Ik wantrouw de biografie Vooral de geest van Johan Huizinga Martin van Amerongen Ituur VRIJDAG 12 MAART 1993 PZC kunst cu Martin van Amerongen: Zelf ben ik ook een ouderwetse sociaal democraat, foto R. Fossen Martin van Amerongen. Journalist, schrijver en wat al niet. Publiceert prikkelend en met veel gezag over van alles en iedereen, zonder dat hij daarvoor heeft 'doorgeleerd'. „Zeker, ik ben een autodidact. Maar als ik dat zeg, kijken de mensen me steevast aan alsof ik naar de hoeren ben geweest." Hij begon zijn carrière op de Leeuwarder redactie van 'Het Vrije Volk', was lange tijd verbonden aan 'Vrij Nederland', schreef columns voor de 'NRC' en voert de hoofdredactie van het weekblad 'De Groene'. Daarnaast leidt hij de 'UIT-krant' voor Amsterdam, koestert hij alle 127 opnamen van Schuberts Winterreise en schrijft hij boeken over de meest uiteenlopende onderwerpen en vooral personen. Hij verzon zelfs hoe de componist Mahler en de psycho-analyticus Freud elkaar ooit in Leiden moeten hebben ontmoet. Een man met vele regels, die niettemin creatief en gepast de uitzonderingen daarop verzint. Een romanticus? De schrijver-journalist blijkt een strak werkschema te hebben. „Ik ga niet naar feestjes of recepties. Ik ga alleen een keer per twee weken naar het café. Verder sta ik vroeg op en zit dan als een gerefor meerde beambte om acht uur achter mijn bureau, 's Middags heb ik mijn afspraken, ga naar de bibliotheek of lig in mijn privé- kantoor languit te lezen. En als ik 's nachts wakker word lees ik ook nog eens een uur en val daarna gewoon weer in slaap." Zijn jongste titel is Mijn leven zijn leven, een essay over de biografie en de autobio grafie dat in het kader van de Boeken week verschijnt. Dat betekent ook dat Van Amerongen op tournee is. Overal in het land zet hij literaire avonden luister bij. „Geen probleem, ik doe dat graag. Ik houd van persoonlijk contact met de le zers." Deze keer voert de reis van zijn woon plaats Amsterdam naar Den Bosch. Van Amerongen arriveert een paar minuten la ter dan afgesproken in de eersteklas-res tauratie van het Centraal Station. „Het grootkapitaal heeft dit restaurant gered. We zijn het grootkapitaal daarom veel dank verschuldigd." Met opgewekte zelfspot maakt hij zijn ex cuses voor de lichte vertraging. „Een of ander cultuurprogramma van de NOS had nog vijf minuten te vullen, dus vroe gen ze mij. Ach, ik ben nu eenmaal een goedzak." In de Intercity vertelt Van Amerongen verrast te zijn door een positieve recensie van Hans Warren. „Hij hoopte zelf de op dracht voor dit boekje te krijgen. Heel chic dus dat hij er toch zo aardig over schrijft." „Ik werd gevraagd door Martin Ros. Dan denk je eerst heel lang en diep na, wel drie minuten en je zegt 'Ja'. Ik had eerlijk ge zegd nooit zo bij het genre stilgestaan. Je gaat dan naar de bibliotheek, trekt je ei gen boekenkast nog eens omver en gaat aan het werk. Maai' je kunt en hoeft ook weer niet alles van je onderwerp weten. Een uit zijn krachten gegroeid weekblad artikel, dat is het eigenlijk." Verslaafd Hij heeft geen echte voorliefde voor het genre. „Anders dan Martin Ros, die is er aan verslaafd. De autobiografie is onbe trouwbaar. Niemand zal een boek schrij ven met als titel 'Mijn faliekant mislukte leven'. En ook de biografie moet je wan trouwen. Want wat is de waarheid? Ik heb ooit een deelbiografie geschreven over het sterfbed van Heinrich Heine, dat acht jaar heeft geduurd. Heel wat mensen hebben hem opgezocht. Maar wie garandeert dat hun