Brinkman is minder opgewekt
Vormingswerk in internaatsverband
De jeugd van
tegenwoordig
opinie en achtergrond
Bezorgde CDA-fractieleider gaat er vanuit dat kabinet rit uitzit
ZATERDAG 19 JUNI 1993
Oi&ksba i
door Carel Goseling
en Henri Kruithof
Geheel in tegenstelling tot
zijn natuur, zit CDA-frac-
tievoorzitter Elco Brinkman er
bezorgd bij. In de 'tropische
tuin' van het Holiday Inn hotel
in zijn woonplaats Leiden, pra
ten we met de toekomstige poli
tiek leider van het CDA, en ver
moedelijk de volgende premier,
over de politieke situatie van
dit moment.
„Ik ben minder opgewekt dan
bij andere gelegenheden", zegt
hij aan het eind van het inter
view. Een uitspraak die hij in va
rianten gedurende het interview
enige malen heeft laten vallen.
Maar aan het begin van het ge
sprek. antwoordde hij op de
vraag wanneer het kabinet zal
vallen na enig nadenken: „Ik
denk dat het kabinet de rit uit
zit. Het heeft al zoveel butsen op
gelopen. dat de innerlijke overle
vingsdrang daardoor gesterkt
is". Erg overtuigend klonk het
niet.
De bezorgdheid van de CDA-lei-
der richt zich vooral op de slag
kracht van het kabinet na de
overmaat aan affaires, waarin de
coalitiepartner PvdA is gewik
keld. „Ik ben bang dat de be
sluitvaardigheid van het kabi
net door de opeenvolging van
gebeurtenissen wel erg onder
druk komt te staan".
Over de affaires zelf wil Brink
man weinig of niets kwijt. Hij
legt er de nadruk op dat het vrij
wel uitsluitend interne PvdA-
aangelegenheden zijn en is bang
zich te mengen in de interne
PvdA-aangelegenheden. „Wat is
de toegevoegde waarde als ik me
vermei in andermans leed. Als ik
in die pot ga zitten roeren wordt
het er niet beter op. Daarom roer
ik maar liever niet in die pot.
Voorzichtigheid en continuïteit
zijn mijn trefwoorden", aldus
Brinkman.
Hij hoopt dat de affaires niet al
teveel invloed zullen hebben op
het kabinetsbeleid. „Natuurlijk
is het een probleem, maar het
hoeft niet rechtstreeks het kabi
net te raken. Het heeft vooral te
maken met het interne func
tioneren van een partij. Dat
moeten we wel gescheiden pro
beren te houden"
Ook de beroering die deze week
is ontstaan rondom CDA-minis-
ter Maij-Weggen (verkeer) wordt
door Brinkman niet becommen
tarieerd. „Ik ken de feiten nog
niet. Ik wil er eerst eens rustig
met de fractiespecialisten over
praten en dan hoort u volgende
week mijn commentaar", zegt
hij gedecideerd.
Agenda
Brinkman gaat er echter eens
goed voor zitten, als we hem vra
gen naar zijn wensenlijstje voor
het laatste jaar van deze kabi
netsperiode. Dat lijstje liegt er
niet om. Hij laat er geen misver
stand over bestaan dat de uit
voering van die wensen voor
hem maatgëvend zullen zijn
voor de beoordeling van dit ka
binet als geheel.
„De wetgeving met betrekking
tot de arbeidsongeschiktheid
moet nog door de Eerste Kamer.
De wijziging van de Vreemdelin
genwet, het stelsel van studiefi
nanciering en de Bijstandswet
moeten nog door Tweede en Eer
ste Kamer worden behandeld".
Aardig wat conflictstof, omdat
CDA en PvdA over die onder
werpen nog lang niet op één lijn
zitten.
Maar daarmee is de koek nog
niet op. „Als men (Brinkman
vermijdt vrijwel voortdurend de
PvdA bij naam te noemen) wil
dat wij meewerken aan de voort
gang van de stelselwijziging in
de volksgezondheid, zal men
ook de voorwaarden daarvoor
moeten scheppen. Dat betekent
verplichte eigen bijdragen en
verplichte eigen risico's in de ge
zondheidszorg".
