Reve wenst geen bonje
Dat men zich niet met mij bemoeit
PZC
Schoolmeester
van dag tot dag
Het universele
leven geschreven
Brieven van een
aardappeleter
Correspondentie
Willem Elsschot
kunst cultuur
VRIJDAG 12 MAART 1993 2j
Ongetwijfeld tot vreugde van de
liefhebbers heeft Gerard Reve
weer correspondentie gebundeld.
Brieven van een aardappeleter heet het
boek dat post bevat die tussen 1958 en
1990 aan tal van mensen werd gericht.
Ook brieven over zakelijke
onderwerpen krijgen bij Reve meestal
een verrassende draai.
Gerard Reve: Zou ik ook, tegen vergoeding van te maken kosten, iemand zijn huis gebombardeerd kunnen krijgen?
foto Klaas Koppe
Als dichter weet hij niet ieder
een te overtuigen. Als roman
cier heeft hij enkele serieus te ne
men mededingers. Maar als brief
schrijver staat Gerard Reve op
eenzame hoogte. Hij heeft inmid
dels al een serie brievenboeken ge-
publiceerd. Met Brieven van een
aardappeleter werd de rij weer wat
langer. Ongetwijfeld geldt voor de
ze bundeling dat we méér van het
zelfde te lezen krijgen. Maar wan
neer iets zo goed bevalt als de brie
ven van Reve. is het bepaald geen
probleem dat hij niet naar andere
vormen gaat zoeken. Het archief
van de schrijver moet een ware
schatkamer zijn. Want hoeveel
post hij ook al publiceerde: het ni
veau van deze correspondentie ligt
even hoog als in de eerdere verza
melingen.
Het heeft overigens niet alleen met
de gelijk blijvende kwaliteit te ma
ken dat Reve's brievenboeken on
derling nogal verwisselbaar zijn.
Stijl en thematiek zijn zo verwant
dat het meestal niet te beredene
ren is waarom een bepaalde brief
nu juist in deze. en niet in een eer
dere bundeling kwam te staan. Als
er in het heterogene geheel dat
Brieven van een aardappeleter is
geworden dan toch een hoofdlijn
aangewezen moet worden: er zijn
deze keer tamelijk veel brieven
over zakelijke onderwerpen. Die
hebben in het geval van Reve na
tuurlijk liter air-historisch belang,
maar ze hebben tevens puur lite
rair betekenis. Want ook als Reve
over zaken bericht, ontpopt hij
zich als een dwarse en briljante
schrijver.
Noten
De bundel bevat 134 brieven uit de
periode 1958-1990. Nop Maas voor
zag de correspondentie van 399
soms onmisbare, altijd lezens
waardige noten. Het hadden er van
mij nóg meer mogen zijn. al te veel
kwesties blijven onafgerond. Men
vraagt zich voortdurend af: hoe
zou dit afgelopen zijn, of hoe zou de
geadresseerde hierop geantwoord
hebben. Reve schrijf bij de collec
tie een voorwoord in de van hem zo
bekende trant: „Als het blijken
leuke brieven te zijn, dan zal mij
dat voldoening geven, want ik
schrijf voor mijn Volk en mijn Vor
stin."
Interessant vindt hij zelf dat hij
heel wat brieven heeft opgenomen
die hem niet van zijn „nobelste en
meest menslievende zijde tonen.
Ik acht dit een voordeel", zegt hij.
„ik ben niet alleen maar goed en
barmhartig, maar ook slecht en
mededogenloos, zij het slechts als
het echt moet." Is Gerard Reve
werkelijk zo slecht als hijzelf zegt?
Ik geloof het niet. Er werden hem -
met name door zijn uitgevers -
kennelijk de meest vreselijke din
gen aangedaan. Maar hij reageer
de dan doorgaans verrassend mild.