getuigenis ook betrouwbaar is? Zelfs de bandrecorder liegt. De heilige waar heid schuilt alleen in de dagboeken van God de Vader." En hoe betrouwbaar is roddel? „Ik las in Panorama dat er een biografie is van Wil- lem-Alexander, geschreven door een gos sip-journalist. Die lees ik dus niet. Je kunt bij hem niet achter de feiten komen. Je ziet het met de boeken over Charles en Diana. Die zijn slechts onderdeel van een loopgravenoorlog en het resultaat heb je gezien: Charles gelooft al die verhalen en is gescheiden. Eigenljk zegt dat feit meer over het Engelse koningshuis." „En bij ons? De archieven blijven geslo ten. Zelfs over de scandaleuze verhalen rond prins Hendrik kom je niets aan de weet. Ik wilde ooit een boek schrijven over het Nederlandse koningshuis tijdens de oorlog in Londen. De eerste zin had ik al: 'Schatje', zei de prins, 'mijn vrouw be grijpt me niet'. En voor een filmscript ver zon ik dat Wilhelmina de Ridderzaal bin nengaat om de Troonrede voor te lezen. Hendrik loopt achter haar aan, zo'n raar Duits jagershoedje op zijn hoofd, zegt dan: Ich bin nur das Gepack." Passie De trein raast door de avond en Van Ame rongen vertelt. Ongeremd en toch scherp formulerend. Zoals over zijn passie, Schu berts Winterreise: „Voor mij is dat het Oude en het Nieuwe Testament. Ik zou er eens een winterlange radioserie over wil len maken. Alle omroepen vinden dat vast leuk. Zelfs de VARA als die cultuurarme Van Dam is opgekrast. Het is muziek bij een vroeg-romantische cyclus gedichten. Mooie poëzie ook, al is Wilhelm Müller geen Goethe." „In het Mozartjaar schreef ik elke week iets over Mozart. Koorddansen met tel kens driehonderd woorden. Ook in 1997, het Schubertjaar, wil ik zoiets doen. Ik verheug me daar nu al op en verzamel al materiaal. Schubert staat bij mij perti nent bovenaan." „Nog zoiets: de Matthaus Passion. Ik zie me nog zitten als puber op de derde rij van het Concertgebouw. Die inzet met de ho bo's, die raakte me als een kanonskogel. Het is gek, maar nu het weer maart is word ik als een magneet naar de cd-kast getrok ken, terwijl ik toch een oprecht ongelovige ben." Romantiek In zijn boek schrijft Van Amerongen op vallend veel over de levens van socialisten en communisten. „Ik houd van mensen als Troelstra en Fedde Schurer. Het waren ook dichters. Tégen de oorlog en vóór een betere samenleving. En Troelstra, die in 1917 de revolutie predikte. Ach, het Ne derlandse socialisme was toch een depen dance van de Duitse romantiek? Ze lazen Goethe en declameerden Heine. Zelf ben ik ook een ouderwetse sociaal-democraat die gelooft dat de mens gelukkiger is als hij houdt van Die Winterreise in plaats van Peter Jan Rens." „Zelf had ik de biografie van Domela Nieu- wenhuis willen schrijven, maar dat is al gedaan. En dan die van G. J. P. J. Bol land, maar die is ook al bijna klaar. Geluk kig maar, want Bolland was een kleurrij ke, ijdele opgeblazen gek. Zo'n vooroor logse rechtse filosoof levert je gouden ma teriaal op. Ook Den Uyl is een biografie waard. Als doorbraak-christenpoliticus, met de radicalisering in de PvdA en het huidige revisionisme." Willy Brandt is ook zo'n socialist die hem boeit. „De oorlog was voor mij afgelopen toen hij een knieval maakte bij het monu ment voor het getto van Warschau." Voor nieuwe rechtse tendenzen is hij dan ook niet bang. „Wat moet je met mensen als Schönhuber. Een kwaadaardig gezwel. Elk land heeft wel een potentieel van twaalf procent dat bereid is op zo'n man te stemmen. Maar ze worden niet