Brinkman is minder opgewekt Vormingswerk in internaatsverband De jeugd van tegenwoordig opinie en achtergrond Bezorgde CDA-fractieleider gaat er vanuit dat kabinet rit uitzit ZATERDAG 19 JUNI 1993 Oi&ksba i door Carel Goseling en Henri Kruithof Geheel in tegenstelling tot zijn natuur, zit CDA-frac- tievoorzitter Elco Brinkman er bezorgd bij. In de 'tropische tuin' van het Holiday Inn hotel in zijn woonplaats Leiden, pra ten we met de toekomstige poli tiek leider van het CDA, en ver moedelijk de volgende premier, over de politieke situatie van dit moment. „Ik ben minder opgewekt dan bij andere gelegenheden", zegt hij aan het eind van het inter view. Een uitspraak die hij in va rianten gedurende het interview enige malen heeft laten vallen. Maar aan het begin van het ge sprek. antwoordde hij op de vraag wanneer het kabinet zal vallen na enig nadenken: „Ik denk dat het kabinet de rit uit zit. Het heeft al zoveel butsen op gelopen. dat de innerlijke overle vingsdrang daardoor gesterkt is". Erg overtuigend klonk het niet. De bezorgdheid van de CDA-lei- der richt zich vooral op de slag kracht van het kabinet na de overmaat aan affaires, waarin de coalitiepartner PvdA is gewik keld. „Ik ben bang dat de be sluitvaardigheid van het kabi net door de opeenvolging van gebeurtenissen wel erg onder druk komt te staan". Over de affaires zelf wil Brink man weinig of niets kwijt. Hij legt er de nadruk op dat het vrij wel uitsluitend interne PvdA- aangelegenheden zijn en is bang zich te mengen in de interne PvdA-aangelegenheden. „Wat is de toegevoegde waarde als ik me vermei in andermans leed. Als ik in die pot ga zitten roeren wordt het er niet beter op. Daarom roer ik maar liever niet in die pot. Voorzichtigheid en continuïteit zijn mijn trefwoorden", aldus Brinkman. Hij hoopt dat de affaires niet al teveel invloed zullen hebben op het kabinetsbeleid. „Natuurlijk is het een probleem, maar het hoeft niet rechtstreeks het kabi net te raken. Het heeft vooral te maken met het interne func tioneren van een partij. Dat moeten we wel gescheiden pro beren te houden" Ook de beroering die deze week is ontstaan rondom CDA-minis- ter Maij-Weggen (verkeer) wordt door Brinkman niet becommen tarieerd. „Ik ken de feiten nog niet. Ik wil er eerst eens rustig met de fractiespecialisten over praten en dan hoort u volgende week mijn commentaar", zegt hij gedecideerd. Agenda Brinkman gaat er echter eens goed voor zitten, als we hem vra gen naar zijn wensenlijstje voor het laatste jaar van deze kabi netsperiode. Dat lijstje liegt er niet om. Hij laat er geen misver stand over bestaan dat de uit voering van die wensen voor hem maatgëvend zullen zijn voor de beoordeling van dit ka binet als geheel. „De wetgeving met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid moet nog door de Eerste Kamer. De wijziging van de Vreemdelin genwet, het stelsel van studiefi nanciering en de Bijstandswet moeten nog door Tweede en Eer ste Kamer worden behandeld". Aardig wat conflictstof, omdat CDA en PvdA over die onder werpen nog lang niet op één lijn zitten. Maar daarmee is de koek nog niet op. „Als men (Brinkman vermijdt vrijwel voortdurend de PvdA bij naam te noemen) wil dat wij meewerken aan de voort gang van de stelselwijziging in de volksgezondheid, zal men ook de voorwaarden daarvoor moeten scheppen. Dat betekent verplichte eigen bijdragen en verplichte eigen risico's in de ge zondheidszorg". Maar PvdA-woordvoerder volksgezondheid, Van Otterloo, heeft juist deze week laten weten dat hij daar niets voor voelt. Brinkman is daar lakoniek over. „Er moet nu gewerkt worden aan de kostenbeheersing. Dat is voor ons een duidelijke voor waarde. Als je zegt: de staatsse cretaris moet verder met het nieuwe stelsel, maar de voor waarden komen er niet. dan maak je het onmogelijk om door te gaan met de stelselwijziging", klinkt het dreigend. Bergen Het heeft volgens Brinkman zo wel voor de regeringspartijen als voor de oppositie ook weinig zin van alles