Maar PvdA-woordvoerder
volksgezondheid, Van Otterloo,
heeft juist deze week laten weten
dat hij daar niets voor voelt.
Brinkman is daar lakoniek over.
„Er moet nu gewerkt worden
aan de kostenbeheersing. Dat is
voor ons een duidelijke voor
waarde. Als je zegt: de staatsse
cretaris moet verder met het
nieuwe stelsel, maar de voor
waarden komen er niet. dan
maak je het onmogelijk om door
te gaan met de stelselwijziging",
klinkt het dreigend.
Bergen
Het heeft volgens Brinkman zo
wel voor de regeringspartijen als
voor de oppositie ook weinig zin
van alles vooruit te schuiven.
„We zijn allemaal bezig met de
voorbereiding van onze verkie
zingsprogramma's. Deze zomer
zullen we hoe dan ook aan onze
eigen achterban moeten uitleg
gen hoe we verder willen met de
ze problemen. Je hoeft geen ken
ner van de cijfers van het Cen
traal Planbureau te zijn, om te
weten dat de bergen erg hoog
zijn. Een vaste les in dit leven is
dat alles watje voor je uitschuift,
je op den duur toch weer tegen
komt"
Maar om te beginnen moeten de
besluiten die reeds genomen zijn
in de zogeheten kaderbrief en de
voorjaarsnota, worden uitge
voerd, vindt de CDA'er. „Dat is
de eerste graadmeter voor de be
sluitvaardigheid van dit kabi
net. We moeten niet bij elke wis
seling van de wacht de afspra
ken weer op sterk water zetten".
Brinkman denkt dat het voor de
PvdA ook weinig zin heeft om nu
weg te lopen voor pijnlijke maat
regelen. ..Als de coalitiepartner
nu allerlei beslissingen niet
meer zou steunen, ontstaat het
beeld dat ze wegloopt voor de
verantwoordelijkheid. Dat be
grijpen de kiezers ook niet. Het
CDA staat in elk geval voor het
beleid. Het is niet altijd leuk om
pijnlijke maatregelen te moeten
nemen, maar we lopen er niet
voor weg. Dat is een verhaal dat
je ook best aan de kiezers kunt
uitleggen".
Dan blikt de toekomstige CDA-
leider wat verder vooruit naar de
verkiezingscampagne. De eerste
die hij zelf moet aanvoeren. Zal
Brinkman voor de verkiezingen
een voorkeur uitspreken voor
een coalitiepartner?
„Nee", klinkt het vastbesloten.
„We zullen de kiezers serieus ne
men. Het beleid dat we gesteund
hebben zullen we uiteraard ver
dedigen, maar ook zullen we uit
leggen dat het beleid hier en
daar wat ons betreft een onsje
meer had mogen zijn".
Brinkman ziet de verkiezingen
overigens met vertrouwen tege
moet. „We zullen ook tijdens de
campagne voluit staan achter
een hele reeks van besluiten die
in de afgelopen periode geno
men zijn. Wij staan achter het
kabinet, ook als het pijnlijke
maatregelen neemt. Men is het
niet altijd eens met het CDA,
maar de kiezers weten wel dat
als het CDA 'A' zegt, het ook 'B'
zegt".
Samenleving
Dan komt Brinkman toch even
terug op het aftreden van Roel in
't Veld als staatssecretaris van
onderwijs. Hij moest verdwijnen
wegens de overmaat aan bij
baantjes tijdens zijn hoogleraar
schap.
„Even los van de affaire-In 't
Veld zelf, zal er een discussie ont
staan over de plaats van de poli
tiek in de samenleving. Op het
moment dat de politiek zegt. we
willen in de samenleving staan,
moet het ook mogelijk zijn dat
politici er andere dingen bij
doen. Dat is altijd een kwestie
van maatvoering. Je moet na
tuurlijk niet het ambt gebruiken
om jezelf te verrijken".
