De heilstaat blijkt een gevangenis Ontstegen aan het Hollands realisme Van harte een Rotterdammer Carolijn Visser in Vietnam Bert Schierbeek laat zich leiden door willekeur Hendrickje Spoor kunst cultuur 2D VRIJDAG 10 SEPTEMBER 1993 Er wordt in de literatuur nogal eens gemopperd over Rotter dam. Door Herman Heijermans bijvoorbeeld in Kamertjeszonde: „Rotterdam is wel steekwormigst aller Hollandse steden." Hij klaagt langdurig over dit Kroon-stedeke van Hollands achterlijkheid, met een „muffe bederfsfeer" die een denkend man beter kan vermij den. Er zijn ook heel wat schrijvers die er andere ideeën op na houden. Alfred Kossmann bijvoorbeeld, hij leefde zo'n veertig jaar in de stad. Heimwee heeft hij niet nu hij al weer meer dan dertig jaar in Am sterdam woont, „toch ben ik van harte Rotterdammer geweest", stelt hij vast in het pas verschenen Rotterdammer, zo ik iets ben. Het verslag van een reis die Carolijn Visser maakte door Vietnam is getitelde Hoge bomen in Hanoi. Indertijd wilden velen - uit weerzin tegen de Amerikaanse interventie - geloven dat dit een heilstaat was. Na dit boek hoeft niemand nog illusies over Vietnam te koesteren. Tal van Vietnamezen ontvluchtten hun land, de achterblijvers haten het socialistische regime. Carolijn Visser vertelt in Hoge bomen in Hanoi over tiental len ontmoetingen die ze had tij dens haar reis door Vietnam. Een van de mensen met wie ze sprak was een Amerikaan die probeert condooms aan de Vietnamezen te slijten. Als zo velen had hij inder tijd meegelopen in de anti-oorlogs demonstraties. Hij had het altijd zeker geweten: de Amerikanen hadden zich nooit in de Vietname se kwestie moeten mengen. Een maal in Vietnam aangekomen is hij van gedachten veranderd: „En nu weet ik het niet meer. Ik weet niet meer wat goed en wat fout is." Vietnamezen die klaagden over hun regering had hij proberen te sussen: „In ieder geval is het jullie eigen regering." Men ontkende dat woedend: „dit is een communisti sche politiestaat." In 1961 besloot president Kennedy dat de Verenigde Staten steun moesten geven aan Zuid-Vietnam in de strijd tegen het door de Sov jetunie gesteunde Noord-Vietnam. Het leidde tot een grootscheepse oorlog, die eindigde met een sma delijke Amerikaanse nederlaag. Velen in het westen wisten het, net als Vissers condoomverkoper, des tijds heel zeker: dit was een strijd tussen goed en kwaad, waarbij Noord-Vietnam stond voor alles dat goed was en Amerika voor al les dat kwaad was. De diepe won den zijn nog altijd niet geheeld, doch inmiddels hebben we een be ter beeld van de oorlog. We besef fen bijvoorbeeld dat de Amerika nen niet zozeer door de heldenda den van de Vietcong verloren maar door hun eigen onhandigheid. Me nige demonstrant van toen moet nu toegeven dat de oorlogsmisda den die Amerikaanse soldaten be gingen overtroffen werden door de wreedheden waar de tegenpartij zich schuldig aan maakte. Een en keling durft zelfs te erkennen dat in aanleg de Amerikanen voor een rechtvaardige zaak oorlog voer den, zij het dat ze met onjuiste middelen vochten. Argwaan Al die gruwelijke beelden van bootvluchtelingen hebben ons duidelijk gemaakt dat de meeste Vietnamezen weinig op hebben juist bij dit soort literatuur nim mer lukken. Zo laat Visser ons naai' mijn oordeel veel te weinig zien van het Vietnamese land schap. Ook over de keuken van het land krijgen we nauwelijks iets te lezen. Het grootste probleem van reisproza is echter de vorm. De schrijver heeft aan de ene kant, zo stel ik me voor, de behoefte zijn re laas zo volledig mogelijk te doen. met het