vooruit te schuiven. „We zijn allemaal bezig met de voorbereiding van onze verkie zingsprogramma's. Deze zomer zullen we hoe dan ook aan onze eigen achterban moeten uitleg gen hoe we verder willen met de ze problemen. Je hoeft geen ken ner van de cijfers van het Cen traal Planbureau te zijn, om te weten dat de bergen erg hoog zijn. Een vaste les in dit leven is dat alles watje voor je uitschuift, je op den duur toch weer tegen komt" Maar om te beginnen moeten de besluiten die reeds genomen zijn in de zogeheten kaderbrief en de voorjaarsnota, worden uitge voerd, vindt de CDA'er. „Dat is de eerste graadmeter voor de be sluitvaardigheid van dit kabi net. We moeten niet bij elke wis seling van de wacht de afspra ken weer op sterk water zetten". Brinkman denkt dat het voor de PvdA ook weinig zin heeft om nu weg te lopen voor pijnlijke maat regelen. ..Als de coalitiepartner nu allerlei beslissingen niet meer zou steunen, ontstaat het beeld dat ze wegloopt voor de verantwoordelijkheid. Dat be grijpen de kiezers ook niet. Het CDA staat in elk geval voor het beleid. Het is niet altijd leuk om pijnlijke maatregelen te moeten nemen, maar we lopen er niet voor weg. Dat is een verhaal dat je ook best aan de kiezers kunt uitleggen". Dan blikt de toekomstige CDA- leider wat verder vooruit naar de verkiezingscampagne. De eerste die hij zelf moet aanvoeren. Zal Brinkman voor de verkiezingen een voorkeur uitspreken voor een coalitiepartner? „Nee", klinkt het vastbesloten. „We zullen de kiezers serieus ne men. Het beleid dat we gesteund hebben zullen we uiteraard ver dedigen, maar ook zullen we uit leggen dat het beleid hier en daar wat ons betreft een onsje meer had mogen zijn". Brinkman ziet de verkiezingen overigens met vertrouwen tege moet. „We zullen ook tijdens de campagne voluit staan achter een hele reeks van besluiten die in de afgelopen periode geno men zijn. Wij staan achter het kabinet, ook als het pijnlijke maatregelen neemt. Men is het niet altijd eens met het CDA, maar de kiezers weten wel dat als het CDA 'A' zegt, het ook 'B' zegt". Samenleving Dan komt Brinkman toch even terug op het aftreden van Roel in 't Veld als staatssecretaris van onderwijs. Hij moest verdwijnen wegens de overmaat aan bij baantjes tijdens zijn hoogleraar schap. „Even los van de affaire-In 't Veld zelf, zal er een discussie ont staan over de plaats van de poli tiek in de samenleving. Op het moment dat de politiek zegt. we willen in de samenleving staan, moet het ook mogelijk zijn dat politici er andere dingen bij doen. Dat is altijd een kwestie van maatvoering. Je moet na tuurlijk niet het ambt gebruiken om jezelf te verrijken". „Er ontstaat een bepaalde span- Brinkman: Het CDA staat in elk geval voor het beleid. fotoCeesZorn ning als je met één been in het ambt en met het andere been in de samenleving staat. Als dat niet kan, ontstaat er een poli tieke kaste die buiten de werke lijkheid gaat opereren. De sa menleving zal dan zijn eigen plan trekken. Dan gaan de poli tiek en de samenleving elk hun eigen weg". „Het viel me op dat er bij In 't Veld een schrikreactie was over de hoogleraar die ook bijver dient. Het gaat me daarbij niet om de maatvoering. Maar ik hoop niet dat we door die schri kreactie in het andere uiterste vervallen. We moeten geen geur van heilige boontjes laten op- walmen". In dit kader is er ook een discus sie aan de gang, onder leiding van Kamervoorzitter Deetman, over de relatie tussen kiezers en gekozenen. Brinkman daarover: „Als je zegt dat er niets aan de hand is, weetje niet wat er leeft. Maar we moeten niet denken dat de situatie te verbeteren zou zijn door een nieuw politiek systeem. Het gaat om de beslissingen die worden genomen door de poli tiek, in welk systeem dan ook". „Het idee van de gekozen minis ter-president is een miskenning van de Nederlandse verhoudin gen. Per definitie zou er tegen een zo machtige persoon tegen krachten worden georganiseerd. Onze cultuur is er niet één van een