Daar staan onze jongens van stavast
Laat de biggen maar stilletjes komen
Caspari's Circus
DINSDAG 13 SEPTEMBER 1994
e zijn stuk voor stuk
een flink dagje ouder.
En per reünie
vermindert hun aantal.
Maar strijdbaar blijven
ze; tot de dood. In april
an dit jaar bijvoorbeeld trok oud-
erzetsnian J. Borghstijn ferm ten strijde
egenhet runeteken in de toren van de
luister basiliek. De
emeentebestuurderen beschouwen het
akcnkruis als een waarschuwende
icrinnering aan een zwarte bladzijde in de
eschiedenisboekjes. Borghstijn aarzelde
jet, lapte al dat bestuurlijk gezeur aan
|n laars, greep een pot kalk en beklom de
rappen van de toren. Na afloop schreef hij
e burgemeester: „Ik herinner er u graag
indat Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen in
tptember herdenkt dat het 50 jaar
eleden werd bevrijd van de
nderdrukking. Ik kan me niet voorstellen
iter tegen die tijd in Hulst nog altijd een
thandvlek uit de oorlog te vinden is in de
[ren van de basiliek."
lorghstijn was actief in het verzet en werd.
et als andere verzetsstrijders uit
eeuwsch-Vlaanderen, direct na de oorlog
dvan 'Circus Caspari'. een grote groep
wlogsvrijwilligers die gehoor gaf aan de
proep van Prins Bernhard om onder
Iding van bevelhebber majoor J. F. J. M.
jaspan, een oud-militaire dokter die
uisarts was in het Hulsterse, het eerste
lataljon van het veertiende regiment
nfantehe, kortweg 1 -14 RI, te vormen.
jaarmee was het bataljon het eerste
Bguliere Nederlandse onderdeel van de
oninklijke Landmacht na de Tweede
ereldoorlog. Oprichting: 29 september
944. Opheffing: 15 maart 1946. Met
(onderden manschappen uit Zeeuwsch-
flaanderen en later, toen een deel naar
Indiè' vertrok, ook mannen van de
levelanden en Walcheren. Met illustere
amen als Cor Pattist, Barend van der
ajk. Govert Scheele, Piet Michielsen,
feeuwtje Doorns, Piet Slabber. Alp Schirris
natuurlijk Rudolph Fassaert -
rerzetsheld en aanvankelijk naamgever
an het bataljon.
lokTerneuzenaar Fien van Oppen meldde
ich als oorlogsvrijwilliger. Hij zou het
(eindelijk brengen tot generaal-majoor.
rritoriaal commandant van Nederland,
fan Oppen werd, hoe toepasselijk voor een
erneuzenaar, geboren op het Schuttershof
nnovember '21). Hij wijdde menig
oekwerkje aan de tijd van zijn
ijwilligerschap bij 1 -14 RI. In zijn boek
Iseen goet instrument schrijft hij: ..Als
lenhetin Zeeuwsch-Vlaanderen over het
hrcus Caspari' heeft, bedoelt men
aarmee het vrijwilligers-bataljon
ludolph Fassaert'. dat later zou worden
ngedoopt tot 1 -14 RI. De legendarische
en reserve-officier van gezondheid
laspari was verzetsleider in de streek rond
luist en was de eerste commandant van
it bataljon. De molenaarszoon Rudolph
'assaert was een van Caspari's
'langrijkste medewerkers. Nog elk jaar
amen de mannen van dit eerste uur
izamen
.aatste reünie
azegt oud-korporaal en chauffeur
overt Scheele (73). „maar dat is dit jaar
aarschijnlijk wel voor het laatst. We doen
itnu voor de zestiende keer. De harde
ïm van destijds is of overleden of zo oud.
at ze er geen zin meer in hebben. Straks in
int Jansteen wordt het de zestiende
mnie. Daarmee is het welletjes..." Op de
ertigste september zien ze elkaar dus
irmoedelijk voor het laatst. Oud-generaal
an Oppen zal er een mooie feestrede
ouden en na de maaltijd is het tijd voor de
itwisseling van anekdotes. Op de eerste
De Caspari-brigade was aan het eind van de oorlog tijdelijk deel van de bezettingsmacht
van het Duitse Bocholt/Borken.
gelegerd in Roosendaal en op Noord-
Beveland. fungeerden korte tijd als
bezettingsleger in Bocholf Borken en
verhuisden vervolgens naar Hilversum.
