Reve wenst geen bonje Dat men zich niet met mij bemoeit PZC Schoolmeester van dag tot dag Het universele leven geschreven Brieven van een aardappeleter Correspondentie Willem Elsschot kunst cultuur VRIJDAG 12 MAART 1993 2j Ongetwijfeld tot vreugde van de liefhebbers heeft Gerard Reve weer correspondentie gebundeld. Brieven van een aardappeleter heet het boek dat post bevat die tussen 1958 en 1990 aan tal van mensen werd gericht. Ook brieven over zakelijke onderwerpen krijgen bij Reve meestal een verrassende draai. Gerard Reve: Zou ik ook, tegen vergoeding van te maken kosten, iemand zijn huis gebombardeerd kunnen krijgen? foto Klaas Koppe Als dichter weet hij niet ieder een te overtuigen. Als roman cier heeft hij enkele serieus te ne men mededingers. Maar als brief schrijver staat Gerard Reve op eenzame hoogte. Hij heeft inmid dels al een serie brievenboeken ge- publiceerd. Met Brieven van een aardappeleter werd de rij weer wat langer. Ongetwijfeld geldt voor de ze bundeling dat we méér van het zelfde te lezen krijgen. Maar wan neer iets zo goed bevalt als de brie ven van Reve. is het bepaald geen probleem dat hij niet naar andere vormen gaat zoeken. Het archief van de schrijver moet een ware schatkamer zijn. Want hoeveel post hij ook al publiceerde: het ni veau van deze correspondentie ligt even hoog als in de eerdere verza melingen. Het heeft overigens niet alleen met de gelijk blijvende kwaliteit te ma ken dat Reve's brievenboeken on derling nogal verwisselbaar zijn. Stijl en thematiek zijn zo verwant dat het meestal niet te beredene ren is waarom een bepaalde brief nu juist in deze. en niet in een eer dere bundeling kwam te staan. Als er in het heterogene geheel dat Brieven van een aardappeleter is geworden dan toch een hoofdlijn aangewezen moet worden: er zijn deze keer tamelijk veel brieven over zakelijke onderwerpen. Die hebben in het geval van Reve na tuurlijk liter air-historisch belang, maar ze hebben tevens puur lite rair betekenis. Want ook als Reve over zaken bericht, ontpopt hij zich als een dwarse en briljante schrijver. Noten De bundel bevat 134 brieven uit de periode 1958-1990. Nop Maas voor zag de correspondentie van 399 soms onmisbare, altijd lezens waardige noten. Het hadden er van mij nóg meer mogen zijn. al te veel kwesties blijven onafgerond. Men vraagt zich voortdurend af: hoe zou dit afgelopen zijn, of hoe zou de geadresseerde hierop geantwoord hebben. Reve schrijf bij de collec tie een voorwoord in de van hem zo bekende trant: „Als het blijken leuke brieven te zijn, dan zal mij dat voldoening geven, want ik schrijf voor mijn Volk en mijn Vor stin." Interessant vindt hij zelf dat hij heel wat brieven heeft opgenomen die hem niet van zijn „nobelste en meest menslievende zijde tonen. Ik acht dit een voordeel", zegt hij. „ik ben niet alleen maar goed en barmhartig, maar ook slecht en mededogenloos, zij het slechts als het echt moet." Is Gerard Reve werkelijk zo slecht als hijzelf zegt? Ik geloof het niet. Er werden hem - met name door zijn uitgevers - kennelijk de meest vreselijke din gen aangedaan. Maar hij reageer de dan doorgaans verrassend mild. Anders dan men misschien zou denken doet hij er alles aan om ru zie te voorkomen en opschudding te vermijden. Hij is tot vérgaande concessies bereid. Als Van Oor schot op volstrekt onredelijke gronden hem het recht ontzegt de titel Het Boek Van Het Violet En Van De Dood te gebruiken, noemt Reve in zaken: dat wil zeggen dat we vernemen hoe de aankoop van een huis verloopt, dat we lezen over zijn verzet tegen roofdrukken, dat de weigering De vierde man