Han Reijnhout
Ook wie
niets te vrezen heeft, moet
bang zijn
PZC
Jan Holvast
is niet
verslagen
reportage
ZATERDAG 25 JUNI 1994 24
De overheid heeft een proces in beweging
gezet, dat haat kweekt tegen mensen met
een uitkering. Dat is misschien niet bewust
gebeurd, maar gebeurd is het wel. De
'inactieven' worden zo de paria's van de
samenleving. Doordat de overheid bovendien
het wantrouwen tegen die groep blijft
stimuleren, rolt de sneeuwbal verder." Jan
Holvast is er niet gerust op. Hij moest onlangs
het faillissement van 'zijn' Stichting
Waakzaamheid Persoonsregistratie (SWP) en
het Centrum voor Privacy-Onderzoek (CPO)
incasseren. Verslagen is hij echter allerminst.
Al bijna een kwart eeuw vecht de 53-ja-
rige Landsmeerder Jan Holvast tegen
ongeoorloofde inbreuken op de privacy.
Het onderwerp is voor hem nog steeds zo
actueel dat er weinig ruimte overblijft
voor een terugblik. Integendeel.
„Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig
had de overheid daadwerkelijk interesse
voor de privacy van de burger. Maar dat is
nu helemaal verdwenen. Heel duidelijk
blijkt dat bijvoorbeeld uit de uitspraak
van prof. Arie van der Zwan bij een toe
lichting op diens onderzoek naar bij
standsfraude vorig jaar: „Mensen die af
hankelijk zijn van de overheid hebben
geen recht op privacy." Volgens Holvast
geeft dit goed het huidige politieke kli
maat weer.
Ook het faillissement van zijn twee stich
tingen is een schrijnend bewijs van zijn
stelling. Het CPO verrichtte onderzoeken
in opdracht van bedrijven en overheidsin
stellingen. Daarmee verwierven Holvast
en zijn medewerkers de inkomsten om de
SWP te financieren, die met name burgers
hielp bij problemen rond privacy. Door
een gebrek aan betaalde opdrachten bij
het CPO kon het SWP-werk niet meer
worden betaald. En dat terwijl juist de
laatste drie jaar de burgers steeds meer
een beroep op die stichting deden.
Klikken
En nog steeds zijn er voorbeelden te over
die volgens Holvast de grenzen van het
grondrecht van de privacy verre over
schrijden. Zo was er onlangs het voorstel
van de Gemeenschappelijke Administra
tiekantoren (GAK) om zes 'klik-lijnen' in
het land te openen. Men kon die nummers
bellen om fraude met een uitkering aan te
geven. „Gelukkig is dat voorstel in het
parlement afgeschoten." Niettemin is de
overheid volgens Holvast de laatste jaren
bewust bezig een collectief wantrouwen te
creëren. Hoe dat kan ontaarden werd naar
zijn mening twee jaar geleden zichtbaar
na een onderzoek van de sociale dienst in
Groningen.
Volgens de voorlopige uitkomsten van
dat onderzoek onder slechts 78 van de ne
gentienduizend uitkeringsontvangers
fraudeerde eenderde (26 mensen). In de
landelijke politiek schreeuwde men toen
moord en brand. Aan het eindrapport
werd later echter nauwelijks meer aan
dacht besteed. Maar daaruit bleek dat het
waarheidsgehalte van de voorlopige cij
fers wel heel erg klein was: er waren
slechts dertien fraudeurs. Bovendien wa
ren alleen dossiers geopend van mensen
die al bekend stonden als 'potentiële' frau
deurs.
Gevaar
Een ander gevaar ziet Holvast in het
steeds vaker koppelen van de computers
van overheidsinstellingen. Hij geeft, als
voorbeeld de controle op de Wet Tweever
dieners: „Je vergelijkt iemands waterre
kening met die van zijn vermeende vrien
din. Als dan blijkt dat zijn verbruik nihil is
en het hare twee maal zo hoog, dan stellen
ze: die wonen samen. Maar het is geen be
wijs van samenwonen. Het is hooguit een
bewijs dat ze dingen samen doen."
Als een bevestiging van zijn vrees is on
langs bekendgeworden dat de overheid de
computers van de politie binnen een jaar
wil aansluiten op die van de Economische
Controledienst (ECD), de Fiscale Inlich
tingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de
Algemene Inspectiedienst (AID). De Wet
Persoonsregistratie en de Wet Politiere
gisters maken dat nu nog onmogelijk. Nog
steeds is voor de uitwisseling van informa
tie uitdrukkelijk toestemming nodig van
het openbaar ministerie. Straks is die con
trolerende 'zeef er niet meer.
Het ontbreken van controle komt Holvast
meer tegen. Bij voorbeeld bij de onlangs in
werking getreden beperkte identificatie
plicht. „Binnen drie maanden zal die in de
praktijk een algemene identificatieplicht
zijn geworden", verwacht hij. „Een duide
lijk voorbeeld overkwam mij persoonlijk
deze week nog. Ik was uitgenodigd voor
een vergadering op, nota bene, het minis
terie van justitie. De portier vroeg mij om
een identiteitsbewijs. Ik wees hem erop,
dat ik dat op grond van de wet niet nodig
had. Zijn antwoord: Dat maken wij wel
uit."
Een ander voorbeeld stond in een ingezon
den brief in een Nederlands dagblad.