Anders dan men misschien zou
denken doet hij er alles aan om ru
zie te voorkomen en opschudding
te vermijden. Hij is tot vérgaande
concessies bereid. Als Van Oor
schot op volstrekt onredelijke
gronden hem het recht ontzegt de
titel Het Boek Van Het Violet En
Van De Dood te gebruiken, noemt
Reve in zaken: dat wil zeggen dat
we vernemen hoe de aankoop van
een huis verloopt, dat we lezen
over zijn verzet tegen roofdrukken,
dat de weigering De vierde man als
boekenweekgeschenk uit te bren
gen aan de orde komt. Hij verlangt
rechtzettingen als hij zich belas
terd voelt. Hij vraagt 10.000,-
voor een televisieoptreden. Hij ver
zoekt het Fonds voor de Letteren
om ondersteuning en tekent in de-
letterkundige kroniek
TT
1 i i
I r
-| r-rr
Reve de roman om verder gedoe te
ontlopen Moeder en Zoon. De brie
ven staan vol voorstellen om affai
res te sussen. „Ik heb bij stennis
geen belang", schrijft hij ergens,
„ik heb veel liever zo min mogelijk
herrie", heet het even later.
„Schandaal en stennis zijn zelden
nuttig", meent hij. „Bonje doet al
leen maar schade", verklaart hij
als weer een conflict dreigt. Zo wer
pen deze brieven een verrassend
licht op Reve: geen man die het
schandaal aantrekt maar juist ie
mand die de luwte zoekt.
ze brief aan: „Ik leef uiterst sober,
en verwerp reeds alle dwaze genie
tingen en ij delheden der mensen
kinderen." Af en toe zijn er wat
minder gebruikelijke vragen: „Zou
ik ook, tegen vergoeding van te
maken kosten, iemand zijn huis
gebombardeerd kunnen krijgen?
Het is het huis van Theun de
Vries."
Maar de voornaamste transacties
en hevigste conflicten spelen zich
af tussen Reve en zijn uitgevers. Er
zijn voortdurend strubbelingen
met Geert van Oorschot. Nog veel
slechter is evenwel de rol die voor
Johan Polak is weggelegd. Dat Re-
ve pas nu. na Polaks dood, met de-
-c ze feiten in de openbaarheid
tréedt, lijkt me een aanwijzing dat
het met de slechtheid en meedo
genloosheid van de auteur mee
valt' Ook al zullen Reve's bange
vermoedens soms misplaatst zijn
geweest, correct behandeld is hij
beslist niet. Afrekeningen bleven
uit, beloftes werden gebroken,
streken geleverd, mogelijk was Po
lak zelfs bij roof-edities betrokken.
Er waren al problemen in de jaren
zestig. Maar de slechte tijden wer
den toen met goede tijden afgewis
seld. „Jij hebt nooit iets begrepen
en zult ook nooit iets begrijpen",
voegt hij Polak op zekere dag toe.
Tegenover diens opvolger spreekt
Reve zich omonwonden uit. Hij
noemt Polak 'een mengvorm van
de psychopaath en de pathologi
sche leugenaar' en gelooft boven
dien: „We hebben te maken met
een criminele geest."
Het gaat natuurlijk niet uitslui
tend over zaken in de Brieven van
een aardappeleter. Reve bericht
over zijn stoelgang, zijn drankge
bruik, zijn liefdesleven, zijn geloof.
Dit alles op de van hem zo bekende
wijze, zodat ook deze uitgave dui
delijk maakt dat hij bij verre de
gekste, grappigste, grootste brief
schrijver in de moderne literatuur
Hans Warren
Gerard Reve: Brieven van een aardap
peleter - 320 pag.lf 39,90/geb. 55,- -
Veen, Amsterdam.
Willem Elsschot schreef op 19
januari 1938 aan Gerard Wal
schap, die in dezelfde straat in Ant
werpen woonde als hij: „Niets is
mij liever dan dat men zich met mij
helemaal niet bemoeit. Wel met
mijn werk, dat spreekt vanzelf."
Veel gelezen. Veel geprezen. Wil
lem Elsschot (1882-1960) was tij
dens zijn leven, zeker in de latere
jaren, een beroemde schrijver en
na zijn dood werd hij steeds be
roemder. De waardering die hij
kreeg in de jaren '30. van Greshoff,
Ter Braak, het tijdschrift 'Forum',
is 60 jaar later verering geworden.
Hij wordt, om het ietwat overdre
ven te stellen, aanbeden, net als
Nescio. en merkwaardig genoeg
juist omdat hij zo nuchter was. Iro
nische, soms boosaardige verhalen
over het zakelijke en het familiale
leven, precies van observatie, pre
cies van stijl. Het kleine oeuvre is
klassiek geworden, en naar ieders
mening volkomen terecht.