bewind in hun land. Zij die noodgedwongen bleven - inwo ners van het voormalige Zuid-Viet nam evengoed als Noorderlingen - denken beslist niet gunstiger over hun regering. Dat is nog nooit zo duidelijk naar voren gekomen als nu in het nieuwe boek van Carolijn Visser. Het was een avontuurlijke reis die ze maakte, de politie volg de al haar gangen met argwaan. Van haar ervaringen doet ze op in dringende wijze verslag. Het reisverhaal is een moeilijk gen re. Al je lezers tevreden stellen zal Aan de andere kant is er de nood zaak een samenhangend geheel tot stand te brengen. Het gevolg is meestal een verhaal zonder duide lijke kop en staart, een compositie vol losse draden. Carolijn Visser is aan deze gevaren niet ontkomen. Het aan Hanoi ge wijde deel van haar boek begint met de zin: „Het vliegtuig naar Ha noi is vrijwel leeg, een verontrus tend voorteken." De dreigende vooruitwijzing blijkt nergens naai' vooruit te wijzen. Het verslag van een cafébezoek, de beschrijving van een excursie naar een dorpje - het is niet veel meer dan bladvul ling. Op pagina 98 vreest zij aan een ernstige ziekte te lijden, geluk kig is dat op bladzij 101 weer alle maal voorbij - ook dit is daar het verder geen enkele rol meer speelt een nutteloze uitwijding. Haar schrijfstijl kan evenmin altijd overtuigen. Te vaak krijgen we zin nen te lezen van het soort: „De hit te begint al voet aan de grond te krijgen." Visser dankt aan andere dingen haar vooraanstaande plaats in onze reisliteratuur: aan haar lef, aan haar talent om be langrijke contacten te leggen, aan haar vermogen om mensen aan het praten te krijgen. Terwijl ze geen woord Vietnamees kent en vrijwel alle onderwerpen van gesprek in dit land uiterst pijnlijk blijken. Corrupt Haar eerste gids in Vietnam is mijnheer Hanh, die in dienst was van het Zuidvietnamese leger. Na dfe gedwongen hereniging heeft hij daar de grootste last mee gehad: heropvoedingskamp, voor een baan kwam hij niet in aanmerking. De autoriteiten, zo verneemt de schrijfster al spoedig, zijn zeer cor rupt. De bevolking staat vrij mach teloos. men uit zich steevast sar castisch: „Het land gaat met grote sprongen vooruit." Bijna niemand is te vertrouwen. Als het geld, de camera en de reiscomputer van Visser gestolen zijn, krijgt ze van de politie geen enkele steun. Vóór 1975, zo meent bijna iedereen in Saigon, was alles beter. Vele boeiende en minder boeiende mensen komen aan het woord: een zangeres, schrijvers, een antiek handelaar. Ze gaat op zoek naai- de Montagnards, bergstammen die zich door de Amerikanen in de steek gelaten voelen. Ze trekt ook naar het noorden, naar de hoofd stad Hanoi. Voordat ze ging las ze nog eens in die hoogst naïeve boe ken die in de jaren zestig over Viet nam werden geschreven. Inmid dels heeft ook in Hanoi bijna ieder een zijn geloof in het bewind verlo ren. Er bestaan al weer grote ver schillen tussen noord en zuid. Een nieuwe scheiding lijkt op handen, menen sommigen. Ook in Noord-Vietnam voerde Vis ser vele ongemakkelijke gesprek ken. Ze ontmoette de auteur Bao Ninh, die tegen de Amerikanen ge vochten heeft maar achteraf de oorlog zinloos vindt. „Wij streden toen voor vrijheid, welvaart, ge rechtigheid en democratie, en al die dingen hebben we nog steeds niet", moet hij vaststellen. Zo blijft in Hoge bomen in Hanoi geen en kele illusie overeind. De heilstaat blijkt één grote gevangenis te we zen. Maar in deze gevangenis zit ten veel verstandige mensen die hun lot waardig onder ogen zien. Het is heel bijzonder dat Carolijn Visser hun vertrouwen wist te win nen. Die