Monument voor een wethouder
Grenzen aan handhaven orde
Normale contacten
mogelijk tussen
Nederland en PLO
I
opinie en achtergrond
Middelburg moet 7,5 miljoen ophoesten voor cultuurpaleis
Een bescheiden kennis
VRIJDAG 10 SEPTEMBER 1993
van onze verslaggever
Ab van der Sluis
Maanden nadat de eerste of
ficiële financiële cijfers
openbaar werden, bleek afgelo
pen weekeinde duidelijk dat
het niet is gelukt sponsors te
vinden voor de bouw van het
Centrum voor Beeldende Kunst
in Middelburg (CBK). Nu waren
de verwachtingen ook niet echt
hoog gespannen. De dalende
conjunctuur en het feit dat al
leen nog maar een maquette ge
toond kan worden, waren daar
debet aan. Middelburg moet nu
zelf 7,5 miljoen gulden ophoes
ten. Die wetenschap leidde di
rect tot politiek gekrakeel. Im
mers, in een nog niet zo ver ver
leden bepaalde een raadsmeer-
derheid dat Middelburg maxi
maal 5.5 miljoen gulden inves
teert in het CBK. Sponsors
moesten met het resterende
geld over de brug komen.
Nü 7,5 miljoen gulden uittrek
ken voor een CBK is voorbij
gaan aan eerder gemaakte af
spraken. Het tast ook de geloof
waardigheid van politici aan. De
PvdA - electoraal toch al in een
diep dal - tilt daar niet aan. Nü
stoppen met alle voorbereidin
gen, betekent dat achthonderd
duizend gulden tevergeefs is uit
gegeven. Wat moet Middelburg
bovendien dan met die kale
vlakte? Een zwembad bouwen?
Het CDA is, zoals altijd bij hei
kele kwesties, verdeeld. Fractie
voorzitter P. M. Bruinooge is ui
teraard voor. Het zou natuurlijk
uitermate vreemd zijn als de
voorzitter van de Stichting Beel
dende Kunst Middelburg
(SBKM), de toekomstige exploi
tant van het centrum, tegen
stemt. Bruinooge is maandag
echter afwezig bij de cruciale
raadsvergadering. Eén WD-
raadslid, D66 en de fractie van
SGP/RPF/GPV hebben in het
verleden hebben altijd al grote
reserves gehad over de bouw van
het centrum. Klein rechts, om
dat die partij zich zorgen maakt
over de inhoud van de porte-
monnaie van Middelburg en D66
vanwege de gevolgde procedure.
Niemand, beklemtoonde fractie
voorzitter drs W. Ovaa herhaal
delijk. laat eerst een schetsont
werp maken voor een gebouw en
kijkt pas daarna hoeveel geld
het mag kosten.
'Allure'
In het stadhuis produceren
ambtenaren de ene na de andere
notitie, waarin in een voortdu-
Maquette van het in het Maisbaai-gebiedgeplande Centrum voor Beeldende Kunst.
rende stroom van opgetogen be
woordingen het CBK de hemel
in wordt geprezen. Het moet
Middelburg opjagen in de vaart
der volkeren. Een stad die niet
vernieuwt blijft een sloffende in
het peloton der naamlozen, zei
wethouder G.B. Schoenmakers
ooit. Het centrum komt in 'een
met allure en smaak bebouwd
terrein'. De bouw betekent een
opwaardering voor een gebied
dat zich strekt van haven tot bi
bliotheek: 'galeries en restau
rants zullen zich er vestigen,
mensen zullen er komen wande
len en van kunst en architectuur
genieten. Het Centrum zal de
ziel van het gebied zijn'. En alsof
dat nog niet genoeg is; het CBK
versterkt het culturele imago
van de stad. 'Creatieve, jonge,
moderne mensen zullen naar de
stad trekken en zich daar - in het
voordeel van de stad - blijvend
vestigen'.
Is een prestigieus kunstcentrum
een garantie voor een opzienba
rend kunst- en cultuurbeleid?
Nee! Op een lege huls - hoe mooi
ook - zit niemand te wachten.
Neeltje Jans is daarvan een spre
kend voorbeeld. Ook bij dat pro
ject werden alle registers open
getrokken om verzekerd te zijn
van klinkende namen en ver
maarde architecten. Iedereen
weet toch hoe het is afgelopen
met het plan Van Gasteren cs?.
