Kluchtig
volksleven
Op de wal
word ik
zeeziek
ook
Geen pornografie, maar
geen historische roman
Nikos Kavvadias
Toneel
van
Lanoye
kunst cultuur VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1993 20
Dieren worden mensen
Het is deze maand tien jaar
geleden dat Tom Lanoye
(35) zijn officiële debuut maak
te in de literatuur. Dat was met
Rozegeur en maneschijn, een
bundel met voor onder ande
ren Hubert Lampo (de man van
'het tragisch realisme') en Si
mon Vinkenoog ('een honge
roedeem op zwem vliezen') hel
se kritieken. Inmiddels is La
noye een fenomeen, vanwege
zijn polemisch proza, vanwege
zijn gedichten, vanwege zijn
proza en ook vanwege zijn to
neel. Zijn jubileum gaat dan
ook niet ongemerkt voorbij: er
wordt een speciale editie van
Kartonnen dozen uitgebracht,
van die roman verschijnt onder
de titel Pappschachteln een
Duitse editie, en drie van zijn
toneelstukken zijn verzameld
in De schoonheid van een total
loss.
De drie stukken zijn: Celibaat,
de zo succesvolle bewerking-
van Gerard Walschaps gelijk
namige roman; Bij Jules en
Alice, de bewerking van een
verhaal van Lanoye zelf; Blan-
kenberge, een oorspronkelijk
werk: Het gaat in alle gevallen
om krachtig toneel, met veel
vaart en bijzonder sappige dia
logen. Lanoye's taal heeft in
zijn toneel een veel sterker
Vlaamse inslag dan in zijn pro
za. Dat blijkt als je de twee ver
sies van Bij Jules en Alice ver
gelijkt. 'De krant' wordt 'de ga
zet', 'prullen' veranderde hij in
'mikmak', 'je' is gewijzigd in
'ge', 'een gepluimd vogeltje'
heet op het toneel 'een vogelke
zonder pluimen'.
Het verhaal verscheen voor het
eerst in 1984, de inflatie van die
periode is ook door Lanoye ver
werkt. Kostte de gerookte zalm
eerst per ons 75 frank, nu is dat
95 frank geworden. De kikker-
billen stegen van 45 naar 85
frank per ons. Uiteraard waren
er veel ingrijpender aanpassin
gen nodig, het is boeiend ver
haal en toneelstuk over de ex-
garagehouder Jules en zijn
echtgenote Alice te vergelij
ken.
Ook Blankenberge is een dooi
en door Vlaamse geschiedenis.
Het toneelstuk speelt zich af in
een brasserie aan de kust. Het
toeristenseizoen loopt ten ein
de, al te goed gaan de zaken
blijkbaar niet. De zoon van de
eigenaresse verzucht tenmin
ste: „Komt ervan als je eten
serveert, niets dan miserie, veel
werken, weinig verdienen. Vol
gend seizoen moeten we van
dat kruipkot hier een dancing
maken."
We volgen de gesprekken van
de personeelsleden, krijgen in
zicht in hun liefdeleven. Vooral
populair zijn de serveerster
Brigitte en de jonge vreemde
ling Idriss. De laatste heeft
geen al te hoge dunk van de
badgasten: „Allemaal witte
klootzakken die opeen liggen,
allemaal bleekscheten op een
hoop, een kolossale berg blan
ke lijven." Het loopt natuurlijk
allemaal verkeerd af.
In zijn polemieken vecht La
noye voor de goede zaak. In zijn
poëzie zien we hem balanceren
tussen verhulling en tederheid.
In zijn proza laat hij zijn hang
naar het absurde gelden. In zijn
toneel - zo valt te ontdekken in
De schoonheid van een total
loss - geeft hij kluchtige schet
sen uit het Vlaamse volksle
ven. Tom Lanoye heeft in die
tien jaar allerlei gezichten ge
toond: grimmige, grillige en
grappige. Maai- hij fascineert in
al zijn hoedanigheden.
H.ff.