interessante en innemen de hoofdfiguren redden haar boek. Hans Warren Carolijn VisserHoge bomen in Hanoi- 240 pag. I 34,50 - Meulenhoff, Amster dam. Het is een aardig boek met gedich ten, een romanfragment, beschou wingen van zijn hand over de stad waar naar het vooroordeel van me nigeen veel gewerkt en weinig ge droomd wordt. De teksten zijn - soms in andere vorm - allemaal wel eens eerder gedrukt. Maar in dit verband lijken ze toch weer nieuw. Het hoogtepunt is mis schien het fragment uit de roman Geur der droefenis waarin een wandeling beschreven wordt door het zojuist gebombardeerde cen trum van Rotterdam. Kossmann heeft in mei 1940 zelf zo'n wande ling gemaakt en daar baseerde hij zich op. De verwoestingen worden op on derkoelde wijze beschreven en dat is kenmerkend voor deze auteur. De paradox is een vaste stijlfiguur, hij kan zichzelf afschilderen als „een opgewekte hypochonder." Steeds nuanceert hij zijn uitspra ken, onder meer om duidelijk te maken dat hij niet de minste haat voelt jegens Rotterdam maar evenmin een diepe liefde koestert. Misschien geldt voor Kossmann als enige zekerheid dat alles onze ker is. Dat komt ook aan het licht in de novelle Een gouden beket (1982) en de roman Drempel ouderdom (1983) die dezer dagenin een bijzonder fraaie uitgave bijeen werden gebracht. In beide werken is de identiteit van de hoofdper' soon heel veranderlijk. Of zoal: Mirjam Rotenstreich het uitdruk; in een essay waarmee de Rotter damse bundel besluit: „Persoon- lijkheid is dus een soort fluïdum. Nuchter Ook een gedicht dat Kossmani twee jaar na dato aan het Duit» bombardement op de stad van zij: jeugd wijdde, klinkt betrekkelijk nuchter. Maar meestal houdt hijn zijn poëzie de emoties mindert toom. Dat hoeven we zeker niet tt betreuren, want we danken er zul ke beklemmende en bezwerende gedichten aan als 'Suite van he: doodgaan', 'De dood van de giraf fen'.en 'Rotterdam 1952'. Maart als essayist boeit hij met zijn sentimentele herinneringen aa: het gezin waarin hij opgroeide, aai de jaren dat hij gevormd werd, Rotterdam. Overigens is in het meeste weri van Kossmann - bijvoorbeeld ii Een gouden beker en in Drempi van ouderdom - nauwelijks ietste rug te vinden van zijn Rotterdam se achtergronden. Een gouden Be ker is het verhaal van een g vene die rtaar de onderwerelc wordt gebracht. Hij overziet zijnle- ven, dat uit een heleboel leven: schijnt te hebben bestaan. D? hoofdpersoon in Drempel van derdom blijkt ook allerlei gedaan ten te hebben, er zijn zes verschil lende Amolden Rustenburg. He; zijn allebei werken waarvan me: in kleine kring het belang inzie: een groot publiek werd er tot ns toe niet mee bereikt. Wie wee: heeft dat toch met zijn stad vac herkomst te maken, met zijn Rot terdamse afkeer van opvallen aandacht trekken en jezelf op de borst slaan. H. IV, -Al/red Kossmann: Rotterdammer, a ik iets ben. Een stad in mozaïek. Meten essay van Mirjam Rotenstreich - 121 pag. I 24,90 -Alfred Kossmann: Een gouden beker Drempel van ouderdom - 248 pag. i ge bonden f49,90. Beide uitgaven re: Querido, Amsterdam. Alfred Kossmann: Een opgewekte hypochonder. foto Klaas Kop?; Bert Schierbeek (geb. 1918) heeft in zijn werk altijd de grenzen van de genres overschre den. Hij schreef verschillende boeken die met evenveel recht tot het proza als tot de poëzie ge rekend kunnen worden. Nu ver scheen van hem De zichtbare ruimte, een dichtbundel volgens de ondertitel. Maar men kan zich bij veel van de teksten afvragen of ze niet ergens tussen observa tie en poëzie zijn blijven steken, „de boeren op hun traktoren