Veertig jaar het boegbeeld
van voetbalclub Breskens
Kelly wordt ouder, maar ook sterker
Gerrit
van Heek
Zesde op eeuwige ranglijst
J ^kWktL
VRIJDAG 19 MAART 1993
sport
Gerrit van Heck: bijna een leven lang alles voor de voetbalclub Breskens. foto Lex de Meester
Gerrit van Heek, geboren in
Rotterdam en al vijftig jaar
Bressiaander, was (en is nog) een
voetbalgek. Het boegbeeld van de
voetbalclub Breskens, waar hij zo'n
veertig jaar in het bestuur een
onmisbare kracht was.
Twee maanden geleden, op 26
januari van dit jaar, werd Jiij door de
club uitgezwaaid. Bescheiden, met
niet te veel ophef, want dat past niet
bij zijn levensstijl.
Het verhaal gaat terug naar een hache
lijk avontuur in de winter van 1943.
Gerrit van Heck was op de vlucht voor de
Duitsers. Hij was samen met een vriend
voor de kust van Kopenhagen in een gam
mele roeiboot gestapt om naar Zweden te
varen. Het was een gure nacht, met hoge
golven op zee en een verraderlijke storm.
Jonge avonturiers waren ze.
Gerrit van Heek: (19-1-1922) „We waren
naar Denemarken gegaan met een schip
van de Kriegsmarine en wilden via Zwe
den naar Engeland." Het was een levens
gevaarlijke tocht. De patrouilleboten van
de Duitsers bewaakten de kuststrook,
maar uiteindelijk hebben ze het gehaald.
Verkleumd van de kou en volkomen ont
redderd stapten ze aan de Zweedse wal.
En hij kwam in Engeland. Ruim een jaar
later maakte hij van dichtbij de invasie op
Normandië mee.
Hij heeft nooit te koop gelopen met die
verhalen
Zo-af en toe, in zijn nadagen, liet hij zich in
voetbalkringen wel eens verleiden tot ver
halen over een avontuurlijke jeugd. Dan
ging het over het wonderlijke toeval dat
hij ooit in Breskens terecht is gekomen-
Hoe hij in 1943 als scheepsjongen voor de
Duitsers op de vlucht was („omdat ik niet
in Duitsland wilde werken") en als kanon
nier op een marineschip de invasie heeft
meegemaakt.
Gerrit van Heck, in 1922 geboren op een
binnenvaartschip, opgegroeid in een ge
zin met vier broers en twee zussen. Zijn va
der en moeder voeren met bouwmateria
len door heel Nederland. „Ik ben in Rot
terdam geboren, maar twee dagen later
vertrokken we weer."
Toen hij zes was ging hij met zijn moeder
in Dordrecht aan de wal wonen. „Daar heb
ik m'n schooltijd doorgebracht. Op m'n
veertiende kwam ik van school en ging ik
als knecht bij m'n vader aan boord
werken. Twee jaar bleef ik daar. Daarna
kon ik als aankomend stuurman op een
sleepboot komen. Die voer met duizend
tonners naai- Duitsland en naar België.
Dat heb ik gedaan tot de oorlog uitbrak."
„Ik was twintig toen de oproep kwam om
in Duitsland te gaan werken. Dat wilde ik
niet. Ik maakte samen met een kameraad
plannen om te vluchten. We wilden naar
Rusland of naar Zweden. En van daaruit
naar Engeland. Er gingen schepen van de
Kriegsmarine naar Noorwegen om oor
logsmateriaal te vervoeren. Via het Witte
Huis in Rotterdam, een heel bekend kan
torencomplex (in 1900 het hoogste van
Europa), zijn we op zo'n schip gekomen."
„Toen we in Kopenhagen lagen, zijn we
's nachts van boord gevlucht. We hebben
een roeiboot laten zakken voor de over
tocht naar Zweden. Het was verschrikke
lijk koud die nacht. Het stormde, er ston
den hoge golven en onderweg zagen we
patrouilleboten van de Duitsers. Ik weet
nog goed hoe bang we waren. Van de Duit
sers, maar ook bang om te verdrinken.
