Ik kon niet lachen, huilen of schreeuwen Het spoor terug naar Natzweiler leschoven. i en ruimte om te huilen. In het midden de verbrandingsoven. Een stalen draagbaar van waaraf de lichamen het vuur in werden Aan een balk aan het plafond reeks vleeshaken die dienst hebben JÜaan om mensen op te hangen. Mensen fier laatste uitzicht de oven was. Opzij en ingang naar een cel. Grauwe muren jet kogelgaten. Een haastig in het beton ekrast kruisje. Verderop een kamer met en betegelde tafel, speciaal gemaakt voor iel ontleden en villen van lichamen, je nagalm van het kwaad klinkt er nog, L halve eeuw later. In het crematorium b Natzweiler is de atmosfeer nog altijd tergeven van verdriet, ontluistering, niet te lenoemen lijden. >ieter Adriaan Bouwense uit Oostkapelle jer terug. Voor de zoveelste maal. Met zijn Tiend Wim Hartman uit Diemen, jtgenoot van weleer, loopt hij door het Imatorium. De mannen zijn aangeslagen. ;ewijzen. „Kijk, vanuit die kelder werden Ie lijken aangevoerd. Hier, de ontleedtafel jet sleuven om het bloed af te voeren, ichoon en keurig moest het zijn. Een jaantje, zie je wel. De dokter moest netjes ||nhanden kunnen wassen." jee; toen ze in het kamp gevangen zaten, ||n'ze op deze plek nooit geweest. Dan ouden ze nu niets meer kunnen lavertellen. Wie in deze ruimten aan het ierk werd gezet, overleefde niet. Uit dit dal Ln duisternis mochten geen berichten ;omen. Drie maanden was de uiterste prmijn. Wie zo lang in de nabijheid van de lood was geweest, diende te sterven. Nee, jouwense was hier niet ten tijde van het luizendjarig rijk. En Hartman, die de wrbereidingen komt treffen voor de latzweilerherdenking in dit najaar, ook liet. Motto S|j waren elders in het kamp, in de larakken. Of ze werkten in de teengroeven, een eindje verderop. Ze ladden zich eigenlijk dood moeten werken. W durch Arbeit was het motto dat Emmler aan Natzweiler had gegeven. Als illes volgens de plannen van de nazi's was ierlopen, dan zou de wereld nooit meer iets nn hen vernomen hebben, louwense, nu 82 jaar, kan zich de dag dat Kinhet kamp aankwam nog goed voor de feesthalen. Op die dag kreeg hij te horen [elk lot men voor hem in gedachten had. kampcommandant Joseph Kramer was laar heel duidelijk over. Hij hield een korte bespraaktot de pas aangekomen |evangenen, zei dat ze in een goed oord varen terechtgekomen en beloofde dat hij «or hen zou zorgen als een vader voor zijn anderen. Aan het eind van zijn verhaal lees hij eerst naar de ingang. „Door die mort zijn jullie binnengekomen." Daarna jebaarde hij naar de schoorsteen van het jrematorium. „Door die pijp verlaten jullie Stkamp." Bt schokte Bouwense, maar bang was hij let. Al in Nederland hadden de Duitse etters voorzien in de amputatie van die lotie. Dat was gebeurd tussen de dag van jn arrestatie en de dag waarop het vonnis Ier hem werd uitgesproken. Zonder dat het oog te hebben, hadden ze hem van jn angst ontdaan. Door een jnexecutie op hem uit te voeren ergens het bos tussen Tilburg en 's- irtogenbosch. In Breda hadden ze hem itzijn cel gehaald en was hij op een „Ik kwam voor het •peloton te staan en er werd op me ipraat, minutenlang. Doodsbang was ik. lies was in een waas gehuld. Op een igeven moment trok de mist op. Ik werd ;elooflijk kalm. Vanaf dat ogenblik ben :nooitmeer één moment bang geweest, [oor die toneelopvoering in het bos ben ik ifijd dankbaar geweest." phage hadden hem opgepakt omdat hij ervan pd verdacht spionage te verrichten voor |egeallieerden. Bouwense maakte deel uit Nn een verzetsgroep. Hij fotografeerde jfschutsstellingen in de duinen, parbewegingen op het Kanaal door Walcheren, de invasievloot. Via een ietwerk werd het materiaal dat hij Nrzamelde naai- Engeland gesluisd. In de toner van 1942 liep het mis. Hij kwam in jpntact met een marinier, die hij als prader zag maar die elders binnen het pet aanvankelijk vertrouwen bleef