„Er ontstaat een bepaalde span-
Brinkman: Het CDA staat in elk geval voor het beleid.
fotoCeesZorn
ning als je met één been in het
ambt en met het andere been in
de samenleving staat. Als dat
niet kan, ontstaat er een poli
tieke kaste die buiten de werke
lijkheid gaat opereren. De sa
menleving zal dan zijn eigen
plan trekken. Dan gaan de poli
tiek en de samenleving elk hun
eigen weg".
„Het viel me op dat er bij In 't
Veld een schrikreactie was over
de hoogleraar die ook bijver
dient. Het gaat me daarbij niet
om de maatvoering. Maar ik
hoop niet dat we door die schri
kreactie in het andere uiterste
vervallen. We moeten geen geur
van heilige boontjes laten op-
walmen".
In dit kader is er ook een discus
sie aan de gang, onder leiding
van Kamervoorzitter Deetman,
over de relatie tussen kiezers en
gekozenen. Brinkman daarover:
„Als je zegt dat er niets aan de
hand is, weetje niet wat er leeft.
Maar we moeten niet denken dat
de situatie te verbeteren zou zijn
door een nieuw politiek systeem.
Het gaat om de beslissingen die
worden genomen door de poli
tiek, in welk systeem dan ook".
„Het idee van de gekozen minis
ter-president is een miskenning
van de Nederlandse verhoudin
gen. Per definitie zou er tegen
een zo machtige persoon tegen
krachten worden georganiseerd.
Onze cultuur is er niet één van
een sterke man. We hebben meer
een cultuur van overleg, van toe
werken naar consensus".
„Veel belangrijker is het dat we
duidelijk maken wie verant
woordelijk is voor welke beslis
sing", zegt de CDA-leider. Om
die reden moet volgens hem het
aantal ministers, gedeputeer
den en wethouders, worden ver
minderd en bepaalde taken op
nieuw verdeeld worden.
Brinkman meent dat iets her
steld moet worden van de per
soonlijke aansprakelijkheid van
bestuurders. „Naarmate er meer
mensen verantwoordelijk zijn
voor een bepaald beleid, geef je
de gelegenheid zich achter el
kaar te verschuilen. Dan wordt
het een anonieme hoop".
Brinkman wil dan ook nog deze
kabinetsperiode een discussie
over het aantal ministers en de
taakverdeling tussen de ver
schillende ministeries. „In 1982
werd ons verweten dat we de de
partementale herindeling als
een dief in de nacht hebben uit
gevoerd. Dat moeten we niet nog
een keer hebben".
door T. Rinkema
Een feestelijk gebeuren was
het, terwijl elders in 't ge
bouw het werk doorging: de
officièle opening van Zeeland
Studiecentrum en Conferen
tiecentrum Zeeland te Aar
denburg op 10 juni. Feestelijk
gebeuren: de vroegere behui
zing van de volkshogeschool
was gerenoveerd en uitge
breid. geschikt gemaakt voor
een nieuwe opzet van het vor
mingswerk.
Maar het werk ging door: want
wat in de loop van tientallen ja
ren groeide wordt met overtui
ging voortgezet. Velen kennen
nog het van Eeghenhuis te Aar
denburg en Hedenesse te Cad-
zand met hun werk op het ge
bied van vorming, scholing,
training e.d. Hun fusie leidde
tot de Volkshogeschool Zee
land, die nu in verband met de
ontwikkelingen omgedoopt is
tot Zeeland Studiecentrum en
Conferentiecentrum Zeeland.
Het werk wordt voortgezet,
maar vooral ook vernieuwd.
Vanzelfsprekend was dit niet.
Het vormingswerk in inter
naatsverband werd de afgelo
pen tijd zwaar ter discussie ge
steld en door bezuinigingen ge
troffen. Het aantal eentra viel
tot 14. minder dan de helft, te
rug. Overheidssubsidie moest
voor een belangrijk deel ver
vangen worden door eigen in
komsten. Cursusdeelnemers
komen vanuit sectoren der
maatschappij, waar men oor
spronkelijk van dit werk niet of
nauwelijks weet had. Het leid
de hier en daar tot een zakelij
ker aanpak, die verschillend
gewaardeerd kan worden.
