Van paradepaardje tot financiële molensteen Handen moeten uit de mouwen Oosteuropese windjammers Eendracht SAIL'94 schikken over de ware ondernemers geest, waaraan het te danken is dat de windjammers het tussen pakweg 1880 en L920 hebben volgehouden in concurren tie met de explosief groeiende stoom vaart. Wiet één eigenaar van een windjammer neeft het ooit gemakkelijk gehad. De eer ste ijzeren zeilschepen komen zo rond 1880 in de vaart. Het zijn produkten van de industriële revolutie, staaltjes van zeiltechnisch vernuft. Hun voorgangers, de houten klippers, meten gemiddeld 45 meter, de windjammers reiken tot meer dan honderd meter. Ze worden oneerbie dig 'bewegende pakhuizen' en 'drijvende voorraadschuren' genoemd, zoveel la ding kunnen ze verstouwen. Dat is hun kracht. Veel meer dan de gaatjes opvullen in de wereldhandel, kunnen de windjammers toch niet. Stoomschepen hebben in 1890 al 70 procent van de transatlantische vrachtvaart in handen. Windjammers moeten het hebben van veraf gelegen, moeilijk bereikbare gebieden, zoals Chili en Australië. Vooral Chili is een 'geliefde' plaats van bestemming. Tientallen sche pen verdringen zich voor de havens om meststoffen, Chilisalpeter, te mogen ver voeren naar Europa. Hoe marginaal het zeilvaartbedrijf is, blijkt op de Chili-reizen. Weken, soms maanden moeten de schepen op lading wachten. Zeelieden zijn moeilijk te krij gen. Shanghaien is gebruikelijk; schepe lingen dronken voeren, aan boord bren gen en snel uitvaren. De slechtste reders, de eigenaren van 'helleschepen', beknib belen op alles, op proviand, op de uitrus ting, op de bemanning. En dan moet de beruchte Kaap Hoorn op het uiterste puntje van Zuid-Amerika nog worden gerond. Vliegende storm is daar regel. Kommer en kwel-verhalen over de grote zeilvaart zijn er legio, maar er zijn ook goede ondernemers. Reders die slim en professioneel te werk gaan. Zij stellen ho ge eisen, aan schip en bemanning. Zo kan het ook. Twee rederijen leveren het bewijs; Laeisz in Hamburg en Bordes et Fils in Nantes. Zij houden zich niet bezig met de wilde vaart. Zij bouwen een markt op, zetten in Chili eigen agenten neer en weten zich te verzekeren van ia- ding. zonder oponthoud. Hun organisa tie klopt als een bus. Zij treffen in elk ge val geen blaam voor de teloorgang van de zeilende vrachtvaart. Die is onvermij delijk. De bestaande eigenaren van tall ships kunnen qua organisatietalent een voor beeld nemen aan Laeisz en Bordes et Fils èn zeker aan de reder Gustaf Erikson. Hij bouwt in de jaren twintig een vloot van tweedehands windjammers op. Marie- hamn op de Alands-eilanden - tussen Zweden en Finland - is zijn uitvalsbasis. De Australische graanvaart is zijn spe cialiteit, de liefde voor de grote zeilvaart is zijn drijfveer. Hij ontdekt een inkom stenbron die nog steeds kansen biedt: betalende passagiers met een nostalgi sche inslag. En hij houdt zelfs plezierreis- Een Russische windjammer meldt zich op de rede van Vlissingen. De gezagvoerder neemt onmiddellijk con tact op met de organisatie van Eurosail Antwerpen. „Ja, wij komen, maar wij wil len een hogere prijs." Hij krijgt zijn zin. Zijn schip staat al in alle informatie blaadjes. Windjammers, ooit gespeciali seerd in de wilde vaart, hebben de jacht heropend. De kapitein die deze stunt bij Eurosail Antwerpen heeft uitgehaald, vaart nog. Dat is zeker. Hij heeft snel geleerd hoe de markt van vraag en aanbod werkt. Hij moet wel. De Oosteuropese windjam mers zijn van paradepaardjes een finan cieel blok aan het been geworden van de eigenaren. Iedere gezagvoerder die zich dat niet realiseert, wacht vroeg of laat het lot van de Russische driemaster Mir. Een zichzelf respecterende kapitein wil voor alles voorkomen dat hij en zijn be manning aan de bedelstaf raken. Met de gezagvoerder van