Domburgs tweede fin de siècle PZC TOEN en NU 21 DONDERDAG 8 SEPTEMBER 1994 Het donkere borstbeeld is zo onopvallend, of misschien wel zo vertrouwd, dat zelfs mensen die Domburg goed kennen het niet een- twee-drie weten te vinden. Toch staat het op een prominente plek, midden op het pleintje dat bekend staat als 't Groentje. Vandaar overziet dokter Johann Georg Mezger (1838-1909) het zomerse vakantiegewoel. Aan zijn rechterschouder de drukke Ooststraat met zijn winkeltjes en restaurants, links het onlangs herbouwde Badhotel dat de Domburgers in zijn tijd aanduidden als een paleis in het bos. Met opgetrokken wenkbrauwen aanschouwt de besnorde societydokter de drommen toeristen die dagelijks over de Domburgseweg het badplaatsje binnenstromen. „Hoe heeft het ooit zo ver kunnen komen lijkt hij zich vertwijfeld af te vragen. Wie weet stond hij een eeuw geleden - maar dan in levende lijve - op precies dezelfde plek en begroette hij hartelijk de adellijke klanten die hem naar zijn zomer verblijf waren nagereisd. Mezger, zoon van een Duitse slager die naar Nederland was geëmigreerd, was een van de be roemdste geneesheren van zijn tijd. De wonderdokter met de gouden duimen werd hij genoemd, vanwege zijn befaamde massages. Prinsen, koningen, gravinnen en baronnen behoorden tot zijn vaste cliëntèle. Hij praktizeerde in het Amsterdamse Am- stelhotel. Het was er een komen en gaan van vorstenhuizen, schrijven William Rot huizen en Adriaan Venema in 1978 in de Haagse Post: „Het Europese politieke evenwicht leek zich naar de hoofdstad der Lage Landen te hebben verplaatst en een spotprent in het Handelsblad toonde vorst Bismarck, die zich tot Mezger wend de met de woorden: Ik meende dat ik de macht in handen had, maar gij zijt het, gij hebt de souvereinen van Europa onder den duim." Deze Mezger, huisarts van de belangrijkste en rijkste families van Eu ropa, kwam in de zomer van 1885 voor de eerste keer naar Domburg. Hij was getrouwd met de Middelburgse Pieternella Borsius en zijn schoonfamilie had hem gewezen op het rustige Walcher- se badplaatsje in de duinen. Na de eerste kennismaking besloot hij er een zomer verblijf te bouwen waar hij ook praktijk kon houden. Villa Irma verrees. Veel van Mezgers aanzienlijke klanten volgden hem naar Domburg. Bankiers, fabrikan ten en adellijke families zetten er even eens kapitale villa's neer. Welke Domburger heeft nooit gehoord van koningin Elisabeth van Roemenië Onder de naam Carmen Sylva ('het zin gende woud') schreef zij boeken en zo doopte de Duitse fabrikant Erbschloe zijn Villa Maria nadat de vorstin daar in de zo mer van 1889 een tijdje had gelogeerd. Carmen Sylva is het laatste kapitale Domburgse buitenverblijf dat nu nog overeind staat. Toen Mezger naar Domburg kwam, be stonden al wel het Badhotel en het Badpa viljoen. Het laatste gebouw onderging in 1889 een grondige gedaanteverwisseling en ook voor het Badhotel braken pas na 1885 gouden tijden aan. Volgens Rothui zen en Venema kende Domburg een oer- Hollands fin de siècle: dezelfde tijd van verfijning en decadentie die elders het ein de van de 19e eeuw kenmerkte, maar dan zonder de bijbehorende schandalen, rui sende balzalen en bordelen. De publicis ten vergeten voor het gemak dat een groot deel van de Domburgse bloeiperiode zich ook na de eeuwwisseling uitstrekte. Toen pas kwamen de kunstenaars naar Dom burg, behalve door de mooie omgeving na tuurlijk vooral aangetrokken door de ka pitaalkrachtige