rij den hun mest voorbij", lezen we op een verder hagelwit blad. Is dat een gedicht? Valt in de vol gende notitie een sprankje poë zie te ontdekken: „heel lang zaam als een DC 9 daalt over de huizen de natte platte daken een sluier vol geronk." En moe ten we dit als een flauwe grap of als een diepzinnig vers beschou wen: „de koeien liggen dromerig te herkauwen hun grote hoofden vol roomsoezen." Schierbeek heeft de tijd van zijn barokke experiment Het boek Ik al lang afgesloten. Hij streeft sinds jaren naar opperste een voud, eigenlijk al vanaf 1972 toen hij zijn eerste reguliere dichtbun del De deur publiceerde. Het ziet ernaar uit dat zijn werk inmid dels al te kaal is geworden. Is er voor de lezer helemaal niets aan dit werk te beleven? Hij zal zich in elk geval welwillend op dienen te stellen, open moeten staan als had hij haiku onder ogen die eerst nietszeggend lijken maar in een begenadigd ogenblik hun subtiele boodschap prijs geven. Met zo'n instelling wordt er af en toe wat op je over gebracht, krijgt bijvoorbeeld het hierbij af gedrukte tekstje een zekere char me. Maar de lezer die moeite doet, stuit toch vaak op een schrijver die het zich gemakkelijk maakte. Schierbeek besluit zijn heel dik ke bundel met uiterst magere in houd zo: ,.'t is dus de ruimte zichtbaar gemaakt in het ryth- me van het gedicht." Ik ver moed dat dit zijn excuus is, de werkelijkheid bestaat uit einde loos veel fragmentjes dus dan mag de dichter met het vastleg gen van willekeurige momentjes volstaan. Willekeur bepaalt daarom de stemming van deze opschrijfsels. willekeur bepaalt ook de regelval van de versjes, willekeur bepaalt zelfs voor een groot deel de indeling van de bundel. Alleen dat er in de afde ling 'Spanje' een paar Spaanse gedichten te vinden zijn en dat we in het deel 'Opdrachten' al te particuliere gelegenheidsverzen te lezen krijgen, laat zich logisch verklaren. Af en toe herhaalt hij teksten van zichzelf. In een enkel geval tek sten van anderen. Bij een schil derij van Jef Diederen schreef hij een onbeholpen variatie op Wil lem Hussems 'zet het blauw van de zee'. Van de meditaties die Bert Schierbeek: Geen proza, geen poëzie, maar helemaal niets. foto Casper Sikken Schierbeek vastlegde word je niet warm of koud. En wat dan nog. zal ook bij de meest welwil lende lezer in zijn meest verlichte komt er een boer voorbij om gif te strooien zo gaan schelden dat de boeren het raam uitvliegen ogenblik vrijwel steeds de reac tie zijn. 'Uit de lucht gegrepen' heet een van de afdelingen in De zichtbare ruimte. Wanneer je zo maar alles uit de lucht grijpt, is de kans heel klein datje de hand op een gedicht kunt leggen. Dit is geen proza, dit is geen poëzie, dit is helemaal niets. H. W. Bert Schierbeek: De zichtbare ruimte. Gedichten - 128 pag. 37,50 - De Be zige Bij, Amsterdam. Hendrickje Spoor (1963) debuteerde dezer dagen met de roman De venveerde spiegel. Het boek was nog niet in de boekwinkels en bij de recensenten, toen er een pagina-lang interview met een pagina-groot portret verscheen in het weekblad 'Vrij Nederland'. In dat interview zegt ze dat ze nooit kranten leest, nooit televisie kijkt, zich welbewust afzijdig houdt. Voor een publicitaire stunt is zij kennelijk wel te vinden. Volgens de uitgever is zij 'in Duitsland geboren, groeide deels op in de Verenigde Staten, studeerde in Parijs en Leiden Ver gelijkende Literatuurwetenschap en Engels. Ze woont en werkt in Amsterdam'. Volgens het inter view heeft zij die studies met te genzin afgemaakt, en leest ze nu uitsluitend Frans. Geen Neder landse