Justitie is geen eng departement Over de natuur spreken als schepping? PZ PZC opinie en achtergrond Staatssecretaris Aad Kosto bij zijn vertrek: MÉ mÊÊMMÊtZL Pas gekozen colleges nieuwe bestuurslaag ZATERDAG 16 APRIL 1994 Aad Kosto heeft de portefeuille der verdrukten. De hoofd pijnportefeuille, wordt weieens gezegd en zo is eigenlijk ook een apart staatssecretariaat ontstaan. Als staatssecretaris van justitie deze PvdA-er - kandidaats theologie, uiteindelijk meester in de rechten geworden - naar buiten toe vier jaar lang bijna vereenzelvigd met het vreemdelingenbeleid. Een maal is hij er zelfs bijna letterlijk op afgerekend. De bomaan slag op zijn huis, die werd opgeeist door de actiegroep Rara, is tot op heden niet opgehelderd. Dit jaar is er opnieuw een forse toename van het aantal asielzoekers dat naar ons land komt door Klaas Salverda Of zijn enthousiasme over de hem toebedeelde porte feuille is gegroeid, de afgelopen vier jaar? Staatssecretaris Kos to: „Het is een wat lastig pak ket, moet ik zeggen. Maar de be stuurlijke kant boeit mij enorm." Toch heeft de bewinds man er geen enkele moeite mee om straks door te schuiven naar de Kamerbankjes: „Ik heb een eervolle zesde plaats gekregen van mijn partij. Ik ben beschik baar voor een functie in de landspolitiek, welke dan ook." Staatssecretaris op Justitie, bij voorbeeld? Kosto: „Ik weiger op voorhand niets, maar ik ga het ook niet uit de weg." Hij geeft volmondig toe dat zijn werk niet af is. „De politicus die zijn werk afkrijgt moet nog geboren wor den. De samenleving levert voortdurend nieuw werk op." Het vreemdelingenbeleid vormt overigens niet het grootste pro bleem vor Kosto. Dat is de justi tiële jeugdbescherming: „Daar bij moet je samenwerken met WVC. met de provincies, met de grote steden, met tal van organi saties. Dat is, met zoveel deelne mers. razend ingewikkeld". Het vreemdelingenbeleid is min der moeilijk. „Het is ook een ge voelig onderwerp. Maar we zien vrij helder de maatregelen voor ogen" - Minister Van Thijn noemde bij zijn aantreden als minister van Binnenlandse Zaken integratie van minderheden het belang rijkste vraagstuk van de jaren ■90. Kosto: „Het is belangrijk door de binnenkomst van nieuwelin gen. Niet alleen zij, maar heel de samenleving heeft er belang bij dat hun integratie zo kansrijk mogelijk verloopt. Jongeren, die hier geboren en getogen zijn, hebben vaak al de grootste moeite om hun plaats in die sa menleving te vinden. Om het ideaal te bereiken van huisje, boompje, beestje. Voor veel jon geren. die strafrechterlijk aan ons zijn toevertrouwd, is het uit zicht op die plaats verduisterd. Het probleem ligt dus veel bre der. Het gaat niet alleen om de genen die van buiten komen." We citeren Lambooij in het jong ste nummer van Socialisme en Democratie, die schreef dat inte gratie behalve ruimte vooral tijd kost. De instroom van nieuive- lingen is zo groot dat de tijd ont breekt om de opname van hun voorgangers te realiseren. Kosto: „Daar heeft u gelijk aan en daarom werken we er ook met man en macht aan om de stroom van asielzoekers te beperken tot die asielzoekers, die met vrucht een beroep doen op onze gast vrijheid omdat ze echte vluchte lingen zijn. Het probleem is dat zoveel mensen hun persoonlijk lot willen verbeteren en daarom meeliften in dat asielvoertuig. Daarom moet je de procedures kort houden. Dat lijkt hard, maar de keerzijde is dat je de kansen van