>zc En niemand weet waarom (Een zelfgekozen dood reportage 35 ZATERDAG 4 JUNI 1994 Zondag 17 oktober 1993, kort na het middaguur, maakte Rik Westveer een einde aan zijn leven. Rik was vijftien jaar. Zijn moeder en zijn pleegvader vonden hem 's avonds in Nieuwdorp, in het huis dat ze kort daarna hadden zullen betrek ken. Rik had 's morgens gezegd dat hij niet mee naar de kerk wilde. Na wat heen en weer gepraat kreeg hij gedaan dat hij niet hoefde. Het bezoek aan de kerk zou een stuk van de toch al zo korte dag kos ten. Hij wilde gaan fietsen, zei hij. Zoals zo vaak. Daar hield hij van. Door de week van zijn huis in Krabbendijke naar het Agrarisch Opleidings Centrum in Goes en terug. In de weekeinden over verre afstan den. Hij zwoegde graag tegen de wind. Ge noot van buiten zijn, in de natuur. Op die zondag, toen hij vertrok, hadden zijn ou ders niet het geringste vermoeden van zijn bestemming. Rik heeft geen enkele aanwijzing achter gelaten over de reden voor zijn zelfgeko zen dood. Ja, hij was teruggetrokken. Maar dat hoorde bij hem. Op school koos hij ervoor apart te zijn. Hij werd niet uitge sloten door de andere leerlingen. Hij ging zijn eigen gang. Praatte niet veel. Thuis zocht hij vaak zijn eigen kamer op om te lezen of met de koptelefoon op naar mu ziek te luisteren. Hij was graag bij zijn postduiven. En hij maakte zijn lange fiets tochten. Zijn moeder, zijn klasseleraar, zijn klasgenoten, ze komen allemaal met dezelfde verhalen over een stille, aardige jongen die zijn eigen wereldje schiep. Zijn moeder, Gerda Buys: „Alles wat ka pot ging, vond hij erg. Rik kon niet tegen ruzie of oorlog. En hij kwam altijd aanzet ten met zieke of gewonde dieren die hij had gevonden en die opgekalefaterd moesten worden. Hij was een Einzelgan- ger, als klein kind al. Hij kon opgaan in een boek. In zijn eigen wereldje. Dat was typisch Rik. Zo kenden we hem. Nu hij er niet meer is, denk ik dat dat ventje met zijn wereldje niet in de grote wereld heeft gepast. We denken dat hij al een tijd met die gedachte om er een eind aan te maken heeft rondgelopen. Maar dat is achteraf. Want wéten doen we het niet." Zijn klasseleraar, Wybrand Boonstra: „Rik was een loner. Niet in de verkeerde zin van het woord. Kijk, ik heb een foto van 3B, zijn klas. Hij zit op het hoekje. Dat paste bij hem. Hij zocht nooit een plek tus sen de anderen in. Je moest hem vragen erbij te komen. Dan deed hij dat wel. Maal ais hij zelf kon kiezen, dan koos hij ervoor apart te blijven. Nee, het is destijds niet bij me opgekomen dat hij grote problemen had. Ik zou nooit gedacht hebben dat Rik niet meer wilde leven. Er was geen aanlei ding dat te denken." Een klasgenote uit een eerder leerjaar, Na- tasja Peeters uit Goes: „Als hij loskwam, was het wel lachen. Maar dat gebeurde niet vaak. Hij was teruggetrokken. De na tuur, dat vond hij prachtig." Een klasgenoot uit het laatste schooljaar, Rob Dekker uit Grijpskerke: „Je kende hem niet echt. Niemand. Je kwam nooit echt iets van hem te weten. Als je vroeg wat hij in het weekend had gedaan dan zei hij dat hij was wezen fietsen. Of hij vertel de iets over zijn duiven. Maar hij was het liefst met zichzelf en zijn gedachten. Hij was heel gelovig, denk ik. Misschien wilde hij wel naai- de hemel." Zijn klasgenoot Stefan Kole uit Kapelle: „Rik was een heel gesloten figuur, heel aardig, behulpzaam, erg met de natuur bezig. Hij werd niet getreiterd op school. Gelukkig is dat nooit gebeurd. Hij heeft helemaal zijn eigen beslissing genomen. Ik vind het zelf eigenlijk een beetje laf, fnaar misschien moetje zo niet denken. Je kunt er niet goed inkomen. Iedereen denkt wel eens "nu zou ik even niet wil len leven" maar dan komt er toch altiid Het aantal zelfdodingen door volwassenen neemt toe. Dat door kinderen ook. Cijfers zijn niet bekend, maar het Bureau Slachtofferhulp in Middelburg en de politie worden in toenemende mate geconfronteerd