Op kracht en karakter tegen de wind in Vlees trekt meer dan vrijheid Gustaf Dusarduyn reportage ZATERDAG 19 JUNI 1993 20 Duivenhouder Gustaf Dusarduyn suk- kelt de laatste jaren wat met zijn ge zondheid. ..Ik ga niet meer zo snel." Dat verhindert Dusarduyn evenwel niet nog regelmatig voor wedstrijden af te zakken naar het buitenland De reis wordt veelal gemaakt in de laatste van de drie auto's die zijn duiven voor hem in de wacht heb ben gesleept. De boerderij bulkt van het bewijs dat de Groedenaar al sinds jaar en dag één van 's werelds succesvolste duivenfokkers is. Bekend tot in Japan, waar menig exem plaar van de 'soort Dusarduyn' rond vliegt. Vrijwel aan iedere muur van zijn huis hangt een sierbord dat melding maakt van een nationale prijs in Neder land, Frankrijk en Spanje. Met zestien eerste plaatsen in de verschillende natio nale wedstrijden is hij nog steeds onbe twist recordhouder. In de gang staat een grote klok. „Heb ik in 1937 gewonnen. Zo ben ik ook aan die barometer daar geko men". wijst Dusarduyn op de luchtdruk verklikker temidden van de trofeeën in zijn werkkamertje. Trots blijft hij staan bij een foto naast het raam. De voorstelling neemt hem mee te rug naar een dag in het begin van de jaren vijftig. Wanneer het precies was. weet Staf niet meer. „Beatrix zal een jaar of veertien zijn geweest, denk ik. Dat was op het pa leis Soestdijk. Kijk daar staat Juliana. En om haar heen de prinsesjes hè." Het gezel schap buigt zich over een ferme doffer, die de West-Zeeuws-Vlaamse boer zojuist heeft afgeleverd om de koninklijke til van prins Bernhard weer wat op sterkte te hel pen. De prins zelf moest wegens ziekte ver stek laten gaan, was Staf verteld. In die tijd begon de wederopbouw van Du- sarduyn's duivenverzameling z'n vruch ten begon af te werpen. De nationale Ne derlandse en Franse titels stroomden bin nen. De klap die de Duitse bezetters hem in de Tweede Wereldoorlog hadden toege bracht, was hij definitief te boven geko men. Geen van zijn veertig duiven overleefden de vernietigingsdrang van de 'moffen'. „Ik heb er dertig eigenhandig de nek moeten omdraaien. Tien stuks zijn naar Ouwe hands Dierenpark gebracht, maar die heb ik ook nooit meer teruggezien. Allemaal gejat, ondanks de belofte van de directeur van de dierentuin dat ik ze na de oorlog zou terugkrijgen. In het begin heb ik nog geprobeerd ze te verstoppen. Maar des tijds waren op onze boerderij veertien sol daten ingekwartierd. Dus dat was lastig verbergen. Ergens anders onderbrengen kon ook niet, want als ze los werden gela ten. vlogen ze natuurlijk direct naar huis. Ik weet nog wel dat één van die Duitsers, de grootste dienstklopper uit de groep, op een den duif van het dak schoot. Laaiend was ie. dat ik er nog vogels op zou nahou den. Totdat hij het ringmerk in de gaten kreeg en bleek dat het om een postduif van de Wehrmacht ging. De rotzak heeft het flink moeten bezuren." Dusarduyn deed na de oorlog een beroep op relaties in België aan wie hij voordien duiven had geleverd. Hij was weer terug bij af. Terug in 1913 toen hij als zestienja rige jongen (vers van de kostschool) via kennissen aan zijn eerste vogels kwam. „De eerste twintig waar ik ooit mee begon, waren niks waard", weet Staf nog goed. „Ze vlogen, maar daar was alles wel mee gezegd. Waarom ik er dan toch mee door ben gegaan? Allé joh, waarom voetbalt ie mand? Toch ook niet om een schop te krij gen? Je wilt het zo goed mogelijk doen." Hij kreeg betere exemplaren van een