genieten. Nadat de marinier tenslotte toch p ontmaskerd en door een verzetsgroep pDrenthe was geliquideerd vond de ptiitse Sicherheitsdienst bij de gedode man p notitieboek waarin de naam van Bouwense was genoteerd. Daarmee waren fc Duitsers hem op het spoor gekomeri. Pjdens een tocht naar Zevenbergen pakte pNederlandse marechaussee hem op, op pnwijzing van een man die van zijn komst op de hoogte was. „Ik heb dat niet als Orraad ervaren. De man die mij heeft ^gegeven had een heel sterke band met n moeder. Ze hadden gedreigd haai- voor |n ogen dood te martelen als hij niet zou raten. Hij heeft me later huilend om wgiffenis gevraagd. Ik vond dat hij mij 'et had verraden." uftwaffegericht ouwense werd naar Breda gebracht. Men robeerde hem via de schijnexecutie te [ron praten. Later, in een cel in Haaren, ,era daar nog eens mee gedreigd. Hij Joeg. Nadat hij negen maanden in Haaren »d gevangen gezeten, werd hij in april jar Utrecht overgebracht. Daar werd hij «[gehouden tot zijn proces voor het JRwaffegericht, in juli 1943. Er was geen en er was geen bekentenis. En in te volgde er ook geen veroordeling, thans geen vonnis op grond waarvan juwense begreep wat hem te wachten roid. 'Abtrennen', luidde het oordeel van F rechters. the maanden daarna zou hij gewaar Wen wat 'abtrennen' inhield: uit de gatschappij verwijderd worden, [gesneden van alles en iedereen, ontdaan «jen van naam en indentiteit. .raoemenis °P aarde. Hij had in de ngenis wel eens gehoord over Duitse ®tpen. Had er ook wel eens over gepraat temand die in zo'n oord was geweest en hem had verteld van de crlatenheid die daar heerste. Die hem BlanHZegd a^ dij ar ooit zou „...en, op zijn knieën naar een cel in de s zou willen terugkruipen. - - was er niet door uit het veld eva5en Hij stelde zich voor dat ?enen in een kamp in ieder geval in P. A. Bouwense: Het is niet goed als je het verleden blijft herhalen. de buitenlucht waren. Je was dan niet vrij, maar je zat niet meer tussen vier muren, beeldde hij zich in. Dat de tijd verdreven zou moeten worden met werken, dat kwam hem niet als afschrikwekkend voor. Schone schijn Zijn illusie bleef nog even in stand. Hij werd in Utrecht op de trein gezet, samen met andere gevangenen, in eerste klas wagons. De Duitsers hielden, daar op het station, enige schone schijn op. Bij aankomst op het stationnetje van Rothau, in de Franse Vogezen, zagen ze daar geen noodzaak meer toe. De gevangenen werden de wagons uitgeslagen en vrachtwagens opgeschopt waarmee ze naar Natzweiler werden vervoerd. Om daar het welkomstwoord van commandant Kramer met diens verwijzingen naar de poort en de schoorsteen aan te horen. Natzweiler. Barakken tegen een noordelijke berg met een helling van dertig graden. Barakken op terrassen. Aan de voet van het kamp het crematorium en daarnaast, op enige afstand, de bunker, een gevangenis in de gevangenis. Ruim duizend gedetineerden waren in het kamp op elkaar geperst binnen de omheiningen van prikkeldraad. Bouwense is er in het voorjaar van dit jaar terug en hij geeft uitleg. We gaan langs een pad, omgeven door prikkeldraad, door de gevangenen cynisch aangeduid als de rozentuin. We staan aan de rand van het ravijn van de dood, waar bewakers vanuit hun houten wachttorens spelenderwijs het vuur openden op de gevangenen. De enig overgebleven barak is ingericht als museum. Veel jonge mensen lopen er, stil kijkend naar de op foto's vastgelegde gruwelen. Een beeld van een meisje op wie medische experimenten zijn uitgevoerd. Lachende Duitse militairen rond een man die aan de galg het gevecht met de dood verliest. Betegelde kuipen met naakte lichamen. Stapels lijken, als vodden neergesmeten. Bouwense citeert uit de geloofsbelijdenis de zin over de wederopstanding des vlezes. „Hier in het kamp, met overal uitgemergelde lijken, is mijn geloof in God voorgoed veranderd", zegt hij vlak. „De