Investeerders wilden geen geld
steken in de beoogde 'publiek-
foto Wim Riemens
strekker van internationale al
lure'. omdat ze geen zicht had
den op de inhoudelijke kant van
het project.
Vleeshal
Het CBK moet de taak van De
Vleeshal overnemen. Die exposi
tieruimte is haar functie als rich
tinggever allang kwijt. De Vlees
hal had een eigen, specifieke
sfeer en architectuur. Kunste
naars werden daardoor geïnspi
reerd. De Stichting Beeldende
Kunst Middelburg erkent dat de
naam en faam van De Vleeshal
niet kunnen worden overgeno
men door het nieuwe kunstcen
trum. Met een bedrag van
150.000 gulden voor achttien
wisselende exposities kun je ook
niet echt aansprekende kunste
naars naar Middelburg halen.
Een beetje kleurencatalogus
kost al dertigduizend gulden.
De SBKM wil extra geld (bijna
een half miljoen gulden) via
sponsoring binnenhalen voor
tentoonstellingen. Garanties
daarvoor ontbreken uiteraard.
In het centrum komen drie ex
positieruimtes en één suppoost.
Dat wordt hollen om ervoor te
zorgen dat de doeken en beelden
niet onder de vette vingers ko
men.
Wethouder Schoenmakers wil
het raadsvoorstel van het CBK
het liefst zo snel mogelijk door
de gemeenteraad loodsen. Im
mers. in maart vinden verkiezin
gen plaats. De vrees is ge
rechtvaardigd dat de PvdA een
flinke veer moet laten en zelfs
een aantal raadszetels én een
wethouderszetel moet inleve
ren, ten gunste van D66. Verkie
zingspolls wijzen een politieke
aardverschuiving uit. Wat een
vergrote D66-fractie zal doen, is
gelet op de stemverklaringen
van de raadsleden in het verle
den feitelijk een overbodige
vraag.
Karei Appel
Karei Appel heeft, bezweert
Schoenmakers herhaaldelijk,
belangeloos aangeboden om
voor het gebouw keramische
platen te ontwerpen die langs de
ruim honderd meter lange wan
den worden geplaatst. Wanneer
de kunstenaar begint en eindigt
met zijn kunstobject is een
vraag, die de wethouder nog
nooit tot volle tevredenheid
heeft beantwoord. Appel begint
wel en zal 'werkende weg' de pla
ten bewerken, maar ook Appel
heeft niet het eeuwige leven.
Onzekerheden volop. En trou
wens, hoe denkt de Middelburg
se bevolking over het CBK? De
nipte steun voor het cultuurpa
leis in de commissie stadsont
wikkeling toont al aan dat daar
over genuanceerder wordt ge
dacht. Een wethouder die vindt
datje de publieke opinie mag ne
geren als het gaat om hogere
idealen als Kunst, Cultuur en
Architectuur verdient wel een
eigen monument. Alleen geen
van 7,5 miljoen gulden.
Voor de Nederlandse rege
ring speelt de vraag of de
PLO moet worden erkend niet.
Nederland erkent immers al
leen staten. Wel zal de regering
naar verwachting nu normale
politieke contacten met de PLO
mogelijk maken.
Tot nu toe is de Nederlandse mi
nister van buitenlandse zaken
rechtstreekse politieke contac
ten met PLO-vertegenwoordi-
gers uit de weg gegaan Het be
leid van Buitenlandse Zaken
was dat wel Nederlandse ambas
sades op politiek niveau contac
ten met de PLO konden hebben.
Zo was de ambassadeur in Tu
nis, waar de PLO haar hoofd
kwartier heeft, gerechtigd om
met Arafat te praten.
Dat beleid ging terug op een uit
spraak van de Tweede Kamer
uit 1983. Toen is een CDA-motie
aangenomen, waarin de Neder
landse regering wordt opgedra
gen slechts op ambtelijk niveau
contacten te onderhouden met
het PLO-informatiebureau in
Den Haag. Zolang de PLO de
staat Israël niet had erkend en
de vernietiging van de joodse
staat niet uit het PLO-Handvest
was geschrapt, waren contacten
op ministerieel niveau volgens
de motie uit den boze.
