Justitie is geen eng departement
Over de natuur spreken als schepping?
PZ
PZC
opinie en achtergrond
Staatssecretaris Aad Kosto bij zijn vertrek:
MÉ mÊÊMMÊtZL
Pas gekozen colleges
nieuwe bestuurslaag
ZATERDAG 16 APRIL 1994
Aad Kosto heeft de portefeuille der verdrukten. De hoofd
pijnportefeuille, wordt weieens gezegd en zo is eigenlijk ook
een apart staatssecretariaat ontstaan. Als staatssecretaris
van justitie deze PvdA-er - kandidaats theologie, uiteindelijk
meester in de rechten geworden - naar buiten toe vier jaar
lang bijna vereenzelvigd met het vreemdelingenbeleid. Een
maal is hij er zelfs bijna letterlijk op afgerekend. De bomaan
slag op zijn huis, die werd opgeeist door de actiegroep Rara,
is tot op heden niet opgehelderd. Dit jaar is er opnieuw een
forse toename van het aantal asielzoekers dat naar ons land
komt
door Klaas Salverda
Of zijn enthousiasme over de
hem toebedeelde porte
feuille is gegroeid, de afgelopen
vier jaar? Staatssecretaris Kos
to: „Het is een wat lastig pak
ket, moet ik zeggen. Maar de be
stuurlijke kant boeit mij
enorm." Toch heeft de bewinds
man er geen enkele moeite mee
om straks door te schuiven naar
de Kamerbankjes: „Ik heb een
eervolle zesde plaats gekregen
van mijn partij. Ik ben beschik
baar voor een functie in de
landspolitiek, welke dan ook."
Staatssecretaris op Justitie, bij
voorbeeld? Kosto: „Ik weiger op
voorhand niets, maar ik ga het
ook niet uit de weg." Hij geeft
volmondig toe dat zijn werk niet
af is. „De politicus die zijn werk
afkrijgt moet nog geboren wor
den. De samenleving levert
voortdurend nieuw werk op."
Het vreemdelingenbeleid vormt
overigens niet het grootste pro
bleem vor Kosto. Dat is de justi
tiële jeugdbescherming: „Daar
bij moet je samenwerken met
WVC. met de provincies, met de
grote steden, met tal van organi
saties. Dat is, met zoveel deelne
mers. razend ingewikkeld".
Het vreemdelingenbeleid is min
der moeilijk. „Het is ook een ge
voelig onderwerp. Maar we zien
vrij helder de maatregelen voor
ogen"
- Minister Van Thijn noemde bij
zijn aantreden als minister van
Binnenlandse Zaken integratie
van minderheden het belang
rijkste vraagstuk van de jaren
■90.
Kosto: „Het is belangrijk door
de binnenkomst van nieuwelin
gen. Niet alleen zij, maar heel de
samenleving heeft er belang bij
dat hun integratie zo kansrijk
mogelijk verloopt. Jongeren, die
hier geboren en getogen zijn,
hebben vaak al de grootste
moeite om hun plaats in die sa
menleving te vinden. Om het
ideaal te bereiken van huisje,
boompje, beestje. Voor veel jon
geren. die strafrechterlijk aan
ons zijn toevertrouwd, is het uit
zicht op die plaats verduisterd.
Het probleem ligt dus veel bre
der. Het gaat niet alleen om de
genen die van buiten komen."
We citeren Lambooij in het jong
ste nummer van Socialisme en
Democratie, die schreef dat inte
gratie behalve ruimte vooral tijd
kost. De instroom van nieuive-
lingen is zo groot dat de tijd ont
breekt om de opname van hun
voorgangers te realiseren.
Kosto: „Daar heeft u gelijk aan
en daarom werken we er ook met
man en macht aan om de stroom
van asielzoekers te beperken tot
die asielzoekers, die met vrucht
een beroep doen op onze gast
vrijheid omdat ze echte vluchte
lingen zijn. Het probleem is dat
zoveel mensen hun persoonlijk
lot willen verbeteren en daarom
meeliften in dat asielvoertuig.
Daarom moet je de procedures
kort houden. Dat lijkt hard,
maar de keerzijde is dat je de
kansen van anderen op integra
tie vermindert."
