Ik leefde in
een wereld
van dienaars
Het kwezelken danst niet meer
Maria Riva over
moeder Dietrich
vrije tijd ZATERDAG 30 JANUARI 1993 sbw30
Volksliederen
Wie de publicaties over Marlène Dietrich erop naslaat, krijgt de
indruk dat elke zucht die de diva ooit heeft geslaakt al is
opgetekend. Uitvoerig beschreven zijn haar verhoudingen met de grote
sterren van het witte doek, zoals Jean Gabin, Gary Cooper en Maurice
Chevalier. En natuurlijk met de man die haar met de film Der blaue
Engel heeft gemaakt tot de legende die Dietrich werd: de geniale
regisseur Josef von Sternberg. Moet daar nog een boek aan worden
toegevoegd?, zo kun je je afvragen. Maria Riva (68) vond van wel. Zij is
de enige dochter van Marlène Dietrich en heeft een vuistdik epistel
geschreven over haar moeder onder de titel Dietrich, mijn moeder.
Onlangs verscheen het in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Luitingh-
Sijthoff.
Een dam in de stroom van leugens over Dietrich. Een onthutsend en
eerlijk boek. Allereerst zijn er de met veel talent gepresenteerde
feitelijke gegevens. Maar daaronder bevindt zich een onderstroom van
verdriet, verwijten en kwaadheid. Verborgen blijven die gevoelens.
Maar voor wie goed leest niet lang. Het is als met een bevroren rivier:
soms, ineens, zie je het donkere water.
Maria Riva mag dan wat uiterlijk be
treft lijken op haar moeder, diva-nei
gingen zijn haar vreemd. Ze is een sympa
thieke, soms hartstochtelijk-emstige,
soms uiterst humoristische persoonlijk
heid. Af en toe zeer cynisch, zoals wanneer
haar zoon zegt dat hij de rinkelende tele
foon wel zal opnemen omdat het toch
waarschijnlijk voor hem is en zij ant
woordt met: 'Of course it's for you, big
agent!'
Maria Riva werd in 1924 in Berlijn geboren
als de dochter van Marlène Dietrich en
Rudolph Siebel. Toen de ster van Dietrich
in Amerika begon te rijzen, liet de actrice
de kleine Maria overkomen naar Holly
wood. Al sinds lange tijd is Maria Riva nu
Amerikaans staatsburger Ze werkte als
regisseuse en actrice voor de televisie en is
getrouwd met de decorontwerper William
Riva. Ze is moeder van vier zoons.
De schrijfster praat zoals ze schrijft. Ui
terst bloemrijk en beeldend. Aan stof geen
gebrek. Uitspraken worden soms onder
streept met felle handgebaren. Af en toe
sidderen de koffiekopjes op het tafeltje in
de luxueuze suite van het Amsterdamse
Pulitzer Hotel onder haar vuistslag.
Hoe lang heeft u over het boek gedaan?
„Driejaar. Er waren dagen bij dat mijn in
tellectuele vermogens mijn verbeelding
niet konden bijhouden en het niet lukte.
Maar als het lukte, was het heerlijk. Ik ben
blij dat ik het schrijven nog heb ontdekt
op mijn leeftijd. Iets datje opwindt terwijl
je erbij kunt blijven zitten, dat is toch za
lig. Of niet?"
Was uw moeder ervan op de hoogte dat u
haar leven zou gaan beschrijven in dit
boek?
„O ja. dat wist ze. Ze zei me dat ik het
moest doen omdat ze de bescherming wil
de van iemand die haar kende, van ie
mand die betrokken was bij de schepping
van de legende in plaats van iemand die.
na vijf minuten met haar te hebben ge
sproken. naderhand overal liep rond te
bazuinen: 'Ik was een grote vriend van
Dietrich'. Ze wist dat dat soort opschep
pers zich zouden aandienen. Mensen die
hun boek een groot gewicht meegaven
door te zeggen dat ze Dietrich persoonlijk
hadden gekend."