sterke man. We hebben meer een cultuur van overleg, van toe werken naar consensus". „Veel belangrijker is het dat we duidelijk maken wie verant woordelijk is voor welke beslis sing", zegt de CDA-leider. Om die reden moet volgens hem het aantal ministers, gedeputeer den en wethouders, worden ver minderd en bepaalde taken op nieuw verdeeld worden. Brinkman meent dat iets her steld moet worden van de per soonlijke aansprakelijkheid van bestuurders. „Naarmate er meer mensen verantwoordelijk zijn voor een bepaald beleid, geef je de gelegenheid zich achter el kaar te verschuilen. Dan wordt het een anonieme hoop". Brinkman wil dan ook nog deze kabinetsperiode een discussie over het aantal ministers en de taakverdeling tussen de ver schillende ministeries. „In 1982 werd ons verweten dat we de de partementale herindeling als een dief in de nacht hebben uit gevoerd. Dat moeten we niet nog een keer hebben". door T. Rinkema Een feestelijk gebeuren was het, terwijl elders in 't ge bouw het werk doorging: de officièle opening van Zeeland Studiecentrum en Conferen tiecentrum Zeeland te Aar denburg op 10 juni. Feestelijk gebeuren: de vroegere behui zing van de volkshogeschool was gerenoveerd en uitge breid. geschikt gemaakt voor een nieuwe opzet van het vor mingswerk. Maar het werk ging door: want wat in de loop van tientallen ja ren groeide wordt met overtui ging voortgezet. Velen kennen nog het van Eeghenhuis te Aar denburg en Hedenesse te Cad- zand met hun werk op het ge bied van vorming, scholing, training e.d. Hun fusie leidde tot de Volkshogeschool Zee land, die nu in verband met de ontwikkelingen omgedoopt is tot Zeeland Studiecentrum en Conferentiecentrum Zeeland. Het werk wordt voortgezet, maar vooral ook vernieuwd. Vanzelfsprekend was dit niet. Het vormingswerk in inter naatsverband werd de afgelo pen tijd zwaar ter discussie ge steld en door bezuinigingen ge troffen. Het aantal eentra viel tot 14. minder dan de helft, te rug. Overheidssubsidie moest voor een belangrijk deel ver vangen worden door eigen in komsten. Cursusdeelnemers komen vanuit sectoren der maatschappij, waar men oor spronkelijk van dit werk niet of nauwelijks weet had. Het leid de hier en daar tot een zakelij ker aanpak, die verschillend gewaardeerd kan worden. Naast het cursuswerk zijn faci liteiten ontwikkeld voor confe renties en andere bijeenkom sten, die vroeger als oneigen lijk golden. Internationale con tacten worden belangrijk, in de hand gewerkt door de ligging van het centrum bij de lands grens en gedragen (om de Com missaris der Koningin bij de opening te citeren) door het in zicht dat denken en handelen vanuit een eilandenstructuur onszelf en andere opbreekt. Kortom: in de nieuwe opzet is veel doordenking, creativiteit en organisatie verdisconteerd. Dat alles zou intussen de aan dacht in deze rubriek nog niet rechtvaardigen, wanneer niet door dit alles als schering van het weefsel heen de inslag van de levensbeschouwing der ja ren door een belangrijke rol bleef spelen. Dat begrip moet daarbij niet statisch, laat staan gedefinieerd worden. Het is Feestje bij opening, maar het werk gaat door. zelfs de vraag in hoeverre een definitie ervan mogelijk is. Want levensbeschouwing groeit met mensen mee als er achter alle directe gegevenhe den van het bestaan schuil gaand zoeken naar de zin van heel ons doen en laten. Vor- mings- en ontwikkelingswerk heeft hoe dan ook altijd te ma ken met zich krijgen op samen hangen tussen ons persoonlijk leven en ontwikkelingen in bre der verfband; met bewustwor ding van, misschien niet direct voor de hand liggende, verant woordelijkheid; met kennis, die aan ons door onderwijs ver worven weten perspectief kan bieden; met ontmoeting, die ons gezichtsveld verbreed en 't besef schenkt er niet alleen voor te staan; met geloof of ver trouwen (noem het zoals u wilt), dat ons mogelijkheden geboden worden om toekomst open te leggen. Dat alles bijeen is zo complex, dat een definitie onmogelijk lijkt, maar