Govert Scheele praat vooral graag over die
periode in Vrasene. Als chauffeur stond hij
er steevast, met zijn snufferd bovenop. Van
de illegale jachtpart ijen in de polders
bijvoorbeeld. „Eén van die patrijzen bleek
aangeschoten, maar niet dood. Die hebben
we later in de kelder van een slagerswinkel
moeten vangen. Ja. wat wil je... zo'n beest,
was wel mooi 70 frank waard!" Citaat uit
het boek Herinneringen aan 1 -14 RI: ..Wilt
ge'n bewijs, awel stap 'ne keer in de trein
naar Vrasene. Ge kunt er niet geheel per
trein komen, maar stap dan uit en pak'ne
velo en peddel naar Vrasene. Ziet gij ook
altijd eerst naar de toren van een dorp.
awel. da's juust waar ge naar moet kijken.
Ge zult zien dat de haan van die toren te
laag zit, ge ziet 'nen haan met een grote
spijker in zijnen rug: hij hoort daar
bovenop te zitten. Dat was een van de
gevolgen van het bezoek aan Vrasene.
Een 'samengeraapt stelletje' was het,
maar... kameraden. En dat gevoel
verwatert nooit. meer. verzekert Scheele.
Het is ook verwoord in een lang gedicht.
Een stukje.
De roep weerklonk
Zeeuwsch-Vlaanderen pal.
Versaag niet en treedt aan.'
Ik zie dat eerste twintigtal,
daar op de markt nog staan.
Met Fassaert waren zij bereid,
om overal te gaan.
Waar men ter wereld hen ook riep.
dat kwam er niet op aan!
Te wapen! klonk Caspari's woord,
bij 't donderen van 't kanon:
Te wapen! 'i werden honderden...
en dra een bataljon!
De heilige geestdrift laaide op.
brak baan... enoverwon
Daar staan de jongens van stavast,
geen. die zich lang bezon!
Wout Bareman
J.F.J.M. Caspari (links) en prins Bernhard tijdens de eerste reünie van 1-14 RI, 20 september
1969 in de burgerzaal van het stadhuis van Hulst.
Govert Scheele: „We waren een samengeraapt stelletje."
foto Charles Strijd
reünie, in september '69, verhoogde Prins
Bernhard de feestvreugde met zijn
aanwezigheid. De oud-militairen waren
verrukt. Hij had vooral belangstelling voor
Fassaert en Caspari. En terecht, blijkt uit
de geschiedschrijving.
Fassaert kwam uit Lamswaarde en
ontpopte zich als een keiharde
verzetsstrijder, die bij vrijwel alle acties
betrokken was. Rudolph werd in de nacht
van 17 september '44 tijdens een
hazeslaapje in de cabine van zijn
vrachtauto overrompeld door zich
terugtrekkende Duitsers. Op het erf van de
boerderij van de familie Koster in de
Willem III-polder was dat. In die boerderij
zat ook Caspari. Toen de Duitsers werden
geconfronteerd met de inhoud van de
vrachtwagen - wapens en munitie -
begrepen ze dat ze te maken hadden met
'een terrorist'.
Kinstoot
Caspari, op wiens hoofd een flinke som was
gezet, vluchtte in pyama en op blote voeten
over een stoppelveld en prikkeldraad naar
Boschkapelle. Hij ontkwam. Fassaert niet.