'Glijden'
Deze kameruitspraak is nooit
herzien, al is zoals WD-woord-
voerder Weisglas het uitdrukt de
toenmalige minister van buiten
landse zaken Van den Broek ver
volgens ..wat gaan glijden". De
bewindsman meende gaande de
discussie over de situatie in het
Midden-Oosten dat op weg naar
mogelijke vredesbesprekingen
contacten met de PLO wel dege
lijk waardevol waren, al moes
ten deze tot het hoognodige be
perkt blijven.
Vooral de bereidheid van de
Amerikaanse regering medio de
cember 1988 om een dialoog te
beginnen met de PLO was aan
leiding voor een nuancering van
het Nederlandse beleid. Dit was
nadat Arafat in zijn roemruchte
speech in Genève liet doorsche
meren dat erkenning van de
staat Israël niet langer uitgeslo
ten was en dat de organisatie be
reid was het terrorisme af te zwe
ren.
De minister kreeg in december
1988 steun in het kabinet voor
zijn opvatting om in dat licht de
contacten met de PLO op te
waarderen van ambtelijk naar
waar nodig ministerieel niveau.
In de Kamer tekende alleen de
VVD-fractie bezwaar aan tegen
die opstelling. Oppositiepartij
PvdA gaf de CDA-bewindsman
bij monde van toenmalig woord-
Onder het bewind van minister
van buitenlandse zaken Van
den Broek werden de contacten
tussen Den Haag en PLO al op
gewaardeerd.
voerder Ter Beek nog de meeste
steun. Gualthérie van Weezei
(CDA) waarschuwde bij die gele
genheid wel voor al te grote eufo
rie rond Arafat, waardoor Israël
mogelijk in een isolement zou
kunnen geraken.
Aanslag
Van den Broek zette de contac
ten evenwel op een laag pitje na
de terroristische aanslag op 30
mei 1990 met speedboten voor
de Israëlische kust nabij Tel
Aviv. Die aanslag werd opgeëist
door het bevrijdingsfront PLF,
een kleinere groepering binnen
de PLO. Vooral het feit dat PLO-
leider Arafat de betrokkenheid
van zijn organisatie met de ter
reurdaad weliswaar ontkende,
maar de daad ook weer niet on
dubbelzinnig veroordeelde, was
voor Van den Broek reden om
contacten met de PLO even af te
houden.
Een maand later ontving de be
windsman een delegatie van Pa-
lestijnen, van wie Van den Broek
wist dat zij een belangrijke func
tie binnen de PLO hadden. Van
deze delegatie maakten onder
anderen deel uit voorzitter Nabil
Shaath van de politieke com
missie van de Palestijnse Natio
nale Raad (parlement in balling
schap). Faisal Husseini, opstel
ler van het document waarin
werd gepleit voor het uitroepen
van een Palestijnse staat, en Afif
Safieh. de PLO-vertegenwoordi-
ger in Nederland. Safieh meldde
triomfantelijk dat dat. de eerste
keer was dat een westerse minis
ter een delegatie Palestijnen
ontving die in en buiten de be
zette gebieden wonen. Dergelij
ke contacten hPbben later meer
plaatsgevonden. (ANP)
Promovendus komt met voorstellen voor speciale wet
door Gerard Chel
Ordehandhaving. Wat ver
staan we daaronder? Het
ontruimen van een kraak
pand? Het verbieden van sa
menscholingen? Het 'heen
zenden' van toevallige voor
bijgangers? Het in een cel
stoppen van een dronkaard?
Het in elkaar slaan van stu
denten? Het schieten op de
monstranten? Het oppakken
van een zwerver?
Ordehandhaving behoort, vol
gens de jurist Bernd van der
Meulen, tot een van de meest
oorspronkelijke taken van de
overheid. Toch is het een 'on
grijpbaar fenomeen'. Van der
Meulen onderzocht dit feno
meen, oen onderzoek waarop
hij donderdag promoveerde
aan de Vrije Universiteit van
Amsterdam. Opmerkelijk is
dat Van der Meulen het niet bij
vaststellingen alleen laat: hij
komt met een uitgewerkt
voorstel voor een 'wet op de
openbare orde'.