anderen op integra tie vermindert." - De uitgangspunten lijken dui delijk: politieke vluchtelingen zijn welkom, economische niet Eigenlijk zou een staatssecreta ris in het toelatingsbeleid zich niet eens meer hoeven te bekom- meren over wat er met buiten landers gebeurt die mogen blij ven. Kosto: „Dan zou ik me van de sa menleving losfietsen. Dat kan ik me als politicus niet veroorlo ven. Natuurlijk is er samenhang in de zin van wat de samenleving kan opnemen. Misschien zou je het allebei in een hand moeten hebben." - Eén bewindspersoon voor het vreemdelingenbeleid, dus? „Ik vind het op zichzelf niet zo gek dat je degene die het toela tingsbeleid doet, medeverant woordelijk maakt voor de op vang die erachter zit. Alleen moet zo iemand wel een eigen budget en een eigen ambtenaren apparaat hebben". „Ik heb van dat pakket van ta ken voor zo'n ftinctie er nog maar één gedaan. En op grond daarvan zeggen sommige men sen al dat Justitie zo'n ijzig imago heeft, terwijl opvang als een zachtere affaire wordt be leefd Justitie kan zich maar moeilijk losmaken van het eti ket. dat zij streng is. Men denkt vaak dat je voor preventie bij WVC moet zijn. Dat klopt niet. Justitie is niet zo'n eng departe ment Kosto is het dan ook 'fun damenteel oneens' met de uit spraak van minister d'Ancona (WVC) eerder deze week. dat als het vreemdelingenbeleid al in een hand zou moeten worden ge legd, dat niet in die van Justitie mag zijn. Veilig land Woensdag stond de staatssecre taris voor de laatste keer in deze kabinetsperiode voor de Kamer. Hij verdedigde daar een wets voorstel, dat er op neerkomt dat een aanvraag om in Nederland te worden toegelaten niet wordt ingewilligd als de aanvrager af komstig is uit een veilig land. De Kamer legde Kosto ook ditmaal geen strobreed in de weg. Een amendement van de CD'er Jan maat, om te volstaan met een lijst van onveilige landen, werd buiten de orde geplaatst omdat het exact het tegendeel beoogde van de aanscherping die Kosto voor ogen staat. - Hoe oordeelt u over de groeiende inbreng van Jan maat? Kosto: „Die inbreng groeit niet, want hij is steeds bij hetzelfde thema gebleven. Ik juich het toe dat steeds meer Kamerleden de dialoog met hem aangaan. Dat dwingt hem zijn standpunten steeds scherper te verwoorden. Hij wordt gedwongen tot een nuancering. Ik merk dat hij nei ging heeft zich te verwijderen van het extreme waarvan hij be ticht wordt, al blijft zijn gedach- tengoed uiteraard verwerpe lijk". Twee extremen - Is er niet een schrijnend ver schil tussen de wijze waarop de Staatssecretaris Aad Kosto Haagse politiek gestalte geeft aan het vreemdelingenbeleid en de onverholen kritiek en onge zouten meningen die u tijdens werkbezoeken verneemt? „Ik hoor altijd geluiden uit twee extreme hoeken. De ene vindt dat elke vreemdeling een ver schoppeling is, wat een onjuiste veronderstelling is. De andere is een ongenuanceerde groep die foto ANP vindt dat alle vreemdelingen het land uitmoeten. Maar een deel is wel gevoelig voor de uitleg van het beleid. De mensen weten er zo weinig van. Maar als je uitlegt wat de restricties zijn en hoe be trekkelijk, vergeleken bij andere landen, de Nederlandse bijdrage aan de vluchtelingennood in de wereld is, win je altijd een deel van het publiek voor je stand punt. Dat is mijn ervaring." door T. Rinkema Hel is weer voorjaar. Over al komt groen tevoor schijn aan bomen en struiken. In je tuin. op het veld en