- De uitgangspunten lijken dui
delijk: politieke vluchtelingen
zijn welkom, economische niet
Eigenlijk zou een staatssecreta
ris in het toelatingsbeleid zich
niet eens meer hoeven te bekom-
meren over wat er met buiten
landers gebeurt die mogen blij
ven.
Kosto: „Dan zou ik me van de sa
menleving losfietsen. Dat kan ik
me als politicus niet veroorlo
ven. Natuurlijk is er samenhang
in de zin van wat de samenleving
kan opnemen. Misschien zou je
het allebei in een hand moeten
hebben."
- Eén bewindspersoon voor het
vreemdelingenbeleid, dus?
„Ik vind het op zichzelf niet zo
gek dat je degene die het toela
tingsbeleid doet, medeverant
woordelijk maakt voor de op
vang die erachter zit. Alleen
moet zo iemand wel een eigen
budget en een eigen ambtenaren
apparaat hebben".
„Ik heb van dat pakket van ta
ken voor zo'n ftinctie er nog
maar één gedaan. En op grond
daarvan zeggen sommige men
sen al dat Justitie zo'n ijzig
imago heeft, terwijl opvang als
een zachtere affaire wordt be
leefd Justitie kan zich maar
moeilijk losmaken van het eti
ket. dat zij streng is. Men denkt
vaak dat je voor preventie bij
WVC moet zijn. Dat klopt niet.
Justitie is niet zo'n eng departe
ment Kosto is het dan ook 'fun
damenteel oneens' met de uit
spraak van minister d'Ancona
(WVC) eerder deze week. dat als
het vreemdelingenbeleid al in
een hand zou moeten worden ge
legd, dat niet in die van Justitie
mag zijn.
Veilig land
Woensdag stond de staatssecre
taris voor de laatste keer in deze
kabinetsperiode voor de Kamer.
Hij verdedigde daar een wets
voorstel, dat er op neerkomt dat
een aanvraag om in Nederland
te worden toegelaten niet wordt
ingewilligd als de aanvrager af
komstig is uit een veilig land. De
Kamer legde Kosto ook ditmaal
geen strobreed in de weg. Een
amendement van de CD'er Jan
maat, om te volstaan met een
lijst van onveilige landen, werd
buiten de orde geplaatst omdat
het exact het tegendeel beoogde
van de aanscherping die Kosto
voor ogen staat.
- Hoe oordeelt u over de
groeiende inbreng van Jan
maat?
Kosto: „Die inbreng groeit niet,
want hij is steeds bij hetzelfde
thema gebleven. Ik juich het toe
dat steeds meer Kamerleden de
dialoog met hem aangaan. Dat
dwingt hem zijn standpunten
steeds scherper te verwoorden.
Hij wordt gedwongen tot een
nuancering. Ik merk dat hij nei
ging heeft zich te verwijderen
van het extreme waarvan hij be
ticht wordt, al blijft zijn gedach-
tengoed uiteraard verwerpe
lijk".
Twee extremen
- Is er niet een schrijnend ver
schil tussen de wijze waarop de
Staatssecretaris Aad Kosto
Haagse politiek gestalte geeft
aan het vreemdelingenbeleid en
de onverholen kritiek en onge
zouten meningen die u tijdens
werkbezoeken verneemt?
„Ik hoor altijd geluiden uit twee
extreme hoeken. De ene vindt
dat elke vreemdeling een ver
schoppeling is, wat een onjuiste
veronderstelling is. De andere is
een ongenuanceerde groep die
foto ANP
vindt dat alle vreemdelingen het
land uitmoeten. Maar een deel is
wel gevoelig voor de uitleg van
het beleid. De mensen weten er
zo weinig van. Maar als je uitlegt
wat de restricties zijn en hoe be
trekkelijk, vergeleken bij andere
landen, de Nederlandse bijdrage
aan de vluchtelingennood in de
wereld is, win je altijd een deel
van het publiek voor je stand
punt. Dat is mijn ervaring."
door T. Rinkema
Hel is weer voorjaar. Over
al komt groen tevoor
schijn aan bomen en struiken.
In je tuin. op het veld en in het
bos wordt nieuw leven zicht
baar. Wie is er niet blij mee?