literatuur: „Als ik nog niet alle Gides ken. waarom zou ik dan Marcel Möring moeten lezen?" Haar roman acht zij 'wel heel erg een eerste boek', ze vergelijkt het met een middeleeuwse draak, 'een merkwaardig, goedig, symbolisch dier', en vindt dat haar volgende boeken 'elegante, gevaarlijke tij gers' moeten worden. Ze zegt: „Je helden moeten op een hoger plan, weg van de gewone wereld. Dit is heel bewust een tijdloos boek." Bij het lezen dacht ik aan 'Tristan en Isolde', zoals het hoort, zoals door Hendrickje Spoor is voorge schreven, en tegelijk aan 'De dood van Angèle Degroux', de zo deer lijk mislukte roman van H. Mars man. Marsman vertelde ook 'tijd loos'. maakte demonen van som mige personages, beoefende het genre van tragische liefde en schuwde de kitsch niet. Hij ont steeg zestig jaar geleden, net als Hendrickje Spoor nu, aan het Hol landse realisme, en kwam nergens terecht. Personages Er zijn drie personages van belang in De verweerde spiegel: Bondio Rivalin, Laura Kreuger en Baltha zar von Murath. Bondio is voorbe stemd om dichter te worden, Laura is een begenadigde pianiste, Balthazar is een beroemde dichter /filosoof. De twee eerstgenoemden zijn heel jong als ze elkaar leren kennen en weten bij de kennisma king dat ze voor elkaar bestemd zijn. Balthazar, veel ouder dan de twee, is de geniale auteur van boe ken als 'Kunstmatig ademhalen' en 'De Essentie van Existentie', een lange, broodmagere, ietwat loenzende man met haar tot op zijn schouders. Moeiteloos reciteert hij verzen in het Frans en het Hon gaars. Bondio en Laura, zo vanzelfspre kend verenigd, maken ruzie over Balthazar. Bondio aanbidt hem, Laura vindt hem een poseur. Bal thazar bewondert in Bondio 'wie rook en schemer', en is duidelijk verliefd. Ten bate van zijn talent gaat Bondio naar Parijs, en terwijl hij daar bij een zonderlinge oude Comtesse woont verovert Baltha zar Laura. Het meisje raakt ver slaafd aan hem, al beseft ze dat Balthazar in haar nu juist Bondio bemint. Aan het eind van de ro man gaat Bondio dood, in Menton. Hef. vreemde van de zaak is dat Bondio en Balthazar die iets t 'mentale aristocratie' moeten va tegenwoordigen, nogal belacheü| zijn in hun pretentie en Laura, zo intelligent en vervoerd Baé kan spelen, een mooi, nuchter,» wone taal sprekend meisje lijktds op dwaalwegen raakt. Onbegrijpf lijk dat ze zich door Balthazar het Frans en Italiaans laat tof spreken en in zijn genie gaat gek ven. Beeldspraak De stijl waarin deze variatie opW thema van Tristan is verteld fc: mij weinig bekoren. De verheven heid van de gevoelens en hart stochten wordt tot uitdrukking? bracht in wezenloze beeldspraü Er staat: „Haar ogen waren debf vestiging van een oud vermoed» Een onpeilbare waarheid lag - haar opgekrulde mondhoekenk sloten." Er staat: „Het breekba.- geluid golfde als een waterval ort de donkerrode loper naar ber den." Er staat: „Ze is een vulkaü mysterieus, onuitgesproken, doorgrondelijk." Er staat: „Bi thazar is als geslepen kristal w# aan je je zo kunt snijden. Hij hot mij niet urenlang te stemmen,» een slechte luitspeler die de ju® toon niet treft." Er staat: „Is de* hel nog terug te draaien?" Erstai- „Ik koester de blinddoek die fi tot het schuim der aarde veto» deelt." Er staat: „Balthazar dros een beetje te veel en moest dtf Stein en mij naar huis gestëjj worden." Een beetje te veel! E moet apezat zijn geweest. Alfred Kossmani Hendrickje Spoor, De verweerde gel-De Bezige Bij, Amsterdam-ƒ- Carolijn Visser: Indringend verslag. foto Wim Riemens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 20