in het bos wordt nieuw leven zicht baar. Wie is er niet blij mee? De natuur is prachtig, zeker in deze tijd van het jaar. Wat zit de schepping toch wonderlijk in elkaar, zeggen we met nau welijks ingehouden verba zing. Natuur en schepping, we gebruiken de woorden onkri tisch door elkaar heen. Het is immmers hetzelfde; of niet soms? In het doorsnee taalge bruik maakt het inderdaad nauwelijks uit. Toch is het goed een voor de hand liggen de verwarring te vermijden. Want natuur, dat is alles wat we om ons heen zien groeien. Op de een of andere manier ge beurt dat, 'vanzelf. Maar wel naar een erin verborgen orde, die onze ervaring da ai- ontdek te In het kader van de jaarge tijden, in de opeenvolging van geboren worden en sterven. En in de natuurwetten wordt deze orde tot uitdrukking gebracht. In het woord schepping daar entegen ligt besloten, dat dat alles met een bedoeling ge maakt wordt. We spreken over een scheppend kunstenaar en doelen daarmee op een door leefde activiteit. Zo wordt in de religieuze taal gesproken over het scheppen van God, wat zo veel wil zeggen als een door dacht tot aanzijn roepen. Met schepping kan je dus wel op de natuur doelen, maar dan in een bepaalde zin. Je plaatst haar daarmee in een verband, dat in de natuur zelf niet zo maar gegeven is en dat ook ze ker niet iedereen zal erkennen. Het is en blijft, gewoon, dat na tuurlijk gebeuren. Maar op grond van je overtuiging, op grond van een gegroeid ge loofsvertrouwen, waarin hoop en verwachting tot leven zijn geroepen, zie je daarin en daar achter een goddelijk bezig zijn. dat het leven (en dan ook óns leven) goed bedoelt en daarom ook goed wil houden. In dat perspectief kan je, terecht, van schepping spreken. En er een bijzondere vreugde aan ontle nen. Iets anders Schepping wordt daarmee iets heel anders dan wat er door de gelijkstelling met natuur vaak van geworden is en wordt. Een soort christelijke verklaring namelijk, waar heel die won derlijke natuur vandaan komt. Dat. zo zeiden we dan wel, kan toch niet allemaal vanzelf tot stand komen daar is het te mooi en te onbegrijpelijk voor. Daar moet je de hand van God in zien. Hij heeft het gemaakt. Dat lijkt een mooie redenering, een eerbiedige levenshouding, maar ze houdt geen stand in het licht van wat we over de na tuur te weten zijn gekomen. Een christelijke wereldverkla ring is niet alleen onmogelijk, maar voor hen die zowel met het geloof als met de weten schap ernst willen maken is zij bovendien onbarmhartig. En in de structuren van het bijbel se denken past zij niet. Daar om: laten we liever die aandui dingen natuur en schepping niet onkritisch door elkaar ge bruiken. Om verwarring te ver mijden. De natuur op zich is fascine rend genoeg. En eigenlijk is er weinig reden om er, zoals aan het begin van dit artikel, zo aandoenlijk over te spreken in bewondering voor het nieuwe voorjaar. Zolang de mensheid bestaat weten we hoe complex, vernietigend én vernieuwend, bedreigend én beschuttend, het natuurgebeuren telkens weer is. Een proces, waarvan we in de laatste eeuwen hoe langer hoe duidelijker zijn gaan zien, dat er een evolutie van miljoenen jaren in voort gaat. die ergens in de jongste tijd leidde tot het ontstaan van menselijke wezens. We staan aan het (voorlopig?) einde van een eindeloze keten en bestaan slechts bij de gratie van wat daaraan is vooraf ge gaan: een nauwelijks voorstel bare geologische ontwikkeling, waarin