Tom Lanoye: De schoonheid van
een total loss. Toneel - 200 pagj
39,90 - Prometheus, Amsterdam
De meeste mensen die in de
buurt van een haven wonen,
weten het wel: als je een oude en
verwaal-loosde boot ziet liggen, is
de kans groot dat de thuishaven
Piraeus is. Op zo'n roestbak, stel ik
me voor, moet de Griekse dichter
Nikos Kavvadias een groot deel
van zijn leven hebben rondgeva
ren. Je fantaseert vanzelf verder
dat de schepen waai- hij op voer al
tijd naai- groezelige havens onder
weg waren en steevast een du
bieuze lading hadden.
Zijn literatuur bevestigt dat beeld.
Kavvadias' roman Hondewacht
speelt zich af op de Pytheas, een
schip van veertig jaar oud, zonder
moderne apparatuur. Het doel van
de reis is een onaanzienlijke Chi
nese haven waarover het in een
gids heet: 'Nothing of interest to
bring man ashore'. Men komt in
China aan als de strijd tussen
Tsjiang K'ai-sjek en Mao Tse-
toeng in een beslissende fase is. De
lading bestaat uit militair mate
rieel.
Autobiografisch
Leven en werk lijken bij deze zee
man-dichter moeiteloos verbon
den te kunnen worden. Wanneer
een verhaalfiguur verklaart: 'Op
de wal word ik zeeziek', gaan we er-
vanuit dat de auteur er exact zo
over dacht. Als een personage
hoont: „Passagiers? Mooi vrachtje
heb je daaraan! Erger nog dan erts
of lijnzaad", nemen we aan dat
daarmee afdoend verklaard is
waarom de schrijver liever niet op
passagiersschepen aanmonsterde.
Hondewacht is een roman, maar
de neiging is aanzienlijk het boek
als een autobiografisch werk op te
vatten, het te lezen als een ge
schrift waarin Kavvadias vertelt
over zijn eigen belevenissen.
Ook bij zijn gedichten is de verlei
ding groot ze op de persoon van de
dichter te betrekken. Van de poë
zie van Kavvadias kunnen de Ne
derlandse lezers al een aantal jaren
genieten. In 1988 publiceerde de
aan de Groningse universiteit ver
bonden Neo-graecus Hero Ho-
kwerda immers Maraboe en an
dere gedichten. Maraboe is ook de
titel van Kavvadias' opvallendste
vers: Zeelui met wie ik voer bewe
ren over mij I dat ik een lamzak
ben, voor het verderf geschapen, l
dat ik het vrouwvolk op een minne
wijze haat. In een latere fase van
zijn loopbaan schreef hij minder
direct aansprekende gedichten,
hallucinerende indrukken rijgen
zich dan aaneen.
Ongrijpbaar
De roman Hondeioacht - ook weer
door Hokwerda vertaald - sluit bij
die latere gedichten aan, is even
beklemmend en ongrijpbaar. Het
boek bevat vooral gesprekken die
op de brug van de Pytheas gevoerd
worden. Natuurlijk wordt er be
praat wat er op het schip voorvalt.
Bijna onvermijdelijk leidt dat tot
een voor leken moeilijk te door
gronden jargon. Er wordt dikwijls
zo gesproken:
De boots onderbrak hen: De sjor-
netten zijn losgemaakt. De tanken
gepeild. Oké. Ik heb de ankers ge
controleerd, ze zijn klaar om te
vallen. Wat is er nog meer van je
orders?'
'Niets. Zorg dat de hieuwlijntjes
klaarliggen. En de fenders, de
stootkussens, de loodsladder.'
Het zeemans-Grieks is in zeemans-
Nederlands vertaald. Dat hoort zo
natuurlijk, maar als verstokte
landrot had ik soms wat meer op
heldering gewenst. De toon van de
gesprekken is pittig, 'om niet te
zeggen grof. Vooral over vrouwen
worden niet de meest hoofs inzich
ten geuit: „Vrouwen deugen ner
gens voor. Puur gaten zijn het, ga
ten en verder niemendal." Ho
kwerda heeft dit register goed we
ten te treffen, zijn Nederlands is
haast even stoer als Kavvadias'
Grieks met uitdrukkingen als
kutklimaat en klotehaven, rothoer
en flikker. Een wending als 'Snap-
pez-vous?' daarentegen, vind ik
nogal flauw.