Dagboeken
„Mijn moeder gaf me haar dagboeken, zo
wel die uit haar jeugd als uit haar laatste
levensdagen. Ze heeft me in Zwitserland,
waar ik een gedeelte van het jaar woon,
brieven gestuurd van alle mensen die haar
ooit iets hebben geschreven. En ook alle
brieven die zijzelf heeft geschreven. Door
het sturen van die brieven kon zij greep op
mijn leven houden. Als iemand je zijn ge
dachten stuurt en ook alle post die hij
krijgt en verstuurt, dringt hij binnen in je
leven Alleen al door het blote feit datje de
enveloppen moet openen en die gedach
ten eruit moet halen, moet je je met ie
mand bezighouden. Omdat mijn moeder
alles per expresse zond, moest die arme
postbode in Zwitserland soms uren door
de sneeuw ploegen om buiten de gebrui
kelijke uren de post op tijd te bezorgen.
Mijn moeder gebruikte reusachtige enve
loppen en daar stopte ze alles in wat maar
iets met haar te maken had. Veel fanmail
ook, met haar snijdende commentaar er
op. 'Dit is een dwaas'. 'Weer een gek'. Al
tijd was ze negatief, altijd had ze pijnlijke
opmerkingen. Ze verachtte haar fans."
„Nee. Zoiets zou een meisje van goede
komaf nooit zeggen. Mijn moeder zou heb
ben gezegd: 'Er is maar één persoon van
wie ik hou: Dietrich, Dietrich en Dietrich.'
Dietrich was haar plicht: de legende-Die-
trich was haar plicht. Ik haat generalisa
ties, maar het is waar: een zo grote plicht
sopvatting is een Teutoons trekje, typisch
Duits. Een plichtsopvatting als die van
Dietrich maakte de Wehrrnacht en de SS
mogelijk".
U zegt telkens Dietrich, niet 'mijn moe
der'...
„Ja, omdat Dietrich niet mijn moeder
was. Dietrich is de legende en ik ben de
biograaf van die legende. En van mijn ei
gen leven. Maar wij werkten alleen voor de
legende. We spraken 'aan het hof alleen
over 'Dietrich'. We zeiden nooit: 'Die jurk
moet je niet dragen, moeder'. We zeiden:
'Die jurk moet Dietrich niet dragen'."
'They're doing a Dietrich' is een uitdruk
king die gebruikt werd door veel mensen.
Als er iemand met zijn handen in zijn zak
ken en gekleed in een kostuum met een
witte das binnenkwam en met een om
floerste stem zei: 'O schat, je zou al de lelij
ke mensen die ik net ben tegengekomen
eens moeten zién' - dan is dat wat wij een
Dietrich noemen. Wij doen dat soms voor
de grap. Maar mijn moeder deed het con
stant. Ze kon niet loskomen van haar rol
als actrice. Katherine Hepburn kan naar
haar boerderij in New Hampshire gaan en
daar de telefoon opnemen met: 'Ja. met
Kate'. Dietrich kon dat niet. Ze nam de
telefoon al helemaal nooit zelf op. Als ze
hem toch om de een of andere reden eens
zou opnemen, zou ze zeggen: 'This is Mrs.
Dietrich'. Er was altijd een soort aristocra
tische afstand tussen haar en tussen wat
zij beschouwde als het gewone volk. Maar
het is wreed om de bewondering van het
gewone volk volledig te absorberen en die
mensen dan vervolgens af te wijzen. Ik
vond dat wreed."
Actrice
„Dietrich was in het dagelijkse leven ook
actrice, misschien nog wel een betere ac
trice dan op het witte doek. De legende die
ze was en wilde zijn. liet geen ruimte voor
een persoonlijk leven. Dat is droevig. Le
genden bestaan, maar mensen léven."
U schrijft nogal openhartig over het seks
leven van uw moeder. U zegt dat zij een
voorkeur had voor fellatio omdat ze dan
zelf het initiatief hield, de zaak beheerste.
Vindt u dat een dochter zoiets kan doen?