Met zo'n klein bootje, in het pikkedonker.
En in die storm. We hebben de hele nacht
gevaren."
,,'s Morgens kwamen we bij de kust van
Zweden aan. Dicht bij een klein plaatsje.
We vroegen een boer om drinken en droge
kleren. En we mochten slapen in het hooi.
Hij belde de politie toen we lagen te sla
pen. Hij vertrouwde het niet zo en we kon
den elkaar ook niet verstaan. We hadden
papieren, maar geen visum. De politie
bracht ons een paar dagen later naar Mal-
mö. Daar hebben we een kleine week in de
gevangenis gezeten."
„Van daaruit gingen we later met een
nachttrein naar Stockholm. Naar het con
sulaat. Zo kregen we vrij snel onderdak in
een hotel. En we kregen zakgeld. Tien kro
nen. Maar in plaats van naar Engeland
zijn we eerst een halfjaar in Zweden geble
ven. Daar hebben we een paar maanden
gewerkt. We werden de bossen ingestuurd
om bomen te hakken."
Kanonnier.
„Het was al januari 1944 toen ik eindelijk
naar Engeland kon. Ik had die vriend toen
al uit het oog verloren. Met een vliegtuig
vloog ik naar Schotland en van daar reis
de ik met de trein naar Londen. Zes weken
hebben ze daar alles van me onderzocht.
Want er kwamen ook nogal wat spionnen.
Toen ben ik vrijgelaten. Ik wilde bij de
koopvaardij, omdat je daar veel verdien
de. Maar dat ging niet door. Ik werd al vrij
snel opgeroepen voor een opleiding bij de
marine."
„Met een paar jongens zijn we in die tijd
een keer bij koningin Wilhelmina op thee
visite geweest. Ze wilde weten hoe we uit
Nederland waren gevlucht en hoe het daar
was. Dat was tijdens de opleiding. Ik zat
op de de Oranje-Nassau, het opleidings
schip van de marine. Later kwam ik op de
Hare Majesteit Florus, die in Plymouth
lag. Om te leren schieten. Ik werd opgeleid
voor kanonnier."
„Op een avond moesten we uitvaren en
werd de hele vloot verzameld op zee. We
kregen te horen dat de invasie werd inge
zet. En we kregen allemaal onze opdrach
ten. Onder de morgen, om vijf uur, kwa
men we voor de kust van Normandië. Wij
moesten op tien, twaalf kilometer uit de
kust het Duitse afweergeschut uitschake
len. Zo stond er een kanon, dat van de ene
bunker naar de andere werd verplaatst en
dat de schepen onder vuur nam. We zijn er
helaas nooit in geslaagd om dat geschut te
stoppen. We hebben daar vier dagen gele
gen, toen moesten we terug naar Enge
land om munitie te laden."
Gewonden
„Vier man van ons zijn gewond geraakt tij
dens de beschietingen. Ik was er ook bij.
Ik kreeg een rondvliegende granaatscherf
in mijn knie. We zijn eigenlijk nog goed
weggekomen, want natuurlijk was het ge
vaarlijk. We voeren tussen mijnenvelden
en werden voortdurend beschoten vanaf
de kust. Bij ons aan boord viel het nog wel
mee. Ik heb veel mensen in de landings
bootjes de lucht in zien vliegen."
„Tijdens de invasie moesten we de terug
trekkende Duitsers beschieten. Er vlogen
geallieerde vliegtuigen boven deze troe
pen, die aangaven waar wij moesten schie
ten. Dat heeft nog dagen geduurd. Toen
onze opdracht was uitgevoerd, zijn we te
ruggegaan naar Engeland."
„Na de oorlog voer ik op een marine-sleep
boot. We moesten op een gegeven mo
ment een paar maanden in Terneuzen blij
ven. Om grote schepen binnen te halen.
Dat kon pas toen de Westerschelde mij-
nenvrij was. Toen we Breskens voorbij
kwamen, zagen we de nog rokende puin
hopen."