Het zinde hem, in 1938, niet dat
men zich met hem persoonlijk be
moeide, zoals blijkt uit die korze
lige brief aan Walschap. 'Men' is
het nu juist wel gaan doen. Dat zijn
verhalen onttrokken waren aan ei
gen ervaring heeft hij steeds laten
weten. De speurtocht begon. Hoe
veel van de teksten was autobio
grafisch. waar week de romancier
af van de werkelijkheid, wie waren
de modellen voor de personages?
Eens zullen we het weten, het on
derzoek is in volle gang, en de ar
chieven zijn nog lang niet uitge
put.
Zou Elsschot een 'groot briefschrij
ver' zijn geweest? Het was een
vraag die in de kring van zijn be
wonderaars werd gesteld. De mo
gelijkheid werd niet uitgesloten
dat hij zich in correspondentie nog
persoonlijker had gepresenteerd
dan hij in zijn boeken had gedaan.
Een briefwisseling met Louis Paul
Boon, informaties van Simon Car-
miggelt gaven hoop. Het zojuist
verschenen boek Brieven, voor
beeldig verzameld en toegelicht
door Vic van de Reijt met mede
werking van Lidewijde Paris,
maakt duidelijk dat hij geen 'groot
briefschrijver' was en ook niet zijn
best deed om er een te zijn. Het is
hoogst onwaarschijnlijk dat uit de
nalatenschap iets geheims van
waarde tevoorschijn komt.
Reclameman
Elsschot heette eigenlijk Alphon-
sus Josephus de Ridder, en hij pu
bliceerde onder pseudoniem om-
der kroostrijke gezinnen uitgeeft,
de man van Lijmen. Met zijn uitge
ver, P. N. van Kampen, onderhan
delt hij als zakenman, en Van
Kampen is hem verbluffend ge
makkelijk ter wille wanneer hij
probeert de belasting te belazeren,
door het fingeren van een lening en
verkeerd gedateerde afrekenin
gen. Er is ook de familievader die
met zijn schoonzoon correspon
deert over de aanschaf van een
haard, en die een dochter berispt
omdat zij haar mama met de afwas
heeft laten zitten. Slimmigheid en
dat er al een andere De Ridder. An-
dré, in Vlaanderen publiceerde.
Van geheimzinnigheid was geen
sprake. Als Alfons de Ridder was
hij eerst kantoorbediende, in Pa
rijs. in Rotterdam, en ging toen 'in
zaken', als reclameman en verko
per van advertenties.. Zijn beste
boeken, Lijmen en Het been, wer
den door deze handel geïnspireerd.
Hij slaagde als zakenman, hij
slaagde als huisvader van een gro
te familie: zes kinderen, zestien
kleinkinderen. Hij had veel vrien
den die hem en zijn wijnkelder be
zochten, hij ging graag in stamca
fés bier drinken en een spelletje
doen. Hij las weinig, was nauwe
lijks op de hoogte van de Neder
landstalige literatuur en schreef in
1934 aan Greshoff: „Wie is Freud,
waar in Forum zo dikwijls over ge
sproken wordt? Kan je mij een van
zijn boeken aanbevelen?"
In de meeste brieven is de zaken
man aan het woord, Fons de Rid
der, die bijvoorbeeld de Almanak
familietrouw, doodgewoon en in
beheerst proza gesteld.
De correspondentie met Louis
Paul Boon, wiens debuut hij in het
begin van de oorlog overtuigd
hielp bekronen, is veel interessan
ter. Zijn steun aan de jongere col
lega, zijn bloedverwantschap met
hem brachten hem tot opstandig
klinkende mannentaal.
Verontwaardigd
En hij vergiste zich zo. Na de oorlog
was hij verontwaardigd omdat de
oude landverrader Borms werd
geëxecuteerd, schreef daar een ge
dicht over. wilde dat aan Boon op
dragen. en die weigerde. Een slecht
gedicht, dat in een rechts-natio-
naal blad terecht kwam en Els
schot veel ellende en/of ombegrip
bezorgde. Hij beweerde uit mense
lijkheid zo boos te zijn geworden.
Dat zal zeker. Maar uit de brieven
blijkt dat zijn meelevende razernij
vooral uitging naar de landverra
ders en collaborateurs die na de
Willem Elsschot: Doodgewoon en in beheerst proza.
foto Querido
oorlog veroordeeld werden. Met
politiek heeft hij zich niet bezigge
houden. hij kwam heel in het alge
meen op voor de verdrukten en
vernederden, meende dat hij com
munistische sympathieën had.
was voorvechter van de Vlaamse
zaak.