ook zo wezenlijk, dat het dragende be tekenis kan hebben voor ons le ven en. indirect misschien, sa menleven. levensbeschouwing m: I II T De geschiedenis van het vor mingswerk werd onlangs be schreven door John Brobbel. opgeleid op De Horst tot werker in kerkelijke arbeid en momenteel werkzaam als do cent aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. In verschillende gestalten (volks hogescholen, vorfningscentra en Woodbrookerswerki ont wikkelde 't zich in drie fasen. De opkomstperiode 1945-1960) wordt, na de oorlog en de daar mee gegeven ontworteling, be paald door het weten dat de tijd van de stabiele maatschap pij met vaste levensverbanden en kerkelijke stijl voorbij is. Het gaat erom een nieuwe hou ding te zoeken, om opvoeding tot democratisch denken en handelen, zelfstandig én ver draagzaam. Maar vooral ook om het zoeken van een rich ting. een weg. een wereld van hoger orde en gezag. Sterker dan in de volkshogescholen en bij de Woodbrookers wordt daarbij in de vormingscentra gedacht vanuit het Evangelie als uitgangspunt. Daar ligt de identiteit van het werk. De periode van 1960-198U wordt gekenmerkt door tech nologische veranderingen en consumentisme. Het welzijns werk wordt verder geprofessio naliseerd, in verband waarmee een verschuiving tot stand komt: van het levensbeschou welijk uitgangspunt naar de doelstelling. Deze laatste wordt al naar gelang het cen trum verschillend aangegeven- hiér bewustwording van maat schappelijke structuren en ge- foto Henk Hommers richtheid op actie, daar vooral nadruk op persoonlijke groei en verantwoordelijkheid bin nen de maatschappelijke con text. Bovendien vraagt het lan delijk subsidiestelsel om meer structureel, planmatig en be leidsmatig werken. De jaren 1980-heden worden gekenmerkt door een verslech terende economische situatie en stagnatie van de verzor gingsstaat. Er komt een span ningsveld tussen het ontbre ken van levensbeschouwelijke houvasten en anderzijds de af wezigheid van levensvatbare en reële toekomstperspectie ven. Mensen raken gedesoriën teerd, voelen zich machteloos, zonder hoop en eenzaam. Met het oog daarop draagt het vor mingswerk bij aan processen, die mensen helpen overeind te blijven, 't Biedt deelnemers ge legenheid zich los van de dage lijkse beslommeringen te con centreren op centrale vragen, die ze tegenkomen in hun werk en organisatie, hun persoonlijk en maatschappelijk leven. Daarbij speelt levensbeschou wing weer duidelijker mee, niet als historisch gegroeid geloofs systeem. maar als in de samen leving werkzame zingeving, van waaruit ook bestrijding mogelijk is van wat zich, dicht bij of veraf, als onmenselijk aan ons voordat. In 't geding is de kwaliteit van ons bestaan. En in het kader van onze multicul turele samenleving de dialoog en ontmoeting met anderen. Dat het vormingswerk daarin een taak vervult is geen vraag. Misschien zal de functie van dit werk desondanks nog lang minder duidelijk blijven dan die van het 'reguliere onder wijs'. Die laatste lijkt immers evident: overdracht van kennis en bekwaamheid om een plaats in te kunnen nemen in het maatschappelijk bestel, dat zich via kennis en weten schap verder zal ontwikkelen. Maai' sombere ontwikkelingen en kritische vragen in onze da gen knagen aan deze evidentie. De geboden 'oplossingen' laten ons, gelet op wat de media da gelijks melden, niet zelden in de steek. Er is meer nodig om verder te komen. Daarom was het goed, dat bij de opening van Zeeland Stu diecentrum een filosoof als spreker was uitgenodigd. Prof. dr. A. Cornelis stelde zijn vra gen bij het systeem van regels en wetten, dat de afgelopen eeuwen onze wereld en ons denken bepaalde. Door heel de werkelijkheid daaraan te on derwerpen werden wetenschap en technisch kunnen oneindig ontwikkeld. Het onderwijs was en is daarop gericht. Nu komen we in de ontwikkeling van de maatschappij (en ook van elk mens apart) echter in een fase, waarin kennis niet meer vol staat, maar alles aankomt op