De natuur is prachtig, zeker in
deze tijd van het jaar. Wat zit
de schepping toch wonderlijk
in elkaar, zeggen we met nau
welijks ingehouden verba
zing. Natuur en schepping, we
gebruiken de woorden onkri
tisch door elkaar heen. Het is
immmers hetzelfde; of niet
soms? In het doorsnee taalge
bruik maakt het inderdaad
nauwelijks uit. Toch is het
goed een voor de hand liggen
de verwarring te vermijden.
Want natuur, dat is alles wat
we om ons heen zien groeien.
Op de een of andere manier ge
beurt dat, 'vanzelf. Maar wel
naar een erin verborgen orde,
die onze ervaring da ai- ontdek
te In het kader van de jaarge
tijden, in de opeenvolging van
geboren worden en sterven. En
in de natuurwetten wordt deze
orde tot uitdrukking gebracht.
In het woord schepping daar
entegen ligt besloten, dat dat
alles met een bedoeling ge
maakt wordt. We spreken over
een scheppend kunstenaar en
doelen daarmee op een door
leefde activiteit. Zo wordt in de
religieuze taal gesproken over
het scheppen van God, wat zo
veel wil zeggen als een door
dacht tot aanzijn roepen.
Met schepping kan je dus wel
op de natuur doelen, maar dan
in een bepaalde zin. Je plaatst
haar daarmee in een verband,
dat in de natuur zelf niet zo
maar gegeven is en dat ook ze
ker niet iedereen zal erkennen.
Het is en blijft, gewoon, dat na
tuurlijk gebeuren. Maar op
grond van je overtuiging, op
grond van een gegroeid ge
loofsvertrouwen, waarin hoop
en verwachting tot leven zijn
geroepen, zie je daarin en daar
achter een goddelijk bezig zijn.
dat het leven (en dan ook óns
leven) goed bedoelt en daarom
ook goed wil houden. In dat
perspectief kan je, terecht, van
schepping spreken. En er een
bijzondere vreugde aan ontle
nen.
Iets anders
Schepping wordt daarmee iets
heel anders dan wat er door de
gelijkstelling met natuur vaak
van geworden is en wordt. Een
soort christelijke verklaring
namelijk, waar heel die won
derlijke natuur vandaan komt.
Dat. zo zeiden we dan wel, kan
toch niet allemaal vanzelf tot
stand komen daar is het te
mooi en te onbegrijpelijk voor.
Daar moet je de hand van God
in zien. Hij heeft het gemaakt.
Dat lijkt een mooie redenering,
een eerbiedige levenshouding,
maar ze houdt geen stand in
het licht van wat we over de na
tuur te weten zijn gekomen.
Een christelijke wereldverkla
ring is niet alleen onmogelijk,
maar voor hen die zowel met
het geloof als met de weten
schap ernst willen maken is zij
bovendien onbarmhartig. En
in de structuren van het bijbel
se denken past zij niet. Daar
om: laten we liever die aandui
dingen natuur en schepping
niet onkritisch door elkaar ge
bruiken. Om verwarring te ver
mijden.
De natuur op zich is fascine
rend genoeg. En eigenlijk is er
weinig reden om er, zoals aan
het begin van dit artikel, zo
aandoenlijk over te spreken in
bewondering voor het nieuwe
voorjaar. Zolang de mensheid
bestaat weten we hoe complex,
vernietigend én vernieuwend,
bedreigend én beschuttend,
het natuurgebeuren telkens
weer is. Een proces, waarvan
we in de laatste eeuwen hoe
langer hoe duidelijker zijn
gaan zien, dat er een evolutie
van miljoenen jaren in voort
gaat. die ergens in de jongste
tijd leidde tot het ontstaan van
menselijke wezens.
We staan aan het (voorlopig?)
einde van een eindeloze keten
en bestaan slechts bij de gratie
van wat daaraan is vooraf ge
gaan: een nauwelijks voorstel
bare geologische ontwikkeling,
waarin de elementen gevormd
werden waarvan we thans, bij
voorbeeld in de vorm van delf
stoffen, leven.