als boekenweekgeschenk uit te bren gen aan de orde komt. Hij verlangt rechtzettingen als hij zich belas terd voelt. Hij vraagt 10.000,- voor een televisieoptreden. Hij ver zoekt het Fonds voor de Letteren om ondersteuning en tekent in de- letterkundige kroniek TT 1 i i I r -| r-rr Reve de roman om verder gedoe te ontlopen Moeder en Zoon. De brie ven staan vol voorstellen om affai res te sussen. „Ik heb bij stennis geen belang", schrijft hij ergens, „ik heb veel liever zo min mogelijk herrie", heet het even later. „Schandaal en stennis zijn zelden nuttig", meent hij. „Bonje doet al leen maar schade", verklaart hij als weer een conflict dreigt. Zo wer pen deze brieven een verrassend licht op Reve: geen man die het schandaal aantrekt maar juist ie mand die de luwte zoekt. ze brief aan: „Ik leef uiterst sober, en verwerp reeds alle dwaze genie tingen en ij delheden der mensen kinderen." Af en toe zijn er wat minder gebruikelijke vragen: „Zou ik ook, tegen vergoeding van te maken kosten, iemand zijn huis gebombardeerd kunnen krijgen? Het is het huis van Theun de Vries." Maar de voornaamste transacties en hevigste conflicten spelen zich af tussen Reve en zijn uitgevers. Er zijn voortdurend strubbelingen met Geert van Oorschot. Nog veel slechter is evenwel de rol die voor Johan Polak is weggelegd. Dat Re- ve pas nu. na Polaks dood, met de- -c ze feiten in de openbaarheid tréedt, lijkt me een aanwijzing dat het met de slechtheid en meedo genloosheid van de auteur mee valt' Ook al zullen Reve's bange vermoedens soms misplaatst zijn geweest, correct behandeld is hij beslist niet. Afrekeningen bleven uit, beloftes werden gebroken, streken geleverd, mogelijk was Po lak zelfs bij roof-edities betrokken. Er waren al problemen in de jaren zestig. Maar de slechte tijden wer den toen met goede tijden afgewis seld. „Jij hebt nooit iets begrepen en zult ook nooit iets begrijpen", voegt hij Polak op zekere dag toe. Tegenover diens opvolger spreekt Reve zich omonwonden uit. Hij noemt Polak 'een mengvorm van de psychopaath en de pathologi sche leugenaar' en gelooft boven dien: „We hebben te maken met een criminele geest." Het gaat natuurlijk niet uitslui tend over zaken in de Brieven van een aardappeleter. Reve bericht over zijn stoelgang, zijn drankge bruik, zijn liefdesleven, zijn geloof. Dit alles op de van hem zo bekende wijze, zodat ook deze uitgave dui delijk maakt dat hij bij verre de gekste, grappigste, grootste brief schrijver in de moderne literatuur Hans Warren Gerard Reve: Brieven van een aardap peleter - 320 pag.lf 39,90/geb. 55,- - Veen, Amsterdam. Willem Elsschot schreef op 19 januari 1938 aan Gerard Wal schap, die in dezelfde straat in Ant werpen woonde als hij: „Niets is mij liever dan dat men zich met mij helemaal niet bemoeit. Wel met mijn werk, dat spreekt vanzelf." Veel gelezen. Veel geprezen. Wil lem Elsschot (1882-1960) was tij dens zijn leven, zeker in de latere jaren, een beroemde schrijver en na zijn dood werd hij steeds be roemder. De waardering die hij kreeg in de jaren '30. van Greshoff, Ter Braak, het tijdschrift 'Forum', is 60 jaar later verering geworden. Hij wordt, om het ietwat overdre ven te stellen, aanbeden, net als Nescio. en merkwaardig genoeg juist omdat hij zo nuchter was. Iro nische, soms boosaardige verhalen over het zakelijke en het familiale leven, precies van observatie, pre cies van stijl. Het kleine oeuvre is klassiek geworden, en naar ieders mening volkomen terecht. Het zinde hem, in 1938, niet dat men zich met hem persoonlijk be moeide, zoals blijkt uit die korze lige brief aan Walschap. 