„Daar, in Terneuzen, heb ik mijn vrouw
Riek ontmoet. Ze was met haar nichtje Ri-
na op een feest bij de bakker. Dat was in
januari 1945. De vader en moeder van
Riek hadden een grote winkel in Bres
kens, maar die was kapotgeschoten. Ze
waren met het gezin geëvacueerd naar
Sluiskil. Ik ben nog tot 1946 bij de marine
gebleven. Daarna zijn we in 1947 getrouwd
en in Breskens gaan wonen."
Keeper
Gerrit van Heck had nauwelijks een voet
balverleden. Als kleine jongen had hij
even voor een klein clubje in Dordrecht
gespeeld. In Breskens meldde hij zich al
vrij snel bij de plaatselijke voetbalclub.
Hij werd keeper in een lager elftal en
mocht af en toe wel eens invallen in het
eerste team. Na korte tijd werd hij lid van
de elftalcommissie. En in 1953 werd hij be
stuurslid.
„We speelden in die tijd op de wei van boer
Risseeuw. Daar liepen in de week koeien
op. 's Morgens, voor een wedstrijd, moes
ten we met kruiwagens de koeiestront van
het veld halen. Verkleden deden we in de
bunker die bij het veld stond."
Breskens kreeg in 1958 twee nieuwe vel
den in de Sportlaan bij de provinciale
boot. Twintig jaar later verhuisde de club
naar sportpark Baersande: daar waar ooit
ook de wei van Risseeuw had gelegen. De
inweiding was één van de hoogtepunten
uit de historie van de club. Breskens
speelde tegen het grote AZ'67 uit die ja
ren. Met Willem van Hanegem (een gebo
ren Bressiaander) als grote publiektrek-
ker.
Gerrit van Heck was toen al méér dan
twintig jaar secretaris. Hij zou het blijven
tot begin van dit jaar. toen hij afscheid
nam van het bestuur.
Hij stond dag en nacht klaar voor de VV
Breskens. Maar dat niet alleen. Feye-
noord en Ajax volgde hij ook op hun toch
ten door Europa. Hij was er bij toen Feye-
noord de eerste cup veroverde tegen Cel
tic. En hij reisde zijn favoriete clubs ach
terna tot in Griekenland. Spanje en Italië.
Gloriejaren
Zijn mooiste tijd met Breskens was de glo
rieuze periode van de jaren tachtig. Toen
zijn club onder meer de landelijke bekerfi
nale speelde in Veenendaal tegen Dracht
ster Boys (2-1 verlies). „We hadden een uit
stekend elftal", vertelt hij. En Breskens
had een fantastische spits: Bram van de
Broecke. Historisch voor Breskens waren
ook de wedstrijden tegen Vlissingen in de
competitie 1982/83. Ze hadden toen al veel
spelers gekocht en wilden hogerop. Bres
kens won de thuiswedstrijd met 4-1 en uit
met 5-0. Dat waren nog eens tijden."
Gerrit van Heck was ten is nóg) gek van
voetbal. Zijn vrouw Riek vertelt: „We had
den thuis een winkel met souvenirs en al
les watje maar kunt bedenken, De winkel,
op het Spuiplein, was van m'n vader en
moeder..We hebben de zaak nog heel lang
samen gedaan. Gerrit was vaak weg voor
het voetballen, 's Zondags stopten er dik
wijls bussen met Belgen. Voor honderd
francs kreeg je in die tijd acht gulden. Het
was op die zondagen altijd vreselijk druk
in de winkel. En Gerrit was op het voetbal
veld. M'n vader riep wel eens: 'Hoe heb je
nou toch zó'n vent kunnen pakken.' Maar
Gerrit heeft een prachtig leven gehad. En
ik ook."
„Ja, ik kom nóg elke dag op het veld", ver
telt hij, starend naar het sportpark van
zijn club. „Mijn vrouw en ik hebben twee
jaar geleden de winkel verkocht. We wo
nen nu op een bovenwoning, die uitkijkt
op het veld. Ik ben gestopt als secretaris
omdat mijn gezondheid achteruit gaat.