Er staat een aantal prachtige brie
ven in dit boek van 1237 bladzij
den. Er staan er heel veel in die van
nut zijn voor de biop-afie. Aan zijn
uitgever schreef hij in 1950: „Dat ik
niet schrijf betekent dat ik in
schrijven geen zin heb. En dat be
tekent misschien dat ik op 't ogen
blik niet schrijven kan." De brief
was getekend A. de Ridder. Er had
beter Willem Elsschot kunnen
staan, zo scherp is de formulering
van onmacht.
Alfred Kossmann
Willem Elsschot, Bneven. Verzameld en
toegelicht door Vic van de Reijt, met me
dewerking van Lideivijde Paris. Uitge
verij Querido, Amsterdam, f 89.-.
Gabriel Garcia Marquez:
Twaalf zwerfverhalen (Meulen-
hoff, 251 blz., ƒ34,50, vertaling
Arie van der Wal en Mieke We-
stra). Nieuwe bundel met verha
len die Marquez in de loop van de
laatste achttien jaar schreef. De
thema's van eenzaamheid, liefde
en dood maken deze verhalen tot
typische Marquez-verhalen.
Irina LiebmannHuurhuis in
Berlijn (In de Knipscheer, 207
blz.. 34,50, vertaling Carlien
Brouwer). Eerste boek van de in
Moskou geboren Berlijnse jour
naliste en schrijfster Irina Lieb
mann 1934). Zij koos een typisch
Berlijns gebouw uit en praatte
met de bewoners over het huis en
hun leven.
Edmund Gosse: Vader en
zoon (Veen. 272 blz., ƒ39,90, ver
taling Eugène Gosse (1849-1928)
was dichter, criticus en letter
kundige. Hij schreef onder meer
biografieën van Donne, Gray,
Congreve en Swinburne. Vader
en zoon is een verslag over de re
latie van Gosse met zijn vader,
maar geeft tevens een weerspie
geling van het sociale en intellec
tuele leven in de Victoriaanse
tijd. Toen het boek in 1907 ano
niem verscheen, oogstte het alge
meen lof om de moed waarmee
het de conventies van de Victo
riaanse autobiografie doorbrak.
Siri Hustvedt: De blinddoek
(Anthos, 209 blz., 29,50, verta
ling Heieen ten Holt). Roman
over vier episoden uit het leven
van een jonge studente in New
York. In elk van de vier episoden
ontmoet ze een sterke figuur die
een ingrijpende verandering in
haar leven teweegbrengt. Siri
Hustvedt is Noorse van geboorte,
maar woont sinds vele jaren in
New York. Zij is getrouwd met
Paul Auster.
Anton Tsjechov: Verhalen
(Veen, 287 blz., 39,90, vertaling,
keuze en nawoord Marja Wiebes
en Yolanda Bloemen). Veertien
verhalen uit de 'rijpere periode'
van Tsjechov (1860-1904). De
beide vertaalsters kregen in 1987
de Aleida Schotprijs voor de bes
te Nederlandse vertaling uit een
óer Slavische talen.
Michael R. Beschloss Strobe
Talbott: Op het hoogste niveau
(H. J. W. Becht, 560 blz.. 55.-).
Reconstructie van de beëindi
ging van de Koude Oorlog, waar
bij op het hoogste niveau werd
beslist over het lot van miljoenen
mensen, opgetekend door de his
toricus Beschloss en de buiten
landspecialist van Time Maga
zine. Talbott.
David Beck (1594-1634) was.
als de zeven jaar oudere
Vondel, Keulenaar1 van geboor
te. Hij woonde van 1617-1625 in
Den Haag, waar hij school
meester was voor kinderen van
gegoede ouders. Het school
geld bedroeg maar liefst zestig
gulden 'sjaars. Ter vergelij
king: een arbeider moest met
300,- rondkomen. David
Becks school had gemiddeld
zo'n zestig leerlingen. Hij was
in 1618 getrouwd met een
Haagse, Roeltje van Belle, die
december 1623 in het kraam
bed van hun derde kind stierf.
In 1625 verhuisde hij naar Arn
hem waar hij in 1630 hertrouw
de en vier jaar later stierf, na
nog drie kinderen te hebben
verwekt.