wederopstanding der doden, daar- kan ik me sindsdien geen voorstelling van maken. De christelijke leer, waarin ik ben opgevoed, is niet toereikend." Nacht und Nebel Ze stierven van uitputting en van ondervoeding. Ze stierven bij honderden, bij duizenden. De mannen met de driehoek op hun kleding. Een rose voor homoseksuelen, een zwarte voor asocialen, zwarthandelaren, een groene voor misdadigers, een rode voor politieke gevangenen. Op de rug een kruis of een cirkel, bij wijze van schietschijf. Bij velen, op beide knieën een N. Een N voor Nacht en een N voor Nebel. Pieter Adriaan Bouwense, wiens naam was vervangen door het nummer 5565, droeg de lettertekens van Nacht und Nebel. Hij was ingedeeld bij het leger van verdoemden, wier identiteit moest oplossen, die tot het naamloze niets dienden te worden getransformeerd. Het Nacht und Nebel-Erlasz, op 7 december 1941 getekend door veldmaarschalk Wilhelm Keitel, berustte op een order van Hitler, die persoonlijk nauwlettend toezag op de formulering van het decreet. Het diende ter afschrikking. De bedoeling was familie, vrienden en bekenden over de verblijfplaats en het lot van de Nacht- und Nebel-gevangenen in het ongewisse te laten. Elke vorm van contact werd onmogelijk gemaakt. Stierf een gevangene, dan werd de familie niet op de hoogte gesteld. De NN-gevangenen werden gereduceerd tot nul komma nul. Voor de bewakers van het kamp Natzweiler betekende het dat ze hun gang konden gaan. Een aantal speelde met overtuiging voor satan. Bouwense heeft er weet van gehad. Hij maakte kennis met een spelletje dat als volgt ging: een bewaker pakte een gevangene de muts af, gooide die in het prikkeldraad en gaf het bevel de muts terug te halen. De gevangene die daaraan voldeed, werd neergeschoten. 'Auf der Flucht' erschossen, zoals dat heette in de taal waarvan veel woorden door de nazi's van een nieuwe betekenis waren voorzien. Bouwense: „Toen ik dat bevel kreeg, wist ik wat het gevolg zou zijn. 'Dan maar liever een pak slaag,' dacht ik. Wie het niet wist, kon op die manier zomaar aan zijn eind komen. De bewakers konden zo het vuur openen op iemand die te dicht bij het prikkeldraad kwam. Verdorven was het." Galgen De dood kwam voor velen en kende talrijke verschijningen. Op de eerste kerstdag van 1944 werd Bouwense met een groot aantal medegevangenen gedwongen getuige te zijn van het ophangen van twee mensen aan galgen, die centraal in het concentratiekamp stonden opgesteld. „Later heb ik meegemaakt dat een jonge jongen werd opgehangen. Het lukte niet goed. Zijn voeten raakten net de grond waardoor zijn doodsstrijd verlengd werd. De militairen stonden erbij te schateren. Hoe je omgaat met zulke beelden? Je probeert er niet meer aan te denken. Een mens ondergaat een aanpassingsproces dat gericht is op overleven. Je leert in het kamp datje door niets moet opvallen. Je ontwikkelt een bepaalde eigenschap, waarbij je niet teveel denkt aan wat achter je ligt. Daar is een woord voor. KZ-fahig. Je doet routine en kennis op om steeds een dag verder te komen. Je leeft om de avond te halen en dan haal je de ochtend ook wel." De dood kwam door uitputting in de steengroeve, in de groepen die stenen moesten vervoeren of hout zagen, door tyfus, door ondervoeding, door medische experimenten. Door straf. Bouwense was één van de mensen op wie werd uitgeprobeerd hoe een onderkoelingsproces ongedaan gemaakt kan worden. Hij werd bij tientallen graden onder nul in de sneeuw gezet en vervolgens onder een hete douche. De aldus opgedane kennis kon van pas komen aan het Oostfront. Hij werd bestraft omdat hij te laks was geweest bij de demontage van vliegtuigmotoren. Moest drie dagen zonder eten in een vliegende storm sneeuwruimen. Franse burgers, die in de buurt werkten, wiepen hem enkele malen vanuit een keet een half brood toe. Het redde zijn leven, tot grote verbazing van de mensen om hem