de elementen gevormd werden waarvan we thans, bij voorbeeld in de vorm van delf stoffen, leven. Hoezeer dat alles bepalend is voor onze geschiedenis kan je duidelijk worden uit een boek dat me onlangs in handen kwam: 'De wording van Eu ropa', oorspronkelijk als televi sieserie samengesteld en ge schreven door Michael An drews. Het thema ervan is (ik De natuur op zich is fascinerend genoeg. hulpbronnen werden gevormd doordat onder invloed van oer krachten van deze aarde conti nenten gingen verschuiven, te gen elkaar aanbotsten, onder en over elkander gleden, van el kaar wegschoven, oceanen de den ontstaan en met dat alles mogelijkheden opriepen voor leven. En in later instantie voor citeer), dat „op de lange ter mijn de ontwikkeling en toe komst van Europa niet zozeer afhankelijk is van staatslieden en generaals, alswel van hulp bronnen zoals metalen, land bouwgrond. kolen en olie. Deze jacht, veeteelt, landbouw en in dustrie. Maar uiteraard ook voor volksverhuizingen en ver keersstromen. De geschiedenis is door dat alles gevormd. Onze geschiedenis. Ons bezig zijn ook van vandaag". Er is dus een onvermoede sa menhang tussen natuur en ge schiedenis. En waar die samen hang zich gaat aftekenen, daar komt mens-zijn tot ontplooi ing. Aanvankelijk nog nauwe lijks anders dan in natuurlijk verband: want ook een mens is een stukje natuur en lange tij den bleef onze cultuur gevan gen in de eeuwige wederkeer van het natuurlijk op- en on dergaan. De oud-Egyptische beschaving, gekoppeld als die was aan het overstromen en zich weer terugtrekken van de Nijl, is daarvan een sprekend voorbeeld. Maar mede onder invloed i althans in dit deel van de wereld) van jodendom en christendom heeft het natuur lijke kringloopdenken ruimte gemaakt voor de ervaring van geschiedenis. Een voortgaand proces, dat wij (schijnen te) ma ken en waaraan we, tegen het oorspronkelijk gegeven van de samenhang van natuur en ge schiedenis in, de natuur onder geschikt maken. Enerzijds heeft dat de mens be vrijd van de last van het drei gend mysterie van duistere oerkrachten. Maar anderzijds vervreemdde het ons van de natuur als gegeven van éigen waarde. Het milieu-denken van onze tijd moest onze ogen ervoor openen dat we zodoen de met de opoffering van de na tuurlijke hulpbronnen bezig zijn de mogelijkheid van ons bestaan te ondergraven. Daar nu kan de notie 'schepping' met het oog op het natuurge beuren ons waarschuwen. Want in plaats van een vriende- lijk-vrome aanduiding van 'die zo mooie natuur' krijgt 'schep ping' daar de kritische functie: wat doen jullie met dat wat God zo goed bedoeld heeft en zo goed wil houden?! Schepping: het is niet een om schrijving waaraan je je geen liJHKf. foto Ruden Riemens buil kunt vallen, maar een op dracht van hoge ernst. Als je over de natuur spreekt als schepping, dan spreek je daar in een onrust uit over ons uit putten ervan. Dan moet je, in Gods naam, gaan denken over zuinig zijn op het bedreigde mi lieu. Dan zou je, los van de vraag naar de haalbaarheid er van, je aangesproken kunnen weten door ieder initiatief om alle gebruik (verbruik) van grondstoffen te belasten. Zoals bijvoorbeeld bij benzine ge beurt. Of zoals bij de aankoop van duurzame gebruiksvoor werpen gaat gebeuren. Het. zou zelfs kunnen vragen om een ómdenken inzake heel elemen taire dingen in het leven. Zou, zoals de Aktie Strohalm bepleit, misschien belasting geheven moeten worden op