De Engelandvaarders die het niet haalden
Frauenkirche
is hele puzzel
voor Dresden
puin als symbool
van zinloos geweld
Het drama
bij Petten
reportage ZATERDAG 9 OKTOBER 1993 21
Onderzoeker Jan Bruin en rechts Jan Bellis jr, de zoon van de leider van een belangrijke groep die Engelandvaarders op weg
hielp. foto Hans van Weel
Elke dag gaan we kijken. De ogen van de 67-jarige Eva Jager stralen.
Haar man Manfred blikt naar een gigantische berg puin waarover
zich mannen met hamers, houwelen, notitiebloks en bordjes bewegen.
Voorzichtig worden stenen of brokstukken door kranen uit het puin
gevist. Ze worden gemerkt, de gegevens worden in een portable
computer opgeslagen. Eens zullen die stenen hun oudé stek in muren en
koepel van de Frauenkirche krijgen. De twee bejaarden wonen in in
Dresden en hebben meegemaakt hoe hun stad in de nacht van 12 op 13
februari 1945 onderging in een inferno, ontketend door honderden
Amerikaanse en Britse bommenwerpers.
nen de kortste keren hadden honderden
inwoners zich rond de ruine verzameld om
de berging gade te slaan.
Vreest Guttler niet een bouwruïne achter
te moeten laten als monument van een
verkeerde taxatie? „Absoluut niet. Eigen
lijk is de kerk al zo goed als opgebouwd,
alleen zie je het nog niet."
Puzzel
Het is moeilijk voorstelbaar dat uit deze
steenmassa weer een kerk zal ontstaan.
Het was de Britse luchtvaartmaar
schalk 'Bomber' Harris die het bevel
gaf 650.000 bommen op'de stad te gooien.
Een slachting die officieel aan ruim 35.000
mensen het leven kostte, maai- waar
schijnlijk veel meer slachtoffers eiste om
dat de stad vol vluchtelingen zat uit Polen
en Oost-Pruisen. Zinloos was het bombar
dement. omdat Dresden geen vitale oor
logsindustrie had en de nazi's de oorlog al
hadden verloren.
Dresden, wegens de ligging en het roman
tische centrum het Florence aan de Elbe
genaamd, lag in puin. Een van de bouww-
werken die het bombardement leek te
hebben overleefd, was de uit 1743 dateren
de 'Frauenkirche', volgens kenners de
fraaiste protestantse kerk in Europa.
Toen de ochtend na de catastrofe de rook
was opgetrokken en de schade zichtbaar
werd, troonde het 95 meter hoge bouw
werk schijnbaar ongeschonden boven de
puinhopen.
Maar op 15 februari tegen tien uur stortte
de kerk met oorverdovend geraas in el
kaar: de vlammen hadden zich een weg
gevreten door de houten' constructies en
daarbij ook het zandsteen murw gemaakt.
Slechts een deel van de catacomben, met
enkele pronkgraven waaronder dat van
de schepper van de kerk, Georg Bahr,
bleef gespaard. Sindsdien ligt midden in
Dresden een berg puin van 40.000 kubieke
meter.
Terwijl de communistische machtheb
bers de restanten van andere historische
gebouwen snel lieten opruimen om plaats
te maken voor hun socialistisch-realisti-
sche wanprodukten, waren ze bang aan de
resten van de Frauenkriche hun vingers te
branden. Een comité, gesteund door de
grote meerderheid van de Dresdennaars,
zette zich toen al in voor de herbouw van
de kerk. Maar het geld ontbrak en het re
gime vond het pijnlijk een Godshuis te
herbouwen.
Symbool
Op het heetst van de Koude Oorlog werd
de ruine werd tot het symbool van de
'Anglo-Amerikaanse bommenterreur' en
het 'barbaarse Hitler-regime' verklaard.
Verder gebeurde er niets. Op bordjes werd
voor instortingsgevaar gewaarschuwd,
klimop overwoekerde het puin.
Vijfenveertig jaar bleef deze toestand on
gewijzigd. Achter de schermen werd, voor
al in de jaren '80, veel gepraat over her
bouw, maai- dat leverde niets op. Tot op 13
februari, een half jaar na de val van de
Muur, het 'Burgerinitiatief Wederopbouw
van de Frauenkirche' met 'het appèl uit
Dresden' kwam.