Hoezeer dat alles bepalend is
voor onze geschiedenis kan je
duidelijk worden uit een boek
dat me onlangs in handen
kwam: 'De wording van Eu
ropa', oorspronkelijk als televi
sieserie samengesteld en ge
schreven door Michael An
drews. Het thema ervan is (ik
De natuur op zich is fascinerend genoeg.
hulpbronnen werden gevormd
doordat onder invloed van oer
krachten van deze aarde conti
nenten gingen verschuiven, te
gen elkaar aanbotsten, onder
en over elkander gleden, van el
kaar wegschoven, oceanen de
den ontstaan en met dat alles
mogelijkheden opriepen voor
leven. En in later instantie voor
citeer), dat „op de lange ter
mijn de ontwikkeling en toe
komst van Europa niet zozeer
afhankelijk is van staatslieden
en generaals, alswel van hulp
bronnen zoals metalen, land
bouwgrond. kolen en olie. Deze
jacht, veeteelt, landbouw en in
dustrie. Maar uiteraard ook
voor volksverhuizingen en ver
keersstromen. De geschiedenis
is door dat alles gevormd. Onze
geschiedenis. Ons bezig zijn
ook van vandaag".
Er is dus een onvermoede sa
menhang tussen natuur en ge
schiedenis. En waar die samen
hang zich gaat aftekenen, daar
komt mens-zijn tot ontplooi
ing. Aanvankelijk nog nauwe
lijks anders dan in natuurlijk
verband: want ook een mens is
een stukje natuur en lange tij
den bleef onze cultuur gevan
gen in de eeuwige wederkeer
van het natuurlijk op- en on
dergaan. De oud-Egyptische
beschaving, gekoppeld als die
was aan het overstromen en
zich weer terugtrekken van de
Nijl, is daarvan een sprekend
voorbeeld. Maar mede onder
invloed i althans in dit deel van
de wereld) van jodendom en
christendom heeft het natuur
lijke kringloopdenken ruimte
gemaakt voor de ervaring van
geschiedenis. Een voortgaand
proces, dat wij (schijnen te) ma
ken en waaraan we, tegen het
oorspronkelijk gegeven van de
samenhang van natuur en ge
schiedenis in, de natuur onder
geschikt maken.
Enerzijds heeft dat de mens be
vrijd van de last van het drei
gend mysterie van duistere
oerkrachten. Maar anderzijds
vervreemdde het ons van de
natuur als gegeven van éigen
waarde. Het milieu-denken
van onze tijd moest onze ogen
ervoor openen dat we zodoen
de met de opoffering van de na
tuurlijke hulpbronnen bezig
zijn de mogelijkheid van ons
bestaan te ondergraven. Daar
nu kan de notie 'schepping'
met het oog op het natuurge
beuren ons waarschuwen.
Want in plaats van een vriende-
lijk-vrome aanduiding van 'die
zo mooie natuur' krijgt 'schep
ping' daar de kritische functie:
wat doen jullie met dat wat
God zo goed bedoeld heeft en
zo goed wil houden?!
Schepping: het is niet een om
schrijving waaraan je je geen
liJHKf.
foto Ruden Riemens
buil kunt vallen, maar een op
dracht van hoge ernst. Als je
over de natuur spreekt als
schepping, dan spreek je daar
in een onrust uit over ons uit
putten ervan. Dan moet je, in
Gods naam, gaan denken over
zuinig zijn op het bedreigde mi
lieu. Dan zou je, los van de
vraag naar de haalbaarheid er
van, je aangesproken kunnen
weten door ieder initiatief om
alle gebruik (verbruik) van
grondstoffen te belasten. Zoals
bijvoorbeeld bij benzine ge
beurt. Of zoals bij de aankoop
van duurzame gebruiksvoor
werpen gaat gebeuren. Het. zou
zelfs kunnen vragen om een
ómdenken inzake heel elemen
taire dingen in het leven.
Zou, zoals de Aktie Strohalm
bepleit, misschien belasting
geheven moeten worden op
grondstoffen in plaats van op
arbeid? In ieder geval betekent
schepping, dat we de natuur
ongehoord serieus nemen
Westkapelle en Arnemnvu
- Alles draait om de beheers
baarheid van de problemen.
Maar loopt het met de sterk toe
genomen instroom van asielzoe
kers niet gierend uit de klau
wen?