be vriende bierbrouwer uit het Vlaamse Mel- le. Ze vormen samen met de vogels van Maurice Delbar uit Ronse (B) de basis voor de soort die vandaag de dag wijd en zijd bekend staat als Dusarduyn. „Een kwestie van opletten datje de goeie bij de goeie steekt. Dan heb je kans dat er een kampioen uit groeit", doet de Groedenaar zijn foktactiek af als de simpelste zaak. Tussen de oren „Het blijft altijd een gok. Ik kan een duif wel beoordelen op de bouw. Maar het gaat erom wat er in de kop zit. Net als bij top sporters: zit het niet lekker tussen de oren, dan kun je het wel vergeten. Je hebt dui ven die met de wind in de staart een snel heid kunnen bereiken van honderd kilo meter per uur. Die heb ik liever niet. Beter is een vogel die zo'n zestig, zeventig kilo meter haalt met windje tegen. Da's pas kracht en karakter." precies om de hoek komt kijken, verte Dusarduyn liever niet. Eigenlijk vindt hi de prijzen ook absurd hoog, maar ee; goede duif betaalt zichzelf dan ook dubb en dwars terug. Voor afstammelingen va echte kampioenen wordt al snel zo'n dei tigduizend gulden neergeteld. „De Jat pen drijven de waarde sterk op. Vroege kon je een beetje duif nog voor een prikki kopen. Nu kun je dat wel vergeten. Heti een echte topsport geworden. Half wer telt niet." Voordat het middageten op tafel kom schaart Staf zich nog even een half uurtj onder zijn metgezellen. Hij krapt zich or der de pet, twijfelt of twee nieuwe eiere nu bevrucht zijn of niet. Tegen het zor licht in lijkt het resultaat positief. Dusai duyn strooit een handvol voer in de eten; bakken, aait zijn oudste van twintig eve over de vleugels. Bij het verlaten van del kijkt hij in de deuropening om. Tevredei „Ja, beste beestjes zijn het." Marcel Modd De til van Dusarduyn bergt nu zo'n hon derd doffers en duivinnen. Tweeënveertig van zijn fokvogels werden in juni 1990 ge stolen. Anderhalve week later liepen de dieven in Arnhem tegen de lamp. toen ze hun van ringnummers ontdane waar trachtten te slijten. De handel was tè be kend in de duivenwereld en kon zo snel worden achterhaald. In een aparte ruimte op het boerenerf hui zen de vijftig gevleugelde vrienden van zoon George. „Hij heeft er nog betere tus senzitten dan ik", waarschuwt Staf de concurrentie voor 'zijn opvolger. Uit weer een ander hok klinkt het gekoer van de jongste nazaten, klaar voor hun eerste prijsvlucht. Een aantal is voorbestemd voor het Japanse luchtruim en werd woensdag voor een aanzienlijk bedrag verkocht. Hoeveel geld er bij dergelijke transacties Het is net als met voetballen of wielrennen. Je begint voor de leut en als het goed gaat probeer je er later wat meer uit te halen." De vandaag 88 jaar geworden Gustaf Dusarduyn (Staf voor bekenden) blijft de nuchterheid zelve. De Groedese boer doet iedere ophemeling over zijn wereldvermaarde duiven af met de 'understatement' dat topprestaties vanzelf komen aanvliegen. Zet de goede duiven bij elkaar en als het meezit worden de kampioenen vanzelf geboren. „Je moet gewoon je best doen, dat is alles." Gustaf Dusarduyn oogst internationaal erkenning met zijn duiven. „Ik kan een duif wel beoordelen op de bouw, maar het gaat erom wat er in de kop zit." fotografie Oscar van Beest Willi Bus geeft het publiek tekst en uitleg over het gedrag van zijn roofvogels. foto Thom van Amsterdam Die zien we nooit meer terug', hoor je mensen op de tribune tegen elkaar zeggen als de kalkoengier Madonna het luchtruim boven het Safaripark Beekse Bergen in Hilvarenbeek