„We kunnen ons er niet bij neerleggen dat
dit unieke bouwwerk een ruïne blijft. We
roepen op tot een wereldwijde actie om de
kerk te herbouwen en er een christelijk
vredescentrum van te maken", schreven
Architect Rozenkrans is optimistisch.
„Uiteindelijk zal zeker 40 procent van de
kerk uit oude stenen bestaan. We kunnen
snel genoeg zien of een steen uit de buiten
muur komt. Het probleem is alleen: waar
heeft-ie gezeten. In feite knutselen we hier
een gigantische puzzel in elkaar, maai- ge
lukkig is vrijwel elk detail van deze kerk
ooit gefotografeerd."
Een ander toeval is dat bouwmeester
Bahr het in de 18e eeuw niet zo nauw heeft
genomen met de statistiek en de zwaarte
kracht. De indrukwekkende koepel con
strueerde hij min of meer op gevoel, waar
door er vanaf het moment van de inwij
ding in 1743 aan de kerk gesleuteld moest
worden.
Vooraanstaande architecten hebben hem
nu in bescherming genomen: de man was
zijn tijd ver vooruit. Van 1924 tot 1932 en
van 1938 tot 1943 werd de sanering met
zo'n Duitse 'Gründlichkeit' aangepakt
dat iedereen ervan overtuigd was dat de
Frauenkirche nog eeuwen zou staan. In de
nacht van 'Bomber' Harrris werd het te
gendeel bewezen. De Frauenkirche zal
echter in alle glorie herrijzen, daarvan is
Ludwig Guttler overtuigd.
Het zal nog wel even duren, maar Eva en
Manfred Jaeger en al die andere inwoners
van Dresden hebben geduld. „Bij elke
steen die ze uit het puin halen, schoonma
ken en apart leggen, denken wij: daar is
weer een stukje van onze kerk."
Hans Hoogendijk
.pre'.-:-:
mens
611 p \T iemand weet precies hoeveel
Nederlanders in de Tweede
Wereldoorlog per boot begonnen
aaneen vlucht naar Engeland.
Bekend zijn de belevenissen van
'Engelandvaarders' die de
overkant haalden. Naar het aantal
(lat op het strand werd gegrepen,
in zee verdronk of werd opgepikt
)°nE I door een Duitse boot, kan slechts
v» worden gegist. In zijn
geschiedschrijving over de oorlog
40''45 wijdde dr Lou de Jong
enkele regels aan die mislukte
pogingen. Zaandammer Jan
Bruin, bijna 70 jaar, begon drie
jaar geleden een onderzoek en
achterhaalde de geschiedenis van
vijftig boten. „Ik schat dat 85
procent Engeland nooit heeft
gehaald."
Jan Bruin ontdekte dat vanuit Petten
182 mensen een vluchtpoging onder
namen. Van hen kwamen er negen in En
geland aan. De meeste pogingen vonden
plaats in het eerste half jaar van 1941.
Bruin: „Ik had nooit gedacht dat er in zo'n
korte tijd zo veel mensen probeerden te
ontsnappen. Zeker niet vanuit Petten.
Daar zaten nogal wat Duitsers. Zeeland
lag veel dichter bij Engeland dan de
Noordhollandse kust."
Het Willem de Zwijgercollege uit Bussum
probeerde uit te zoeken wat was gebeurd
niet oud-leerling Bob Gazan. Die had in
1941 geprobeerd naar Engeland te vluch
ten met een bootje dat door ene Berends
in Krommenie was geprepareerd. „Ik
weet veel van het verzet in de Zaanstreek,
maar van Berends had ik nooit gehoord.
Dat maakte me nieuwsgierig. Ik kwam er
achter dat die man Barends heette."
In maart 1990 verschenen in Zaandam ar
tikelen over het onderzoek. „Ik ontving
tientallen reacties. Sommige puzzels heb
ik compleet. Met andere ben ik nog bezig."
Elke boot kreeg van Jan Bruin een ge
nummerde map. Daarin weergaven van
telefoongesprekken, persoonlijke inter
views, documenten, foto's, brieven, von
nissen, landkaarten en kranteknipsels.
Bruin: „Ik wilde dossiers aanleggen van
boten die via de Groep Bellis waren ver
trokken, Maai- kreeg ook gegevens van
Engelandvaarders die in Zandvoort wa
ren begonnen, in Rockanje, of op Wièrin-
gen. Die kon ik niet laten liggen. Nu con
centreer ik me op de hele Hollandse kust."