Beek schreef gedichten (maar
zelfs de term 'minor poet' is wat
te veel eer), musiceerde en
hield een dagboek bij. Een paar
jaren lang waarschijnlijk, maar
alleen het dagboek uit het jaar
1624, zijn laatste jaar in Den
Haag dus, is bewaard gebleven.
Helemaal compleet, van dag
tot dag. Het was tot nu toe niet
uitgegeven, en dat is in zekere
zin ook wel begrijpelijk, het
heeft geen literaire waarde en
Beek beleefde ook niet bepaald
veel. Zelden vertelt hij iets
markants. Komt hij Cats en
Huygens tegen in het Voorhout
op een wandeling, dan springt
je hart op - eilaas, er komt niet
meer dan: „naert Voorhout
waerinne ick des naermiddags
met de schepen Cincq wande
lende ontmoetede de h. Jac
ques Cats ende C. Huijgens"
(141).
Enkel gezien, nederig gegroet,
gesproken? Soberder kan al
niet. Gelukkig is Beek wel eens
uitvoeriger, zoals naar aanlei
ding van een rampspoedige
reis in een koets, waarbij zijn
broer Steven een dubbele
beenbreuk opliep. Die
„spranck uijt de wagen ende
viel zijn slinckerbeen knap en
de midden ontstucke zoo de
voor als achter-pijp." De reis
moest voortgezet „leggende
zijn been over mijnen schoot",
weldra volgde een tweede on
geluk (29 dec., pag. 228).
Trouwens, ik verzeker u: voor
een echte liefhebber van het
genre is Spiegel van mijn leven
een kostelijk boek dat een di
recte, onversierde blik gunt in
een vroeg zeventiende-eeuws
bestaan. Haast alle dagen be
ginnen met het weerbericht
van de dag en eindigen als bij
Pepys met de woorden 'te Bed
de'. Een enkele maal is hij dan
„wel beschoncken", „overge
vende ende uijtbrakende zoo
lang ick yet int lijf hadde." (14
juli). Met uiteraard een flinke
kater op 15 juli: „brakende des
morgens nog 2 mael met groot
gewelt, doch niet dan louter
galle, ende kreeg daerop een
open lyf, purgeerende genoeg-
saem van onder ende van bo
ven." 's Avonds smaakte het
eten alweer, „smulden grae-
giens van eenen snoeck int zuer
ende peulen zonder schillen."
Leuk is het dat we over de eet
gewoonten van Beek geregeld
worden ingelicht. Snoek, zalm,
veel vis in 't algemeen, maai
ook kalfsvlees, konijn, spek en
worst, ze staan geregeld op hel
menu. en hij hield van geconfij-
te gember om zijn spijsverte
ring te bevorderen (geconfijt
gingberken voor mijn onver-
douwelijcke mage).
Ook worden we op de hoogte
gehouden van de vorderingen
met de reeks lijkklachten die
Beek schreef als hulde aan zijn
overleden vrouw. Iedereen
treurt rijkelijk om Roeltje van
Belle:
De Mussen op Parnas, de Nijm-
phen in ons woudt Apollo in de
rouw. met Pallas seer versla
gen Al die haer kenden ooijt
haer vroech verlies beklagen;i
En' sonder traen of zucht ver
neemt het ook niet een l Indien
hij niet en heeft het hert van
marmor-steen.
Nog een staaltje van Becks
kunnen:
Ontfangt dan. iverde Bruijt! op
uwe doode beenen De dobbel-
tranen-beek die nu mijn oogen
weenen.
Een ander onderwerp dat re
gelmatig ter sprake komt is de
pest. Die ziekte heerste in 1624
duchtig in de Republiek, en
menigeen bezweek aan wat
welhaast cynisch 'de gave
Gods' genoemd wordt. Ook
mensen uit Becks omgeving
Éénmaal, na een benauwde
droom, meende hij zelf besmet
te zijn (14 sept.), de suggestie
bezorgde hem zelfs „klockinge
der herssene, des herten ende
ontroeringe in mijn lijff."
Het loont werkelijk de moeite
door te zetten in deze eerst
stroef en saai lijkende lectuur,
Alle lof komt toe aan de bezor
ger van de tekst, Sv. E. Veld-
huijzen, die op voorbeeldige
manier het werk inleidde, an
noteerde en van uitvoerige re
gisters van personen en zaken
voorzag. Het is een waar genoe
gen, met zulke registers te
werken. Dan treffen we in de
bijlagen bovendien nog alle ge
dichten van Beek aan waar
over hij in 1624 schrijft, een
woordenlijst en de kalender
van het betreffende jaar.