Hokwerda schreef ook een na
woord dat wordt ontsierd door zin
nen met drie-trapsbeeldspraak:
Wat hier als verhaalskeletis be
schreven, is in feite niet meer dan
een kapstok om een reeks van ge
sprekken, verhalen, overpeinzin
gen, herinneringen, ijldromen en
andere flarden aan op te hangen,
die alle te zamen bij wijze van mo
zaïek het beeld vormen van het le
ven op zee zoals Kavvadias ons
dat wil geven. De schrijver hield er
zelf een heel andere stijl op na. Hij
bediende zich van korte, bijtende
zinnen, rauw en vrijwel zonder me
taforen. Eens schijnt hij over deze
roman beweerd te hebben: „Ik
moest kotsen en ik hèb het eruit
gekotst. Wat moet je anders? Nu
moeten anderen ervan kotsen."
Zo bar en boos gaat het nu ook
weer niet toe in Hondewacht. Maar
ongewtijfeld is dit een hard boek,
niet geschikt voor Hella Haasse-
fans. Tenminste, ik neem aan dat
die mensen nogal zullen schrikken
van een roman die begint met rea
listische onthullingen over de ge
slachtsziekte die een matroos
heeft opgelopen. Er staan mooie
verhalen in dit boek: de erotische
geschiedenis in de poolstreek bij
voorbeeld, het debat over de haai
en die schepen over enorme afstan
den volgen, de herinneringen aan
een nogselijker boot die door rat
ten werd geteisterd. Vanzelfspre
kend zijn er ook passages die be
wijzen dat in deze ruwe bolsters
blanke pitten schuilgaan. Zo
schrijft Kavvadias met een soort
grimmige liefde over Kefalonia,
min of meer zijn land van her
komst.
Eentonig
Dit is een bijzonder boek, zeker als
je bedenkt-dat het in 1952 en 1953
ontstond. Wanneer echter na een
aantal bladzijden de overdonde
ring geen effect meer heeft, blijkt
de roman nogal eentonig. Waar dat
aan ligt? Aan het feit dat de opva
renden elkaar- weliswaar veel ver
halen vertellen, maar er verder aan
boord weinig gebeurt. Aan het
staccato-proza van de auteur, dat
weinig variatie kent. Aan de zwak
ke typering van de verhaalfiguren,
die allemaal uit dezelfde mal gego
ten lijken te zijn. Aan het ontbre
ken van nieuwe impulsen na de
verrassende opening.
Kavvadias is wel eens een Griekse
Slauerhoff genoemd. Beslist geen
onzinnige opmerking als je de the
ma's van hun werk. vergelijkt,
maar de kwaliteit ervan verschilt
nogal. Het is goed dat de Neder
landse lezers kennis kunnen ma
ken met Kavvadias. Maar ik denk
dat er voor Griekse lezers heel wat'
te ontdekken zou zijn in het oeuvre
van Slauerhoff.
Hans Warren
Nikos Kavvadias: Hondeioacht. Ro
man. Uit het Grieks vertaald en van een
nawoord voorzien door Hero Hokwer
da - 224 pagjf 39,50 - Meulenhoff, Am
sterdam
letterkundige kroniek
i i i i i i i i i i M i i i i i M i i ii iiiiliii
ii i i i iliiiiiiiiiiiiiiiii ii i i i i i 1 II -
De Vlaming Paul Claes is met
hartstocht literator. Zo be
gon ik een jaar geleden een arti
kel over zijn kleine verhalenbun
del Het laatste boek. De studie
van intertekstualiteit, het spiege
len van echoën van teksten door
de eeuwen heen, werd in die ver
halen heel geestig tot een spel
van verbeelding gemaakt. Ik
schreef: 'Een circusvertoning
misschien, met buitelingen aan
de trapeze en koorddansen en
clownsnummers, om luid voor te
klappen. En toch min of meer
ontroerd de zaal verlaten.'
