Verdwijnen,
vergeten,
verzwijgen
Tussen het kerkvolk ontspringt poëzie
Bezwerende
gedichten
van Seferis
PZC
J. Bernlef varieert
op een bekend thema
Twee bloemlezingen
brieven in poëzie
kunst cultuur
Guillaume
van der Graft
VRIJDAG 26 FEBRUARI 1993 1 8
In een vraaggesprek merkte J. Bernlef eens op: 'Elke
schrijver is gefascineerd door het menselijk brein'.
Dat geldt in elk geval voor Bernlef zelf. In 1984 trok
hij grote aandacht met Hersenschimmen. Zijn pas
verschenen roman Eclips is er een pendant van.
Verdwijnen, vergeten en ver
zwijgen zijn sleutelwoorden in
het werk van J. Bernlef. Geheugen
verlies is altijd een belangrijk on
derwerp in zijn proza geweest. Her
senschimmen kwam daarom niet
helemaal als een verrassing. De
verteller van dat boek, Maarten
Klein, kreeg meer en meer last van
dementie. Door nauwgezet te ob
serveren probeerde hij enige greep
op de wereld te houden, deson
danks zakte hij snel weg. Vóór deze
roman verscheen was Bernlef een
slechts in kleine kring gerespec
teerde auteur. Ineens wist hij een
groot publiek voor zich te winnen.
Nadien heeft hij een aanzienlijk
deel van die lezers weer verloren.
Niet omdat zijn proza, poëzie en es
says minder goed zouden zijn ge
worden, maar eenvoudig omdat hij
over andere dingen ging schrijven.
Hersenschimmen was, denk ik, een
eenmalig succesnummer, het juis
te boek op het juiste moment. Het
is echter niet meer dan begrijpelijk
dat een schrijver die het succes
eenmaal heeft geproefd, dat ook
vast wil houden. Reprises liggen
dan voor de hand. Bernlef heeft ne
gen jaar lang oprecht geprobeerd
dit te vermijden, maar nu komt hij
dan toch met een roman die na
drukkelijk als een tegenhanger
van Hersenschimmen wordt aan
gekondigd.
Herstel
Dat kan letterlijk worden opgevat.
Destijds waren we getuige van de
langzame desintegratie van de
hoofdpersoon. Deze keer, in Eclips,
gaat het precies andersom. Het
brein van Kees Zomer, de hoofdfi
guur in de roman, hapert plotse
ling. In het boek wordt beschreven
hoe hij geleidelijk herstelt. Een va
riatie op een succesvolle formule
brengt allerlei gevaren met zich
mee. Bernlef is daar niet aan ont
komen. De roman maakt menig
maal de indruk of een proefneming
wordt afgewerkt. Van bevlogen
heid, zelfs maar van betrokken
heid is nauwelijks sprake. Bijna op
elke pagina schemert het werk-
J. Bernlef.
gebleken dat de man iets met
vrachtwagens had uit te staan, wa
ren zulke waarnemingen aan
vaardbaar geweest. Aan het slot
van het boek wordt evenwel duide
lijk dat hij uitgever is.
Eclips is méér dan een andersom
afgespeeld versie van Hersen
schimmen. Maar het is een kil
boek, al te zeer een invuloefening
over de verschillende stadia in het
herstel van de patiënt. De best mo
gelijke diagnose van zijn merk
waardige kwaal wordt overigens
door Zomer zelf gesteld: „Mijn pra-
schema door het verhaal heen.
De grote lijnen kloppen daarom
wel - al heb ik net als in het geval
van Hersenschimmen er mijn be
denkingen bij dat de hoofdpersoon
tevens de verteller is. Maar over de
details is soms niet nagedacht. Als
Kees Zomer de meest gewone din
gen nog niet thuis weet te brengen,
onderscheidt hij al wel: ..In de ver
te hoor ik een vrachtwagen scha
kelen." Even later herkent hij ijze
ren platen 'zoals die wel gebruikt
worden om vrachtwagens bij de
aanleg van bouwwerken over te la
ten rijden'. Wanneer achteraf was
ten is verspreken geworden door
een soort ongeluk. Defect geraakt.
Denken kan niet meer in hardop
worden omgezet." Er komt ook
geen arts aan zijn genezing te pas.