Wie de moeite wil nemen deze
authentieke excursie in de
vroege zeventiende eeuw te
maken, zal zich na afloop ver
rijkt voelen. Hij was nu eens
niet te gast bij de upper ten,
niet bij een groot schrijver, een
groot kunstenaar of een voor
naam persoon, maar bij een
doorsnee-burger. Dat is voor
een keer wèl zo interessant.
H.W.
David Beck: Spiegel van mijn le
ven. Haags Dagboek 1624. Ingeleid
en van aantekeningen voorzien
door Sv. E. Veldhuijzen. 300 pag..
50,-. Uitgeverij Verloren, Alexan-
derlaan 14.1213 XS Hilversum.
De boekenweek leidt ieder jaar
tot een aantal uitgaven die
anders niet verschenen zouden
zijn. Ook deze keer, nu onder het
motto 'Het leven geschreven' de
schijnwerper op dagboeken, brie
ven en biografieën gericht wordt, is
dat het geval. De meeste van die
als het ware op bestelling vervaar
digde werken zijn volstrekt over
bodig. Eén ervan draagt met recht
de titel Het is niets. Maar er zijn
ook een paar boeken bij waarover
men wel degelijk enthousiast kan
worden. Aan Hans van Straten
danken we, wat mij betreft, de
meest aangename verrassing.
Hij stelde De Schrijflui samen, een
mozaïek van aan dagboeken, brie
ven, mémoires, interviews ontleen
de teksten, die bij elkaar een col
lectieve biografie van de Neder
landse schrijvers vormen. Van
Straten zorgde voor een potpourri
van kostelijke anekdotes, wonder
lijke geschiedenissen en prachtige
verhalen. Hij heeft daar onwaar
schijnlijk veel voor moeten lezen,
maar er liggen dan ook bijna vijftig
jaar tussen het idee en de verwe
zenlijking daarvan.
Sommige auteurs komen weinig
aan bod. Harry Mulisch bijvoor
beeld slechts één maal. J. C.
Bloem, H. Marsman en E. du Per
ron stonden daarentegen voor bui
tengewoon veel stof garant. Maar
hoe aardig de berichten over indi
viduele schrijvers ook mogen zijn.
de grote kracht van dit boek is dat
uit die talloze fragmenten een ge
heel werd gesmeed. Alles bijeen
worden ongeveer alle onderwer
pen die men in een schrijversbio
grafie aan kan treffen besproken.
Uiteraard gaat veel aandacht uit
naar vrijwel elke schrijver rakende
problemen als de liefde, de drank
en het geld. De verklaringen op
geld zijn trouwens verbazender
vormig: ze hebben er allemaal?
brek aan. Betje Wolff is 'totaal:
rui'neerd'. Couperus is 'dans lap
rée compléte', Van Ostaijen hef
'manco aan money'.
Verloederd
Niet altijd heerst er zoveel een*
zindheid. De ene schrijver bewee
zelden voor 's middags halfff
vier uur op te staan. De ander»
het bed al om vijf uur 's ochteff
te verlaten. Over Nederland is®
het echter weer roerend eens,:
valt niet één gunstig woord op
'dit jammerlijkste aller landen:
verloederdste aller volken'. Wet
men te weten hoe onze schrijft
eruit zien. hoe zij wonen, hoe zij
zen, hoe zij schrijven. Ze worè'
gevolgd tot en met hun begrafe-
Er is een hoofdstuk met 'De hco'
ste lof en een chapiter 'Het
tussen de ribben'. In die laats!?:
deling wordt Maarten 't Hart:--'
gehaald die over een boekd
Marnix Gijsen concludeerde f
volstrekt waardeloos, door end?
onbenullig, abominabel gescf
ven en uiterst fluttig prul."
De schrijflui is zo'n boek
men kan blijven lezen, ges»
seerd en nieuwsgierig. Maar
Hans van Straten vooral heeft*
werkstelligd is dat nu het un'T
sele auteursleven werd gesct'
ven. Geen overbodige bundelt*
maar juist een die tal van ""M
boeken overbodig maakt.
H.f
De schrijflui. Hun zeden en
ten. Momentopnamen uit dagboek
brieven, memoires en interview*
zameld door Hans van Straten
pagina's!f 27,50 - De ArbeidersV"
Amsterdam