hen ben opgevoed, want ik ben er van overtuigd dat het nooit zo goed met me zou zijn gelopen als ik met mijn moeder meeverhuisd was naar Haarlem. Ik denk dat ik meer gevormd ben in mijn jeugd dan in een normaal gezin was gebeurd." Geen wroeging Wat Sepers betreft is er geen enkele reden om met wroeging terug te kijken op zijn verleden. „Ik heb geen gevoel van verbittering en voel al helemaal niet dat ik op de een of andere manier verknipt ben ge raakt door de gebeurtenissen rond mijn geboorte. Ik heb onze kinderen ook al snel verteld hoe de vork in de steel zat. Omdat zij doorvroegen naar de achter grond van hun opa, ben ik lid geworden van de ver eniging van Canadese bevrijdingskinderen." De vereniging houdt zich trouwens sinds enkele ja ren ook bezig met kinderen van vaders met een an dere nationaliteit. In Nederland lopen volgens Se pers veel van zulke kinderen rond, die aan hun naam niet te herkennen zijn als kind van een buitenlandse militair. „De zanger Henk Wijngaard heeft bij voor beeld ook een Canadese vader. Maar er lopen ook nogal wat mensen van mijn leeftijd rond die een Poolse vader hebben." Het doel van de vereniging is de vader terug te vin den en pas bij wederzijdse belangstelling een hereni ging tot stand te brengen. In Canada is een vaste me dewerker van de vereniging actief, die als een detec tive eerst de vader van een bevrijdingskind scha duwt. Vervolgens doet hij navraag in de kring van verre familie en probeert zo steeds meer aan de weet te komen over de man. In sommige gevallen heeft de vader nooit iets verteld over zijn nakroost in Neder gevallen heeft de vader meer dan een kind verwekt en zijn soms wel vijf kinderen op zoek naar dezelfde vader. Hoe nuchter Sepers ook over zijn afkomst praat, de aanstaande herdenking van de bevrijding laat hem niet onberoerd. „Ik denk dat dat me meer emotie zal geven dan andere mensen die in dezelfde tijd zijn ge boren. De NCRV-serie 'De zomer van '45' die de be vrijdingskinderen als onderwerp had, heb ik ook met meer dan gewone interesse bekeken." Een ander punt waarop Sepers merkt dat zijn afge leide oorlogsachtergrond meespeelt, is zijn belang stelling voor de oude legervoertuigen die de club 'Keep 'em rolling' in goede staat probeert te houden. „Toen ik in zo'n jeep reed werd ik heel emotioneel. 'Mijn vader heeft dat ook meegemaakt', speelde door mijn hoofd. Op heel veel momenten merk ik dat mijn half-Canadese achtergrond doorwerkt. Gelukkig er vaar ik dat niet als last." Ynte Hoekstra Herbert Sepers: ik ervaar mijn half-Canadese achtergrond niet als een last. foto Ruden Riemens land. In andere gevallen wil hij niets weten over een gesprek met zijn zoon of dochter. In dat soort geval len gaat een hereniging dan ook niet door. Voor Sepers is het een absolute voorwaarde dat zijn vader hem echt wil zien. „Ik denk dat hij dat wel wil. omdat hij na de oorlog nog contact heeft proberen te houden. Ik wil alleen wel zeker weten of hij mij nog wel onder ogen wil komen." Ook de huidige omstan digheden kunnen namelijk bepalend zijn. Sepers weet van een vrouw die haar vader per se wilde zien. Bij naspeuringen kwam echter aan het licht dat de man inmiddels een zwerversbestaan leidt. In andere olgens de 'Statistiek der bevolking van joodschen bloede in H Nederland', opgemaakt door de Rijksinspectie si van de oïkingsregisters, telde Zeeland in 1941 iderdzeventig 'voljoden' en enenzestig 'halfjoden'. Het merendeel arvan woonde in Middelburg. Op 24 art 1942 werd vrijwel de gehele joodse neenschap uit Zeeland weggevoerd om, Amsterdam en Westerbork, eindelijk in een van de Duitse nietigingskampen terecht te komen, chts vijfentwintig Zeeuwse joden erden terug. Hun wereld was compleet anderd. „Alles was weg", zegt S. Tak- ak(72). „Je had bijna geen familie r.Geen ooms, geen tantes, geen chten. geen neven. Je had niks meer." ia: ouders hadden in Middelburg een laalhandel. Vader en grootvader Polak en beiden voorzitter van de joodse neen te: een groep Middelburgers