Naast het cursuswerk zijn faci
liteiten ontwikkeld voor confe
renties en andere bijeenkom
sten, die vroeger als oneigen
lijk golden. Internationale con
tacten worden belangrijk, in de
hand gewerkt door de ligging
van het centrum bij de lands
grens en gedragen (om de Com
missaris der Koningin bij de
opening te citeren) door het in
zicht dat denken en handelen
vanuit een eilandenstructuur
onszelf en andere opbreekt.
Kortom: in de nieuwe opzet is
veel doordenking, creativiteit
en organisatie verdisconteerd.
Dat alles zou intussen de aan
dacht in deze rubriek nog niet
rechtvaardigen, wanneer niet
door dit alles als schering van
het weefsel heen de inslag van
de levensbeschouwing der ja
ren door een belangrijke rol
bleef spelen. Dat begrip moet
daarbij niet statisch, laat staan
gedefinieerd worden. Het is
Feestje bij opening, maar het werk gaat door.
zelfs de vraag in hoeverre een
definitie ervan mogelijk is.
Want levensbeschouwing
groeit met mensen mee als er
achter alle directe gegevenhe
den van het bestaan schuil
gaand zoeken naar de zin van
heel ons doen en laten. Vor-
mings- en ontwikkelingswerk
heeft hoe dan ook altijd te ma
ken met zich krijgen op samen
hangen tussen ons persoonlijk
leven en ontwikkelingen in bre
der verfband; met bewustwor
ding van, misschien niet direct
voor de hand liggende, verant
woordelijkheid; met kennis,
die aan ons door onderwijs ver
worven weten perspectief kan
bieden; met ontmoeting, die
ons gezichtsveld verbreed en 't
besef schenkt er niet alleen
voor te staan; met geloof of ver
trouwen (noem het zoals u
wilt), dat ons mogelijkheden
geboden worden om toekomst
open te leggen. Dat alles bijeen
is zo complex, dat een definitie
onmogelijk lijkt, maar ook zo
wezenlijk, dat het dragende be
tekenis kan hebben voor ons le
ven en. indirect misschien, sa
menleven.
levensbeschouwing
m:
I II T
De geschiedenis van het vor
mingswerk werd onlangs be
schreven door John Brobbel.
opgeleid op De Horst tot
werker in kerkelijke arbeid en
momenteel werkzaam als do
cent aan de Universiteit voor
Humanistiek te Utrecht. In
verschillende gestalten (volks
hogescholen, vorfningscentra
en Woodbrookerswerki ont
wikkelde 't zich in drie fasen.
De opkomstperiode 1945-1960)
wordt, na de oorlog en de daar
mee gegeven ontworteling, be
paald door het weten dat de
tijd van de stabiele maatschap
pij met vaste levensverbanden
en kerkelijke stijl voorbij is.
Het gaat erom een nieuwe hou
ding te zoeken, om opvoeding
tot democratisch denken en
handelen, zelfstandig én ver
draagzaam. Maar vooral ook
om het zoeken van een rich
ting. een weg. een wereld van
hoger orde en gezag. Sterker
dan in de volkshogescholen en
bij de Woodbrookers wordt
daarbij in de vormingscentra
gedacht vanuit het Evangelie
als uitgangspunt. Daar ligt de
identiteit van het werk.
De periode van 1960-198U
wordt gekenmerkt door tech
nologische veranderingen en
consumentisme. Het welzijns
werk wordt verder geprofessio
naliseerd, in verband waarmee
een verschuiving tot stand
komt: van het levensbeschou
welijk uitgangspunt naar de
doelstelling. Deze laatste
wordt al naar gelang het cen
trum verschillend aangegeven-
hiér bewustwording van maat
schappelijke structuren en ge-
foto Henk Hommers
richtheid op actie, daar vooral
nadruk op persoonlijke groei
en verantwoordelijkheid bin
nen de maatschappelijke con
text. Bovendien vraagt het lan
delijk subsidiestelsel om meer
structureel, planmatig en be
leidsmatig werken.