Uitval
Op een middag in de zomer begeeft
Kees zich per auto naar een oud
collega. Ineens verdwijnt, zoals hij
het zelf noemt. ,de linkerkant van
de wereld'. Door deze vernauwing
van zijn brein raakt hij te water.
Met grote moeite weet hij zich in
veiligheid te brengen, hij stelt dan
vast dat het hele linkerdeel van
zijn lichaam dienst weigert. Hij
kan niet goed meer zien, niet meer
samenhangend spreken, en is zelfs
zijn naam vergeten. Mensen die hij
tegenkomt verslijten hem voor een
gek en verlenen geen hulp.
Hij heeft heel veel vermogens ver
loren, maar zijn wilskracht is onge
broken. Al vrij spoedig neemt hij
zich voor te 'beginnen mezelf te
herinneren'. Het luisteren naar
muziek heeft een weldadige wer
king. Hij voelt hoe zijn linkeroor
zich herstelt: 'Een kleinood is ge
boren aan de linkerkant, in het om
ringende niets'. Een zwerfster
biedt hem iets te eten aan en toont
enig begrip. Hij legt uit: „Alleen
het binnenshuis redigeren van
tekst gaat niet. De laatste cor
rectieproef zoekgeraakt, waardoor
er veel fouten blijven staan." Ge
zien zijn beroep is dat wèl een zin
volle vooruitwijzing.
Het drama van Kees is dat hij kan
denken, maar zijn gedachten niet
kan uitdrukken. Over zijn weiger
achtige lichaam laat hij weten:
„Vroeger zweeg het. Spreekt het
mij alleen nog maar tegen." Alle
kennis is nog wel ergens opgesla
gen, hij weet alleen niet meer waar.
Met de zwerfster belandt hij op een
vuilstortplaats, hij ziet daar twee
mannen verdachte dingen met
kentekenplaten doen. Ze nemen
hem mee naar hun autokerkhof,
hun wantrouwen wijkt al snel. In
nerlijk spelen zich inmiddels - het
schema wordt nooit uit het oog
verloren - processen af 'die trach-
foto Klaas Koppe
ten de oude verbindingen weer te
herstellen'.
Hij belandt later ergens op het
platteland en gaat zich dan allerlei
dingen herinneren. Dingen van nu,
maar vooral dingen van vroeger.
Hij herkent en wordt herkend.
Door een boekhandelaar, die ook
de politie inlicht. Zomers brein is
trouwens nog steeds niet helemaal
in orde. In de plaats Bergen aan
Zee hoopt hij bergen aan te treffen:
„In ijlere lucht kun je beter naden
ken." Bernlef werkt de laatste pro
blemen van zijn invuloefening af.
De hoofdfiguur krijgt voor het
eerst weer een erectie en herinnert
zich zijn echtgenote.
„Ik ben teruggekeerd in mijn le
ven", bedenkt hij. De politie van de
badplaats en zijn vrouw komen de
laatste moeilijkheden oplossen.
Het voorval laat natuurlijk litte
kens na, bij alles wat vroeger zo
vanzelfsprekend leek stelt hij zich
vragen. Het is een voorspelbare af
loop voor dit voorspelbare boek.
Bernlef heeft groot gelijk dat de
werking van ons brein een fascine
rend raadsel is. Maar hij heeft er
geen fascinerende roman over we
ten te schrijven. Een roman die
men misschien beter kan verzwij
gen, die men snel zal vergeten en
die spoedig weer uit de literatuur
zal verdwijnen.
Hans Warren
J. Bernlef: Eclips - 168pag.lf 29,90 - Que-
rido, Amsterdam
Guillaume van der Graft (72) is een
dichter die in het literaire circuit
dikwijls over het hoofd wordt gezien.
Dat is jammer voor alle partijen, want
zijn poëzie is hoogst interessant. De
lezers van zijn Verzamelde gedichten
weten dat, de lezers van zijn nieuwe
bundel De liondewacht zullen het ook
ervaren.
Guillaume van der Graft is zo
wel dominee als dichter, juist
die omstandigheid maakt dat ve
len het vooroordeel koesteren dat
zijn werk niet voor hen bestemd
zou zijn. Volstrekt onbegrijpelijk is
dat overigens niet, geloof en poëzie
zijn elkaar in onze eeuw steeds
slechter gaan verdragen.