met suïcide door jongeren. Men spreekt over een verhardende samenleving, toenemende eenzaamheid. Steeds meer scholen hebben ervaring met het feit dat een leerling niet meer wenst te leven en die wens in een daad omzet. Verbijstering en ontreddering volgen. Nabestaanden blijven achter met onbeantwoorde vragen. De omgeving probeert steun te bieden. Ook professioneel. foto Ruden Riemens weef iets leuks. Je kunt het niet begrij pen." Een paar maanden voor zijn dood blijft Rik, zonder duidelijke reden en tegen zijn gewoonte in, een dag weg van school en hij blijft een nacht weg van huis. De Vlake- brug is kapot en hij heeft, zegt hij tegen zijn moeder, geen zin om over de sluizen om te rijden. "Een smoes", denkt Gerda Buys en ze zegt dat hij toch naar school moet. Hij gaat niet. Hij fietst rich ting Breda, krijgt twee keer een lekke band, keert terug tot Rilland, waar hij te gen een dijk blijft slapen. Pas de volgende morgen komt hij thuis. De politie is intus sen gewaarschuwd. „Wij waren over stuur," zegt Gerda Buys. „En Rik ook. Hij heeft bij me op schoot zitten huilen. We hebben hem op zijn verantwoordelijkhe den gewezen, maar niet op een woedende manier. Hij had zo'n bedrukt smoeltje. We hebben het uitgepraat, zoals we dat in het gezin gewend zijn. Nu, achteraf, heb ik het gevoel dat hij met wat hem werkelijk be zighield toch niet heeft kunnen komen." Achteraf ziet ze de nacht die Rik buiten, tegen een dijk doorbracht, als een aanloop tot die zondag waarop hij zijn leven beëin digde. 's Morgens in de keuken zei hij dat hij niet naar de kerk wilde. Gerda Buys: „Dat kwam wel vaker voor, maar we kwa men dan bobberend tot een compromis. Voor de eerste keer hebben we hem maar laten gaan. Rik vond dat hij, omdat het in oktober zo vroeg donker is, niet veel tijd had om te gaan fietsen. Willem, mijn man, zei "laat hem nou maar". Om vijf uur was Rik nog niet thuis, het werd later en later. Hier in ons huis stond alles gepakt voor de verhuizing naar Nieuwdorp en Rik had de sleutel van de woning daar. Op een gegeven moment zijn we daar naartoe ge reden. Zijn fiets stond in de gang. Willem had een staaflamp meegenomen. Van de overloop keken we in het trapgat. Het leek alsof Rik onderweg was naar beneden, of hij de trap af kwam lopen. Hij had zich op gehangen. Ik weet niet meer wat ik toen gevoeld heb. Ik was een poos niet meer op deze aarde. Samen met de buurman heb ben we Rik losgemaakt en we hebben hem neergelegd. Toen is de buurman wegge gaan. Wij zijn nog even met z'n drietjes ge bleven. Hebben gebeden om kracht en of Hij goed voor Rik wilde zorgen. Daarna zijn de buren, de politie, de dokter geko men. Het verdriet is niet te beschrijven. In de rouwadvertentie hebben we niet iets gezet als "innig geliefd" of dat soort woorden. Er zijn geen woorden voor als je een kind negen maanden bij je gedragen hebt en er vijftien jaar mee hebt geleefd en je raakt het dan kwijt." Geruchten Het nieuws verspreidde zich snel in de da gen daarna. En ongecontroleerd. Op school kreeg klas 3B van een leraar te ho ren dat Rik door een ongeluk om het leven was gekomen. De leerlingen geloofden het niet. Er gingen andere geruchten. De schoolleiding vroeg om advies aan Slacht offerhulp Zeeland. Luuc Smit, coördina tor van de Stichting Slachtofferhulp: „We hebben een politieman die bij Rik en zijn ouders was nadat Rik was gevonden, ge vraagd op school precies te komen vertel len wat hij had aangetroffen, wat er was gebeurd. Er doen na zo'n gebeurtenis al lerlei indianenverhalen de ronde. Dat is niet goed." Die politieman, Jos Marinissen uit Kapel le, is het daar roerend mee eens. „Je moet fantasie wegnemen, anders worden de gruwelijkste verhalen verteld. Als je pre cies vertelt wat er gebeurd is, dan is dat belangrijk voor de verwerking. Ilc had tij dens een surveillancedienst de melding over Rik binnengekregen en was er met mijn collega naartoe gegaan. Je