Het onderzoek naar Bob Gazan bracht
aan het licht hij en Rob Kievits tijdens
hun vluchtpoging op 2 juni 1941 voor de
kust van Petten moeten zijn verdronken.
Bruin richtte zich op Barends, een zeilma
ker uit Krommenie.
„Hij had veel bootjes zeewaardig ge
maakt, zelfs in een slootje achter zijn huis.
Hij is in 1947 aan tbc overleden. Volgens
zijn dochter had de spanning en het feit
dat hij bij het afduwen van de boten soms
tot aan zijn oksels in het ijskoude zeewa
ter stond, zijn gezondheid aangetast."
Dijkbaas
Bruin stuitte op Jan Bellis senior. De dijk
baas van de Hondsbossche Zeewering in
Petten bleek tot aan zijn arrestatie de
hand te hebben gehad in talloze vluchtpo
gingen vanaf de dijk. Hij overleed in de
cember 1942 in het concentratiekamp Bu-
chenwald, 65 jaar en zonder iets te hebben
losgelaten over de ontsnappingsroute. In
Petten is een monument voor hem opge
richt.
Bruin: „Jan senior was de organisator.
Zoon Arie, broer Gerrit, diens vrouw
Maartje, Pieter Barends en anderen, de
uitvoerders. Jans tweede zoon, Jan junior,
was pas getrouwd en mocht van vader
niet meedoen. Dat deed hij af en toe toch.
Hij zette me op het spoor van de groep
mensen die het nooit hebben gehaald."
Boot nummer 1 in het archief van Jan
Bruin is van de latere schout bij nacht,
Wijnand Langeraar uit Haarlem. De toen
malige luitenant ter zee der 2e klasse, ver
trok in de nacht van 28 maart 1941 vanaf
het strand van Zandvoort. Naast de 26-ja-
rige Langeraar hadden nog twee mannen
plaatsgenomen in de jol.
Langeraar in een brief aan Bruin (7 april
1991): „Tegen donker werd de boot met
een verhuiswagen op de boulevard van
Zandvoort afgeleverd. Mijn tochtgenoten
waren stuurlieden ter koopvaardij, John
de Zwart (nu wonende te Serooskerke) en
Willem van Gorkom die nu in Nieuw-Zee-
land woont."
„Geleidelijk kwam er meer wind. Tegen
de ochtend waren we voortdurend aan het
hozen. Midden op de dag besloten we te
rug te keren. De golven liepen zo hoog dat
we door een Duits konvooi van koopvaar
dijschepen werden geblazen zonder te
worden opgemerkt."
„In de namiddag verkenden we de kust
lijn bij Scheveningen. Na door de bran
ding te zijn gekomen, zijn we - tegen don
ker - elk een kant op gehold. Er werd van
uit de duinen geschoten, maai- ik klom een
trap op die aan de andere kant uitkwam
op het eind van de Sportlaan. Daar van
daan vertrok lijn 5 van de Haagse tram. Ik
sprong op de tram die begon te rijden."
„De volgende dag kwamen mijn vrienden
niet opdagen. Ze waren gevangen geno
men en werden naar een Duits tuchthuis
gestuurd."
Langeraar waagde op 23 juli 1941 een
tweede poging. Door Jan Bruin geboek
staafd in map Boot nummer 11. Bruin:
„Dat was een ramppacht. Er zouden twee
boten vertrekken. Dat was zo geregeld
door Thijmen Hoekstra. Achteraf gezien
een fatale fout."
Hoekstra diende als sergeant-majoor in
de Ripperda Kazerne in Haarlem. Enge
landvaarder en latere luitenant-generaal
van de Navo. Jelke Bosch, commandant
van Boot nummer 12 beschrijft hem in
brieven aan Jan Bruin. „Ik heb Hoekstra
in Amsterdam ontmoet. Wat hij deed in
het verzet, weet ik niet. Wel heb ik hem
wapens (pistolen en munitie) gebracht. Ik
bracht deze naar een winkeltje in de Van
Woustraat. Eigenaar was Collot of Kollo;
een jood, erg sympathiek en moedig.
Hoekstra was erg voorzichtig en boezem
de vertrouwen in. Een zakelijk ingestelde
man."