Die werd voor verhoor overgebracht naar
Middelburg en zou daar zijn gefusilleerd als
hij geen kans had gezien te vluchten. De
middag voor zijn executie gaf hij zijn
bewaker een kinstoot, pakte hem zijn
wapen af en gebruikte dat als voetsteuntje
bij zijn sprong naar de vrijheid. In het
belendende pakhuis van Wattel stond,
zoals afgesproken een fiets; een overjas en
een pet maakten zijn vermomming
compleet. Niet lang daarna kon de
plechtige herdenkingsdienst in
Lamswaarde worden afgelast. Op 9
november '44 keerde Rudolph terug. Hij
meldde zich direct bij het naar hem
genoemde bataljon, dat prompt werd
omgedoopt in 1 -14 RI, en werd door Prins
Bernhard benoemd tot officier. Met het
bataljon zwierf hij, onder leiding van
dokter Caspari, vervolgens rond in
Zeeuwsch-Vlaanderen. België, Noord-
Beveland, Duitsland en het Gooi.
Fassaert was de man tussen de
manschappen, bataljonscommandant
Caspari opereerde vooral vanachter zijn
bureau in de Steenstraat in Hulst. Drie
dagen na de bevrijding van Hulst had hij
zich gemeld bij de chef-staf van de
Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten
in de Rue de Bresil in Brussel. Tijdens het
gesprek stapte plotseling Prins Bernhard
binnen. Die gaf Caspari de opdracht een
Light Infantry Batallion te formeren, los
van de Binnenlandse Strijdkrachten.
Caspari aarzelde en wees erop dat hij niet
meer dan 'een genezerik' was, maar
Bernhard drong aan en de dokter zwichtte.
Zo ontstond 'het circus'. Govert Scheele:
„Die bijnaam is zo slecht nog niet gekozen,
want we waren om eerlijk te zijn, natuurlijk
een beetje een samengeraapt stelletje... Een
bataljon op klompen, in overalls, in
burgerkleding, met buitgemaakte Duitse
wapens."
Bezettingsleger
Ze verleenden assistentie aan de
Canadezen, die de Braakman over moesten
en Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen in handen
gaven van het vrijwilligersbataljon.
verhuisden vervolgens naar het Belgische
Vrasene en Sint Gillis, waren daarna
Hulp aan gestrande piloten
at voor de buitenwacht de in
druk gaf van een corresponden
tie over de handel in vee, was
voor ingewijden op het Zeeuwse
platteland in de oorlogsdagen
een vertrouwd signaal: er moes
ten weer onderduikers worden opgevangen. 'Kunt
ge zes biggen gebruiken? Ik zit met zes biggen. Kunt
ge ze gebruiken op de boerderij? Ik zal ze dezer da
gen tonen'.
De boeren hadden het er druk mee: in Zeeuwsch-
Vlaanderen hebben er volgens na-oorlogse schattin
gen meer dan duizend verstopt gezeten. Een deel van
de agrarische sector werd lichtelijk onder druk gezet
om mensen op te nemen. In die tijd was smokkelen
aan de orde van de dag. Als je gesmokkeld hebt, zo
ging het verhaal, kun je het beste een paar onderdui
kers nemen. Dan doen ze je later niks.
De hoofdmoot van de onderduikers probeerde aan
de Arbeidsinzet in Duitsland te ontkomen. Geal
lieerde piloten vormden een bijzondere categorie on
derduikers. Een van de aanvliegroutes voor geal-
heerde bombardementsvluchten naar Duitse doelen
liep over Zeeland. Tientallen Britse en Amerikaanse
toestellen kwamen niet verder dan de provincie,
maar verongelukten in luchtgevechten of werden
vanaf de grond door afweergeschut neergehaald. Be
manningen die de crashes overleefden en het laatste
stukje van hun zo bruusk afgebroken luchtreis per
parachute aflegden werden, voor zover ze niet in han
den van de Duitsers vielen, door behulpzame bur
gers opgevangen, gevoed en voorbereid om via on
derduikadressen naar het buitenland te ontkomen.