eerste taak is in die omstandigheden de ouders op te vangen en voor zover mogelijk te kal meren. We hebben de ouders thuisge bracht en een dominee en een ouderling gevraagd te komen. Toen mij gevraagd werd op school te vertellen hoe het precies was gegaan, ben ik daar meteen op inge gaan. Je bent geloofwaardig omdat je er bij geweest bent. Je moet op zo kort moge lijke termijn duidelijkheid scheppen. De leerlingen waren heel stil. Ze hadden wei nig te vragen." Klas 3B en een aantal andere leerlingen die belangstelling hadden, kwamen nog eens samen om over de dood van Rik te spreken. Luuc Smit: „Je praat over een aantal thema's. Hebben de leerkrachten verdriet? Hadden we het kunnen voorko men? Hoe moet je je gedragen als je naar de begrafenis gaat? Je zoekt met elkaar naar een manier om afscheid te nemen. Als je met elkaar open praat, is het taboe snel verdwenen." „Op het moment zit in de cultuur een soort verdoving, lijkt het wel, een grote mate van ongevoeligheid. We zijn gewoon geraakt aan de dood en geweld. Er vindt afstomping plaats. Het vermogen om te voelen wat een ander bezighoudt, is aan het verminderen. Wij lopen aan tegen toe nemende eenzaamheid. Mensen voelen niet veel lotsverbondenheid meer. Ze zijn steeds meer met zichzelf bezig. Bang van elkaar. Ze sluiten zich af. Toch heeft een mens wezenlijk behoefte aan een ander mens. Daar moetje het over hebben wan neer er zoiets gebeurt als met Rik." Het was belangrijk, vindt klasseleraar Wybrand Boonstra, met de leerlingen te praten, maar niet makkelijk. „Niet ieder een heeft een op dezelfde manier ontwik keld gevoelsleven. De reacties waren ver schillend. Bij sommigen kwam het ver driet om andere verliezen weer boven. De grootste monden hoorde je niet meer en doorgaans stille mensen gingen praten. Natasja Peeters uit klas 3A kwam aan het eind met een gedicht. Dat maakte iets los voor iedereen. Dat gaf kippevel." Alleen Dat gedicht had Natasja al een tijd voor. de dood van Rik geschreven. Het heet ALLEEN en het luidt: Alleen zijn betekent niet eenzaam, I Alleen, zijn geldt niet als straf, Alleen zijn met mooie gedachtenGedachten neemt nie-' mand je af. Alleen zijn met dierbare do den, I Alleen met de herinnering I Aan tij den die lang reeds vervlogen, I Alleen on gestoord in je kamer, I De dingen ver trouwd om je heen, I Een rustig en zuiver geweten, Dan ben je gelukkig alleen. I Wie zo het alleen zijn kan verdragen, Wie zich verzoent met zijn lot, Die spreekt niet van eenzame dagen, Die leeft in vertrouwen met God. Natasja: „Ik heb zelf een tijd gehad dat ik het niet zag zitten. Dat ik erover dacht er maar een eind aan te maken. Door te pra ten ben ik er doorheen gekomen. In feite heb ik dat gedicht voor mezelf neerge schreven. Toen Rik dood was, heb ik het tevoorschijn gehaald. Zo zag ik hem. Hij koos ervoor alleen te zijn. Als er na het le ven iets is, hoop ik dat hij naar ons kan kijken als we ons diploma halen. Er is nog zoveel. Ik wil een mooi beroep. Iets met bloemen." Rob Dekker, aanvullend: „We weten niet waarom Rik het gedaan heeft. Als we hadden zien aankomen wat hij van plan was, dan hadden we hem willen ver tellen dat er nog zoveel is. Maar niemand wist het en niemand weet waar-om." Op de begrafenis zijn de leerlingen van het Agrarisch Opleidings Centrum gekomen met rozen. De achttien klasgenoten van 3B met witte, de anderen met rode. Gerda en Willem Buys hebben bij het graf twee postduiven losgelaten. Zijn moeder: „Als een symbool naai- Rik toe. 