klantenkring van Mezger. Hun verhaal is even vaak verteld als dat van de beroemde dokter, zeker in dit jaar waarin het Badhotel is heropend en wordt herdacht dat de schilder Piet Mondriaan vijftig jaar geleden overleed. Want Mon driaan was een van de kunstenaars die Domburg regelmatig bezocht, op uitnodi ging van Jan Toorop, die er vanaf 1897 zijn zomers doorbracht. Op Toorops initiatief werd elk jaar een zomerexpositie gehou den in een houten tentoonstellingsge bouwtje in de duinen. Behalve Toorop en Mondriaan deden daaraan schilders als Lodewijk Schelfhout, Henri Le Faucon- nier, Jan Sluijters, Jacoba van Heems- kerck en Charley Toorop mee. Aan het begin van de eeuw had het Wal- cherse badplaatsje niet alleen een beken de naam gekregen in de Europese society, ook de kunstenaarswereld wist het vlekje op de kaart te vinden, nadat in 1910 een Amsterdamse criticus had gewezen op de 'triomf van Domburg'. Na de Eerste Wereldoorlog waren de hoog tijdagen voorbij. De adel, die na het over lijden van Mezger in 1909 nog elk jaar pre sent was, bleef meer en meer weg en sinds het begin van jaren twintig zijn in Dom burg ook niet meer zo veel beroemde kun stenaars gesignaleerd. Toch bleef het chic om er op vakantie te gaan. Er bestond nog steeds een wereld van verschil tussen de Domburgers en de badgasten. Wel trok Domburg steeds meer dagjesmensen, een categorie vakantiegangers die in 1908 nog werd verafschuwd. Dat blijkt uit het ge dicht van een badgast dat op 15 augustus in het Domburgsch Badnieuws verscheen: Een verzoek Domburg met Uw paalhoofden-stranden, Wilt Ge mij Uw woord verpanden, Dat Gij en Uw Hoogen Hill, Need'rig blijven zult en stil Blijf groot in Uw isolement, Doe net of gij geen luxe kent; Aap niet na wat anderen doen, Maar poch gerust op Uw fatsoen' Ook op Uw Kurhaus-Paviljoen, En op Uw' buitens in het groen Blijf met heilig vuur verwenschen. De dubbeltjes der dagjesmensen. Reserveer voor hen één pier' Schenk ze desnoods gratis bier, Of laat ze rijden met de vier - Maar - houdt ze liever nog van hier De rijke lui vermaakten zich kennelijk al leen zolang hun weelde exclusief was. Het contrast met de arme en eenvoudige Domburgers moest blijven bestaan. „Vroeger keek je tegen de badgasten op" herinnert P. Provoost (84) zich. Als elfjarig jongetje rende hij als ballenjongen over de tennisbaan, een paar jaar later werd hij piccolo in het Badpaviljoen. „Als er een lampionoptocht werd georganiseerd, was dat enkel voor de gasten. En een tennistoernooi Daar deed je niet aan mee. Dat kwam niet in je op. Werd je niet voor gevraagd ook. Als het dansavond was in het Paviljoen, dan stonden de Domburgers te kijken hoe alles ging. Zelf mochten ze niet naar binnen, want je moest wel lid zijn of geïntroduceerd wor den. De badgasten kwamen daar dan aan in avondtoilet en wij stonden ons aan die kleding te vergapen." Maar het waren de naweeën van een tijd die op het punt stond te verdwijnen. De Tweede Wereldoorlog ruimde de restan ten van het verleden definitief op. De luxe gebouwen werden vernietigd, gesloopt of stonden op instorten nadat in de koude oorlogsdagen al het hout er was uitge haald. En de welgestelde badgasten, hoofdzakelijk Duitsers, keerden voorlopig niet terug. En toen ze terugkwamen, wa ren ze veranderd. Minder onvriendelijk en hooghartig, aldus Provoost, maar veel on beschaamder. slordiger en talrijker. Aan het begin van de jaren tachtig was van het mondaine Domburg