Veel bepalingen die te maken
hebben met ordehandhaving
zijn neergelegd in drie ver
schillende wetten: de Politie
wet, Gemeentewet en het Wet
boek van Strafvordering. Van
der Meulen wil deze regels sa
menbrengen in een nieuwe
'wet op de openbare orde'.
„Ordehandhaving betekent
bijna altijd een beperking van
een grondrecht. Dat vereist
een deugdelijke verankering
in het recht", licht hij toe. „On
der openbare orde versta ik
een normale situatie waarbij
iedereen gebruik kan maken
van zijn bewegingsvrijheid. De
overheid moet dat in goede ba
nen leiden. Dat is veel breder
dan alleen optreden bij rel
letjes. Het is een voortdurende
afweging van belangen, waar
bij het onontkoombaar is dat
ruim baan voor de één, een be
perking voor de ander in kan
houden".
Van der Meulen ziet ordehand
having daarom per definitie
als 'het stellen van een grens
aan onze bewegingsvrijheid'.
Dat moet de overheid dus niet
ten koste van alles doen.
„Daar waar ordehandhaving
te ingrijpend blijkt te zijn.
moet je misschien kiezen voor
een stukje wanorde". Con
creet: moet de wijkagent bij
een onregelmatigheid z'n ge
zicht laten zien of niet. ingrij
pen of niet. En: moet de burge
meester één kraakpand laten
ontruimen als een complete
veldslag dreigt? De promo
vendus: ..In een samenleving
in totale orde heb je geen men
sen meer. evenals waarschijn
lijk in een totaal wanordelijke
Hoort het oppakken van een zwerver bij de ordehandhaving?
foto Ruben Oreel
samenleving. Waar het om
gaat. is dat onze vrijheid niet
mag worden aangetast door te
rigide geformuleerde over
heidsverplichtingen. Orde
handhaving betekent niet dat
je optreden dwingend voor
schrijft".
Onrecht
Het handhaven van de. orde
gebeurt door de politie, in de
meest letterlijke zin de 'sterke
arm' van de overheid. De poli
tie heeft een geweldsmonopo
lie. als enige mag zij geweld ge
bruiken in de uitoefening van
haar taak. Van der Meulen
vindt dat deze bevoegdheid
niet beperkt hoeft te worden,
maar hij wil wel een duidelij
ker omschrijving van wat de
politie mag en niet mag.
..De burger moet niet alleen
weten wat zijn eigen beperkin
gen zijn, ook moet hij dat kun
nen weten van de overheid".
Bij zijn onderzoek constateer
de Van der Meulen dat de
rechtsbescherming van de
burger tegen overheidsoptre
den bij ordehandhaving te
wensen overlaat. Weliswaar is
in de nieuwe politiewet een
klachtenregeling opgenomen,
maai- daarmee wordt aange
daan omecht niet hersteld.
„Neem de affaire Köcksal, de
dood van deze uit Turkije af
komstige man in Venlo na po-
litie-optreden. Waar de proce
dure om draaide, was de vraag
of de betrokken politieagent,
gestraft moest worden, niet
om het herstel van onrecht.
Het klachtrecht voorziet daar
in het geheel niet in".
Van der Meulen - zelf zeer re
cent in dienst getreden bij het
kantoor van de landsadvocaat
i!i - pleit dan ook voor admini
stratieve rechtspraak, te ver
gelijken met. Arob-proeedures,
voor gevallen waarbij de bur
ger in zijn vrijheden wordt be
perkt. Dat kan door een be
sluit van de burgemeester zijn
bij voorbeeld de afzetting van
een wijk - of door daadwerke
lijk politie-optreden - het te
genhouden aan het begin van
die wijk. Hiertegen moet be
roep mogelijk zijn, aldus Van
der Meulen. In eerste instantie
bij burgemeester of korpschef,
later bij voorbeeld bij de Raad
van State.
Burgemeester
Is de officier van justitie voor
een politie-optreden verant
woordelijk wanneer het de op
sporingstaak betreft, de bur
gemeester is dat wat de orde-
taak aangaat. De burgemees
ter legt de politie taken op,
maar kan ook burgers of orga
nisaties bevelen. Bij. voorbeeld
de KNVB verbieden op een be
paald tijdstip een voetbalwed
strijd te organiseren, of een sa
menkomst van een racistische
organisatie beletten. Maar een
burgemeester mag niemand
laten opsluiten, dat recht blijft
voorbehouden aan de onaf
hankelijke rechter.