kiest. Een spec taculair gezicht. De dagelijkse demon straties met vrij vliegende roofvogels hebben voor het park een hoge attrac tie waarde. Het vrij laten vliegen van de vogels past in de filosofie van het park: dieren in hun natuurlijke omgeving en zo weinig mogelijk tralies. Hoe is het mogelijk dat de jonge, im posante Amerikaanse zeearend, met een spanwijdte van zo'n 2,5 meter, niet pijlsnel op de wieken gaat en Hilva renbeek laat voor wat het is? Waarom landt de slechtvalk na een stootduik, waarbij een snelheid van maximaal 350 kilometer per uur wordt bereikt, toch steeds weer op de gehandschoende vuist van Willi Bus? Zijn deze dieren zo afhan kelijk van hun trainer? Het antwoord op deze vragen zit 'm in een stukje vlees. De trainer: „Be laat ze in de waan dat ze mij nog steeds nodig hebben om aan voedsel te komen. Zo moet de gier eerst werken en wordt daarna beloond met een hapje aas. De vogels vliegen niet uit liefde voor mij, het is geen relatie zoals tussen mens en hond. Het is in feite een wankel evenwicht. Al onze roofvogels kunnen zich in de vrije natuur, als ze ten minste zelf niet worden bejaagd door de mens. in leven houden. In feite zijn ze on afhankelijk, alleen beseffen ze het niet." Sinds 1984 wordt in Beekse Bergen ge vlogen met roofvogels. Willi Bus is de enige roofvogeltrainer in ons land. Tot het bestand behoren onder meer de Amerikaanse zeearend, de kalkoengier, de roodstaartbuizerd, de luggervalk en de earacara. De kalkoengier is een echte aaseter en kan perfect ruiken. De vogel kan cirkelend boven een gebied het aas opsporen. De Amerikaanse zeearend, te rug te vinden in het wapen van de Ver enigde Staten, is gespecialiseerd in vis vangst. Arenden kunnen zeer oud wor den. wel veertig jaar. Ze kiezen hun part ner meestal voor het leven en keren ieder jaar naai- hun oude nest terug. De eara cara is ook een echte roofvogel, maar in tegenstelling tot bij voorbeeld de valk- scharrelt hij op de grond zijn kostje bij elkaar. Dat bestaat uit insecten, wor men. hagedissen, kikkers, slangen, mui zen, aas en afval. Het dier maakt zich bij soortgenoten bekend door zijn eigen naam te noemen: cara-cara. Nederlands Negen jaar geleden werden de demon straties verzorgd door een Canadese trai ner, die met eigen vogels zeven maanden per jaar drie keer per dag het publiek be zighield. Later kocht het park zelf vogels aan en werd een Nederlands sprekende trainer aangesteld. Een presentator geeft sinds 1986 tekst en uitleg aan het publiek en legt aard, functie en vliegge- drag van de roofvogels uit. Willi Bus de monstreert met onder meer een loer. een kunstprooi die bestaat uit een bosje ve ren of een konijnevel. hoe de roofvogels hun prooi bemachtigen. De valk haalt de loer uit de lucht. Buizerd en havik grij pen een opgerold konijnevel op de grond. De directie van Beekse Bergen, dat dit jaar 25 jaar bestaat, heeft plannen om de komende jaren de presentatie van roof vogels uit te breiden. Zo worden dit jaar nog twee jonge Amerikaanse zeearenden gekocht. Gefokte vogels weliswaar, want koop en verkoop van roofvogels zijn bij de wet verboden. Op langere termijn wil Beekse Bergen, dat is aangesloten bij de internationale vereniging van dierenpar ken, zelf een fokprogramma opzetten en daarmee bijdragen aan het behoud van een aantal soorten zeldzame roofvogels. Roofvogels hebben, net als landroofdie- ren, een slechte naam. Ze zouden roven wat van een ander is. Jagers hebben een bloedhekel aan deze