„Nee, nooit is een probleem on
oplosbaar. Nooit giert iets uit de
klauwen. Als een probleem zich
vergroot, moet je maatregelen
treffen. Daar heb ik deze periode
bij herhaling de mensen en mid
delen voor gekregen. We zijn
voortdurend aan het bijstellen.
Dat feit duidt er al op dat we de
ogen niet gesloten houden. Want
wij weten dat het probleem
groot is."
Nederland vol?
- En dat Nederland vol is?
„Het Nederlandse grondgebied
is niet vol. Maar we hebben wel
een grens in de voorzieningen en
op de arbeidsmarkt. Het immi
gratiesaldo ligt op 60.000 men
sen per jaar. Het is een behoorlij
ke opgave om die een plaats te
geven. Maai' het is te dragen."
Kosto wijst bij herhaling op de
enorme problemen die de opko
mende jongere generatie bij het
vinden van aansluiting in de sa
menleving heeft. „Dat is voor
een deel de tweede generatie al
lochtonen. Ik vind dat we ons
veel meer gelegen moeten laten
liggen om voor jongeren werk te
scheppen en dat huisje waar te
maken. We zullen vooral in die
categorie jongeren moeten in
vesteren. Dat is het kapitaal van
de toekomst."
Kosto is, tenslotte, zeker geen
voorstander van afspraken in
het nieuwe regeerakkoord over
de maximale instroom van mi
granten in de komende jaren.
Niet alleen omdat de explosieve
stijging vooral een Europees
vraagstuk is, wat betekent dat
er een gemeenschappelijk Euro
pees asielbeleid moet worden
ontwikkeld, maar ook omdat
Kosto het principieel onjuist
vindt om verder af te dingen op
een toch al restrictief beleid.
„Wel vind ik dat we nadrukkelij
ker moeten kijken naar de op
vang van migranten in hun ei
gen regio. Want het blijft natuur
lijk toch merkwaardig dat men
sen zich heel ver verwijderen,
terwijl ze veel dichterbij moge
lijk ook hun toevlucht kunnen
nemen. Dat is geen barbaarse
politiek, die ik bedenk. Dat is
perfect de oplossing die de hoge
commissaris voor de vluchtelin
gen van de Verenigde Naties na
streeft."
door dr Q. J. Munters
Onder de Zeeuwse gemeen
teraadsleden die deze week
werden geïnstalleerd vormen
de 11 procent boeren (landbou
wers, veehouders, tuinders,
fruittelers) nog maar een kleine
minderhoud. Er is een tijd ge
weest waarin zij alle anderen in
aantal ver overtroffen. Het aan
deel van de raadsleden met een
agrarische achtergrond daalde
van ongeveer 60 procent in 1954
via 30 procent in 1974 tot slechts
11 procent op dit moment.
Er is niet in een paar woorden uit
te leggen hoe het komt dat de
Zeeuwse gemeenteraden steeds
minder groene zetels tellen. Ove
rigens speelt deze ontwikkeling
ook elders in het land. Hoofd
oorzaak is dat de verbreding van
het economisch leven ten platte-
lande na de tweede wereldoorlog
in snel tempo tot andere afhan
kelijkheidsverhoudingen leidde.
Daardoor boette de boeren
stand als bestuurlijke boven
laag aanmerkelijk aan beteke
nis in. Dit had tot gevolg dat er
een eind kwam aan een zeer lan
ge periode waarin vrijwel alle po
litieke partijen die aan raadsver
kiezingen deelnamen een groot
vertrouwen in de boeren als lo
kale bestuurders aan de dag leg
den.
Ze genoten in de regel een uitste
kende reputatie. In het alge-
binn
e«(en
fN-l
Üge
Rua
ene
ere
drid
w
nu
Ceni
nu
meen werden ze niet gezien als
bestuurders die slechts oog had
den voor het eigen boerenbe-
lang. Toen zij door vrijwel alle
politieke partijen niettemin
langzaam maar zeker naar de
marge werden geschoven en hun
niet langer als vanzelfsprekend
de hoogste posities op de kandi
datenlijsten werden toegekend,
was dat dan ook niet omdat men
hen verweet dat zij te weinig op
kwamen voor het algemeen be
lang of dat men twijfelde aan
hun bestuurlijke capaciteiten.