„Ho. ho, ik beschrijf nergens bedscènes. Ik
beschrijf alleen hoe zij tegen haar min
naars aankeek. Mijn moeder heeft een
hoop gemist. Alles was voor het werk, voor
de plicht, de plicht, de plicht..„(slaat met
haar vuist op tafel in een marstempo). Ik
denk wel eens dat haar emotionele ver
houdingen ook een vorm van plicht wa
ren. Dat mijn moeder dacht: omdat die
man van me houdt, daarom moet ik de
gene zijn van wie hij houdt. Ze vond het
haar plicht het spel mee te spelen binnen
het concept dat de man van hun liefde
had. Ze liet toe dat die man 'zijn ding in
haar stak' omdat hij anders weg zou gaan
of boos zou worden en het verhaaltje dan
niet meer verder ging. Maar veel plezier
heeft ze niet aan de seks beleefd. Ze had
een hoog-romantische, bijna meisjes-aeh-
tige opvatting van de liefde. Maneschijn,
violen, gedichtjes, ik hou van je, ik hou
van je...dat soort dingen."
Keek u binnen het gezin niet vreemd aan
tegen de biseksualiteit van uw moeder?
„In de jaren twintig in Berlijn was bisek
sualiteit niet schokkend. Dat kwam pas in
het puriteinse Amerika. Men was daar al
geschokt omdat mijn moeder broeken
droeg en mannenkostuums. Ze werd altijd
woedend als de pers beweerde dat zij de
eerste actrice was die in broek optrad. 'En
Zarah Leander dan en die dan!', schreeuw
de ze. En dan sloeg ze op de tafel en blafte
ze je met haar zware stem toe: 'Find me
the book, find me the book!' En als ze het
naslagwerk dan had ingekeken,
schreeuwde ze: 'Kijk eens! Zie je wel! Al in
1919 traden er vrouwen op in mannenkle
ding!'"
Zou u uw moeder in één korte zin kunnen
typeren?
„Een schitterende vrouw die het slachtof
fer is geworden van haar eigen schitte
ring."
Cees van Hoore
Marlène Dietrich regeerde haar wereld
als een koningin.
Altijd negatief dus? Ik heb de indruk dat
ze niet bepaald dol ivas op de menselijke
soort.
„Nee. zeker niet. Ik heb mijn moeder heel
wat lelijke dingen over mensen horen zeg
gen. Maar dat werd geaccepteerd, be
schouwd als een elegante Dietrich-opmer-
king. Maar de mensen keken nooit achter
die opmerking. Legenden kunnen soms de
wreedste dingen zeggen en daar wordt
dan naai' geluisterd. Die dingen worden
zelfs herhaald, omdat ze dan zogenaamd
zo grappig zouden zijn. En niemand zei:
'Beseffen jullie wel hoe lelijk en wreed dit
is?' Niemand keek onder de oppervlakte."
„Ik schaamde me er soms voor dat ik de
dochter was van iemand die dat kon doen.
En ik schaamde me ervoor dat mijn moe
der er ook nog zo gemakkelijk mee weg
kwam. Ik heb dit boek ook geschreven
omdat iedereen maar alles van haar ac
cepteerde."
„De wereld geeft legenden altijd 'carte'
blanche'. En dat is niet goed. Door te leven
Maria Riva: Dietrich is slachtoffer geworden van haar eigen schittering.
foto CeesZorn
in die leugenachtige wereld van Dietrich
heb ik een grote liefde voor de waarheid
ontwikkeld. Als je die 'gefabriceerde
werkelijkheid' moet accepteren om de
doodeenvoudige reden dat je de dochter
van Dietrich bent - dan leef je in een kleine
hel."
„Maar je moet niet vergeten: Hollywood
was een droomfabriek. En het publiek wil
de de dromen die daar werden gemaakt
dolgraag hebben. Tijdens de crisisjaren
rees de ster van Dietrich. Terwijl de men
sen diep in de misère zaten en geen nagels
hadden om aan hun gat te krabben, liet de
filmmaatschappij doodleuk weten dat
Dietrich elke dag een paar goudstukken
fijnmaalde om daarna het stofgoud over
haar haren uit te strooien. Alleen maar
omdat ze dan wat mooier glansden. Het
publiek sprak daar geen schande van, in
tegendeel, het publiek accepteerde dat.