de Mir is dat wel ge beurd in Rotterdam. Zijn schip heeft maandenlang als de eerste de beste wan betaler doelloos in de Sint-Jobshaven gelegen. Het inderhaast opgerichte hulp comité Mir steekt de schuld op de com merciële man achter de Mir, de Duitser Uwe Koch. Hij zou een wurgcontract hebben afgesloten. Koch ontkent dat. Hoe het ook zij, niets ontslaat de kapi tein en de eigenaar - de zeevaartschool in Sint-Petersburg - van de zorg voor schip en bemanning. Groot geld Het komt in de grote zeilvaart opnieuw aan op geld verdienen, groot geld als het ?ven kan. Organisatoren van Sail-mani- festaties kunnen niet meer voor een dub- Oeltje op de eerste rang zitten. Commer cieel denkende eigenaren en gezagvoer ders zijn bereid de halve wereld af te rei zen om hun schip te 'verkopen'. Zij be- De Mir, een schrijnend voorbeeld van de teloorgang van windjammers. foto De Jong en'Van Es jes op de Oostzee, compleet met orkest, dansvloer, bar en zwembad. De hamvraag is of de 'losgelaten' Russi sche en andere Oosteuropese beheerders van windjammers er snel in slagen in het voetspoor van Erikson te treden. Uwe Koch van het boekingsbureau Inmaris Perestrojka in Hamburg denkt dat er voldoende emplooi te vinden is. Over de wereld zijn nog vijfendertig a veertig gro te zeilschepen. Daar moet naar zijn me ning een markt voor zijn. Tot een winstgevende onderneming zijn de windjammers echter nooit uit te bou wen, is Kochs verwachting, hoezeer ook geprobeerd wordt op de 'wilde vaart' aan inkomsten te komen. Op zeilschepen zijn 'te veel' vaste krachten nodig, die van de hoed en rand weten. Het groot onder houd is bovendien 'onbetaalbaar'. Subsi dies van de overheid en/of sponsorgelden zijn volgens Koch onontbeerlijk. Hulpcomité Juist daaraan ontbreekt het bij Russi sche en ook Oekraïense schepen. De Mir is het schrijnendste voorbeeld. Het schip kwam naar Rotterdam op basis van een mededeling van één Nederlander, die zei genoeg geld te kunnen vergaren voor een opknapbeurt van de Mir. Vervolgens bleek er niets georganiseerd en moest er een hulpcomité aan te pas komen om de bemanning te verzorgen. Koch heeft de zwarte piet toegespeeld gekregen in de Mir-affaire. Hij weigert die te accepteren. Hij is ingehuurd om reizigers te werven en van de opbreng sten betaalt hij de bemanning, proviand en kleinere reparaties. Zoals het een goed zakenman betaamt, heeft hij zich ingedekt tegen grote financiële risico's. Net als in de tijd van Erikson hangt het er dan vanaf hoe vindingrijk eigenaar, ka pitein en bemanningsleden zijn. De praktijk van Eurosail Antwerpen leert dat één telefoontje voor aankomst al de kassa kan doen rinkelen. Harmen van der Werf De meest doorgewinterde opvarende van de Eendracht is de kabouter op de boegspriet. Onverstoorbaar tuurt hij naar de horizon, terwijl de driemastgaffelschoener het water klieft. Zijn dikke jas beschermt hem tegen de elementen, maar ook als een gladde zeespiegel een weldadige zon weerkaatst tooit hij zich met een puntmuts. Hooghartig keurt hij het zware werk achter zijn rug geen blik waardig; het gehijg bij het hijsen van de zeilen lijkt hij niet meer te horen. Erg spraakzaam is hij ook niet, maar wie goed luistert kan hem een diepe wijsheid in zijn baard horen mompelen: „Varen kun je alleen ervaren." ZATERDAG 25 JUNI 1994 35 fotografie Lex de Meester kaar tolerantie moeten opbrengen. Ze le ren dat discipline geen vies woord is, er ontstaat een club waarin men van elkaar op aan kan en ze hebben gewoon ver schrikkelijk veel plezier." De beperkte ruimte is tegelijk de zwakte en de sterkte van een zeilschip. De opva renden zijn tot elkaar veroordeeld en dat dwingt haast tot grote saamhorigheid. Wie zich onttrekt aan de groep zal zich eenzamer voelen dan ooit, zeker als de naam van het schip Eendracht luidt. „Je