Het punt was veeleer dat ook
niet-boeren zich steeds meer
gingen interesseren voor het lo
kale bestuur en dat ook zij zich
toegang tot de plaatselijke be
stuurlijke arena wensten te ver
schaffen. En dan heb ik het niet
alleen over de weinige midden
standers en andere zelfstandi
gen die zich daar vanouds ook al
vaak, naast de boeren, ophiel
den. Dat proces voltrok zich
over de volle breedte van de
plaatselijke politiek: van PvdA
tot VVD en van CDA tot SGP.
1974-1994
Terug naar de wethoudersver
kiezingen van afgelopen woens
dag. Aan de ene kant zou je ver
wachten dat de boeren zich. net
als in het verleden, vanwege hun
reputatie als gemeentebestuur
ders, beter in de wethouderscol
leges zouden weten te handha
ven dan in de gemeenteraden.
Aan de andere kant zou je kun
nen veronderstellen dat de mo
derne wethouder tegenwoordig
over heel wat meer administra
tieve vaardigheden moet be
schikken dan in het verleden; en
dat zou misschien kunnen bete
kenen dat alleen de echte 'verga-
derboeren' in de ogen van de kie
zers nog zonder meer voor wet
houderszetels in aanmerking
komen.
De cijfers in detail. Deze hebben
betrekking op alle Zeeuwse ge
meenten waarin onlangs raads
verkiezingen werden gehouden.
Op vier na (Bruinisse, Zierikzee,
Westkapelle en Arnemuidu
ik om onderzoekstechnisch
denen niet kon meenemen ,,.i
heb de gegevens van nu ven [Ifr
ken met die van twintigje
leden. Dat is een mooie
om te overzien.
Wethouders "jü
boeren
andere agr. beroepen
onderwijs
zorgsector
administr. sector
zelfstandigen (niet-agr.
overig niet-agr.
geen betaald beroep
Wat opvalt is natuurlijk
eerste plaats dat de boeren;
wethouderscolleges sinds
getalsmatig duidelijk verft
teruggedrongen (van 26 pr»
naar 17 procentl.Deze ten;
is echter veel bescheiden^
die in de gemeenteraden,:
het boerenaandeel daalde
21 procent in 1974 tot slecrLn
procent nu. Er past hier g
één conclusie: de reputatie us
de boeren als goede lokale |ai
stuurders ontmoet in de l~ r)|
se wethouderscolleges
1994 duidelijk meer ei
dan in de gemeenteraden.
Een tweede opvallende orcLr
keling is de aanzienlijke:. M
king van wat vroeger wel de:
te boorden'-sector werd
noemd. Het aandeel vai
Zeeuwse wethouders afkon*1
uit het onderwijs, de zorg» den
en de administratieve ben* )0e
nam toe van 24 procent in: jn(|i
tot bijna 50 procent in 199) i »|ar
buitengewoon krachtige e.\; sthL
sie dus. Ter vergelijking: oa m
de 'gewone' raadsleden n vooi
dezelfde periode sprake vaii mtl
toename van deze sector 2;; pyd.
cent naar 42 procent.
De conclusie daaruit: in
kale bestuurlijke arena's tt< «hl
zich een nieuwe bovenlaag i Wd
de boeren duidelijk heeft
vleugeld.
Wat moet men daar in ZeAeni
van vinden, en dan met m
de agrarische sector? Ingeefcs
kele Zeeuwse gemeenterad ran
thans nog sprake van eens: pa
sche meerderheid. Er is it nat
een gemeente aan te wijze:, toni
pelle op Zuid-Bevelandi tot
bene midden in een echt
risch gebied - waarin gees
kele vertegenwoordiger l; me
agrarische sector in de ra: tan-
gekozen.
Is dat een zorgelijk? Over delder
te belangen van de agrans verd
sector wordt natuurlijk nin
lokaal niveau beslist:
beurt in Den Haag en Bra mi
Men moet de betekenis van
lokale politieke circuit w<
agrarische belangenbehartis
daarom niet overdrijven. As
andere kant spelen er ook op
kaal niveau toch altijd nop
van kwesties (ruimtelijke
ning, milieu, recreatie) tens
zien waarvan het van grote i«
kenis is dat ook de agrara
belangen-component zoi
dig wordt meegewogen.