van weleer zo goed als niets meer over. De meeste villa's verdwenen, het Badhotel gesloten en bouwvallig, het Badpaviljoen vervallen. Alleen Carmen Sylva stond er nog indruk wekkend bij, maar tot op de dag van van daag bijna altijd met de luiken gesloten. Als de ogen van een prinses die pas open gaan wanneer de eerste prins terugkeeit. Een jaar of zeven geleden besloot het ge meentebestuur dat het zo niet langer kon. Domburg was een ordinaire badplaats ge worden die zich in bijna niets meer onder scheidde van Zandvoort. Noordwijk of Re- nesse. De oude luister moest worden her steld. In maart 1989 publiceerde het Bureau voor Ruimtelijke Ordening Van Heese- wijk bv het rapport Sterkte-zwakte ana lyse van Walcheren. Toeristisch-recrea- tief actieplan, dat deze visie ondersteun de. Onomwonden werd vastgesteld: „Wal cheren en met name Domburg wordt en werd een aantrekkelijke lokatie bevonden om te schilderen, mede vanwege de bij zondere lucht en bewolking boven het schiereiland. Met name in vroeger tijden genoot Domburg een reputatie bij nu be roemde kunstschilders, zoals bijvoor beeld Mondriaan. Domburg buit zijn re putatie op dit gebied onvoldoende uit." En: „Domburg moet zich met name rich ten op de aandacht voor gezondheid van lichaam en geest in kuuroordsfeer Een hoogwaardig aanbod met relatief lu xueuze voorzieningen dient hieraan ge koppeld te worden." Plicht Oftewel: de toekomst ingaan met het ver leden in gedachten. Burgemeester drs H. W. Hietkamp knikt instemmend. „Het is onze plicht het verleden te vertalen in het hedendaagse. Het 19e eeuwse aan trekkelijk kleden in een 20e eeuwse jas. zou je kunnen zeggen." Het beleid van de gemeente werd bepaald door een voortdu rend gevecht tussen drie uitgangspunten, vertelt Hietkamp. Het welzijn van de ei gen bevolking, de bescherming van de na tuur en het 'recreatief gebeuren'. „Die driehoek is op ieder initiatief gelegd," De burgemeester schetst de verworvenhe den van het ingezette beleid. Meest in het oog springend is het nieuwe Badhotel, vijf sterren en compleet met koopapparte menten. Bijna even opvallend is het Marie Tak van Poortvliet Museum, een replica van het houten tentoonstellingsgebouw tje van Toorop dat na zware stormen in 1921 en 1922 was gesloopt. „Dat Mon- driaanjaar werkte natuurlijk als een extra pressure cooker. Het was niet makkelijk, hoor. Dat museum heeft de stichting Ma rie Tak van Poortvliet er met hulp van de gemeente echt uitgeperst." In volle gang is verder het toeristisch-re- creatief infrastructuur-project (TRIS) dat tot doel heeft het gebied rondom het Bad hotel op te knappen. De Badstraat is her ingericht, in september gaat het Nehalen- niaterrein op de schop. Het moet een kuurtuin-achtige omgeving worden waar mensen weer kunnen flaneren. Ook de Mantelinge tussen Domburg en Oostka- pelle moet een rustig wandelgebied wor den. De badplaats richt zich voortaan op een publiek van ouders met kinderen en vijftig-plussers. Het aanzicht van Domburg is onmisken baar ten goede veranderd, maar de vraag is of de oude luister ook is hersteld. Luxe voorzieningen trekken niet noodzakelij kerwijs een chique en beschaafd publiek. Dat vindt ook Provoost. „De sfeer was vroeger anders. Het was veel fijner dan nu. De badgasten lopen tegenwoordig rustig in spijkerbroeken met van die rafels eraan en de knieën bloot. Dat hoort toch niet op een badplaats Ik ben natuurlijk ouder wets, maar ik zie mensen liever netjes ge kleed." Hoi Het Badhotel vindt hij mooier dan vroe ger, duur ook, maar daarmee houdt het wel op. „Ik ben er laatst geweest. Dan staat daar zo'n piccolo, zeg maar. 