vindt het leuk öf je vindt het niet leuk", stelt Standaert. „Een tussenweg is er bij na niet. De opstappers vormen in wezen ook één grote familie. Iedereen kent ieder een." Joop Sierevogel: „Je zit met zo'n he le groep mensen, maar je kweekt heel snel een band. Na twee dagen ken je elkaar en vormen al die verschillende karakters één geheel." Liefde Besmet met het virus, zo wordt het ge noemd. Het kost de Eendracht-fanaten grote moeite om hun passie voor het zei len goed te verwoorden. „Het is zoiets als liefde", probeert Sierevogel. „Daarover vragen ze ook: wat is dat? Het is gewoon een heerlijk gevoel als die zeilen omhoog gaan en je alleen met de natuur vaart. Maar het is vooral die hele sfeer." Uit liefde hangen daarom souvenirs als jachttrofeeën in het dagverblijf, staat de symbolische scheepsbel nog altijd'op de voorplecht te glimmen, zijn de belangrijk ste tochten op een muur in de 'theetuin' geschilderd en hebben enthousiaste reizi gers gedeelten van het schip mogen ver noemen naar hun plaats van herkomst: Kalverstraat, Park Santa Catalina, Dap perstraat. Daarom ook zit er een kabouter op de boegspriet. Domweg gelukkig. Rolf Bosboom VLISSINGEN fregat bark barkentijn Een kabouter op de boegspriet van Ne derlands grootste zeilschip - het lijkt een rake parodie op de schone vrouwege stalten die vaak als scheggebeeld dienen. Het is ook tekenend voor de situatie aan boord, waar op een speelse manier wordt omgesprongen met de eeuwenoude tradi ties. Wanneer het alle hens aan dek is zijn de gebruikelijke, hiërarchische verhou dingen nog wel te herkennen, maar daar buiten is de schipper of de opperstuurman nauwelijks te onderscheiden van de gas ten. Een uniform kom je er niet tegen. Gezellig zootje „Niks geen uniformen!", zegt opperstuur man Michel Standaert. „Het is hier ge woon vrijheid blijheid, ouwejongens kren tenbrood. Maar als ik in het dagverblijf ie mand vraag zijn peuk uit te maken, ge beurt dat ook. Ze voelen dan wel datje de meerdere bent. Maar vijf minuten later sta je weer met elkaar te kletsen. Eigenlijk is het gewoon een gezellig zootje en dat is ook de reden dat ik er nog steeds bij zit." De bemanning van de Eendracht bestaat uit dertien personen, van wie alleen de bootsman, de machinist en de kok be roeps zijn. De rest (de schipper, stuurlie den, kwartiermeesters, een arts) wordt ge put uit een bestand van vierhonderd vrij willigers, opstappers genoemd. Zij geven leiding aan, of liever: begeleiden, maxi maal 39 gasten en zorgen ervoor dat het schip vrijwel elke dag op zee is te vinden. In de schoolvakanties is de Eendracht het domein van de jeugd; daarbuiten kan ie dereen die er zo'n 150 gulden per dag voor over heeft het avontuur van het zeilen er varen. Trainees „Mensen die denken dat ze een cruise gaan maken, komen van een koude ker mis thuis", weet Standaert. „Die hebben echt zoiets van: dit nooit weer. Je wordt toch min of meer gedwongen te helpen bij de werkzaamheden aan boord. Je zit im mers met z'n allen letterlijk in hetzelfde schuitje." De gasten heten dan ook geen passagiers maar trainees, staan samen met de dertienkoppige staf op de monster rol en maken dus formeel deel uit van de bemanning. Met andere woorden: de handen moeten uit de mouwen, en niet alleen om de stoere zeebink uit te hangen. Het schrobben van het dek, het boenen van de wc's, het schoonhouden van de hutten, een helpen de hand toesteken in de kombuis - het hoort er allemaal bij. „Het gaat eigenlijk vanzelf, want je kunt nu eenmaal niet zo veel uren niets doen", kan de Middelbur ger Joop Sierevogel uit eigen ervaring ver tellen. „Ze vragen al snel of ze kunnen hel pen en als er bij het hijsen van de zeilen wat sterke mannen worden gevraagd, dan komen ze tevoorschijn. Even later wordt er dan om sterke vrouwen geroepen en die