Het winkeltje in de Van Woustraat moet
volgens Bruin vrijwel zeker ijssalon-café
Koco zijn geweest, waar op 19 februari
1941 de vechtpartij plaats vond tussen een
pro-joodse knokploeg en NSB'ers die
wraak wilden nemen op de geweldadige
dood van WA-man Koot, Bruin: „Aange
zien Bosch de pistolen en de munitie naar
Koco moest brengen, trok ik de conclusie
dat Hoekstra in de hiërarchie van het ver
zet niet zomaar iemand was. Ik ging hem
natrekken en de puzzel viel op z'n plaats."
Bruin ontdekte dat Thijmen Hoekstra en
Willem Gerbrandy. neef van de minister
president in ballingschap, elkaar moeten
hebben gekend. Gerbrandy was de per
soon die 'met spoed naar Engeland moest
worden gebracht' (brief van Jelke Bosch
17 juni 1991). Bruin: „We mogen aanne
men dat Gerbrandy opdracht had gekre
gen naar Engeland te komen. Daarvoor
had hij Hoekstra benaderd die zich drie
dagen voor het vertrek bij Bosch meldde.
Hem werd gevraagd de leiding van de
overtocht op zich te nemen. Naast Ger
brandy zou een marinier meegaan. Harry
van den Brink en een joodse doctor in de
natuurwetenschappen, Abraham Tur-
freyer."
„Hoekstra wist dat Langeraar in de nacht
van 23 juli zou vertrekken. Diens boot
werd op dezelfde werf in Diemen zeewaar
dig gemaakt. Om kosten te drukken, be
sloot Hoekstra beide boten tegelijk naar
Petten te laten brengen met een verhuis
wagen. Pas tijdens de bewuste nacht werd
dat de anderen duidelijk. Jan Bellis was
spinnijdig. Langeraar, Bosch en de mees
te anderen ook. Die nacht zaten vijftien
mensen in een kleine barak te wachten tot
de boten te water konden worden gelaten.
Dat kon nooit goed gaan. Bovendien kre
gen de twee groepen ruzie."
Het eerste schot viel om 1.00 uur op het
moment dat 'Boot nummer 12' (die van
Bosch) over de 8,5 meter hoge Hondsbos
sche was gesjouwd: 'Boot nummer 11'
(Langeraar) lag te wachten totdat Lange
raar en Leo Bels zouden laten weten dat
de kust vrij was. Langeraar op 22 maart
1991: „We wilden dat bericht doorgeven
omdat de Duitsers voorbij waren, toen de
patrouille de bemanning van de andere
boot boven op de dijk ontwaarde en toe
riep zich niet te verroeren. Toen werd door
de mensen op de dijk geschoten, waarna
de Duitsers het vuur openden met auto
matische wapens."
Bruin: Waarschijnlijk is Hoekstra gaan
schieten nadat hij en zijn mannen waren
ontdekt. Die nacht zouden negen mensen
aan de oversteek beginnen: de marine
mensen Langeraar, Bouvy, Van der Plas,
Koldewijn en Van de Stadt in de ene boot
en Bosch, Van den Brink, Gerbrandy en
Turfreyer in de andere. Op het laatst
schijnt te zijn besloten Gerbrandy met de
boot- van Langeraar te laten vertrekken."
De meeste aanwezigen werden gearres
teerd, enkelen konden ontvluchten. Zo
bereikten Bosch en Van den Brink na een
ellendige zwerftocht een boerderij aan de
Belkmerweg. Het was al bijna licht toen
ook Hoekstra daar aanklopte.
Van de mensen die op 23 juli 1941 onder
Duits vuur kwamen te liggen, zijn er nog
vier in leven: Langeraar (nu woonachtig in
Turnhout), Bouvy (Voorschoten). Kolde
wijn (Hengelo) en Bosch (Delden). Hoek
stra werd in 1942 op de Leusderheide geë
xecuteerd nadat hij bij zijn aanhouding
een Duitser had neergeschoten.
Bosch waagde in de nacht van 20 op 21
september samen met Bouvy vanuit Wes-
terland (Wielingen) een tweede poging om
naar Engeland te ontkomen. Ook die mis
lukte. Vijftien mijl uit de Hollandse kust
werd de boot opgemerkt door een Duitse
mijnenveger. De inzittenden belandden in
de gevangenis.
Bruin: „Conclusies over het aantal mis
lukte oversteken durf ik nog niet te trek
ken. Daarvoor komen nog te veel feiten
boven water. Als ik een schatting moet
maken, denk ik dat vijftien procent van
alle Engelandvaarders het heeft gered.