eens wet houder van een rare Duitse provinciestad als Cuxhaven. Wie wil daar nu mee rege ren?" „Intern hebben ze ook altijd bonje, geluk kig. En ook in Antwerpen zal het Vlaams Blok nooit regeren. Toch ga ik daar voor lopig niet meer heen. Ik zou op de Keyser- lei niet rustig een pintje kunnen pakken met het idee dat de ober misschien op het Vlaams Blok heeft gestemd." Wiesenthar Hoewel Van Amerongen heel wat interes sante mensen heeft ontmoet belooft hij nimmer een autobiografie te zullen schrij ven. „Daarvoor moet je wat hebben mee gemaakt. Wat écht de moeite waard is staat in mijn stukjes." En bij voorbeeld in een boek waarin hij het opneemt voor de nazi-jager Simon Wiesenthal, na een aan val van de toenmalige Oostenrijkse kan selier Kreisky. „Nota bene zelf een jood, maar dan eentje die dat liever niet wil we ten." Over Oostenrijk gesproken. De katholiek- •ste autobiografie vindt hij die van de Weense Josephine Mutzenbacher. 'Een diep religieus werk', zo schrijft hij: 'O Gott, o Gott, so ist's noch besser. O Gott, o Gott! De Weners roepen op het mo ment suprème als brave kinderen der r.-k. kerk in hoogste extase Onze Lieve Heer aan, met Jezus, Maria en Jozef als goede tweede, derde en vierde'. „Dat boek van Mutzenbacher is een grote erotische klassieker. Het geeft een goed beeld van het Wenen rond de eeuwwisse ling. Je proeft die sfeer ook in de schilderij- eri van Gustav Klimt: decadent met een scherpe kijk. Een schitterende tijd moet dat zijn geweest met mensen als Kokosch- ka. Freud, Schönberg. Wittgenstein, Mah ler..." „Wenen was de intellectuele hoofdstad van Europa. Nu hoogstens de intellec tuele hoofdstad van Oostenrijk. Nee, ik heb geen hang naar het verleden. Iemand die de intellectuele continuïteit ontkent., is een barbaar. Maar ik ben gek op Wenen, ik kom er graag. En telkens als ik daar in de Herrengasse sta. roept er wel iemend van de overkant: 'Ah. Herr Von Amerun- gen, sind sie schon wieder in Wien!" Koffie Den Bosch. Het is er zeer donker en koud. In de stationshal werpt Van Amerongen een blik naar de kiosk. „Jammer, geslo ten. Waar ik altijd graag een plaatselijke krant koop." Hij blijkt de lezing te geven in een groot, donker gebouw. De voorzit ter van het inrichtend comité komt net aangefietst. Blij verrast, als hij de spreker van de avond herkent. Of hij gelijk mee naar binnen komt voor de koffie. Al even joviaal slaat hij het aanbod af. „Is er niet een café in de buurt?" Zeker, maar Oeteldonk is niet zo rijk voorzien als de carnavaleske bijnaam doet vermoeden. Drie kwartier later en verwarmd door twee oude jenevers staat de schrijver te genover zijn publiek. Niet talrijk, wèl aan dachtig. Hij leest een soort samenvatting van zijn boekje voor, afgewisseld met pia nospel. Zijn toegift is een parafrase van het 'Schaap Veronica' van Annie M. G. Schmidt, geschreven voor De Groene naar aanleiding van haar tachtigste ver jaardag. Van Amerongen a la Schmidt. Spits, speels en een tikje scabreus. Een oudere dame schiet hem na afloop di rect aan: „Zou ik de tekst mogen hebben, als ik u daarmee niet ontrief? Morgen moeten we naar de verjaardag van een da me die ook tachtig wordt en dit lijkt me zo'n leuk gebaar," Van Amerongen aarzelt geen moment. Met de vulpen zet hij er zwierig een op dracht bij. „Natuurlijk! Waarom niet?" Zich naar het station reppend stelt hij vast: „Dit is nu de provincie. Prachtig! Maar het gekke is dat de beste vragen na afloop toch altijd weer komen van de im port uit het Westen. Dat merk je