dieren, omdat ze een geduchte concurrent zouden zijn. Duivenmelkers zien het liefst de roofvo gel alleen nog maar in het museum. Bij het grote publiek doen verhalen de ronde dat deze 'rovers' zelfs baby's en lamme ren niet met rust kunnen laten. Het standpunt van Beekse Bergen is dat roofvogels geen meedogenloze moorde naars zijn. „Ze doden vooral de oude en zwakke exemplaren. Zo blijft de soort ge zond en levenskrachtig. Wij spreken lie ver van nuttige dieren. Waar roofvogels verdwijnen, ontstaan plagen van zieke beesten en knaagdieren", meent voor lichter Hanny Verberkmoes. Willi Bus is het met haar eens. „Naast mijn hoofdbaan als trainer in Beekse Bergen ben ik vijf maanden per jaar be roepsvalkenier. Op zes stortplaatsen, waaronder die in Bavel, ben ik inge huurd om daar de meeuwen, die voor veel overlast zorgen, aan te pakken. Ook particulieren doen een beroep op mij. Voor de slechtvalk moet ik zichtbaar zijn. Hoe hoog hij ook is, de vogel houdt mij in de gaten. Zo kan ik hem naar een plek dirigeren. Ik vind dat een humane jacht. In het begin van het seizoen haalt de valk boven de belt de zieke meeuwen zo uit de lucht. Veel meeuwen zijn ziek door het afval dat ze eten. Al zijn er dui zenden, hij ziet van grote hoogte welke er gebrekkig zijn. In een stootvlucht duikt hij op zijn prooi en breekt ze met een vleugelslag de ruggegraat. In de meeste gevallen valt de meeuw dood naar bene den. Later in het jaar heeft de valk meer moeite om een prooi te slaan. Dat bewijst mijn stelling dat gezonde dieren overblij ven. De valkerij boeit mij, het is jacht zonder geweren en dichtbij de natuur." Droom De trainer is al sinds zijn jeugd dag en nacht met vogels bezig. In het kleine dorpje waar hij toen woonde, brachten dorpelingen en politie gewonde (rooflvo- gels naar hem toe. Al snel had hij de naam beheerder van een asiel te zijn. Zijn eerste jachtvogel was een la-aai. „Mijn grootste droom was indertijd om met een slechtvalk te vliegen. Een roofvogel die in feite zo onafhankelijk is en van ouds her toch veel binding met de mens heeft. Al eeuwen geleden werd deze vogel ge bruikt voor de jacht." Bus heeft als trai ner en als valkenier internationaal een uitstekende naam. Enkele aanbiedingen om in het buitenland te gaan werken, sloeg hij af. In Hilvarenbeek heeft hij het prima naar zijn zin. Samen met zijn vrouw wil hij in de toekomst nog meer werk maken van de valkerij. De roofvogels in Beekse Bergen jagen per dag net zoveel als ze in de vrije na tuur zouden doen. Wat dat betreft ko men ze niets tekort en talen ze niet naar hun vrijheid. Toch komt het soms voor dat een vogel verdwijnt. Madonna bij voorbeeld, de kalkoengier, voelt zich be laagd door de agressieve kraaien die er geen moeite mee zouden hebben haar aan te vallen. Waardoor de gier zou kun nen worden verjaagd. Met de slechtvalk wordt het demonstratieterrein zo goed als kraai vrij gehouden. Een paar jaar ge leden werd Steppie, een steppenarend, omhoog'gestuwd door thermiek, en ver dween. Hoewel het park een afspraak heeft met de luchtmachtbasis in Gilze- Rijen om uit te kijken naar ontsnapte roofvogels, en het dier een zendertje droeg, is van Steppie nimmer meer iets vernomen. Willi is ervan overtuigd dat het dier nog in leven is. „Dat is het nood lot van een trainer die ze leert in de na tuur te overleven." Joop Hoek foto Thom van Amsterdam Roofvogeltrainer Willi Bus demonstreert een Amerikaanse zeearend.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 20