grondstoffen in plaats van op arbeid? In ieder geval betekent schepping, dat we de natuur ongehoord serieus nemen Westkapelle en Arnemnvu - Alles draait om de beheers baarheid van de problemen. Maar loopt het met de sterk toe genomen instroom van asielzoe kers niet gierend uit de klau wen? „Nee, nooit is een probleem on oplosbaar. Nooit giert iets uit de klauwen. Als een probleem zich vergroot, moet je maatregelen treffen. Daar heb ik deze periode bij herhaling de mensen en mid delen voor gekregen. We zijn voortdurend aan het bijstellen. Dat feit duidt er al op dat we de ogen niet gesloten houden. Want wij weten dat het probleem groot is." Nederland vol? - En dat Nederland vol is? „Het Nederlandse grondgebied is niet vol. Maar we hebben wel een grens in de voorzieningen en op de arbeidsmarkt. Het immi gratiesaldo ligt op 60.000 men sen per jaar. Het is een behoorlij ke opgave om die een plaats te geven. Maai' het is te dragen." Kosto wijst bij herhaling op de enorme problemen die de opko mende jongere generatie bij het vinden van aansluiting in de sa menleving heeft. „Dat is voor een deel de tweede generatie al lochtonen. Ik vind dat we ons veel meer gelegen moeten laten liggen om voor jongeren werk te scheppen en dat huisje waar te maken. We zullen vooral in die categorie jongeren moeten in vesteren. Dat is het kapitaal van de toekomst." Kosto is, tenslotte, zeker geen voorstander van afspraken in het nieuwe regeerakkoord over de maximale instroom van mi granten in de komende jaren. Niet alleen omdat de explosieve stijging vooral een Europees vraagstuk is, wat betekent dat er een gemeenschappelijk Euro pees asielbeleid moet worden ontwikkeld, maar ook omdat Kosto het principieel onjuist vindt om verder af te dingen op een toch al restrictief beleid. „Wel vind ik dat we nadrukkelij ker moeten kijken naar de op vang van migranten in hun ei gen regio. Want het blijft natuur lijk toch merkwaardig dat men sen zich heel ver verwijderen, terwijl ze veel dichterbij moge lijk ook hun toevlucht kunnen nemen. Dat is geen barbaarse politiek, die ik bedenk. Dat is perfect de oplossing die de hoge commissaris voor de vluchtelin gen van de Verenigde Naties na streeft." door dr Q. J. Munters Onder de Zeeuwse gemeen teraadsleden die deze week werden geïnstalleerd vormen de 11 procent boeren (landbou wers, veehouders, tuinders, fruittelers) nog maar een kleine minderhoud. Er is een tijd ge weest waarin zij alle anderen in aantal ver overtroffen. Het aan deel van de raadsleden met een agrarische achtergrond daalde van ongeveer 60 procent in 1954 via 30 procent in 1974 tot slechts 11 procent op dit moment. Er is niet in een paar woorden uit te leggen hoe het komt dat de Zeeuwse gemeenteraden steeds minder groene zetels tellen. Ove rigens speelt deze ontwikkeling ook elders in het land. Hoofd oorzaak is dat de verbreding van het economisch leven ten platte- lande na de tweede wereldoorlog in snel tempo tot andere afhan kelijkheidsverhoudingen leidde. Daardoor boette de boeren stand als bestuurlijke boven laag aanmerkelijk aan beteke nis in. Dit had tot gevolg dat er een eind kwam aan een zeer lan ge periode waarin vrijwel alle po litieke partijen die aan raadsver kiezingen deelnamen een groot vertrouwen in de boeren als lo kale bestuurders aan de dag leg den. Ze genoten in de regel een uitste kende reputatie. In het alge- binn e«(en fN-l Üge Rua ene ere drid w nu Ceni