'Men' is het nu juist wel gaan doen. Dat zijn verhalen onttrokken waren aan ei gen ervaring heeft hij steeds laten weten. De speurtocht begon. Hoe veel van de teksten was autobio grafisch. waar week de romancier af van de werkelijkheid, wie waren de modellen voor de personages? Eens zullen we het weten, het on derzoek is in volle gang, en de ar chieven zijn nog lang niet uitge put. Zou Elsschot een 'groot briefschrij ver' zijn geweest? Het was een vraag die in de kring van zijn be wonderaars werd gesteld. De mo gelijkheid werd niet uitgesloten dat hij zich in correspondentie nog persoonlijker had gepresenteerd dan hij in zijn boeken had gedaan. Een briefwisseling met Louis Paul Boon, informaties van Simon Car- miggelt gaven hoop. Het zojuist verschenen boek Brieven, voor beeldig verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt met mede werking van Lidewijde Paris, maakt duidelijk dat hij geen 'groot briefschrijver' was en ook niet zijn best deed om er een te zijn. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat uit de nalatenschap iets geheims van waarde tevoorschijn komt. Reclameman Elsschot heette eigenlijk Alphon- sus Josephus de Ridder, en hij pu bliceerde onder pseudoniem om- der kroostrijke gezinnen uitgeeft, de man van Lijmen. Met zijn uitge ver, P. N. van Kampen, onderhan delt hij als zakenman, en Van Kampen is hem verbluffend ge makkelijk ter wille wanneer hij probeert de belasting te belazeren, door het fingeren van een lening en verkeerd gedateerde afrekenin gen. Er is ook de familievader die met zijn schoonzoon correspon deert over de aanschaf van een haard, en die een dochter berispt omdat zij haar mama met de afwas heeft laten zitten. Slimmigheid en dat er al een andere De Ridder. An- dré, in Vlaanderen publiceerde. Van geheimzinnigheid was geen sprake. Als Alfons de Ridder was hij eerst kantoorbediende, in Pa rijs. in Rotterdam, en ging toen 'in zaken', als reclameman en verko per van advertenties.. Zijn beste boeken, Lijmen en Het been, wer den door deze handel geïnspireerd. Hij slaagde als zakenman, hij slaagde als huisvader van een gro te familie: zes kinderen, zestien kleinkinderen. Hij had veel vrien den die hem en zijn wijnkelder be zochten, hij ging graag in stamca fés bier drinken en een spelletje doen. Hij las weinig, was nauwe lijks op de hoogte van de Neder landstalige literatuur en schreef in 1934 aan Greshoff: „Wie is Freud, waar in Forum zo dikwijls over ge sproken wordt? Kan je mij een van zijn boeken aanbevelen?" In de meeste brieven is de zaken man aan het woord, Fons de Rid der, die bijvoorbeeld de Almanak familietrouw, doodgewoon en in beheerst proza gesteld. De correspondentie met Louis Paul Boon, wiens debuut hij in het begin van de oorlog overtuigd hielp bekronen, is veel interessan ter. Zijn steun aan de jongere col lega, zijn bloedverwantschap met hem brachten hem tot opstandig klinkende mannentaal. Verontwaardigd En hij vergiste zich zo. Na de oorlog was hij verontwaardigd omdat de oude landverrader Borms werd geëxecuteerd, schreef daar een ge dicht over. wilde dat aan Boon op dragen. en die weigerde. Een slecht gedicht, dat in een rechts-natio- naal blad terecht kwam en Els schot veel ellende en/of ombegrip bezorgde. Hij beweerde uit mense lijkheid zo boos te zijn geworden. Dat zal zeker. Maar uit de brieven blijkt dat zijn meelevende razernij vooral uitging naar de landverra ders en collaborateurs die na de Willem Elsschot: Doodgewoon en in beheerst proza. foto Querido oorlog veroordeeld werden. Met politiek heeft hij zich niet bezigge houden. hij kwam heel in het