Het wilde ontsnappen uit de eigen grauwe
werkelijkheid waarin elk dubbeltje moest
worden omgedraaid."
„Maar kinderen trappen daar niet in. Die
laten zich geen knollen voor citroenen ver
kopen. Kinderen hebben een instinct voor
de waarheid, een kind kun je niet bedon
deren. Als het een Duits kind is. zal dat
protest tegen die schijnwereld niet zo
gauw worden uitgesproken (cynisch lach
je)...maar het zal wel steeds sterker wor
den van binnen. En dan, terwijl het op
groeit, vertrouwt het niemand meer. Alles
is een leugen. Alle kinderen die opgroeien
in zo'n schijnwereld, niet alleen de kinde
ren van filmsterren, maar ook die van poli
tici. bij wie aan de buitenkant alles glan
zend is maar van binnen rot als een mis
pel. krijgen daar later moeilijkheden mee.
Zo'n leven laat littekens achter."
Is dit boek toch niet een wraakneming op
uiv moeder? In het laatste hoofdstuk be
schrijft u hoe zij baadt in haar eigen drek,
hoeveel zij drinkt. U had dat ook kunnen
verzwijgen.
„O nee, dit is geen wraakneming. De le
gende kun je niet vernietigen. Maar de le-
génde-Dietrich is wat anders dan de
vróuw-Dietrich. Want legende is legende
en menselijkheid is menselijkheid. Als ik
op 68-jarige leeftijd nog wraak zou willen
nemen, dan was ik er wel héél slecht aan
toe."
„Ik ben lange tijd regisseuse geweest, heb
aan de universiteit les gegeven. En dan
vroegen studenten me wel eens over een
bepaald karakter, over een bepaalde rol:
'Waarom kan die man niet van die vrouw
houden? Waarom is hij niet gelukkig in
zijn wereld? Komt het misschien omdat
zijn moeder hem te vroeg zindelijk heeft,
gemaakt?' Dat soort dingen, begrijpt u.
En dan zei ik: je kunt nietje leven lang je
vroege zindelijkheid de schuld blijven ge
ven van je moeilijkheden. Je moet zelf je
verantwoordelijkheden nemen, en niet
aan alles en iedereen de schuld blijven ge
ven van je frustraties en ongelukkige mo
menten."
Nam u al op vroege leeftijd verantwoorde
lijkheid?
„Ja. Maar dat hoorde erbij. De omgeving
waarin ik leefde was te vergelijken met het
hof, met het leven in hofkringen. Iedereen
aan dat hof was dienaar, geen bediende,
maar dienaar. Ik leefde in een omgeving
waarin iedereen boog als een knipmes,
waarin niemand sprak voordat er tegen
hem gesproken werd, waar niemand een
mening mocht hebben, tenzij het een me
ning was die de Koningin, het centrale ka
rakter, behaagde. Waarin iedereen wacht
te op de goedkeuring van Koningin Die
trich."
U spreekt het ivoord Koningin uit met een
wel zeer cynische ondertoon?
„Ja, dat klopt. Als je een koningin bent
door je schoonheid en dan onbeschaamd
gebruik maakt van je zogenaamde ko
ninklijkheid, heeft dat iets gevaarlijks. Zo
worden despoten gemaakt."
Was uiv moeders schoonheid haar nood
lot?
„Beslist. Ik denk dat als ze niet zo mooi
zou zijn geweest er een kans voor haar was
geweest om een aardig mens te worden. Ik
ben in mijn boek begonnen met de jeugd
van mijn moeder, met de dagboeken die ze
bijhield als kind. En daarin zie je al datje
te maken hebt met iemand die denkt dat
de wereld er is voor haar. Zij was er niet
voor de wereld, neen, de wereld was er
voor haar. Zij was de regerende koningin,
de leidende waarde. Op dertienjarige leef
tijd stond haar werkelijkheid al haaks op
de echte werkelijkheid. En dat is nooit
veranderd. De dagboeken die ze schreef
toen ze zestig was. hebben dezelfde toon
als die uit haar jeugd. Dat is gek, want de
meeste mensen veranderen toch wel tij
dens hun leven. Maar mijn moeder leefde
in een cocon van zelfbetrokkenheid. Daar
mee, zo denk ik. wilde ze zichzelf bescher
men."