nu meen werden ze niet gezien als bestuurders die slechts oog had den voor het eigen boerenbe- lang. Toen zij door vrijwel alle politieke partijen niettemin langzaam maar zeker naar de marge werden geschoven en hun niet langer als vanzelfsprekend de hoogste posities op de kandi datenlijsten werden toegekend, was dat dan ook niet omdat men hen verweet dat zij te weinig op kwamen voor het algemeen be lang of dat men twijfelde aan hun bestuurlijke capaciteiten. Het punt was veeleer dat ook niet-boeren zich steeds meer gingen interesseren voor het lo kale bestuur en dat ook zij zich toegang tot de plaatselijke be stuurlijke arena wensten te ver schaffen. En dan heb ik het niet alleen over de weinige midden standers en andere zelfstandi gen die zich daar vanouds ook al vaak, naast de boeren, ophiel den. Dat proces voltrok zich over de volle breedte van de plaatselijke politiek: van PvdA tot VVD en van CDA tot SGP. 1974-1994 Terug naar de wethoudersver kiezingen van afgelopen woens dag. Aan de ene kant zou je ver wachten dat de boeren zich. net als in het verleden, vanwege hun reputatie als gemeentebestuur ders, beter in de wethouderscol leges zouden weten te handha ven dan in de gemeenteraden. Aan de andere kant zou je kun nen veronderstellen dat de mo derne wethouder tegenwoordig over heel wat meer administra tieve vaardigheden moet be schikken dan in het verleden; en dat zou misschien kunnen bete kenen dat alleen de echte 'verga- derboeren' in de ogen van de kie zers nog zonder meer voor wet houderszetels in aanmerking komen. De cijfers in detail. Deze hebben betrekking op alle Zeeuwse ge meenten waarin onlangs raads verkiezingen werden gehouden. Op vier na (Bruinisse, Zierikzee, Westkapelle en Arnemuidu ik om onderzoekstechnisch denen niet kon meenemen ,,.i heb de gegevens van nu ven [Ifr ken met die van twintigje leden. Dat is een mooie om te overzien. Wethouders "jü boeren andere agr. beroepen onderwijs zorgsector administr. sector zelfstandigen (niet-agr. overig niet-agr. geen betaald beroep Wat opvalt is natuurlijk eerste plaats dat de boeren; wethouderscolleges sinds getalsmatig duidelijk verft teruggedrongen (van 26 pr» naar 17 procentl.Deze ten; is echter veel bescheiden^ die in de gemeenteraden,: het boerenaandeel daalde 21 procent in 1974 tot slecrLn procent nu. Er past hier g één conclusie: de reputatie us de boeren als goede lokale |ai stuurders ontmoet in de l~ r)| se wethouderscolleges 1994 duidelijk meer ei dan in de gemeenteraden. Een tweede opvallende orcLr keling is de aanzienlijke:. M king van wat vroeger wel de: te boorden'-sector werd noemd. Het aandeel vai Zeeuwse wethouders afkon*1 uit het onderwijs, de zorg» den en de administratieve ben* )0e nam toe van 24 procent in: jn(|i tot bijna 50 procent in 199) i »|ar buitengewoon krachtige e.\; sthL sie dus. Ter vergelijking: oa m de 'gewone' raadsleden n vooi dezelfde periode sprake vaii mtl toename van deze sector 2;; pyd. cent naar 42 procent. De conclusie daaruit: in kale bestuurlijke arena's tt< «hl zich een nieuwe bovenlaag i Wd de boeren duidelijk heeft vleugeld. Wat moet men daar in ZeAeni van vinden, en dan met m de agrarische sector? Ingeefcs kele Zeeuwse gemeenterad ran thans nog sprake van eens: pa sche meerderheid. Er is it nat een gemeente aan te wijze:, toni pelle op Zuid-Bevelandi tot bene midden in een echt risch gebied - waarin gees kele vertegenwoordiger l; me