heen aan wie hij niet durfde vertellen hoe hij overeind bleef. Gaskamer De dood kwam ook uit Struthof. een gehucht op een kleine kilometer van Natzweiler. Daar was een gaskamer, in een gebouw tegenover het hotel waar de Duitsers een onderkomen hadden. Bij de gaskamer een betegelde kuip waar lichamen in formaline werden bewaard. Het anatomisch instituut in Straatsburg plaatste er bestellingen: zoveel armen, zoveel hoofden. De Duitsers leverden. Vanuit Natzweiler, vanuit Struthof. Bouwense wist van de gaskamers. Een jonge zigeuner, die op wonderlijke wijze met beschadigde longen het gas had overleefd, vertelde hem erover. In mei 1994, als hij terug is op de plekken van toen, is het kil. Flarden mist waaien over de bergen. „Natzweilerweer", zegt Bouwense. We volgen het spoor terug. Gaan naar het station van Rothau waar hij destijds aankwam. Lopen in Struthof in het gebouw met de gaskamer. Blikken door het kijkglas dat de beulen gebruikten om te zien hoe het gas de op elkaar gepakte mensen deed sterven. We lopen door het verlaten concentratiekamp Natzweiler, dat rond het middaguur niet toegankelijk is voor bezoekers. Bouwense herinnert zich hoe ze in een wasruimte met een aantal om een man heen zijn gaan staan die mooie tatouages op zijn lichaam had. „Daar zochten ze naar. Van de huid maakten ze lampekappen. Wij sloten hem zo in, dat hij niet gezien werd. Hij haalde uiteindelijk de bevrijding." Bullepees We gaan de bunker in, met cellen waarin een volwassene alleen gekromd kan staan. Zien de bok, waarop gestraften werden vastgebonden om hun portie slagen met de bullepees te krijgen. Afhankelijk van het vergrijp tussen de vijfentwintig en de honderd, waarbij het karwei werd afgemaakt, ook als de vastgebonden man al dood was. Men ging volgens de regels te werk. Honderd slagen is honderd slagen. Zoals men grondig bleef bij nadering van de geallieerden. In september werd Natzweiler ontruimd. In de maanden daarvoor had de schoorsteen van het crematorium roodgloeiend gestaan, dag en nacht. In de laatste dagen van het kamp werd een grote groep van de maquis, de Franse ondegrondse, naar Natzweiler gevoerd en daar vermoord en verbrand. Niettemin, er waren overlevenden en die moesten weg. Bouwense hoorde bij de groep die naar Dachau werd getransporteerd. Het eerste wat hem bij aankomst opviel, was het vlakke terrein. Na de moordende helling van Natzweiler een verademing. „Heel prettig was dat", weet hij nog. Maar: ook Dachau was een kamp van honger, ziekte en dood. Men kende er in die dagen het Himmelfahrtcommando dat niet- geëxplodeerde vliegtuigbommen moest demonteren, men kende tyfus en cholera. Bouwense kwam er doorheen. Door zich te verstoppen en met hulp van een kapelaan, die hem enige tijd een ziekenbarak wist in te krijgen. Op 29 april 1945 verschenen de Amerikaanse stoottroepen in Dachau. Onwezenlijk „De reacties op hun komst waren verschillend. Huilen, dansen, krijsen, stokstijf staan zonder ergens uiting aan te geven. Ik kon niet huilen, lachen of schreeuwen", zegt Bouwense. „Ik moest me langzaam voorstellen dat ik vrij was. Het idee datje kon gaan en staan waar je wilde, dat was zo onwezenlijk." Hij keerde terug naar Nederland, een moeizame tocht, zonder steun van de Nederlandse autoriteiten „Ik leef en ben gezond en ik kom spoedig", had hij Bijn verloofde in Engeland laten weten. Hij leefde, maar hij was niet gezond en hij kwam niet spoedig. In Nijmegen werd hij in quarantaine gebracht, in Bergen op Zoom zakte hij in elkaar en hervond het bewustzijn op het biljart in de stationsrestauratie. Zo verliep zijn terugkeer naar Middelburg. Toen hij daar op 4 juni 1945 tenslotte aankwam, had hij niets meer. Geen huis, geen inboedel. Alleen het Amerikaanse uniform en de laarzen die hij op de terugreis had gekregen. Een feestelijk welkom was er niet bij. Zeeland bezuiden de Oosterschelde was al