Daarin meldde de schrijver hoe twee men
sen van de NS een passagier om zijn kaar
tje èn een identiteitsbewijs vroeg. De wet
stelt echter nadrukkelijk, dat pas een
identiteitsbewijs moet worden getoond
bij zwartrijden. De treinreiziger toonde
niettemin ook een identiteitsbewijs. Vol
gens de NS'ers was daarmee iets mis,
waarop de reiziger de trein werd uitgezet."
Als dit de effecten zijn van de wet, dan
moet die opnieuw ter discussie worden ge
steld, zo vindt Holvast.
Ook in de IRT-affaire vindt Holvast
rechtvaardiging voor zijn strijd. „Intern
barstte de bom omdat ongeoorloofde op
sporingsmethoden waren toegepast. Me
thoden dus, die de principes van onze
rechtsstaat overtraden. In de politieke be
handeling van deze affaire werd evenwel
nauwelijks gerept over de werkelijke aan
leiding. De discussie ging over de knullig
heid rond de procedures, niet over de on
derzoeksmethoden. Het parlement heeft
Jan Holvast: „Alleen door meer openheid hou je een samenleving van wantrouwen tegen."
door het benadrukken van fraude en cri
minaliteit in onze samenleving steeds va
ker toestemming om in de strijd daarte
gen alle middelen aan te wenden die zij
heeft. Die ontwikkeling lijkt niet meer te
stoppen. „De verhoudingen tussen mid
del en doel raken hierdoor zoek. Helaas
zijn we al in die spiraal terechtgekomen."
De voorbeelden over schending van pri
vacy zijn inmiddels zo talrijk, dat Holvast
moet erkennen dat de grens tussen ver
trouwen en wantrouwen in de samenle
ving inmiddels al is overschreden. Om de
ze negatieve spiraal te doorbreken wil de
man, die zijn strijd in een commercieel bu
reau voortzet, onder meer de burger op
zijn verantwoordelijkheden wijzen. „De
burger heeft de taak te kijken of die over
heid het wel goed doet. En gaat er iets
fout, dan moet dezelfde burger de over
heid terugfluiten. Maar dat geldt ook ten
aanzien van bedrijven. Er gebeurt te veel'
achter de rug van de burger om."
Deurpasjes
Zo stelt de techniek de werkgever in staat
ongemerkt mee te lezen wat zijn werkne
mer op de computer intikt. Deurpasjes
houden niet alleen onbevoegden uit het
gebouw of uit bepaalde ruimtes in het ge
bouw, maar tonen tevens wie zich waar
bevindt, bij voorbeeld hoe vaak iemand
gebruik maakt van het toilet. „Op zich
hoeven die methoden geen kwaad te kun
nen, maar je moet er wel heel duidelijke
afspraken over maken. Daarnaast moetje
als werknemer zorgen, datje de mogelijk
heid krijgt om te controleren of er geen
misbruik van het systeem wordt ge
maakt."
Ook de overheid zelf ontkomt niet aan een
drastische mentaliteitsverandering, zo
stelt de Landsmeerder. „Alleen door meer
openheid hou je een samenleving van
wantrouwen tegen. Tegenwoordig schijnt
openheid echter een vies woord te zijn ge
worden. Daarnaast speelt natuurlijk mee
dat veel overheidsmaatregelen dermate
ondoordacht zijn dat openheid op een
pijnlijke manier het falen ervan zou aanto
nen. Neem de bonus-malus-regeling in de
wao: werkgevers moeten een boete beta
len als ze iemand volledig arbeidsonge
schikt laten verklaren. Die regeling was
bedoeld om meer wao'ers aan een baan te
helpen. Het netto-effect, zo blijkt nu, is dat
het voor de werknemers negatief uit
pakt."
„Sollicitanten, die een sport als bergbe
klimmen beoefenen, worden door die re
geling niet gauw meer aangenomen. Dat
betekent dus, dat de wet niet werkt. Dan
moet je niet proberen de burger wijs te
maken dat het met die regeling ooit nog
wel goed zal komen. Dan moetje als over
heid de fout durven toegeven."
Holvast constateert bovendien een toene
mende arrogantie van de macht bij veel
overheidsinstellingen. „Diezelfde over
heid moet echter goed bedenken, dat ze
die macht hebben bij gratie van de burger.
Daarmee moet men dus heel zorgvuldig
omspringen. Al was het alleen maar om
dat die houding enorm veel irritatie bij de
burger opwekt."
Matthie Bergman
in deze kwestie gewoonweg haar controle
rende taak niet waar gemaakt."
Holvast meent dat de overheid in haar
strijd tegen de misdaad absurde wegen is
gaan bewandelen. Ook in het plan om in
de strijd tegen de georganiseerde misdaad
de codering van computerboodschappen
te verbieden, ziet hij deze ontwikkeling.
Op de opmerking 'wie niets te vrezen
heeft, hoeft niet bang te zijn' laat Holvast
voor het eerst zijn zakelijke betoogtrant
varen en klinkt er een diepere emotie in
zijn stem door, mogelijk zelfs iets van
angst. „Dat is pas écht een heel gevaarlijk
argument. In het verleden heeft men ook
gemeend: waarom zou de overheid niet
mogen weten dat ik jood ben of zigeuner of
homofiel? Toentertijd, begin jaren dertig,
leek dat ook heel onschuldige informa
tie." Maar ook nu, zo vindt hij, mag je het
niet als argument gebruiken, zeker niet
zolang de overheid bewust inspeelt op
vooroordelen, waarvan het 'nu al barst
binnen de samenleving'.
Holvast signaleert nog een andere ontwik
keling. De overheid krijgt volgens hem