De jaren 1980-heden worden
gekenmerkt door een verslech
terende economische situatie
en stagnatie van de verzor
gingsstaat. Er komt een span
ningsveld tussen het ontbre
ken van levensbeschouwelijke
houvasten en anderzijds de af
wezigheid van levensvatbare
en reële toekomstperspectie
ven. Mensen raken gedesoriën
teerd, voelen zich machteloos,
zonder hoop en eenzaam. Met
het oog daarop draagt het vor
mingswerk bij aan processen,
die mensen helpen overeind te
blijven, 't Biedt deelnemers ge
legenheid zich los van de dage
lijkse beslommeringen te con
centreren op centrale vragen,
die ze tegenkomen in hun werk
en organisatie, hun persoonlijk
en maatschappelijk leven.
Daarbij speelt levensbeschou
wing weer duidelijker mee, niet
als historisch gegroeid geloofs
systeem. maar als in de samen
leving werkzame zingeving,
van waaruit ook bestrijding
mogelijk is van wat zich, dicht
bij of veraf, als onmenselijk aan
ons voordat. In 't geding is de
kwaliteit van ons bestaan. En
in het kader van onze multicul
turele samenleving de dialoog
en ontmoeting met anderen.
Dat het vormingswerk daarin
een taak vervult is geen vraag.
Misschien zal de functie van dit
werk desondanks nog lang
minder duidelijk blijven dan
die van het 'reguliere onder
wijs'. Die laatste lijkt immers
evident: overdracht van kennis
en bekwaamheid om een
plaats in te kunnen nemen in
het maatschappelijk bestel,
dat zich via kennis en weten
schap verder zal ontwikkelen.
Maai' sombere ontwikkelingen
en kritische vragen in onze da
gen knagen aan deze evidentie.
De geboden 'oplossingen' laten
ons, gelet op wat de media da
gelijks melden, niet zelden in
de steek. Er is meer nodig om
verder te komen.
Daarom was het goed, dat bij
de opening van Zeeland Stu
diecentrum een filosoof als
spreker was uitgenodigd. Prof.
dr. A. Cornelis stelde zijn vra
gen bij het systeem van regels
en wetten, dat de afgelopen
eeuwen onze wereld en ons
denken bepaalde. Door heel de
werkelijkheid daaraan te on
derwerpen werden wetenschap
en technisch kunnen oneindig
ontwikkeld. Het onderwijs was
en is daarop gericht. Nu komen
we in de ontwikkeling van de
maatschappij (en ook van elk
mens apart) echter in een fase,
waarin kennis niet meer vol
staat, maar alles aankomt op
inzicht, dat nodig is om creatief
beslissingen te kunnen nemen.
En inzicht wordt niet gevormd
door informatie. Inzicht wordt
gewekt door herkenning van
wat diep in ons bestaan verbor
gen ons meegegeven is.
Dat is een kwestie van commu
nicatie: niet in de zin van zo
maar wat praten, maar als luis
teren en vragen, wanneer in het
spreken van een ander dat wat
we, wel onbewust, in ons mee
droegen gaat resoneren. Dat al
les is een nog onder-ontwikkel
de activiteit. Maar misschien
zou met name daar het vor
mingswerk mogelijkheden
kunnen bieden. Dat is dan een
verrassend perspectief!
John Brobbel, Humanisering en in-
spriatie: Historisch Essay over pro
fessionaliteit en levensbeschouwe
lijke achtergronden in het vor-
mingsioerk. 1993. Uitgave Interior.
ISBN 90-74322-03-4.
Op het plein bij een scholen
gemeenschap, waarin alle
schooltypes vertegenwoordigd
zijn, staan op een zonnige zome
rochtend 100 leerlingen in kleine
groepjes druk met elkaar te pra
ten. Stel u komt toevallig voor
bij, en onder het voorbijgaan
divaalt uw blik even over het
plein. Zou u, al kijkende naar
dat levendige, vrolijke gedoe
daar, überhaupt vermoeden dat
van die 100 12- tot 18-jarigen,
zo'n 20 het gevoel hebben dat er
niemand is die om hen geeft en
zich vaak somber voelen. Of zou
u zich kunnen voorstellen dat er
daar op het plein zo'n 20 jonge
ren zijn die er in het voorafgaan
de jaar een of meer keren aan
gedacht hébben om aan hun ei
gen leven een einde maken? En
dat er onder hen 6 zijn die een oj
meer keren een suicidepoging
hebben gedaan, een poging om
hun leven daadwerkelijk te
beeindigen?