bevrijd toen hij in Dachau zat. „Nierrfand trok zich iets van ons aan", zegt hij. Er was geen begrip. Niet bij de autoriteiten die aanstonds na de bevrijding weer aan het millimeteren waren geslagen over van alles en nog wat en die beter konden herdenken dan gedenken. Bouwense keerde terug in een wereld waar formaliteiten golden die hem als lachwekkend voorkwamen. De school, daar voelde hij zich nog het meest thuis. Onbevangen Kinderen hebben hem gered. „Men herstelt zich niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Dat laatste is moeilijk", zegt hij afstandelijk. „Mijn omgang met de kinderen op school heeft me daarbij geholpen. Daarom heb ik destijds geweigerd me te laten afkeuren. Omdat ik dat als een capitulatie zag, terwijl de overlevenden toch hebben gewonnen. We hadden dood gemoeten. Dat is niet gelukt. Maar er speelde ook mee dat mijn werk me goeddeed. Kinderen zijn onbevangen. Ik had wel buien dat de muren op me afkwamen. Als ik dan even naar buiten liep, werkten ze gewoon rustig door. Ze voelden het feilloos aan, zonder dat het onder woorden gebracht hoefde worden." De verloofde die hij destijds het bericht stuurde over zijn spoedige thuiskomst werd en is zijn vrouw en de moeder van zijn twee zoons. Hij heeft zijn gezin nooit tekort willen doen en heeft dan ook dingen ondernomen. Heeft gezocht naar ontspanning op het strand en her en der kamperend. Pas toen zijn zoons tegen de twintig liepen, heeft hij met ze kunnen praten over de oorlogsjaren. „Pas toen kon ik het gesprek over het verleden aan. Men heeft mij nooit huilend aangetroffen, maar er waren wel symptomen. Teruggetrokkenheid, een hele avond zwijgen; denken: 'wat zitten de mensen toch te ouwehoeren'. Ik heb ook een hekel aan feestvieren. De natuur, daar heb ik plezier in. Ronddolen met een fles water en een stuk brood." Wintersport De kou van Natzweiler heeft hem blijvend afkerig gemaakt van de winter en de geneugten van dat jaargetijde. Hij vertelt grijnzend hoe een dame hem eens op een gekunsteld toontje aansprak en meende: „De wintersport, dat z^u nou echt iets voor u zijn, mijnheer Bouwense." Waarop hij haar vertelde dat hij al eens was geweest. In Frankrijk. Veel sneeuw, prachtige afdalingen, goed van de kost en een mooi onderkomen. In Natzweiler dus. Zij kende de plaats niet, maar zou zeker eens informeren. „Ik ben benieuwd of ze al wat wijzer is geworden", ze Bouwense opgewekt. „Ik vermoea eerlijk gezegd van niet." Zijn kijk op de mensen, op de wereld, is niet zwartgallig. Hij formuleert daar behoedzaam over. „Ik ben voorzichtiger geworden bij het kiezen van mijn vrienden; vooral in de eerste jaren na de oorlog had ik weinig vertrouwen in mensen. Velen zijn in staat tot de dingen die ons in de kampen zijn aangedaan, maar niet iedereen. Er zijn ook Duitse militairen geweest die het niet aankonden. De wereld, dat zijn wij. Daar ben je deel van. Als de hele wereld rot is, dan deug je zelf ook niet. Je moet zo goed mogelijk, met vallen en opstaan, functioneren en je je medemens voor ogen houden. Die heb je nodig. Een mens alleen bestaat niet. Dat kan niet. Je hoedanigheden worden je verteld door je medemens. Het verleden, daar moetje niet te veel aan vasthouden. Je moet proberen de fouten op te sporen en zien wat je daaraan kunt doen. Het is niet goed als je het verleden blijft herhalen, als je er een repetitie van maakt." Vanaf de voet van de berg waarop het concentratiekamp Natzweiler ligt, staande voor het crematorium, kijken we omhoog naar het Franse nationale oorlogsmonument. Een vlam waarin een uitgemergelde gestalte is te ontwaren. Bouwense slaat het aanbod af om met de auto naar boven te rijden. Nog één keer wil hij de afstand op eigen kracht afleggen. Met vaste tred loopt hij bergopwaarts. Vierkant. Kaarsrecht. Daar loopt een overwinnaar. A. J. Snel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 23