Hoewel Van der Meulen deze
bevoegdheden in grote lijnen
ongewijzigd wil laten, wijst hij
erop dat de controle daarop
niet mag verslappen. „Je moet
niet vergeten dat het om heel
ingrijpende zaken gaat, omdat
een burgemeester af kan wij
ken van wettelijke voorschrif
ten. Daarom mag een door
hem ingestelde noodverorde
ning nooit zomaar leiden tot
een structurele maatregel".
De promovendus vindt daar
om dat de gemeenteraad vol
doende controle op dergelijke
besluiten moet kunnen blijven
uitoefenen.
Van de Grondwet moet een
burgemeester te allen tijde af
blijven. „Als de Grondwet het
recht om bepaalde vrijheden
te beperken voorbehoudt aan
regering en parlement, bij
voorbeeld de vrijheid van me
ningsuiting, dan is dat geen
zaak van een burgemeester.
Alleen de wetgever mag een
bepaalde meningsuiting ver
bieden. denk aan een racisti
sche uitspraak. De burge
meester mag niet ook nog an
dere meningsuitingen verbie
den. En zo kan hij ook niet het
plakken van affiches verbie
den. hoogstens kan hij verbie
den ze op bepaalde plekken te
plakken".
'Ordehandhaving, actoren, instru
menten en waarborgen'. Door
B.M.J. van der Meiden, uitgeverij
Kluiver. Deventer.
Wie ben jij?", vroeg de rups.
Dat ivas geen bemoedigend
begin voor een gesprek. Nogal
benauwd antiooordde Alice: ..Ik
iveet het nu per ongeluk niet pre
cies - ik weet in ieder geval ivel
wie ik tuas toen ik vanmorgen
opstond, maar ik geloof dat ik
daarna al een paar keer veran
derd ben".
Wat bedoel je daarmee", vroeg
de rups op strenge toon, „ver
klaar je nader!"
„Ik ben bang dat ik mij niet ver
klaren kan, mijnheer", zei Alice,
want ik ben mijzelf niet, ziet u".
„Dat zie ik niet", zei de rups.
Deze passage uit Alice in Won
derland, het psychologische
prachtboek van Leivis Carroll,
gaat over wal Carroll en velen
met hem als het belangrijkste
kennisprobleem beschouiven
waar de mens mee ivorstelt: zelf
kennis.
Het oplossen van het raadsel
van „ivie ben ik?" heeft de mens
altijd zowel gefascineerd als ge
frustreerd. Gefascineerd, omdat
ieder mens in een heleboel op
zichten op andere mensen lijkt
en toch, alles bij elkaar geno
men, een combinatie va?i eigen
schappen, eigenaardigheden en
ervaringen is. die zich maar een
keer in alle eeuwigheid voor
doet.
We kunnen onszelf, ons Zelf,
daarom nooit goed leren kennen
door ons alleen maar met ande
ren te vergelijken, door alleen
maar naar anderen te kijken.
Om ons Zelf te kennen moeten
we voor alles naar ons zelf kij
ken.
Maar, en daar begint de frustra
tie, kan dat? Kun je eigenlijk loei
jezelf kennen? Als er een 'je' is
die kent en een 'je' die gekend
wordt, dan moetje dus eigenlijk
je beide 'je's' kennen, wil je jezelf
helemaal kennen. Maar daar
voor heb je al direct een derde
'je' nodig (let maar op: in de vo
rige zin gaat het in feite over drie
'je's'), die je ook weer zou moeten
kunnen kennen wil je jezelf hele
maal kennen. Maar om die der
de 'je' te kennen heb je weer een
vierde 'je' nodig, en zo maar
door. Dat kan in feite emdeloos
zo door gaan.