Heeft uw moeder niet eens gezegd: 'There
are three persons I love: me, myself and
I'?
Zingen is Nederlands tweede vorm
van actieve vrijetijdsbesteding na
het voetballen. Het aantal koren loopt in
de duizenden, geen dorp of er wordt wel
op de een of andere manier gezamenlijk
gezongen. Desondanks kijken we wel
eens met jaloerse ogen naar met name
zuidelijke regio's, die een eigen muziek
vorm hebben, zoals sommige steden in
Portugal met de fadomuziek, het chan
son in delen van Frankrijk en niet te ver
geten de zangcultuur in het Verenigd
Koninkrijk. Wat moet je dan met 'Het
karretje dat op de zandweg reed'? Nee.
Nederland heeft veel liederen, maar hét
volkslied - even afgezien van het Wilhel
mus. de nationale hymne - ontbreekt.
De Nijmeegse historicus dr. Jozef' Vos
promoveerde onlangs op De spiegel der
volksziel, een 'onderzoek naar het volks
liedbegrip en cultuurpolitieke betrok
kenheid in het katholieke en socialisti-
sche jeugdidealisme tussen de twee we
reldoorlogen'. Hij heeft zich al sinds zijn
afstuderen in 1979 bezig gehouden met
volksliederen, vooral met het verzame
len van titels. Dat leidde eerder al tot een
dikke turf met veel bekende liedjes.
Vos koos voor zijn promotie een kwalita
tieve benadering. En hij begon met de
vraag: wat is dat, een volkslied? Iedereen
heeft daar zo zijn gedachten over, maar
een antwoord op de vraag wanneer een
lied 'volks' is, is er niet. Vos meent dat
het muziekgenre in Nederland en Vlaan
deren niet bestaat, maar het volkslied
wel, of liever nog, heeft bestaan.
Van een volkslied gaat een suggestieve
kracht uit. Maar wat is dat en wie spreekt
het aan? Vos legde de nadruk op het jeu-
didealisme tussen de wereldoorlogen.
Het volkslied nam daarin een belangrij
ke plaats in. Vooral in Noord-Nederland
is daar nog geen wetenschappelijk on
derzoek naar gedaan. Alleen aan het zin
gen binnen arbeidersbewegingen is door
bijvoorbeeld de historicus van de vakbe
weging, Ger Harmsen. wel enige aan
dacht besteed. Voor Vos alle reden om
zich het volkslied als specialiteit toe te
eigenen.
Hij keek niet zo veel naar de liederen
maar veel meer naar de verzamelaars en
de propagandisten van het volkslied. In
de vooroorlogse jeugdbewegingen wer
den volksliederen vooral gecomponeerd
door wat men spottend 'opvoedelaars
noemde. Er was weinig om op terug te
grijpen. Natuurlijk, wij hebben 'Onder
moeders paraplu' en 'Drie kleine kleuter
tjes'. maar dat is allemaal van recente
datum.
Opvoedelaars
Wat dreef nu die 'opvoedelaars' en wie
waren het? Vos: „Grote namen in het
jeugdidealisme waren Jop Pollmann en
Piet Tiggers, jongeren uit het arbeiders
milieu die de kweekschool hadden ge
volgd. Ze ontgroeiden hun oude milieu
en misten de aansluiting met de acade-
rpici. Ze gingen op zoek naar een eigen
identiteit en zochten die in de volks
kracht, gedreven door een schoonheids
gevoel en vaderlandsliefde. Ze zagen zich
als elite, die jongeren uit hun eigen mi
lieu dat gevoel bij konden brengen."
Bovendien was er een sterke romanti
sche 'terug naar de natuur" beweging,
een milde vorm van pantheïsme. Alleen
wat het 'volk' zelf had geproduceerd was
belangrijk. Volksliederen waren liederen
van het volk, het autonome lied. een
rechtstreeks produkt, van zijn diepste
zieleroerselen. De jeugdidealisten wil
den met die liederen de volkskracht
reactiveren, nieuwe normen en waarden
overbrengen om tegenwicht te bieden
aan het opkomende oppervlakkige pas
sieve vermaak.