trekken dan echt tegen mekaar op." De 39 trainees worden ingedeeld in drie groepen. Die divisies staan onder leiding van een kwartiermeester, meestal iemand die zelf in het verleden trainee is geweest en daarbij blijk heeft gegeven van een gro te interesse en aanleg voor het zeilen. Standaert raakte op die manier ook bij het zeilen betrokken. „Ik was toen zelf stuurman derde rang en wilde zo'n tocht graag in mijn monsterboekje hebben. Voor het archief, zeg maar. Maar omdat ik vaarpapieren had kon ik gelijk in de wacht als stuurman, hoewel ik totaal geen sjoege had van zeilen. Maar dat leer je gaandeweg, het is gewoon een kwestie van vaak doen." Ploegendienst Omdat het schip continu vaart wordt er gewerkt in ploegendienst: vier uur op, acht uur af. Door de wacht tussen 16.00 en 20.00 uur te splitsen wordt voorkomen dat altijd dezelfde ploeg 's nachts de klos is voor de hondewacht. Tijdens de wacht is de stuurman verantwoordelijk voor de na vigatie; de kwartiermeester geeft vooral de instructies voor het hijsen en strijken van de zeilen. Orde is er dus wel degelijk en dat moet ook wel op een schip dat tien miljoen gulden heeft gekost. „Het gaat om teamwork in een goede ambiance", aldus de Vlissinger Frank van Willigen, die al tien jaar de naam van de Eendracht in Zeeland uit draagt. Sinds hij in maart met de vut ging kan hij zich bijna voltijds wijden aan het schip. „Het zeilen met zo'n ding vereist een strenge discipline tijdens het werk, maar na de wacht staat de schipper net zo goed in de kombuis af te wassen als ieder ander." Het is alweer bijna vijfjaar geleden dat de Eendracht haar eerste tocht maakte, ter wijl met pijn in het hart na vijftien jaar en 260.763 zeemijlen van de vorige Eendracht afscheid werd genomen. Van Willigen: „Het nieuwe schip was in het begin heel klinisch, maar het begint nu wat doorleefd te raken door het bloed, het zweet, de tra nen en de kots van de opvarenden. Zo hoort het ook, want het schip wordt toch gemaakt door alle zielen aan boord en door alle vreugde en verdriet die zij er heb ben beleefd." Ook de blikvangers, de eens zo smetteloos witte zeilen, zijn inmiddels getekend door al het verstelwerk. Toch bespeurt de bezoeker van de Een dracht nauwelijks enig verval. Integen deel, juist de onberispelijke staat waarin alles verkeert springt in het oog: de com mandobrug als zenuwcentrum voor de na vigatie, de hutten die kunnen tippen aan hotelkamers, de opslagruimte waarin al het afval keurig gescheiden wordt be waard, de zogeheten theetuin op de ach terplecht waar het bij mooi weer goed toe ven is en natuurlijk het dagverblijf, dat dienst doet als vergaderzaal, eetgelegen heid en dranklokaal. Discipline is de belangrijkste brandstof van de Eendracht. Daar worden zeker de jongeren, die de eigenlijke doelgroep van het schip vormen, van doordrongen. Van Willigen, haast lyrisch: „We hebben reizen met randgroepjongeren gehad, voor wie zoiets een compleet nieuwe beleving is. En dan zie je dat die mensen weer de guts krij gen om opnieuw te beginnen." Standaert heeft reizen meegemaakt met jongeren met wie aanvankelijk geen land te bezei len viel. „Maar als ze merken dat we hen serieus nemen gaan ze toch meedoen, om dat ze beseffen dat ze anders buiten de boot vallen." Tolerantie Van Willigen: „Iedereen aan boord, wie of wat hij ook is, wordt in zijn waarde gela ten. Omdat ze dagenlang met een groot aantal mensen op een kleine ruimte zit ten. merken ze dat ze ten opzichte van el- driemast-gaffelschoener zevenmast-gaffelschoener Van iedereen wordt verwacht dat hij of zij de handen uit de mouwen De eens zo smetteloos witte zeilen van de Eendracht zijn inmid dels getekend door weersinvloeden en verstelwerk. Op de voorplecht glimt de scheepsbel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 35