De poëzie werd almaar persoonlij
ker, openhartiger, eerlijker. Ter
wijl het geloof steeds meer aan ge
loofwaardigheid verloor. Welis
waar is er in ons land nog altijd een
vrij grote groep christelijke dich
ters werkzaam. Hardnekkig trach
ten zij de schijn op te houden dat er
helemaal geen probleem bestaat.
Meestal vervallen zij in fanatisme
en geloven eigenlijk vooral in het
eigen gelijk. Hun schrijfsels heb
ben echter niets met kunst en alles
met kunstmatigheid te maken. Bij
Guillaume van der Graft gaat het
heel anders toe. Soms loopt de do
minee de dichter in de weg en laat
hij zich meeslepen door de gerust
stellende liturgische woorden
stroom.
Maar meestal durft hij de 'harde
waarheid' zoals hij het ergens in De
hondewacht noemt onder ogen te
zien: „Ik geef het toe: de hemel is
vemederd,/engelen zijn niet langer
meer gevederd." Steeds meer boet
bij hem het geloof aan vanzelfspre
kendheid in: „Er zijn geen vreug-
Tussen het zingende kerkvolk
Soms, als ze hun longen
te boven zingen,
het dak staat bol van geluid,
kijk ik mijn ogen uit:
alles verandert, de dingen
staan stil te dansen, het altaar haast
swingende, pinkstertongen
worden de kaarsen en de gezichten
van de geivoonste stervelingen
glanzen van licht. Ik verwonder mij
tot ik versta:
zonder die tranen in mijn ogen
had zich de wereld niet bewogen,
gingen de dingen niet opgetogen
al dat geloven achterna.
Guillaume van der Graft.
devuren in de hemel./Er is een
groot verdriet en dat heet God."
Een van de mooiste gedichten uit
Van der Grafts nieuwe bundel is
het hier naast afgedrukte 'Tussen
het zingende kerkvolk'. Ik meen
dat men ook dit vers slechts kan
uitleggen als een relativering van
de godsdienst. Het geloof maakt
allerlei dingen mogelijk, maar het
komt helemaal uit jezelf voort. Het
is je gemoedstoestand die je won
deren doet zien. ze doen zich niet in
werkelijkheid voor.
Dit boek bevat meer sterke gedich
ten. Het gaat om ouderdomspoë-
zie, sober en somber werk dus,
maar zeker niet van elke gloed ont
daan. Van der Graft bezint zich in
deze verzen dikwijls op de dood,
maar dat betekent niet dat hij al
vast afscheid van de wereld heeft
genomen. Veel dichters op leeftijd
schrijven nog slechts uit gewoon
te, bij hem voel je steeds de inner
lijke noodzaak: Ik leg pen en pa
pier klaar naast mijn bed wantje
weet het maar nooit: misschien I
komt hier het gedicht van de eeuw
te staan of komt er een streep van
een schreeuw te staan -
Het gedicht van de eeuw vindt
men niet in De hondeivacht. Wel
weer tal van verzen die duidelijk
maken dat Van der Graft, tot de se
lecte groep dichters behoort die
men niet over het hoofd mag zien.
H.W.
Guillaume van der Graft: De honde
wacht - 64 pag.lf 22,50 - de Prom. Baarn
In het voorwoord bij hun
'bloemlezing uit briefgedich
ten' En verder is hier alles
prachtig schrijven de samen
stellers Hans Heesen en Chris
Matthijsse: „u hebt iets unieks
in handen!" Te vroeg gejuicht
vrees ik, aangezien min of meer
gelijktijdig Op een pad van
briefpapier verscheen, een
door Ernst van Altena samen
gestelde bloemlezing gewijd
aan 'Brieven in de poézie'.
We hebben dus ineens twee
zeer verwante bundels, niet al
leen met hetzelfde thema maar
ook op gelijke wijze opgezet.
De dichters zijn in beide geval
len op alfabet geordend, de
overlappingen blijken aanzien
lijk.
Enig vergelijkend warenonder
zoek is in dit geval bijna onver
mijdelijk. Het boek van Heesen
en Matthijsse bevat 65 gedich
ten, dat betekent een prijs van
dertig cent per vers. Van Alte
na's overzicht telt 111 gedich
ten, hier moet en stuiver per
vers worden betaald. Een the
matische bloemlezing samen
stellen kan een zeer tijdrovend
karwei zijn, maar in beide ge
vallen krijg ik het idee dat mén
het zich niet al te moeilijk heeft
gemaakt.