De besproken ontwikkel
impliceren niet automatisch!^
de agrarische belangen ie
nieuwe raden en
meer op de tocht komea
staan. Wethouders en raai yt,
den uit de agrarische sectornn?
gen immers bredere veranu: feci
delijkheid dan slechts voa
behartiging van agransche
langen. Bovendien mogen
riers niet de rol ondersclunfea
van al die lokale bestio tw
die, hoewel zelf niet uit dears
sche sector afkomstig, welcss |pn(
lijk de grote betekenis daas
onderkennen en daarmee in t mot
beleidsinbreng rekening ts
den.
FNV
Kok
beid
Kok
her)
nine
iDe auteur van deze bijdrage,™lf
Munters, is als universitair hK& filJi
cent verbonden aan de vakgw z
ciologie van de Landbouwiaw tn|j
teit Wageningen.) j.
Q redactie
II II II
II 1 II II 1 II 1 1 1 1 1 II 1 M
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Hoofdredactie: M. P. Dieleman, algemeen hoofdredacteur;
C. van der Maas, hoofdredacteur commentaar;
A. L. Oosthoek, adjunct-hoofdredacteur.
Eindredactie: K. Cijsouw en J. D. van Scheijen.
Bureauredactie provincie: N. T. T Banh, M. E. Ernens-Abraharrsa
B. Goudswaard; P. C. de Jonge; S. C. Osman;
M. T. O. van der Vleuten; I. D. A. M. Russel;
J. P. van de Sande; J. P. Verbeek.
Redactie binnen- en buitenland: M. S. van Reems (chef);
G J. Kers; J P H. Noot; C. J. Schets; W. P. Staat.
Sportredactie: R. Thannhauser (chef); J. F. D. Bakker.
E. L. Ramakers; T. J. van den Velde;
K. L. de Vries.
Redactie bijlagen: A. L. Kroon (chef): J. van Damme;
F. P. J. Doeleman; J. A. M. Tabbers; A. Zevenbergen.
Vormgeving: A. A. Adriaanse, N. Geelhoed; A. F. Schreurs;
W. M. J. Verstuyf.
Systeembeheer: C. W. M. Keuning.
Nieuwsdienst: M. Antonisse (chef).
Algemeen verslaggevers (Vlissingen): W. A. Bareman;
J. C. M. Cats; W. J. van Dam; A. M. van der Jagt; B. Jansen
(plv. chef nieuwsdienst); H, O. Postma; E. J. Rozendaal;
M. J. Schrier; A. J. Snel; H. van der Werf; M. van Zuilen (Den Haag)
Regio Bevelanden/Noord-Zeeland: F. B. Balkenende (chef);
M. van Barneveld; I. M. Dekker; M. A. de Jongh; A.W.C. Mullink;
M. E. Woudenberg.
Regio Walcheren (Vlissingen): A. A. van der Sluis (chef);
R. Bosboom; Y. Hoekstra; N. J. C. Kluijtmans;
C. M. J. Sonden/an (ondernemend Zeeland).
Regio Zeeuwsch-Vlaanderen (Terneuzen):
C. A. M. van Gremberghe (chef): P. I. F. M. Cappetti, J. J. Heijt;
R. E. A. Hoonhorst; M. Modde.
Correspondenten Gemeenschappelijke Persdienst (GPD):
A. Knol (Brussel); P. de Vries (Brussel):
H. B Hoogendijk (Berlijn); J W M. Gertsen (Parijs);
C. van Zweeden (Londen). R. Hellinga (Boedapest);
A Bloemendaal fTel Aviv); E. J. A. van der Linden (Rome):
S. van Rijn (Willemstad); J A. Geleijnse (Moskou);
D. R. M. de Wit (Madrid); W. Bunschoten (Paramaribo);
J. A. M de Bruijn (Washington); F. J M van der Houdt (Nairobi'-
P G. W. van Nuijsenburg (Johannesburg).
sche
kriji
Ilitv
AL\
bi
*erl
Kei
lui
ben
bet
bin,
leri
"Tl
CU."
Det