aan de uitspraak, die mensen hebben geen ac cent." Tsjaikovksi Onderweg naar Amsterdam mijmert hij nog wat na. „De provincie is altijd aardig, maai- neem nooit uitnodigingen aan van studenten. Altijd onbeschoft. En bij links heb je steevast te maken met geluidsap paratuur die niet werkt. Bovendien krijg je na afloop een opname van het eerste pianoconcert van Piotr Iljits Tsjaikovksi. Nooit doen dus." Tijdens de lezing liet hij zich ontvallen ooit nog eens een ouderwetse detective te willen schrijven: 'Het lijk in de biblio theek'. En dan nog een groot episch werk over het laatste jaar van Lubbers. In de zaal is wat gegniffeld, maar zo gek vindt hij dat niet. „Ik houd van poëzie. Als het maar een beetje rijmt kan ik daar best mee leven. Ik zou over Lubbers zoiets als 'De Mei' van Gorter willen schrijven. Een vorm van po litiek commentaar. Het CDA is toch ook een sociaal-democratische variant, net als D66 en de VVD. Die twee moesten maar eens met de PvdA regeren." „Want wat is er mis met een man als Bol- kestein? Hij zou vroeger op Drees hebben gestemd en wil nu eigenlijk voor Kok kie zen. Maar ja. hij heeft de VVD. Een aardige verstandige man, die regelmatig de nek uitsteekt. En wat hij over de minderheden zegt is toch niet zo gek? Een schaap roos teren op een bovenkamer, dat doe je toch niet?" Hij zegt trots te zijn op twee dingen. „Ik mag Simon zeggen tegen Wiesenthal. En dan heeft Annie M. G. Schmidt mij eens opgebeld om te zeggen dat ze zich als eer ste altijd mijn stukje uit de NRC liet voor lezen. Als je dat hebt meegemaakt, kun je rustig sterven." De trein mindert snelheid. Van Ameron gen staat op. Hij hult zich in een zwarte lange jas en verbergt het hoofd onder een hoed. Op wie lijkt hij toch? Mahler? De trein stopt. Niet in Wenen, maar in Am sterdam, Amstelstation. Martin van Amerongen: „De autobiogra fie is onbetrouwbaar. Niemand zal een boek schrijven met als titel 'Mijn faliekant mislukte leven'." Hans Visser Mijn leven zijn leven, door Martin van Ameron gen, Uitgave van de CPNB ter gelegenheid van de Boekenweek, 4,95. Dweepzucht ontbreekt, zieleroerse- len zijn bijzaak. „Nee, ik heb nooit gedacht: Ik had nou graag zelf Huizinga willen zijn. Je ziet dat vaak bij biografen. Dat ze zo gebiologeerd raken dat ze met hun onderwerp gaan samenvallen. Zelfs de kleur van de zakdoeken interesseert ze. Die romantische neiging om me te identificeren, ken ik niet. Huizinga heeft het me wat dat betreft gemakkelijk ge maakt." Dr W.E. (Wessel) Krul, 43 en universitair docent Nieuwste Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, houdt zich sinds 1978 bezig met Nederlands bekend ste historicus, een onderzoek dat moet uitmonden in een biografie. Gevraagd naar zijn motieven, toont Krul zich voor al een nuchtere biograaf. Het accent in Kruis biografie zal niet liggen op Huizin ga's privé-besognes, maar op de intellec tuele ontwikkeling die hij doormaakte tussen 1905 en 1945, het jaar van zijn dood. „Veel mensen vinden het prettig om te zien dat beroemde soortgenoten ook hebben geworsteld met geldproblemen, seksualiteit... Veel biografieën zoeken naar dat algemeen menselijke achter de buitenkant van roem en succes. Dat is natuurlijk een beetje dubbelzinnig: we willen dat onze helden bijzonder zijn. maar tegelijk dat ze in wezen niet anders zijn dan wij. Ik vind zelf dat een biografie juist moet laten zien waarin iemand zich onderscheidt van anderen. Dat is een van de redenen waarom ik me vooral met zijn werk en minder met zijn