Wat naar mijn smaak gold voor
dat boek, geldt nog meer voor de
roman De Sater die Claes (1943)
zojuist liet verschijnen. Een his
torische roman? Hij speelt in
Klein-Azië, in de eerste decennia
van onze jaartelling en het we
melt erin van goden, halfgoden,
nimfen, orakels, er wordt uitvoe
rig in bericht over baden, oliën,
slaap- en liefdesdranken, er
wordt een dienst voor de Egypti
sche godin Isis in beschreven,
met evenveel plezier als er an
tieke maaltijden in worden be
schreven. Jezus wordt, niet bij
name, vermeld als Palestijnse
predikant. Het lijkt inderdaad
een historische roman. Louis
Couperus op z'n overdadigst, en
is het niet.
Sater
Claes laat een jongeman, Endy-
mion, zijn verhaal vertellen. Hij
werd geboren in Efese (menige
Nederlander heeft de opgravin
gen bezocht en zal zich bij de
plaatsnaam iets voorstellen) als
zoon van Phoebe die bij het rou
wen om haar dikke echtgenoot,
in de grafkelder, bemind en be
vrucht werd door een. medelij
dende soldaat. Zijn leermeester
wordt Phemius, een wellustige
retor die hem inwijdt in de liefde
en door Phoebe wordt wegge
jaagd.
Endymion is zelf een sater, een
prachtige rossige jongen die zijn
de ongelooflijk decadente Preto-
nius, volop Romein, die hem
vraagt: Waarom schrijf je het niet
op, Ion? Hij antwoordt: Er is toch
niemand die echt gebeurde ver
halen schrijft? Je kunt toch al
leen maar de bestaande verha
len herschrijven? En Petronius
zegt: Jawelmaar misschien
komt er ooit nog een tijd dat niet
de herinnering, maar het leven
zelf ons verhalen zal inblazen.
Die Petronius is een historische
figuur, de auteur van Satizae (Sa-
tiricon) waarin 'Het avondmaal
van Trimalchio'. En in deze korte
scène maakt Paul Claes ons dui
delijk dat hij niet een historische
roman schrijft, waarin de lezer
voor de duur van zijn lektuur
moet geloven, maar fantaseert
hoe het genre is ontstaan. Hij is
een speelse geleerde, geen bevlo
gen kunstenaar die meent zich te
kunnen verplaatsen naar de oud
heid en de lezers wil opnemen in
zijn verbeelding.
Porno
Er is zoveel wellust in het boek,
heterosexueel, pedofiel, er zijn
zoveel orgieën dat het pure por
nografie had kunnen zijn. Ook
dat is het niet. Wat er ook aan lek
kers of liederlijks gebeurt, we
blijven er steeds van overtuigd
dat het zo hoort in het genre dat
Claes imiteert en beproeft, dat
we te maken hebben met een lite
rair spel.
Het is spel is hoogst amusant, en
het schelmenverhaal heeft een
aangenaam verrassende afloop.
De taal die Claes gebruikt is vir
tuoos archaïsch, ik ben er zeker
van dat mij toespelingen zijn ont
gaan, dat ik knipoogjes niet heb
gezien. Het doet er niet toe. Dit is
een spannende roman voor be
schaafd vermaak, en je steekt er
ook nog heel wat van op.
Alfred Kossmann
Paul Claes, De Sater. Uitg.: De Bezig
Bij, Amsterdam. Prijs: 29,50.
Hondetrouw en kattekwaad,
hazehart en leeuwemoed,
kippeborst en muizetandjes. Ook de
taal bewijst dat de mensen niet zonder
de dieren kunnen leven. Verhalen over
dieren komen dan ook in vrijwel alle
beschavingen voor: in het oude
Mesopotamië en in het moderne
westen, in China en in het Romeinse
rijk, in de Afrikaanse dorpen en in de
Griekse steden. Mijn naam is haas is
een boeiend boek met 23 artikelen over
dierenverhalen in deze en andere
culturen.
Waarschijnlijk begint de ge
schiedenis van de dierenfabel
in Mesopotamië. Th. J. H. Krispijn
gaat in op deze oude teksten en
geeft veel voorbeelden. Ook an
dere medewerkers citeren geluk
kig vaak uitgebreid, Th. de Bruijn
bijvoorbeeld die schrijft over de rol
van een papegaai in de Padmavat,
een werk uit de Indische litera
tuur. Rusland; Java, Maleisië - de
redacteuren van deze bundel zijn
beslist niet eenkennig geweest.