'We weten waar je van gehouden hebt". Dat wil den we daar mee zeggen." Ze herinneren zich van de dag van de begrafenis vooral ook de golf van medeleven. „Dat is het voordeel van wonen in een dorp. Er zijn heel veel mensen gekomen. Op de be graafplaats waren zeker driehonderd mensen. We hebben heel veel reacties ge had. Warme, ook van mensen die Rik van vroeger kenden. Dat heeft ons veel goed gedaan. Van een taboe dat op zelfdoding zou rusten, hebben we niets gemerkt. Nie mand heeft ooit iets negatiefs laten blij ken, ook niet in godsdienstige zin. Een kind kan geheiligd worden door het geloof van zijn ouders. Dat geloof ik." Geen antwoord Ze hebben nog lang gezocht naar het ant woord op de vraag waarom Rik niet wilde leven en ze hebben het niet gevonden. „A1-* les hebben we doorzocht," zegt zijn moe der. Zijn boeken, we hebben de kaften eraf gehaald. Zijn postzegel verzameling. Zijn duivenhok hebben we ondersteboven ge haald. Vrienden hebben het huis in Nieuwdorp doorzocht, daar zijn wij niet meer in teruggeweest. We hebben hele maal niets gevonden. En nu weet ik niet of ik wel had willen weten waarom. Het zou een aanklacht tegen ons kunnen zijn ge weest om iets waar we ons niet van bewust waren. Had Rik maar gepraat. Ik heb het gevoel dat we altijd aanspreekbaar zijn geweest." Wybrand Boonstra heeft van de dood van Rik geleerd meer te relativeren. „Ik draai nog niet zo heel lang mee in het onderwijs en dan heb je je aandacht erg sterk gericht op de les. Dat is wel veranderd. De school bestaat niet uitsluitend uit les. De school moet de leerlingen verrijken. Een leraar moet er alles aan doen de leerlingen ook buiten de les om te leren kennen. Daar moetje tijd insteken. Je kunt niet alert ge noeg zijn op leerlingen. Ze moeten met je kunnen praten." Natasja Peeters meent dat er iets veran derd is. „We zijn ons bewuster geworden van wat we zeggen. Wijzen elkaar daar ook op. Als iemand "val dood" roept, dan vraagje of dat nou werkelijk gemeend is. Wat ik jammer vind, is dat ik niet meer naar Rik ben wezen kijken. Ik wou nog even nadenken. Toen was het te laat. Nu heb ik hem welterusten gezegd toen ik de roos op zijn kist legde. Ik wil nog wel een keer naar zijn moeder. En naar zijn graf." Stefan Kole heeft het gevoel dat alles weer als vanouds is geworden. „Het heeft me wel een beetje beïnvloed, maar er is toch afstand. Je denkt na, maai- je wilt ook af sluiten." Uiten Voor de ouders van Rik valt veel niet af te sluiten. Ze doen alles om het leven met de andere kinderen, Wendy van veertien en Tim van twaalf, zo normaal mogelijk te la ten doorgaan. Er hangt geen foto van Rik in de woonkamer. Ze willen hem niet in de hoofdrol plaatsen. Zijn kleren en zijn fiets zijn in gebruik bij de andere familieleden. Zijn moeder zingt weer in het kerkkoor, zijn ouders gaan allang weer naar postdui- vententoonstellingen. „En," zegt Gerda Buys, „we praten over het verdriet, het doet er niet toe op welk moment en wie er ook op bezoek is. De kinderen moeten zich kunnen uiten." Ze had gewild dat Rik dat had gedaan. Praten. Dat is de les die naar haar overtui ging boven alies geleerd moet worden. „Ik hoop dat als er mensen, volwassenen of kinderen zijn die dezelfde plannen heb ben, zij zich bewust zijn van wat dat te weegbrengt. Wat voor verdriet je je ou ders, familie, zoveel mensen doet. Hoe mensen erdoor geraakt worden. Wie na denkt over de verschrikkelijke conse quenties, begrijpt dat andere uitwegen ge zocht moeten worden. Er is niets zo erg op deze wereld dat er niet uitgekomen kan worden. Als je geen mogelijkheden meer ziet, praat dan met wie dan ook. Op school, via 'de telefonische hulpdienst, met wie dan ook En laat niemand denken, in hemelsnaam, dat zelfdoding flink of moedig is." Onvoltooid is het plakboek dat zijn moe der over Rik heeft bijgehouden, waar zijn vijftien jaren in zijn vastgelegd. „Het moet binnen bereik blijven. Ik zal ooit behoefte krijgen het door te bladeren en dan maak ik het af." Ze is lang stil en zegt: „Weetje, als ze me vragen hoeveel kinderen ik heb, dan sta ik met mijn mond vol tanden. Als ik zeg dat het er drie zijn dan moet ik weer uitleggen wat er gebeurd is. En als ik twee zeg, voel ik dat als verraad. Op den duur zal ik wel drie gaan zeggen. Dat denk ik." A. J. Snel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 35