die ir afkomst, maar vooral door het geloof hecht verband vormde. Kooplieden, ikeliers, een makelaar, leraren, itoorbedienden, drie slagers, een usicus. Zij stonden in hoog aanzien, ddelpunt van die gemeenschap was de nagoge achter de Heerenstraat. In een ein huisje ernaast kregen de kinderen, •Sara Polak, joodse les. eerste anderhalfjaar van de oorlog ont ze in Middelburg bij haar ouders. K (eveneens joodse) verloofde woont in pen. Als de Nederlandse joden steeds lerin hun bewegingsvrijheid worden lerkt, moet ze kiezen: voor haar ouders voor haar man. Ze trouwt en gaat in utphen wonen. Haar ouders duiken, met broer en zuster, onder in Colijnsplaat. laraenhaar man worden in 1942 in utphen opgepakt en naar het kamp Vught ituurd. Zij zal uiteindelijk tien ncentratiekampen overleven, hij keert terug. rerweldigend Denemarken en Zweden, waar ze negen anden in een sanatorium verblijft om nTBC te genezen, komt ze naar derland terug. Het eerste onthaal - in lemarken - is overweldigend. Als de ein met joodse overlevenden in het cnsplaatsje Padborg op het perron staat, emtde Deense kroonprins zijn hoed voor naf. „Geweldig", herinnert Tak-Polak h.„Datwas voor het eerst dat we weer imens en als vrouw werden erkend." j vergelijkbare respectbetuiging lervindt E. Bosschaart-Van Wittene (90) g tijdens de oorlog in Middelburg, ègens een bloedvergiftiging in haar been rlaat ze de Zeeuwse hoofdstad enkele Eken later dan de andere joodse inwoners, at ik nooit zal vergeten is dat ik, vlak dat de joodse gemeenschap was ggevoerd. door de Segeerstraat liep toen arde kerk uit ging. Toen ze de ster op jn jas zagen, namen al die mensen hun edvoor me af." oedselbonnen het gedwongen vertrek naar isterdam komt ze in het doorgangskamp sterbork terecht. Als vrouw van een niet- dse echtgenoot maakt ze gebruik van de mogelijke ontsnappingsclausule: zij at zich steriliseren. Enkele maanden voor teinde van de oorlog wordt ze igelaten. Kort nadat Amsterdam is iTijd, weet ze terug te keren naar tóelburg. „Ik was nummer één die ugkwam. In de stad werd ik steeds Dgeklampt. Iedereen vroeg: 'Leeft die g? Leeft die nog?' Ik wist precies wie er gwas, omdat we in Westerbork 's avonds Ksten kijken wie er met de veewagens ïdweggevoerd. Ze hadden allemaal «lij met me en ik kreeg van iedereen Edselbonnen en kleren." ikde terugkeer van H. Cosijn (61) is erweldigend. Als jongetje overleeft hij de dog in het getto van Amsterdam. ('Ik Foto boven: H. Cosijn, E. Bosschaart-Van Wittene en S. Tak-Polak (vlnr) kwamen na de oorlog terug in een andere wereld. foto Ruden Riemens Foto links: Eva van Wittene (voorgrond) en haar zus Duifje omstreeks 1919 voor de ingang van de Middelburgse synagoge. Duifje van Wittene heeft de oorlog niet overleefd. fcX was veel te vroeg rijp. Ik heb daar alles gezien en meegemaakt: het beest in je en het overleven.') Via een absurde omweg belandt hij in Bergen op Zoom. Voor de familie Cosijn is een plaatsje vrijgemaakt in een trein met gearresteerde collaborateurs. Een menigte staat de trein op te wachten op het station en de niet verwachte vluchtelingen krijgen een groots onthaal. „Niet voor te stellen. Alsof je God was die op aarde was neergedaald. Ik denk dat zelfs de koningin zoiets nog nooit heeft meegemaakt." In Middelburg is de ontvangst een dag later veel ingetogener. „De meeste mensen konden geen woord uitbrengen. Eigenlijk moest nog boven water komen wat er gepasseerd was. Degenen die wat meer wisten, knikten. Met andere woorden: je benter nog." Keerzijde Maar elke medaille kent een keerzijde, zo ook de op het oog zo hartelijke ontvangst. Het onbegrip blijkt thuis minstens even groot als het medeleven, merkt Tak-Polak. „De mensen, joden en niet-joden. begrepen niet wat er was gebeurd. In de trein wees iemand op de tatoeage op mijn arm en vroeg: 'Is dat uw telefoonnummer Ik heb het gelijk de volgende dag laten weghalen." De hechte vriendschap met een buurmeisje

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 33