Laat ik nog even doorgaan. Zou
u verwachten dat er onder die
groep van 100 scholiereo'n 40 ge
middeld zo'n 100 gulden per
maand aan alcoholconsumptie
uitgeven? En dat 30 van hen in
de voorbije maand minstens één
keer zoveel alcohol genuttigd
hebben dat ze aangeschoten oj
gewoonweg dronken waren? En
dat 10 van hen zich ieder week
wel een keer in zo'n toestand
drinkt?
Zou u geloven dat 12 van de 100
in het afgelopen jaar softdrugs
of bewustzijnsverruimende mid
delen als XTC hebben gebruikt?
En dat de helft daarvan, 6 op de
100, regelmatige gebruikers van
die stoffen zijn en daaraan zo'n
80 gulden per maand spende
ren?
Zou u venvacht hebben dat zo'n
20 van die 100 scholieren niet
graag thuis zijn en ernstige pro
blemen met hun ouders hebbn?
Of dat ze door hun ouders of an
dere familieleden een of meer ke
ren opzettelijk lichamelijk mis
handeld zijn?
En wat zou uw reactie zijn als u
zou horen dat 13 van die jonge
ren op hun beurt hun ouders in
een afgelopen jaar tenminste
eenmaal geslagen hebben, met
de hand of met een voonoerp?
Vragenlijst
Toch zijn al deze getallen, als we
afgaan op de resultaten van de
Nationale Scholier enonderzoe-
ken die in 1990 en 1992 zijn ge
houden, een deel van de reali
teit, een deel van het gedrag en
gevoelsleven van de jeugd van
tegenwoordig. Aan die onder
zoeken namen in totaal zo'n 500
scholen en bijna 30.000jongeren
deel. De jongeren leverden zelj
de informatie door het invullen
van een uitvoerige vragenlijst
op school.
Maar betekenen deze gegevens
nou dat het, althans naar hun ei
gen mening, slecht gaat met de
jongeren van nu?
Het antwoord op die vraag is
duidelijk: nee, met de meeste
jongeren, dat wil zeggen met
zo'n 80 procent, gaat het over het
algemeen goed. Zij kampen niet
met ernstige problemen, hebben
het gevoel dat ze voldoende
steun uit hun omgeving (ouders,
school) krijgen, en ze zien zich
zelf en hun toekomst over het al
gemeen wél zitten.
Maar het cijfer van 80 procent
waarmee het goed of tamelijk
goed gaat, betekent tegelijker
tijd natuurlijk ook dat er zo'n 20
procent van de jongeren is die
het niet goed of helemaal niet
goedmaken, die met min of meer
ernstige problemen kampen.
Opmerkelijk is dat die 20 pro
cent bepaald niet een typisch
Nederlands cijfer is. Begin dit
jaar werd er door het Congres
van de Verenigde Staten een
rapport gepubliceerd onder de
titel Gezondheid van Jongeren,
waarin exact hetzelfde percen
tage jongeren met ernstige pro
blemen werd gemeld: 1 op 5.
Eenzaamheid
Het probleem met dit percenta
ge is, zoals de Nationale Scholie-
renonderzoéken laten zien, dat
het slechts een ruiv gemiddelde
is. Voor veel problemen is er een
duidelijk verband met schoolty
pe, geslacht en leeftijd.