alge meen op voor de verdrukten en vernederden, meende dat hij com munistische sympathieën had. was voorvechter van de Vlaamse zaak. Er staat een aantal prachtige brie ven in dit boek van 1237 bladzij den. Er staan er heel veel in die van nut zijn voor de biop-afie. Aan zijn uitgever schreef hij in 1950: „Dat ik niet schrijf betekent dat ik in schrijven geen zin heb. En dat be tekent misschien dat ik op 't ogen blik niet schrijven kan." De brief was getekend A. de Ridder. Er had beter Willem Elsschot kunnen staan, zo scherp is de formulering van onmacht. Alfred Kossmann Willem Elsschot, Bneven. Verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt, met me dewerking van Lideivijde Paris. Uitge verij Querido, Amsterdam, f 89.-. Gabriel Garcia Marquez: Twaalf zwerfverhalen (Meulen- hoff, 251 blz., ƒ34,50, vertaling Arie van der Wal en Mieke We- stra). Nieuwe bundel met verha len die Marquez in de loop van de laatste achttien jaar schreef. De thema's van eenzaamheid, liefde en dood maken deze verhalen tot typische Marquez-verhalen. Irina LiebmannHuurhuis in Berlijn (In de Knipscheer, 207 blz.. 34,50, vertaling Carlien Brouwer). Eerste boek van de in Moskou geboren Berlijnse jour naliste en schrijfster Irina Lieb mann 1934). Zij koos een typisch Berlijns gebouw uit en praatte met de bewoners over het huis en hun leven. Edmund Gosse: Vader en zoon (Veen. 272 blz., ƒ39,90, ver taling Eugène Gosse (1849-1928) was dichter, criticus en letter kundige. Hij schreef onder meer biografieën van Donne, Gray, Congreve en Swinburne. Vader en zoon is een verslag over de re latie van Gosse met zijn vader, maar geeft tevens een weerspie geling van het sociale en intellec tuele leven in de Victoriaanse tijd. Toen het boek in 1907 ano niem verscheen, oogstte het alge meen lof om de moed waarmee het de conventies van de Victo riaanse autobiografie doorbrak. Siri Hustvedt: De blinddoek (Anthos, 209 blz., 29,50, verta ling Heieen ten Holt). Roman over vier episoden uit het leven van een jonge studente in New York. In elk van de vier episoden ontmoet ze een sterke figuur die een ingrijpende verandering in haar leven teweegbrengt. Siri Hustvedt is Noorse van geboorte, maar woont sinds vele jaren in New York. Zij is getrouwd met Paul Auster. Anton Tsjechov: Verhalen (Veen, 287 blz., 39,90, vertaling, keuze en nawoord Marja Wiebes en Yolanda Bloemen). Veertien verhalen uit de 'rijpere periode' van Tsjechov (1860-1904). De beide vertaalsters kregen in 1987 de Aleida Schotprijs voor de bes te Nederlandse vertaling uit een óer Slavische talen. Michael R. Beschloss Strobe Talbott: Op het hoogste niveau (H. J. W. Becht, 560 blz.. 55.-). Reconstructie van de beëindi ging van de Koude Oorlog, waar bij op het hoogste niveau werd beslist over het lot van miljoenen mensen, opgetekend door de his toricus Beschloss en de buiten landspecialist van Time Maga zine. Talbott. David Beck (1594-1634) was. als de zeven jaar oudere Vondel, Keulenaar1 van geboor te. Hij woonde van 1617-1625 in Den Haag, waar hij school meester was voor kinderen van gegoede ouders. Het school geld bedroeg maar liefst zestig gulden 'sjaars. Ter vergelij king: een arbeider moest met 300,- rondkomen. David Becks school had gemiddeld zo'n zestig leerlingen. Hij was in 1618 getrouwd met een Haagse, Roeltje van Belle, die december 1623 in het kraam bed van hun derde kind stierf. In 1625 verhuisde hij naar Arn hem waar hij in 1630 hertrouw de en vier jaar later stierf, na nog drie kinderen te hebben verwekt. Beek schreef gedichten (maar zelfs de term 'minor poet' is wat te veel eer), musiceerde