inzicht, dat nodig is om creatief beslissingen te kunnen nemen. En inzicht wordt niet gevormd door informatie. Inzicht wordt gewekt door herkenning van wat diep in ons bestaan verbor gen ons meegegeven is. Dat is een kwestie van commu nicatie: niet in de zin van zo maar wat praten, maar als luis teren en vragen, wanneer in het spreken van een ander dat wat we, wel onbewust, in ons mee droegen gaat resoneren. Dat al les is een nog onder-ontwikkel de activiteit. Maar misschien zou met name daar het vor mingswerk mogelijkheden kunnen bieden. Dat is dan een verrassend perspectief! John Brobbel, Humanisering en in- spriatie: Historisch Essay over pro fessionaliteit en levensbeschouwe lijke achtergronden in het vor- mingsioerk. 1993. Uitgave Interior. ISBN 90-74322-03-4. Op het plein bij een scholen gemeenschap, waarin alle schooltypes vertegenwoordigd zijn, staan op een zonnige zome rochtend 100 leerlingen in kleine groepjes druk met elkaar te pra ten. Stel u komt toevallig voor bij, en onder het voorbijgaan divaalt uw blik even over het plein. Zou u, al kijkende naar dat levendige, vrolijke gedoe daar, überhaupt vermoeden dat van die 100 12- tot 18-jarigen, zo'n 20 het gevoel hebben dat er niemand is die om hen geeft en zich vaak somber voelen. Of zou u zich kunnen voorstellen dat er daar op het plein zo'n 20 jonge ren zijn die er in het voorafgaan de jaar een of meer keren aan gedacht hébben om aan hun ei gen leven een einde maken? En dat er onder hen 6 zijn die een oj meer keren een suicidepoging hebben gedaan, een poging om hun leven daadwerkelijk te beeindigen? Laat ik nog even doorgaan. Zou u verwachten dat er onder die groep van 100 scholiereo'n 40 ge middeld zo'n 100 gulden per maand aan alcoholconsumptie uitgeven? En dat 30 van hen in de voorbije maand minstens één keer zoveel alcohol genuttigd hebben dat ze aangeschoten oj gewoonweg dronken waren? En dat 10 van hen zich ieder week wel een keer in zo'n toestand drinkt? Zou u geloven dat 12 van de 100 in het afgelopen jaar softdrugs of bewustzijnsverruimende mid delen als XTC hebben gebruikt? En dat de helft daarvan, 6 op de 100, regelmatige gebruikers van die stoffen zijn en daaraan zo'n 80 gulden per maand spende ren? Zou u venvacht hebben dat zo'n 20 van die 100 scholieren niet graag thuis zijn en ernstige pro blemen met hun ouders hebbn? Of dat ze door hun ouders of an dere familieleden een of meer ke ren opzettelijk lichamelijk mis handeld zijn? En wat zou uw reactie zijn als u zou horen dat 13 van die jonge ren op hun beurt hun ouders in een afgelopen jaar tenminste eenmaal geslagen hebben, met de hand of met een voonoerp? Vragenlijst Toch zijn al deze getallen, als we afgaan op de resultaten van de Nationale Scholier enonderzoe- ken die in 1990 en 1992 zijn ge houden, een deel van de reali teit, een deel van het gedrag en gevoelsleven van de jeugd van tegenwoordig. Aan die onder zoeken namen in totaal zo'n 500 scholen en bijna 30.000jongeren deel. De jongeren leverden zelj de informatie door het invullen van een uitvoerige vragenlijst op school. Maar betekenen deze gegevens nou dat het, althans naar hun ei gen mening, slecht gaat met de jongeren van nu? Het antwoord op die vraag is duidelijk: nee, met de meeste jongeren, dat wil zeggen met zo'n 80 procent, gaat het over het algemeen goed. Zij kampen niet met ernstige problemen, hebben het gevoel dat ze voldoende steun uit hun omgeving (ouders, school) krijgen, en ze zien zich zelf en hun toekomst over het al gemeen wél zitten. Maar het cijfer van 80 procent waarmee het goed of tamelijk goed gaat, betekent tegelijker tijd natuurlijk ook dat er zo'n 20 procent van de jongeren is die het niet goed of helemaal niet goedmaken, die met min of meer ernstige problemen kampen. Opmerkelijk is dat die 20 pro cent bepaald niet een typisch Nederlands cijfer is. Begin dit jaar werd er door het Congres van de Verenigde Staten een rapport gepubliceerd onder de titel Gezondheid van Jongeren, waarin exact