Zo blijkt voor emotionele profa
men - eenzaamheid, negafr
zelfbeeld, depressiviteit, sm
daliteit en angsten - dat
algemeen 'hoe 'lager' het schcc
type, hoe hoger het percent
leerlingen met problemen'. Z
sommige problemen zijn det?
schillen tussen schooltypen jgj
zonder meer schrijnend te
men. Zo is het percentage
gens en meisjes van 16 jaar
ouder op het LBO dat ooit
suicidepoging heeft gedaan oi
geveer 5 maal zo hoog als da;rt
der jongens en meisjes op h
VWO <14 a 15 versus 2 a
cent). Een zelfde verband ij
schooltype is er ook vooral
bleemgedrag agressief gedm
vandalisme, diefstal en contm
met de politie), voor lichamëiï
ke klachten en voor problem
thuis of op school. Blijkbaar,
treurig genoeg, is niet alleenm
stand maar ook welzijn sociaal
sterk ongelijk verdeeld en
ongelijkheid al op jonge k
zichtbaar.
Sekse
Een ander algemeen ueröamjj
dat tussen problemen en sefa?
Emotionele problemen tdepm
sie. angstenen lichamelijk
klachten vinden we relatief ra
ker bij meisjes, terwijl gedragi
problemen agressiviteita.'co
holisme, kken, spijbelen) relath
vaker bij jongens voorkom
Voor bepaalde probleem- of ris
cogedragingen zijn die sekse
verschillen wel heel opvallen
Zo vinden we bijvoorbeeld c:
bijna 25 procent van de jonger,
lom geld) gokt, tegen nog geer.
procent van de meisjes.
Opmerkelijk is verder het tr
schil tussen jongens en me
wat betreft gevoelens ten
zien van school en thuis. Tei
zoals te verwachten, jongens)
gatiever zijn ten aanzien
school dan meisjes (jongens
beien vaker), zijn meisjes n%
tiever dan jongens als het gi
om het oordeel over de sitoali
thuis en ze hébben vaker rum
met hun ouders.
Vermeldenswaard is ten sloll
dat meisjes zich over allerleiii
ken - variërend van het eigen
terlijk via gezondheid en sc/iooj
prestaties tot relaties met oj
ders - meerzorgen maken a
meer piekeren dan joipj
doen.
In het algemeen dringt zich (I
indruk op dat waar het gaat o\
innerlijke gemoedstoestand a
gevoelens, de tienerjaren ros
meisjes moeilijker en emotionsa
belastender zijn dan voor jol
gens.
Leeftijd
Er is ook een duidelijk verbaal
tussen leeftijd enproblemen.Ot
dere jongeren itussen 16 er, .1
jaar) hebben over het algema
meer problemen dan jongen
jongeren (tussen 12 en 15jaai\
Anders gezegd, met het klimmn
van de jaren wordt het leven i
voor de gemiddelde tiener nii
eenvoudiger op. Met de leeflijl
komen ook meer gevoelens mi
zorg en gepieker, met nameou
(liefdes)relaties en schoolpra
taties. Het lijkt wel alsof in di
opzicht de jongeren steeds Ml
worstelen met de twee dingt
ivaarvan Freud ooit zei dat eei
mens die goed moest leren oi
enigzins bevredigend te kunnt
leven, namelijk: „LiebenundAi
beiten"
Hoe het ook zij, de tienertijd ii
zo blijkt uit de resultaten vand
Nationale Scholierenondend
ken, voor de grootste groep et
tamelijk plezierige maar too
nog altijd een behoorlijke gw
jongeren bepaald geen pleziw
ge. en emotioneel of psyehok
gisch moeilijke tot zeer moeilijk
periode. Verontrustend is rooi
al het feit dat van de betrek?!
lijk veel voorkomende emotion
le stoornissen (met name it
pressiebekend is dat het gao
om problemen die zich vaak me
beperken tot de tienerjam
maar tot ver in de volwassen
heid, en niet zelden gedureni'
het hele verdere leven, hun on
gunstige invloed kunnen doei
gelden. En zo bezien is 20 opd
100 natuurlijk veel te veel
(Advertentie)
BOEK NU UW EFTELING ARRANGE MENT 1993
OVERNACHTING IN EEN LUXE KAMER,
UITGEBREID ONTBIJTBUFFET,
3-GANGEN DINER/BUFFET,
ENTREEBEWIJS EFTELING.
WELKOMSTPAKKET EN iCfe WELKOMSTDRANKJE
"Speciale kinderprijien
Lt>lVrig Hotel H
V E L BS
Voor informatie en reserveringen: 04 1 67-82000