Dat betekent dat vijfentachtig procent
het niet haalde. Niemand heeft aandacht
besteed aan die mislukkingen. Ik doe mijn
best daar verandering in te brengen. In
1995 wil ik klaar zijn."
Rob van den Dobbelsteen
Het restant van
de kerk na het
bombardement:
40.000 ton puin.
foto GPD
vooraanstaande figuren dragen hun
steentje bij. Kanselier Helmut Kohl had
in plaats van geschenken ter gelegenheid
van zijn 60e verjaardag, gevraagd geld
over te maken naar de stichting. Het le
verde ruim 7,5 ton op.
Genoeg is het nog lang niet, maar Guttler
is een optimist. Zijn stichting heeft origi
nele ideeën ontwikkeld om aan geld te ko
men. Er worden horloges verkocht met
een stukje puin van de kerk. De prijzen va
riëren van 75 mark voor de simpele uitvoe
ring tot 1500 voor een klokje in goud.
Dat Dresden meeleeft met het puinrui
men is merkbaar. Toen begin juni het
kruis werd gevonden, dat de kerkspits
vormde, meldde de radio dat direct. Bin-
de opstellers. Ze verwezen naar de geniale
bouwmeester Bahr en naar groten als Sil-
bermann, Bach, Schutz en Wagner, die
nauwe banden hadden onderhouden met
de Frauenkirche.
Een van de initiatiefnemers was prof Lud
wig Guttler, de 50-jarige trompettist, lei
der van het Bachcollogïum en solist bij de
Staatskapel Dresden. Hij werd voorzitter
van de Maatschappij ter bevordering van
de Wederopbouw van de Frauenkriche'.
Guttler: „Dresden is volmaakt ingepast in
het heuvellandschap. De vernietiging was
het logische resultaat van de hoogmoed,
de meedogenloze agressiviteit die van
Duitsland is uitgegaan."
Hij heeft de pogingen van de communis
ten om Dresden te herbouwen kritisch ge
volgd. „Het regime had een legitimatie no
dig. Het was niet meer genoeg om te zeg
gen: wij zijn een nieuwe staat zonder his
torische ballast. Daarom werden de
pronkgebouwen van de oude Saksische
vorsten opgebouwd."
Guttler kijkt naar de oude foto's van de
Frauenkirche en vervolgt: „Met de kerk
lag dat anders. Niet alleen hadden ze daar
geen geld voor, het was ideologisch niet te
maken, omdat deze kerk het liberale, hu
mane Dresden representeerde."
Zou het niet beter zijn alles te laten zoals
het is en de ruïne als een monument vooi
het zinloze van geweld te behouden?
Guttler: „Als je het centrum herbouwt, is
de ruïne niet meer te zien. Er zouden
bouwkundige maatregelen moeten wor
den getroffen om te voorkomen dat door
het enorme gewicht nieuwe gebouwen ge
destabiliseerd worden. Er zou een min
stens tien meter hoge muur om het puin
moeten worden gebouwd. Een muur mid
den in Dresden, terwijl we juist zo geluk
kig zijn dat die in Berlijn is gevallen? Dat
kan niet. Wij willen de kerk herbouwen en
door de vermenging van oude en nieuwe
stenen zal nog tientallen jaren te zien zijn
dat de vernietiging te danken was aan de
Duitse grootheidswaan."
Geld
Hoeveel geld de herbouw kost, weet nie
mand. De schattingen lopen uiteen van
175 miljoen gulden tot een kwart miljard.
Ook het tijdstip waarop de kerk in zijn
oude glorie zal zijn herrezen, vindt Guttler
van minder belang. „Of dat nu in 2006 is
als Dresden 800 jaar bestaat of een paar
jaar later, is bijzaak. Hier ontstaat een
nieuw stuk Oostduitse identiteit."
Guttler en zijn medestrijders lopen stad
en land af om geld in te zamelen. De arm
lastige stad Dresden heeft toegezegd jaar
lijks bijna twee miljoen ter beschikking te
stellen, de deelstaat Saksen springt bij, er
is een vereniging van donateurs opge
richt, bedrijven komen over de brug en
Een illustratie
van de
Frauenkirche, de
trots van Dresden,
voor het
bombardement
van 1945.
foto GPD