In En verder is hier alles
prachtig selecteerde men uit
mijn werk een gedicht dat als
titel 'Brief heeft. In het andere
geval koos men een vers uit
waarvan de eerste regel luidt:
„Ik heb je brief in mijn boek ge
legd." Aan gedichten waarin
het veel langer duurt eer het
verband met het postwezen
aan het licht komt - ik denk aan
'Aubade met lijsters' - wordt
voorbijgegaan.
Deze hoogst persoonlijke in
druk wordt bevestigd door de
harde cijfers. In 81 procent van
de gedichten uit Op een pad
van briefpapier valt meteen al
in de titel het woord brief of is
er een ander onmiskenbare
term. Bij het andere boek is het
getal nog hoger: 89 procent.
Beide bloemlezingen hebben
hun voordelen. De gemiddelde
kwaliteit van de gedichten ligt
bij Heesen en Matthijsse een
stuk hoger. Van Altena lijkt
wat verder te hebben gezocht,
niet alleen uit bundels maar
ook uit tijdschriften diepte hij
allerlei curieuze teksten op. Al
is het nogal wonderlijk om als
bronvermelding voor Luce-
berts gekende 'Minnebrief aan
onze gemartelde bruid Indone
sia' een nummer van Reflex uit
1949 op te geven.
De rol van de brief in het men
selijk bestaan wordt in beide
bloemlezingen bezongen door
Paul Lemmens. „Het leven
sleept zich voort van brief tot
brief', schrijft hij. Dat begint
bij het geboortekaartje en ein
digt bij het overlijdensbericht.
Maar ook tussendoor 'bij ge
donder, heisa, stennis/Met
school, politie of misplaatst ta
rief. Als we de dichters mogen
geloven, is verreweg de belang
wekkendste correspondentie
de liefdesbrief. Voor Adriaan
Venema is er blijkbaar maar
één manier om zulke post te
ontvangen: de brief lief en te
der I lees ik niet gisteren
schoof ik 'm op het postkan
toor I ill de rode brievenbus.
H.W.
- En verder is hier alles prachtig.
Een bloemlezing uit briefgedichten.
Samengesteld door Hans Heesen
en Chris Matthijsse - 100 pagJ
19,50 - Kwadraat, Utrecht
- Op een pad van briefpapier Brie
ven in de poëzie. Samenstelling
Ernst van Altena - 96 pag.lf 5,95 -
Uitsluitend verkrijgbaar bij Vroom
Dreesmann
Yorgos Seferis (1900-1971)
was, geen twijfel aan, een
groot dichter. In Nederland is
hij weinig bekend, veel minder
bekend in elk geval dan die an
dere grote Griek, Kavafis, die
in 1933, op zijn zeventigste ver
jaardag, stierf. De gedichten
van Kavafis zijn twee keer in
het Nederlands vertaald, door
G. H. Blanken en door het ver-
talersduo Hans Warren en Ma
rio Molegraaf. Beide edities
hebben kwaliteit. Blanken was
een dichterlijke geleerde, War
ren en Molegraaf zijn geleerde
dichters. Ik heb voorkeur voor
de vertalingen van de laatst ge
noemden, en bewonder toch
ook Blankens precisie en zijn
informatieve en goed gestelde
aantekeningen.
Kort nadat Seferis. in 1963, de
Nobelprijs voor literatuur was
toegekend, publiceerde M. Blij-
stra-Van der Meulen een boek
je met vertalingen, dat weinig
opzien baarde. Er kwamen nog
enige publicaties. En pas nu is
er een grote tweetalige bloem
lezing uit het oeuvre: Op de ivij-
ze van Y. S. en andere gedich
ten in de vertaling van Hans
Warren en Mario Molegraaf.
Het is te hopen dat dit prach
tige kloeke boek (231 bladzij
den) bewondering wekt.
Seferis is een veel moeilijker
dichter dan Kavafis. In het
werk van Kavafis wemelt het
van literaire toespelingen, de
gedichten hebben vaak een
historische gebeurtenis als in
spiratie. Wanneer men daar
over is ingelicht wordt alles
glashelder. De verhalen zijn
aangrijpend, de personages
zijn heel zichtbaar, het senti
ment is heel meevoelbaar.