Door een storing in het zenuwstelsel heb
ik een trillende rechterhand. Een vorm
van de ziekte van Parkinson. Ik kan dus
geen schrijfwerk meer doen. Maar eigen
lijk werd het ook wel eens tijd om te stop
pen. Ik ben 71. Dan moetje toch zo langza
merhand een stapje terug doen."
Frits Bakker
Sean Kelly viert
met een verbeten
blik zijn
overwinning in
Milaan - San
Remo van vorig
f jaar. fotoEPA
Op de eeuwige ranglijst van de konin
gen der klassiekers staat Sean Kelly
op de zesde plaats. De bijna 37-jarige
Ier dient Merckx, Van Looy, Raas, De
Vlaeminck en Coppi voorrang te ver
lenen.
De oude krijger won in zijn loopbaan
elf klassiekers. Van de monumenten
ontbreekt op zijn erelijst alleen de
Ronde—van Vlaanderen, waarin hij
drie keer als tweede finishte.
In totaal boekte Kelly sinds zijn de
buut als professional in 1977 189 over
winningen. De belangrijkste zijn: Mi-
laan-SanRemo (1986.1992), Parijs-
Roubaix (1984,1986), Luik- Bastena
ken-Luik (1984,1989), Parijs-Tours
(1984), Ronde van Lombardije
(1983,1985 en 1991), Gent-Wevelgem
(1988), Landenprijs (1986).
Kelly won zeven keer op rij Parijs-Ni-
ce (1982 t/m 1988), hij zegevierde in de
Vuelta van 1988, won twee keer de
Ronde van Zwitserland (1983 en 1990),
drie keer de Ronde van het Basken
land (1984.1986 en 1987), de Ronde van
Catalonië (1984 en 1986), Catalaanse
Week (1988), veroverde in de dertien
keer dat hij deelnam aan de Ronde van
Frankrijk vier keer de groene trui.
Zijn beste prestatie leverde hij in de
Tour in 1985 toen hij als vierde eindig
de.
Zo introvert als vroeger is hij niet
meer. Desondanks is hij nog steeds
moeilijk te doorgronden. Zelden liet
Sean Kelly in de loop der jaren zijn emo
ties de vrije loop. Zijn antwoorden wa
ren veelal stereotiep. Zoals: „Ik fiets om
te winnen." De bijna 37-jarige Ier is be
zig aan zijn zeventiende seizoen als be
roepsrenner. Zijn laatste? Tientallen
keren werd hem tijdens Parijs-Nice, de
rittenkoers die hij zeven keer won, die
vraag voorgelegd. Een concreet ant
woord rolde niet over de lippen van de
mysterieuze man uit Carrick-on- Suir.
Op Gilbert Duclos-Lassalle na is hij de
oudste van het peloton broodfietsers.
De Fransman heeft een iets kortere
loopbaan bij de profs: hij is aan zijn zes
tiende seizoen bezig.
Toch weer
kanshebber
Milaan-San Remo
Ik beslis in juni of juli, is de eerste reac
tie van Kelly. „Het hangt af van de
prestaties in de voorjaarsklassiekers.
Mogelijk dat ik de knoop pas doorhak na
de wereldkampioenschappen in Oslo."
Zijn blik is weer ondoorgrondelijk, in de
luxueuze bus van Festina. Hij kijkt grijn
zend over zijn kopje koffie heen. Twij
fels? Kost het hem moeite uit het metier
te stappen? „Het is toch niet belangrijk
wanneer ik de beslissing neem," klinkt
het.
Koude drukte is hem vreemd, praten
doet hij zelden. Het hoogst noodzakelij
ke komt uit zijn mond. Het liefst wordt
hij in zijn carrière met rust gelaten. Een
loopbaan die de bescheiden en zuinige
Ierse boerenzoon miljonair maakte. „In
Italiaanse lires dan wel", pareert hij met
een typische Kellyaanse opmerking.