privéleven bezighoud. Want in Huizinga's werk ligt het werkelijk bijzondere." De interesse voor dat werk stond in his torische kringen lang op een laag pitje. Van Huizinga's magnum opus Herfsttij der Middeleeuwen verschenen tientallen vertalingen, in eigen land beleefde die studie uit 1919 herdruk op herdruk, maai de erkenning onder collega's bleef lang uit. Johan Huizinga, geboren op 7 de cember 1872 in de Oosterstraat in Gro ningen, was, vond men in de jaren '60 en '70, als historicus maar een erudiete zon derling, die wat al te vrijzinnig was in zijn denken en in de methodes die hij han teerde. „Huizinga miste de neiging van zoveel academici om zich te beperken. Hij wijd de zich aan de nadagen van de Middel eeuwen, het opkomend fascisme, aan Er asmus en het Amerika in de jaren '20. En hij vermengde geschiedenis, antropolo gie, cultuurfilosofie en literatuur op een manier die pas sinds kort weer geaccep teerd wordt: veel van de opgeleefde po pulariteit van Huizinga is terug te voeren op de veel algemenere terugkeer naar een verhalende, zelfs romantische com ponent in de geschiedschrijving." Die kentering kwam een jaar of tien gele den, mede door het werk van Krul. die als eerste Huizinga's privéarchief in Leiden, een omvangrijke verzameling brieven, collegedictaten, manuscripten en losse notities, onderzocht. De biografie, die waarschijnlijk eind volgend jaar naar de drukker gaat, is het vervolg op Kruis dis sertatie. Daarnaast bezorgde hij samen met twee collega's Huizinga's correspon dentie in drie dikke banden. Calvinistisch Krul was een van de eerste historici die zich weer met Huizinga gingen bezighou den, maar zijn biografie is op het mo ment van verschijnen al niet meer de enige. Later dit jaar verschijnt een meer traditioneel biografisch portret, van de hand van de Amsterdamse historicus Anton van der Lem. Met veel anekdotes en plaatjes. „Maar", vervolgt Krul, „we zitten elkaar niet in de weg. Voor beide boeken is een publiek. De belangstelling voor biografieën is in Nederland de afge lopen tien jaar gelukkig sterk gegroeid. Al zullen we het aanbod van Engeland of Frankrijk wel nooit halen." „Je kunt als biograaf kiezen voor een heel gedetailleerde aanpak, zoals ook in de 19de eeuw gebeurde toen biografieën nog uit minstens twee delen bestonden. Of, liever nog, drie. Of je kiest ervoor, en dat zag je rond de eeuwwisseling, om je te richten op de 'geest' van iemands leven en werk. Dat vind je bij Huizinga zelf te rug in het autobiögrafietje dat hij voor zijn tweede vrouw schreef tegen het ein de van zijn leven. Daarin is meer naar de geest dan naar de letter getekend." „Huizinga leidde na 1915, na zijn aanstel-1 ling als hoogleraar in Leiden, een dege lijk, lange tijd wat ascetisch professoren leven. Hij had een vaste dagindeling en werkte niet erg hard. Hij begon vroeg, ging door tot een uur of half een en dan was het werk, vond hij, voor die dag wel zo'n beetje klaar. Na de lunch schreef hij wat brieven, aan mensen als Menno ter Braak. Martinus Nijhoff en Adriaan Ro land Holst. Daarna wandelde hij met zijn hond en dan las hij 's avonds nog wat. Wat ik wil zeggen is dat het interessante aan Huizinga zich vooral in zijn hoofd af speelde. Als mens. moet ik eerlijk beken nen, vind ik hem niet altijd sympathiek, al wisselt dat wel." Eddy Schaafsma Dr Wessel Krul: Wat ik wil zeggen is dat het interessante aan Huizinga zich vooral in zijn hoofd afspeelde. foto Jaap Knigge

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 27