Ook is er een aardige beschouwing
van Mineke Schipper over dieren
verhalen uit Afrika.
Van Aisopos - de beroemde Gries-
ke fabelschrijver - zou zij graag een
Afrikaanse auteur maken. Dat
lijkt me een al te gewaagde veron
derstelling, maai- Aisopos blijft een
raadselachtige verschijning over
wiens leven ook in de oudheid al
wild gefantaseerd werd. In het re
gister van Mijn naam is haas geeft
deze legendarische figuur in ieder
geval de toon aan, ofschoon er
geen afzonderlijke bijdrage aan
hem is gewijd. Hij wordt op de voel
gevolgd door Jean de la Fontaine
en Phaedrus. Het werk van de laat
ste genoemde wordt belicht dooi
P. H. Schrijvers.
Aisopos is mijn bron. De stof dieft':
bedacht, I geef ik verfijnde vorvf
een zesvoetig vers. I T.weeerlé
bruidsgift biedt mijn boekje: amt
sement, maar ook, in wijze uw
ken, menige levensles, zo verklaar
de Phaedrus zelf, een Griekse slasi
die zich in Rome vestigde.e
bekende fabelbundel in het Neder
lands bevat bewerkingen va»
Phaedrus' werk. Het gaat om
Esopet, de titel verwijst naar Aiso
pos. Men komt Aisopos overal le
gen, zelfs in Chinese vertaling zo
als W. L. Idema laat weten. Maai
ook vóór in 1625 die editie van een
Franse missionaris verscheen
schreven de Chinezen al vaak ove
dieren.
Net zoals bij veel andere volken gf
beurde. In oost en west erteldi
men dierenverhalen, precies
Phaedrus zei om te amuseren ent!
beleren. De merkwaardigste over
eenkomst is echter dat al die die
ren mensen werden zoals wij.
boze wolf, de sluwe vos, de doninü
ezel, de nijvere mier - ze leven blijk
baar overal in de literatuur, mai'
zijn in de natuur nergens te vinder-
Kt
Mijn naam is haas. Dierenverhalen';
verschillende culturen - onder redact
van W.L. Idema, Mineke Schippert
P.H. ScJmjvers - 26Spag.lf 49,50 - Ar«W
Baam
Paul Claes: Litex-airspel meteen verrassende afloop.
leermeester gemakkelijk naar de
kroon steekt. Hij is geheel gewijd
aan en gevloekt door de god van
wellust en vruchtbaarheid Pria-
pos, en weet in één etmaal zesen
twintig wilde en onvruchtbare
vrouwen te bevredigen.
Het lijkt zijn ondergang te wor
den. Na zijn schandelijke gedrag-
tijdens mysteriën breekt de pest
uit in Ephese en hij wordt schul
dig geacht en de stad uitgejaagd.
Veel heeft hij te verduren, veel
moet hij zwerven, in vele armen
moet hij zijn genoegens vinden
voor hij, terug in Ephese. het sla
vinnetje kan trouwen, dat hem
bij zijn omzwervingen maagde
lijk heeft vergezeld.
Endymion schrijft: U moet het
foto Chris van Houts
mij, lieve lezer, dan ook niet kwa
lijk nemen als ik dit Griekse ver
haal af en toe kruid met een La
tijns citaat. Hij is een Griek, in
een wereld die politiek en militair
door de Romeinen wordt be
heerst. Hij kent Homerus en Pla
to, hij heeft van Phemius al de
mythes en rituelen geleerd. Tij
dens een van zijn avonturen
komt hij terecht op het schip van
Tom Lanoye: grimmig, grillig, grappig. foto P. de Spiegelaere
Nikos Kavvadias (1910-1975) was jarenlang marconist op
koopvaardijschepen. Hij schreef gedichten over het
zeemansleven, die in Griekenland zeer worden gewaardeerd.
In 1954 publiceerde hij ook een roman waarin veel
persoonlijke indrukken zijn verwerkt. Vardia heet dat boek,
onder de titel Hondeioacht verscheen er nu een vertaling
van.
Nikos Kavvadias.