Dat transport leidde vaak via allerlei omwegen naar
neutrale landen als Zwitserland en Spanje, vanwaar
de piloten zich weer naar hun thuisbases konden be
geven.
Pilotenlager
Burgers die piloten verborgen hielden, staken daar
mee op een uiterst gevaarlijke manier hun nek uit,
maat ze het risico liepen gefusilleerd te worden.
Deallieerde vliegers en hun medebemanningsleden
eerden, wanneer ze bij ontdekking hun identiteits-
P'aatje konden tonen, als krijgsgevangenen geïnter
neerd, onder bewaking vaak per trein naar Amster-
am gebracht, vanwaar ze na verhoor naar een Duits
tacten met Belgische groepen Een ervan luisterde
naar de naam 'Witte brigade'. Goud heeft met hulp
van anderen wel zeventien piloten richting vluch
troute kunnen leiden.
Intelligence Service
Een Amerikaanse bommenwerper ligt na een noodlanding op een akker in de omgeving Driewegen/Bier
vliet. foto Zeeuws Documentatiecentrum
-&>-» werden gedirigeerd. In zo'n Luftwaffe-
1hadden ze het vergeleken met de erbarmelijke
toatie in SS-kampen nog niet eens zo heel slecht,
problematisch onderdeel van de transportroute via
geland was de Westerschelde. De voorkeur werd ge-
&even aan het maken van de oversteek via Hoede-
enskerke-Terneuzen. Op de lijn Vlissingen-Bres-
hs was de controle veel strenger. Bovendien lever
de dit traject ook nog het extra risico op van de pas
sage van de Sloedam met de Duitse wachtpost, een
ernstige sta-in-de-weg om Walcheren binnen te ko
men.
Vlak voor de overtocht naar Zeeuwsch-Vlaanderen
werd menig piloot in het Bevelandse op een door
gangsadres even 'in de wacht gezet', totdat het mo
ment zich aandiende dat enigszins veilig de Wester
schelde kon worden overgestoken. Een enkeling
bleef zelfs op de Bevelanden hangen. In een voortuin
van een pand aan de Westhofsezandweg vlak bij het
Bevelandse gehucht Baarsdorp herinnert een merk
waardig monument aan een geval van pilotenhulp.
Het is een stuk motor met. verbogen propellerbladen
van een op 18 september '44 door een luchtafweer -
batterij bij 's-Heer Arendskerke met gemak neerge
haalde Liberator, die eerder al op Brabants grondge
bied was aangeschoten. Slechts één van de acht be
manningsleden slaagde erin uit handen van de Duit
sers te blijven.
Het was de uit Poolse ouders geboren Amerikaan Jo
sef T. Sulkowski. Hij verliet het brandende toestel
per valscherm en landde in een hoge appelboom bij
de Helenahoeve van Rienbouw van Iwaarden in
Heinkenszand. De parachute drapeerde zich over de
kruin van de boom, waar een ladder tegenaan stond,
zodat de piloot zich comfortabel naar de begane
grond kon begeven. De knecht van de Helenahoeve
ontdekte de man op hethooizoldertje. gaf hem spon
taan zijn schaftboterham en de koffiefies en lichtte
vervolgens zijn baas in. Vier weken lang werd de
Amerikaan op de boerderij verzorgd, waarbij ver
schillende keren huiszoekingen moesten worden ge
trotseerd. Gekleed in een blauwe overall en met een
kachelpijp onder de arm werd Sulkowski later naar
de pastorie van 's-Heer Abtskerke overgebracht.
Daar vond eind oktober zijn bevrijding door de Ca
nadezen plaats.