agrarische sector in de ra: tan- gekozen. Is dat een zorgelijk? Over delder te belangen van de agrans verd sector wordt natuurlijk nin lokaal niveau beslist: beurt in Den Haag en Bra mi Men moet de betekenis van lokale politieke circuit w< agrarische belangenbehartis daarom niet overdrijven. As andere kant spelen er ook op kaal niveau toch altijd nop van kwesties (ruimtelijke ning, milieu, recreatie) tens zien waarvan het van grote i« kenis is dat ook de agrara belangen-component zoi dig wordt meegewogen. De besproken ontwikkel impliceren niet automatisch!^ de agrarische belangen ie nieuwe raden en meer op de tocht komea staan. Wethouders en raai yt, den uit de agrarische sectornn? gen immers bredere veranu: feci delijkheid dan slechts voa behartiging van agransche langen. Bovendien mogen riers niet de rol ondersclunfea van al die lokale bestio tw die, hoewel zelf niet uit dears sche sector afkomstig, welcss |pn( lijk de grote betekenis daas onderkennen en daarmee in t mot beleidsinbreng rekening ts den. FNV Kok beid Kok her) nine iDe auteur van deze bijdrage,™lf Munters, is als universitair hK& filJi cent verbonden aan de vakgw z ciologie van de Landbouwiaw tn|j teit Wageningen.) j. Q redactie II II II II 1 II II 1 II 1 1 1 1 1 II 1 M PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Hoofdredactie: M. P. Dieleman, algemeen hoofdredacteur; C. van der Maas, hoofdredacteur commentaar; A. L. Oosthoek, adjunct-hoofdredacteur. Eindredactie: K. Cijsouw en J. D. van Scheijen. Bureauredactie provincie: N. T. T Banh, M. E. Ernens-Abraharrsa B. Goudswaard; P. C. de Jonge; S. C. Osman; M. T. O. van der Vleuten; I. D. A. M. Russel; J. P. van de Sande; J. P. Verbeek. Redactie binnen- en buitenland: M. S. van Reems (chef); G J. Kers; J P H. Noot; C. J. Schets; W. P. Staat. Sportredactie: R. Thannhauser (chef); J. F. D. Bakker. E. L. Ramakers; T. J. van den Velde; K. L. de Vries. Redactie bijlagen: A. L. Kroon (chef): J. van Damme; F. P. J. Doeleman; J. A. M. Tabbers; A. Zevenbergen. Vormgeving: A. A. Adriaanse, N. Geelhoed; A. F. Schreurs; W. M. J. Verstuyf. Systeembeheer: C. W. M. Keuning. Nieuwsdienst: M. Antonisse (chef). Algemeen verslaggevers (Vlissingen): W. A. Bareman; J. C. M. Cats; W. J. van Dam; A. M. van der Jagt; B. Jansen (plv. chef nieuwsdienst); H, O. Postma; E. J. Rozendaal; M. J. Schrier; A. J. Snel; H. van der Werf; M. van Zuilen (Den Haag) Regio Bevelanden/Noord-Zeeland: F. B. Balkenende (chef); M. van Barneveld; I. M. Dekker; M. A. de Jongh; A.W.C. Mullink; M. E. Woudenberg. Regio Walcheren (Vlissingen): A. A. van der Sluis (chef); R. Bosboom; Y. Hoekstra; N. J. C. Kluijtmans; C. M. J. Sonden/an (ondernemend Zeeland). Regio Zeeuwsch-Vlaanderen (Terneuzen): C. A. M. van Gremberghe (chef): P. I. F. M. Cappetti, J. J. Heijt; R. E. A. Hoonhorst; M. Modde. Correspondenten Gemeenschappelijke Persdienst (GPD): A. Knol (Brussel); P. de Vries (Brussel): H. B Hoogendijk (Berlijn); J W M. Gertsen (Parijs); C. van Zweeden (Londen). R. Hellinga (Boedapest); A Bloemendaal fTel Aviv); E. J. A. van der Linden (Rome): S. van Rijn (Willemstad); J A. Geleijnse (Moskou); D. R. M. de Wit (Madrid); W. Bunschoten (Paramaribo); J. A. M de Bruijn (Washington); F. J M van der Houdt (Nairobi'- P G. W. van Nuijsenburg (Johannesburg). sche kriji Ilitv AL\ bi *erl Kei lui ben bet bin, leri "Tl CU." Det

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1994 | | pagina 2