hetzelfde percen tage jongeren met ernstige pro blemen werd gemeld: 1 op 5. Eenzaamheid Het probleem met dit percenta ge is, zoals de Nationale Scholie- renonderzoéken laten zien, dat het slechts een ruiv gemiddelde is. Voor veel problemen is er een duidelijk verband met schoolty pe, geslacht en leeftijd. Zo blijkt voor emotionele profa men - eenzaamheid, negafr zelfbeeld, depressiviteit, sm daliteit en angsten - dat algemeen 'hoe 'lager' het schcc type, hoe hoger het percent leerlingen met problemen'. Z sommige problemen zijn det? schillen tussen schooltypen jgj zonder meer schrijnend te men. Zo is het percentage gens en meisjes van 16 jaar ouder op het LBO dat ooit suicidepoging heeft gedaan oi geveer 5 maal zo hoog als da;rt der jongens en meisjes op h VWO <14 a 15 versus 2 a cent). Een zelfde verband ij schooltype is er ook vooral bleemgedrag agressief gedm vandalisme, diefstal en contm met de politie), voor lichamëiï ke klachten en voor problem thuis of op school. Blijkbaar, treurig genoeg, is niet alleenm stand maar ook welzijn sociaal sterk ongelijk verdeeld en ongelijkheid al op jonge k zichtbaar. Sekse Een ander algemeen ueröamjj dat tussen problemen en sefa? Emotionele problemen tdepm sie. angstenen lichamelijk klachten vinden we relatief ra ker bij meisjes, terwijl gedragi problemen agressiviteita.'co holisme, kken, spijbelen) relath vaker bij jongens voorkom Voor bepaalde probleem- of ris cogedragingen zijn die sekse verschillen wel heel opvallen Zo vinden we bijvoorbeeld c: bijna 25 procent van de jonger, lom geld) gokt, tegen nog geer. procent van de meisjes. Opmerkelijk is verder het tr schil tussen jongens en me wat betreft gevoelens ten zien van school en thuis. Tei zoals te verwachten, jongens) gatiever zijn ten aanzien school dan meisjes (jongens beien vaker), zijn meisjes n% tiever dan jongens als het gi om het oordeel over de sitoali thuis en ze hébben vaker rum met hun ouders. Vermeldenswaard is ten sloll dat meisjes zich over allerleiii ken - variërend van het eigen terlijk via gezondheid en sc/iooj prestaties tot relaties met oj ders - meerzorgen maken a meer piekeren dan joipj doen. In het algemeen dringt zich (I indruk op dat waar het gaat o\ innerlijke gemoedstoestand a gevoelens, de tienerjaren ros meisjes moeilijker en emotionsa belastender zijn dan voor jol gens. Leeftijd Er is ook een duidelijk verbaal tussen leeftijd enproblemen.Ot dere jongeren itussen 16 er, .1 jaar) hebben over het algema meer problemen dan jongen jongeren (tussen 12 en 15jaai\ Anders gezegd, met het klimmn van de jaren wordt het leven i voor de gemiddelde tiener nii eenvoudiger op. Met de leeflijl komen ook meer gevoelens mi zorg en gepieker, met nameou (liefdes)relaties en schoolpra taties. Het lijkt wel alsof in di opzicht de jongeren steeds Ml worstelen met de twee dingt ivaarvan Freud ooit zei dat eei mens die goed moest leren oi enigzins bevredigend te kunnt leven, namelijk: „LiebenundAi beiten" Hoe het ook zij, de tienertijd ii zo blijkt uit de resultaten vand Nationale Scholierenondend ken, voor de grootste groep et tamelijk plezierige maar too nog altijd een behoorlijke gw jongeren bepaald geen pleziw ge. en emotioneel of psyehok gisch moeilijke tot zeer moeilijk periode. Verontrustend is rooi al het feit dat van de betrek?! lijk veel voorkomende emotion le stoornissen (met name it pressiebekend is dat het gao om problemen die zich vaak me beperken tot de tienerjam maar tot ver in de volwassen heid, en niet zelden gedureni' het hele verdere leven, hun on gunstige invloed kunnen doei gelden. En zo bezien is 20 opd 100 natuurlijk veel te veel (Advertentie) BOEK NU UW EFTELING ARRANGE MENT 1993 OVERNACHTING IN EEN LUXE KAMER, UITGEBREID ONTBIJTBUFFET, 3-GANGEN DINER/BUFFET, ENTREEBEWIJS EFTELING. WELKOMSTPAKKET EN iCfe WELKOMSTDRANKJE "Speciale kinderprijien Lt>lVrig Hotel H V E L BS Voor informatie en reserveringen: 04 1 67-82000

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 4