Bij Seferis is het anders/ Ook
zijn werk is vol toespelingen,
die de specialisten kunnen ver
klaren, maar zijn toon is bezwe
rend, priesterlijk, zelfs reto
risch, en soms is hij op het eer
ste gezicht duister. Er is vaak
gewezen op zijn verwantschap
met T.S. Eliot, die twaalf jaar
ouder was dan hij, en intussen
is de studie van diens duistere
poëzie ver gevorderd: voor de
kenners is blijkbaar alles ont
raadseld. Zo zal het met Seferis
ook wel gaan.
Griekse historie
Hij was een Griek die in de ac
tualiteit leefde en zich iedere
minuut bewust was van het im
mense verleden: de heroïsche,
archaïsche periode, de klas
sieke periode, de Byzantijnse
periode, de periode van Turkse
overheersing, de vrijheids
strijd. al die rampen, oorlogen,
kunstwerken. Hij was een zwer
ver, soms een balling, zij het in
keurig pak, want hij maakte
carrière in diplomatieke
dienst. Geboren was hij in
Klein-Azië. Smyrna (nu Izmir),
hij woonde en werkte in
Athene, Parijs. Koritsa (Alba
nië), Kreta. Cairo, Pretoria,
Londen, Ankara, Beiroet, en
besloot zijn diplomatieke loop
baan als ambassadeur in Lon
den. In 1962 verstigde hij zich
in Athene, en in 1969 namen
daar de kolonels de macht
over, zeer tegen zijn zin.
Er is veel actualiteit in zijn poë
zie, en altijd alsof die actuali
teit reeds tot mythe is gewor
den. In zijn lange gedicht He
lena, een van zijn mooiste, gaat
het ingewikkeld-klassiek toe,
en de aanleiding is het Cyprio
tische conflict. Helena zou he
lemaal nooit in Troje zijn ge
weest, ze zou door de goden
naar Cyprus zijn gezonden. Zo
suggereert Euripides in een
treurspel, en de Trojaanse oor
log is dus om niet gevoerd. We
moeten afwachten:
of een onbekende, naamloze
die niettemin I een Scamander
overspoeld met lijken zag, I niet
door het lot bestemd is om te
luisteren I naar boden die ko
men zeggen dat zoveel leed zo
veel leven I in de afgrond ver
dween I om een leeg gewaad om
een Helena.
Warren en Molegraaf hebben
hun boek genoemd naar het ge
dicht Op de wijze van Y.S.. dat
in de zomer van 1936 geschre
ven werd. Blijkbaar achten zij
dit typerend voor het hele
werk. Het is zéér Grieks. Pilion,
een bergrug, komt erin voor, de
door vulkaanuitbarstingen
verdwijnende eilanden bij San-
torini komen erin voor, de
burcht Mykini op de Pelopon
nesus waar zich in archaïsche
tijd het drame van de Atriden
afspeelde, de toeristische eilan
den Spetse, Poros, Mykonos,
en het moderne Athene vol
Grieken die niet meer weten
waar zij vandaan komen en wat
ze in de staf of bij de haven Pi-
reus doen. Het is zelfs zo Grieks
dat ik me afvraag of iemand die
het land en de zee nooit met
echte aandacht heeft bezocht
er veel aan heeft. Ik ben geluk
kig wel in Mykini geweest, puin
met beroemde Leeuwenpoort,
en heb mij voorgesteld hoe
Agamnoon er terugkeerde
om vermoord te worden. En als
je die ervaring niet hebt?
Het gedicht begint: „Waar ik
ook heen reis Hellas verwondt
mij'. Je kunt je niet indenken
dat een Nederlander zoiets zou
dichten over zijn eigen land, en
Hellas betekent in het moder
ne Grieks gewoon Grieken
land. Ook Duitsers, Fransen,
Engelsen hoor je het niet zeg
gen op een aanvaardbare toon.
Hoeveel glorierijks en vreselijk
ze ook hebben verricht en be
leefd. Je moet een eminente
Griek zijn om je zo te kunnen
uitdrukken en aan boord te
kunnen gaan van het schip 'A-
gonie', zoals in het gedicht ge
beurt.
Alfred Kossmann
Yorgos Seferis, Op de wijze van Y.S- -
en andere gedichten in de vertaling
van Hans Warren en Mario Mole
graaf. Uitg.: Bert Bakker, Amster
dam. Prijs: f50,-.