Een voorbeeld. Een man zit op
een feestje achterdochtig te kij
ken naar zijn partner die in een
hoekje heel geïnteresseerd met
iemand anders zit te praten. Op
een gegeven moment valt er een
munt bij hem door en 'krijgt-ie
zichzelf in de gaten'. Hij merkt
hoe hij naar zijn partner en die
ander zit te kijken en zegt tegen
zichzelf: 'wat zit ik hier nou ei
genlijk te doen? Ga ik hier een
beetje achterdochtig zitten te-
wezen en mijn avond verprutsen
of ga ik mezelf vermaken?' Hij
staat op en zoekt zelf een ge
sprekspartner op.
Wat hij niet merkt, is dat hij juist
naar een aantrekkelijke vrou
welijke gesprekspartner toe
gaat om zijn partner terug te
pakken. Als hij dat contact heeft
gelegd en aan het praten is,
dwaalt zijn blik zo nu en dan af
naar het hoekje van zijn partner
en hij hoopt maar dat zij hem ge
zien heeft en zelf onrustig aan
het worden is. Om de kans daar
op te verhogen schuift h g in-
tiem-dichter naar zijn/reks-
partner toe. Die i dan,
vermoedelijk vanwegtf%'jn 'op
dringerige' gedrag, of hij hier
misschien ook alleen is. Op dat
moment valt bij hem de tweede
munt. Hij krijgt opeens in de ga
ten wat voor toneelstukje hij aan
het opvoeren is, dat hij bezig is
zowel een vreemde als zijn part
ner te slachten op het altaar van
zijn eigen jaloezie.
Als beiden na afloop terug naar
huis rijden, zegt de vrouw:
„Zoooh,jij was daar ook lekker
bezig in die hoek, zeg!" Daarmee
is het moment van het volgende
(zelf-)inzicht aangebroken. Laat
de man zich weer door zijn jaloe
zie leiden en zegt verwijtend
,1
zoiets als: 'moet jij nodig 2ed
wat icas jij zelf aan het j
dan!' Of heeft hij voldoende\
keJinis om te denken (munt)
mer 3) 'ivacht even. nou
weer me laten leiden door\
achterdochtige ik' en zegt
even geenflauwekul. ik zaljt
leggen hoe ik zat te pielen.:
Het voorbeeld maakt duid: a'
dat zelfkennis een proce
ivaarin er af en toe een
open gaat. Maar achter diedie
blijkt altijd weer een anis\
deur te zitten. Kortom: we
nooit genoeg van onszelf. We |V
ten dus ook nooit hoe grool jt
hoe belangrijk liet stuk vant,
zeifis waar ive geen zicht opi,j
ben. En toch, gek genoegj,
het in deze wereld van de ij a
sen die al alles over zichze\\
ten. Of die in ieder geval ter,
zichte van zichzelf en andt
doen alsof. Veel mensen
jiiks zo onbescheiden als in
ze denken van zichzelf te wt
Maar in wezen is die onbest
denheid het duidelijkste k
van hoe weinig, en meestalI
veel te weinig, (zelf)kennh
hebben.
In 1984 maakte ik op ver. [j
van de Wereld Gezondheid! j.
ganisatie een studiereis ï|fl
Bulgarije samen met de psyc
ter en bekende Indiase a'ic
Neki Singh. De 60-jarige
een Sikh met alle uiterlijkee.
nerlijke kenmerken van een
roe, vertelde 's avonds, als®
gens aan het eten waren, op
verzoek vaak urenlang over
levensopvattingen. Op
avond uitte ik mijn beiuondt
denkwijzer
u
TT
di
IÜ
Ul
voor zijn enorme- kennis. Hiji
geerde daarop met te zeggen
hoe langer hij leefde, hoe
hem duidelijk werd dat m
wist praktisch niets was. Ik
beeldde me dat ik wel ongt-
snapte ivat hij daarmee bei
de, maar ik viel door de
toen hij mij vroeg, op de toon
een strenge leermeester, on.
dan maar eens uit te leggen
Vervolgens pakte hij een ooi?
uit de binnenzak van zijn ja f
zette midden op het wit-p
ren tafelkleed een blauw pi
„Stel je voor", zei hij, tem
zijn handen erboven uitsg
de. „dit tafelkleed staat ra
wereld waarin we leven. Du
reld is onbegrensd, eindeh
dus is ook het aantal dinge jjg
te weten valt oneindig. ,s(
blauwe puntje stelt ier,
kennis van die wereld en zit
voor. De grens om het pn
het miimscule cirkeltje dal)
de buitenkant van het
kan trekken - is de plaat)
die kennis en de oneindij
reld contact met elkaar M
Wat je ziet is, dat er maai
weinig contact is tussen
mands kennis en de weré
weet praktisch niks. Maai
dat hij maar zo iveinig co:
heeft met, zo weinig zicht,
op wat hij niet weet, kan /ij
gemakkelijk verbeelden da
heel wat weet. Neem nou et
mand die al heel lang h
over zichzelf en de loerëli
het verzamelen is."