'Hoi', zegt-ie tegen mij. En even later komt er een dame in een auto. met koffers, duide lijk een gaste. 'Hoi', zegt-ie weer. Ik was vroeger altijd heel beleefd. Je zei: 'Goe denavond mevrouw' of 'meneer'. Ik kan het niet helpen, maar ik vind dit gewoon een beetje onbeschoft. Je weet toch niet wie iemand is Ziet het Badhotel er tenminste weer pico bello uit. het tegendeel kan worden ge zegd van het Badpaviljoen. Het statige ge bouw van weleer gaat verborgen achter een aanbouw van glas en rottend hout. „Het is helemaal verpauperd", moppert Provoost. „De noordkant is gewoon bouw vallig." Ook Hietkamp ziet het met lede ogen aan. „Er moet nodig iets gebeuren. Alleen, je kunt als overheid wel wat, maar niet alles. We kunnen stimuleren, verbieden en con troleren, maar de eigenaar moet wel de be reidheid en het vermogen hebben om iets te doen. Wij hebben het verschillende ke ren tegen hem gezegd, maar er zit geen schot in de zaak." Krampachtig Het Marie Tak van Poortvliet Museum is misschien de meest resolute poging om het roemruchte verleden te doen herle ven. Met krampachtig resultaat. Het staat niet zoals vroeger in de duinen, maar ver scholen op een pleintje achter de Oost straat. Wegens geldgebrek is van de bouw plannen van architect Cees Dam voorlo pig alleen het Tooroppaviljoen gereali seerd: de reconstructie van het oude ten toonstellingsgebouwtje. Een half mu seum eigenlijk en uitgerekend de helft die niet als expositieruimte was bedoeld. Het had een receptieruimte moeten worden en in het Mondriaanpaviljoen - de andere helft - zouden dan schilderijen komen te hangen. Nu de bouw van het tweede deel voor on bepaalde tijd is uitgesteld, moet het Toor oppaviljoen dienst doen als expositie ruimte. Hoewel dit een replica is van het tentoonstellingsgebouwtje uit 1912, is het eigenlijk niet geschikt om kunstwerken in op te hangen. De grote, hoge ramen laten aan alle kanten zonlicht binnen en dat is funest voor schilderijen en vooral prenten. Er komen dus gordijnen voor te hangen en binnen zal de lichtsterkte tot een sche mertoestand worden teruggebracht. Bij komende problemen zijn de beveiliging en de klimaatbeheersing. Het lijkt erop alsof de 20e eeuw hier in een 19e eeuw jasje is geperst, zij het dat deze moeilijkheden zijn verholpen als ooit het Mondriaanpa- viljoen nog wordt gerealiseerd. Toeval Zo probeert Domburg zich weer te profile ren als een badplaats van standing, strui kelend tussen heden en verleden. Op tijd voor een nieuw spraakmakend fin de siècle Burgemeester Hietkamp sluit het niet uit. „Wij kunnen alleen de voorwaar den scheppen die autonome ontwikkelin gen mogelijk maken. Een kunstenaar kan je hier niet neerzetten en zeggen: 'Gij zult hier werken'. Het toeval speelt daarbij ook een rol. En of het in de naaste toekomst ook zo zal gaan Ik hoop het vurig. Ik heb niet de illusie dat er weer vorstenhuizen hierheen komen, maar ik hoop zeker dat er weer kunstenaars in Domburg komen wonen en werken. Nu al zie je dat anti quairs hier steeds vaker komen en dat amateurkunstenaars tentoonstellingen houden. Dat is spontaan ontstaan en ik juich dat toe." Ernst Jan Rozendaal fotografie Ruden Riemens Ontwerp directie heidemij advies VERMEER GROND EN WEGEN BV Uitvoering

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 21