en hield een dagboek bij. Een paar jaren lang waarschijnlijk, maar alleen het dagboek uit het jaar 1624, zijn laatste jaar in Den Haag dus, is bewaard gebleven. Helemaal compleet, van dag tot dag. Het was tot nu toe niet uitgegeven, en dat is in zekere zin ook wel begrijpelijk, het heeft geen literaire waarde en Beek beleefde ook niet bepaald veel. Zelden vertelt hij iets markants. Komt hij Cats en Huygens tegen in het Voorhout op een wandeling, dan springt je hart op - eilaas, er komt niet meer dan: „naert Voorhout waerinne ick des naermiddags met de schepen Cincq wande lende ontmoetede de h. Jac ques Cats ende C. Huijgens" (141). Enkel gezien, nederig gegroet, gesproken? Soberder kan al niet. Gelukkig is Beek wel eens uitvoeriger, zoals naar aanlei ding van een rampspoedige reis in een koets, waarbij zijn broer Steven een dubbele beenbreuk opliep. Die „spranck uijt de wagen ende viel zijn slinckerbeen knap en de midden ontstucke zoo de voor als achter-pijp." De reis moest voortgezet „leggende zijn been over mijnen schoot", weldra volgde een tweede on geluk (29 dec., pag. 228). Trouwens, ik verzeker u: voor een echte liefhebber van het genre is Spiegel van mijn leven een kostelijk boek dat een di recte, onversierde blik gunt in een vroeg zeventiende-eeuws bestaan. Haast alle dagen be ginnen met het weerbericht van de dag en eindigen als bij Pepys met de woorden 'te Bed de'. Een enkele maal is hij dan „wel beschoncken", „overge vende ende uijtbrakende zoo lang ick yet int lijf hadde." (14 juli). Met uiteraard een flinke kater op 15 juli: „brakende des morgens nog 2 mael met groot gewelt, doch niet dan louter galle, ende kreeg daerop een open lyf, purgeerende genoeg- saem van onder ende van bo ven." 's Avonds smaakte het eten alweer, „smulden grae- giens van eenen snoeck int zuer ende peulen zonder schillen." Leuk is het dat we over de eet gewoonten van Beek geregeld worden ingelicht. Snoek, zalm, veel vis in 't algemeen, maai ook kalfsvlees, konijn, spek en worst, ze staan geregeld op hel menu. en hij hield van geconfij- te gember om zijn spijsverte ring te bevorderen (geconfijt gingberken voor mijn onver- douwelijcke mage). Ook worden we op de hoogte gehouden van de vorderingen met de reeks lijkklachten die Beek schreef als hulde aan zijn overleden vrouw. Iedereen treurt rijkelijk om Roeltje van Belle: De Mussen op Parnas, de Nijm- phen in ons woudt Apollo in de rouw. met Pallas seer versla gen Al die haer kenden ooijt haer vroech verlies beklagen;i En' sonder traen of zucht ver neemt het ook niet een l Indien hij niet en heeft het hert van marmor-steen. Nog een staaltje van Becks kunnen: Ontfangt dan. iverde Bruijt! op uwe doode beenen De dobbel- tranen-beek die nu mijn oogen weenen. Een ander onderwerp dat re gelmatig ter sprake komt is de pest. Die ziekte heerste in 1624 duchtig in de Republiek, en menigeen bezweek aan wat welhaast cynisch 'de gave Gods' genoemd wordt. Ook mensen uit Becks omgeving Éénmaal, na een benauwde droom, meende hij zelf besmet te zijn (14 sept.), de suggestie bezorgde hem zelfs „klockinge der herssene, des herten ende ontroeringe in mijn lijff." Het loont werkelijk de moeite door te zetten in deze eerst stroef en saai lijkende lectuur, Alle lof komt toe aan de bezor ger van de tekst, Sv. E. Veld- huijzen, die op voorbeeldige manier het werk inleidde, an noteerde en van uitvoerige re gisters van personen en zaken voorzag. Het is een waar genoe gen, met zulke registers te werken. Dan treffen we in de bijlagen bovendien nog alle ge dichten van Beek aan waar over hij in 1624 schrijft, een woordenlijst en de kalender van het betreffende jaar. Wie de moeite wil nemen deze authentieke excursie in de vroege zeventiende eeuw te maken, zal zich na afloop ver rijkt voelen. Hij was nu eens niet te gast bij de upper ten, niet bij een groot schrijver, een groot kunstenaar of een voor naam persoon, maar bij een doorsnee-burger. Dat is voor een keer wèl zo interessant. H.W. David Beck: Spiegel van mijn le ven. Haags Dagboek 1624. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door Sv. E. Veldhuijzen. 300 pag.. 50,-. Uitgeverij Verloren, Alexan- derlaan 14.1213 XS Hilversum. De boekenweek leidt ieder jaar tot een aantal uitgaven die anders niet verschenen zouden zijn. Ook deze keer, nu onder het motto 'Het leven geschreven' de schijnwerper op dagboeken, brie ven en biografieën gericht wordt, is dat het geval. De meeste van die als het ware op bestelling vervaar digde werken zijn volstrekt over bodig. Eén ervan draagt met recht de titel Het is niets. Maar er zijn ook een paar boeken bij waarover men wel degelijk enthousiast kan worden. Aan Hans van Straten danken we, wat mij betreft, de meest aangename verrassing. Hij stelde De Schrijflui samen, een mozaïek van aan dagboeken, brie ven, mémoires, interviews ontleen de teksten, die bij elkaar een col lectieve biografie van de Neder landse schrijvers vormen. Van Straten zorgde voor een potpourri van kostelijke anekdotes, wonder lijke geschiedenissen en prachtige verhalen. Hij heeft daar onwaar schijnlijk veel voor moeten lezen, maar er liggen dan ook bijna vijftig jaar tussen het idee en de verwe zenlijking daarvan. Sommige auteurs komen weinig aan bod. Harry Mulisch bijvoor beeld slechts één maal. J. C. Bloem, H. Marsman en E. du Per ron stonden daarentegen voor bui tengewoon veel stof garant. Maar hoe aardig de berichten over indi viduele schrijvers ook mogen zijn. de grote kracht van dit boek is dat uit die talloze fragmenten een ge heel werd gesmeed. Alles bijeen worden ongeveer alle onderwer pen die men in een schrijversbio grafie aan kan treffen besproken. Uiteraard gaat veel aandacht uit naar vrijwel elke schrijver rakende problemen als de liefde, de drank en het geld. De verklaringen op geld zijn trouwens verbazender vormig: ze hebben er allemaal? brek aan. Betje Wolff is 'totaal: rui'neerd'. Couperus is 'dans lap rée compléte', Van Ostaijen hef 'manco aan money'. Verloederd Niet altijd heerst er zoveel een* zindheid. De ene schrijver bewee zelden voor 's middags halfff vier uur op te staan. De ander» het bed al om vijf uur 's ochteff te verlaten. Over Nederland is® het echter weer roerend eens,: valt niet één gunstig woord op 'dit jammerlijkste aller landen: verloederdste aller volken'. Wet men te weten hoe onze schrijft eruit zien. hoe zij wonen, hoe zij zen, hoe zij schrijven. Ze worè' gevolgd tot en met hun begrafe- Er is een hoofdstuk met 'De hco' ste lof en een chapiter 'Het tussen de ribben'. In die laats!?: deling wordt Maarten 't Hart:--' gehaald die over een boekd Marnix Gijsen concludeerde f volstrekt waardeloos, door end? onbenullig, abominabel gescf ven en uiterst fluttig prul." De schrijflui is zo'n boek men kan blijven lezen, ges» seerd en nieuwsgierig. Maar Hans van Straten vooral heeft* werkstelligd is dat nu het un'T sele auteursleven werd gesct' ven. Geen overbodige bundelt* maar juist een die tal van ""M boeken overbodig maakt. H.f De schrijflui. Hun zeden en ten. Momentopnamen uit dagboek brieven, memoires en interview* zameld door Hans van Straten pagina's!f 27,50 - De ArbeidersV" Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 28