Neki tekende nu een cirkt
grootte van een stuiver oph a<
f eikleed. „Watje nu ziet is ógel
veel meer contact, een veel
ter raakvlak is tussen icai
gene weet en alles wat erm
eindeloze wereld nog te
valt. Hij heeft, simpel ga
dus ook veel meer contactfee
veel meer zicht op ivat hij
weet. Voor hem is het da: ei
minder gemakkelijk de illus
blijven koesteren dat hij
veel weet". Anders gezegd
bewijs (van hoeveel we trefefcn
onze mate van bescheidetrih'
over onze kennis, zelfkenÉ
chiis.
4
dig
- m 1
nar
lil
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Hoofdredactie: M. P. Dieleman, algemeen hoofdredacteur:
C. van der Maas, hoofdredacteur commentaar:
A. L. Oosthoek, adjunct-hoofdredacteur.
Eindredactie: K. Cijsouw en J. D. van Scheijen.
Bureauredactie provincie: R. Bosboom;
M. E. Ernens-Abrahamse; B. Goudswaard: P. C. de Jonge:
M. T. O. van der Vleuten; I. D. A. M. Russel;
J. P. van de Sande; J. P. Verbeek.
Redactie binnen- en buitenland: M. S. van Reems (chef):
G. J. Kers; J. P. H. Noot; C. J. Schets; W. P. Staat.
Redactie bijlagen: A. L. Kroon (chef); J. van Damme;
F. P. J. Doeleman; J A. M. Tabbers; A. Zevenbergen.
Sportredactie: J. M. van den Berg; J. F. D. Bakker;
H. R. Kruitbosch; E. L. Ramakers: R. Thannhauser (chef);
T. J. van den Velde; K. L. de Vries.
Vormgeving: A. A. Adriaanse: N. Geelhoed; A. F. Schreurs;
W. M. J. Verstuyf.
Systeembeheer: C. W. M. Keuning.
Nieuwsdienst: A. J. Snel (chef).
Algemeen verslaggevers (Vlissingen): M. Antonisse (plv. chef
nieuwsdienst); J. C. M. Cats; A. M. van der Jagt; B. Jansen;
H. O. Postma; M. J. Schrier; M. van Zuilen (Den Haag).
Regio Bevelanden/Tholen (Goes): W. J. van Dam (chef);
F. B. Balkenende; M. A. de Jongh; L. J. Meinardi;
M. E. Woudenberg.
Regio Schouwen-Duiveland (Zierikzee): M. van Houten (chef);
I. M. Dekker; A. W. C. Mullink.
Regio Walcheren (Vlissingen): A. A. van der Sluis (chef);
Y. Hoekstra; N. J. C. Kluijtmans (Ondernemend Zeeland);
E. J. Rozendaal; C. M. J. Sondervan; H. van der Werf.
Regio Zeeuwsch-Vlaanderen (Terneuzen): W. A. Bareman (che^
C. A. M. van Gremberghe: J. J. Heijt; R. E. A. Hoonhorst;
M. Modde.
Correspondenten Gemeenschappelijke Persdienst (GPD):
A. Knol (Brussel); P de Vries (Brussel):
H. B. Hoogendijk (Berlijn); J. W. M. Gertsen (Parijs):
C. van Zweeden (Londen); R. Hellinga (Boedapest):
A. Bloemendaal (Tel Aviv); E. J. A. van der Linden (Rome);
S. van Rijn (Willemstad). J. A. Geleijnse (Moskou):
D R. M. de Wit (Madrid). W. Bunschoten (Paramaribo).
J A. M. de Bruijn (Washington): F. J. M. van der Houdt (Nairob
P. G. W. van Nuijsenburg (Johannesburg).