Belangrijke pilotenhelpers in Zeeuwsch-Vlaanderen
waren in grensdorpen gedetacheerde leden van de
marechaussee als A. K. Goud uit Sas van Gent en
opper F. van der Zande uit Clinge. Zij hadden con-
Hij was contactman van de in Brussel zetelende In
telligence Service. Aan dat bureau moesten gege
vens over de piloten worden doorgegeven. 'Brussel'
nam dan weer contact op met Engeland, om na te
gaan of de gegevens klopten. Als er dan een goedkeu
rend bericht terug kwam kon Goud in bedekte ter
men het sein geven: laat de biggen maar komen.
Maar het gebeurde wel dat ze elders zo met de piloten
in de maag zaten, dat de mannen al bij de politieman
voor de deur stonden, nog voordat er uit Londen en
via Brussel bericht van akkoord was binnengeko
men. Goud had goede contacten met een onderluite
nant van de marechaussee, die hem kon vertellen
hoe het stond met de Duitse controle bij de veerboot
en of daar gevaarlijke lieden bij waren. In na zijn
overlijden bewaard gebleven rapporten maakt Goud
gewag van het transport van drie als burgers ver
momde Britse piloten via het veer Hoedekenskerke-
Terneuzen. Om de aandacht van de drie af te leiden
begonnen de begeleiders een druk gesprek met twee
op de boot aanwezige Duitse soldaten.
Als er tijdens de reis Engelse bommenwerpers boven
het Westerscheldegebied worden gesignaleerd, zegt
een van de Duitsers: „Sie fliegen über".
Zegt de andere Duitse soldaat: ,,Ach ja, man muss
glück haben."
Waarop een van de pilotenbegeleiders naast hem op
merkt: .„Und wissen Sie was die Flieger sagen? Die
sagen: You must have luck."
Goud in zijn rapportage: „Je had die piloten naast
ons moeten zien kijken, toen ze in het bijzijn van die
Duitsers Engels hoorden praten. Want die hadden
van het gesprek natuurlijk niets begrepen."
Geschenk
Een van de geallieerde vliegers, die via Goud verder
op weg naar de vrijheid zou worden gebracht, toont
zijn helper op een bepaald moment een cacoadoosje,
maakt dat open en haalt van onder een watje een
heus kivietsei tevoorschijn. Het voor een lekkernij
gehouden produkt van de inheemse waadvogel is
hem op een Bevelands onderduikadres ten geschen
ke gegeven. „This egg is for the Queen of Holland",
zegt de piloot. Het is Brain B. Mill, afkomstig uit Dor-
sey bij Windsor. Samen met zijn co-piloot Denis R.
Beale behoort hij tot vijf overlevenden van een op de
avond van de 30ste maart 1944 in de Biezelingse Ham
neergestorte Halifax bommenwerper. De spoorweg
bombardementen van mei gooien de plannen omver
om via die ontsnappingsroute te ontkomen. De twee
komen terecht in Zelzate waar ze worden opgevan
gen door de families Colvenaer en Pierets. De Colve-
naers hebben hun huis en garage beschikbaar ge
steld voor Engelse en Amerikaanse vliegers, die naar
Engeland moeten worden gebracht. Op dat adres in
Zelzate worden in de oorlogsjaren niet minder dan
zevenenveertig vliegers opgevangen en verder gehol
pen. Bij een huiszoeking worden de vliegers ontdekt.
Mill weet te ontsnappen. Beale verhuist naar een
Duits gevangenkamp waai' hij de oorlog overleeft.
Vader Albert, zijn 17-jarige zoon Yvon en André Pie
rets worden 'wegens daden van terreur en sabotage'
ter dood veroordeeld.
Op maandag 11 september 1944 klinkt aan de voet
van Walcherse duinen bij Valkenisse een meervou
dig geweersalvo. Samen met nog twee anderen, loon-
dorser A. P. Dieleman uit Wissenkerke en Willem
Niesthoven uit Middelburg worden de pilotenhel
pers gefusilleerd.
Jacques Cats