Monumenten
De erelijst van Kelly is imposant. Hij
won onder meer elf klassiekers. De laat
ste was vorig jaar Milaan-San Remo toen
hij - door sommigen al afgeschreven - na
een spectaculaire afdaling van de Poggio
voor de tweede keer in zijn loopbaan de
Primavera op zijn naam schreef. Van de
grote monumenten uit de wielersport
ontbreekt alleen de Ronde van Vlaande
ren, waarin hij drie keer tweede werd, en
een wereldtitel.
„Ik zal er geen complex aan overhouden
als ik de Ronde van Vlaanderen nooit
win. Mijn grootste teleurstelling was het
WK in Chambery in 1989 toen ik achter
LeMond en Konisjev derde werd. Tegen
de Italiaanse. Franse. Spaanse en Neder
landse machtsblokken stond ik machte-
wordt als voorbeeld gesteld als de cou
reur met het meeste hart voor de zaak.
„Sean Kelly blijft altijd hetzelfde", zegt
loos. De regenboogtrui lag voor het grij
pen", zegt hij voor het eerst met een ern
stige blik.
De vader van de tweeling Nigel en Stacy
zijn ploegleider Jan Gisbers. die dit jaar
met de Ier bij Lotus-Festina is herenigd
na een scheiding van een jaar. „Hij doet
nog alles voor zijn vak. Jongeren kunnen
een voorbeeld aan hem nemen. Hij is nog
steeds gemotiveerd."
Kelly zelf vindt echter dat hij de laatste
jaren moeite heeft zich te motiveren voor
de training. Vroeger wilde hij alle koer
sen winnen, nu zegt hij te selecteren.
„Relatief gezien had en heb ik weinig
training nodig. Ik word wel ouder, maar
ook sterker. Hoe? Zo verbazingwekkend
is dat ook weer niet. Je lichaam kun je
trainen en verzorgen. Geestelijk moet je
de wil te winnen hebben. En dat heb je. of
niet. Dat kun je niet leren."
Kelly zegt veel aan zijn afkomst te dan
ken te hebben. Al op vrij jonge leeftijd
werkte hij mee op de boerderij van zijn
vader. Stevig aanpakken was het parool,
verwend werd hij nimmer, daarvoor ont
brak het geld.
Profijt
„Ik ben er niet rouwig om dat ik thuis
hard heb moeten werken, daar heb ik la
ter alleen maar profijt van gehad. Ik be
nijd de huidige lichting wielrenners
niet", zegt Kelly. „De toppers verdienen
weliswaar meer dan ik in mijn beginpe
riode. maar de stress is groter, ze moeten
meer trainen en de concurrentie is gro
ter. In een korte tijd wordt veel van ze
geëist. De druk van de sponsors neemt
ook steeds meer toe. Van de huidige ge
neratie zal niemand het meer zo lang vol
houden als Duclos-Lassalle en ik."
Een maand geleden circuleerde het ver
haal dat Kelly nog een seizoen aan zijn
indrukwekkende loopbaan zou vastkno
pen. Een multinational zou in 1994 een
wielerploeg willen sponsoren. In de Ier
ziet hij de ideale wegkapitein.
„Iedereen'weet het, behalve ik. Ik heb
het ook gelezen, maar het is een fabeltje.
Nogmaals, ik beslis na de voorjaarsklas
siekers en dan weet ik ook of ik Vuelta of
de Tour rijd. Beide? Geen sprake van.
Wellicht dat een wereldtitel me nog op de
fiets kan houden, maar ik betwijfel het.
Ik ga tijd besteden aan mijn gezin. Een
functie in de wielersport zie ik niet zitten.
Ik heb genoeg hobby's. Vissen, jagen en
skiën. Ik zal me heus niet vervelen. Na
zovele jaren reizen, hotelkamer in, hotel
kamer uit. vind ik het welletjes."
Indien hij zaterdag Milaan-SanRemo
voor de derde keer wint, neemt hij dan al
de beslissing? „Dan geef ik een grote re
ceptie", zegt hij lachend. En dat zou al
een unicum zijn voor de super-zuinige
Grand Old Man uit Carrick-on-Suir, die
een dubbeltje drie keer omdraait voor
dat hij het uitgeeft.
John van Dinther