Bij ontstentenis van een eigen volkslied
cultuur speelden de jeugdbewegingen
vooral leentjebuur bij de Duitsers. Die
vertaalde liedjes waren zo algemeen dat
ze overal voor te gebruiken waren. Vol
slagen anarchisten tot extreem-reactio
nairen zongen voor een groot deel dezelf
de liederen. De eigen liederen waren
zeldzaam. De socialisten hadden hun 'In
ternationale'. de Duitse nationaal-socia-
listen hadden het Horst Wessellied, maar
voor de rest was het allemaal uitwissel
baar.
Het jeugdidealisme was in de eerste ja
ren niet gebonden aan duidelijke stro
mingen. De kwekelingen waren op zoek
naar compensatie voor het verloren ge-
gane zelfbeeld' waardoor ze in een isole
ment waren geraakt. De verzuiling zagen
ze als iets tijdelijks, het Nederlandse
volk was in wezen een eenheid. Het was
een religieus zweverige beweging op
zoek naar een eigen ideologie, een oplos
sing voor de vermeende normloosheid,
voor het hele volk. Volksliederen waren
een spirituele wijze om het isolement te
doorbeken.
Volkskracht
Als het volk nu maar zijn eigen liederen
zong. dan zou de volkskracht weer terug
komen. Die illusie dat op eigen kracht te
kunnen, verloor men al snel en de jonge
idealisten zochten aansluiting bij de so
cialistische en katholieke jeugdbewegin
gen, de AJC en de Heemvaartbeweging.
Vooral binnen de AJC wisten Pollmann
en Tiggers een eigen plaats te verwerven.
Het al te zweverige maakte plaats voor
meer politiek realisme, zeker tijdens de
opkomst van het fascisme. Pollmann
wist met zijn Duitse familie heel goed
wat zich in Duitsland afspeelde.
„Het was natuurlijk vreemd dat men te
genover het fascisme juist kwam met
ideeén over een volksbeweging. In wezen
stelde men zich tegen het fascisme te
weer met creéren van een eigen volkscul
tuur. Het is nu moeilijk om die ontwikke
ling objectief te bestuderen. Onze kijk
wordt toch wel erg beïnvloed door wat in
de Tweede Wereldoorlog is gebeurd.
Daar kun je niet omheen. Het is nu een
maal een stap minder van het identifice
ren van jezelf en daarmee ook van de an
der, naar de destructie van de ander.
Maar je kunt de hele romantiek toch niet
afschilderen als voorbode van het fascis
me."
Bij de katholieke tak van de jeugdidea
listen, zoals de van origine roomse Poll
mann, overheerste natuurlijk ook het
corporatisme, het gezamenlijk de zaak
klaren. Maar dan moet er wel een saam
horigheidsgevoel zijn. Ondanks dat cor
poratisme, vindt Vos, dat slechts weini
gen van de jeugdbewegers tijdens de oor
log de fout in zijn gegaan. De beweging is
grotendeels verboden, voor zover de
Duitsers er geen gebruik van konden ma
ken.
Elite
Na de bevrijding gingen de idealisten on
middellijk weer aan de slag. Het Natio
naal Instituut, de culturele tak van de
Doorbraakbeweging zag het licht. Dat
was evenwel van korte duur. Na een jaar
was het instituut al ter ziele. Pollmann
en Tiggers hadden meer succes met hun
eigen stichting 'Van eigen volk'. Poll
mann. de theoreticus, kon zelfs zijn baan
opzeggen en stortte zich op het geven
cursussen in de volksmuziek en was
daarmee weer terug bij het oude ideaal:
een kleine elite die normen en waarden
doorgeeft aan het volk.
Tiggers en Pollmann gaven een bundel
uit die tussen 1952 en 1956 negentien
drukken beleefde. Toen was het einde
evenwel al in zicht. In het midden van de
jaren vijftig kwam de omslag. De door
braak was niet gekomen, de veramerika
nisering van de muziekcultuur nam
hand over hand toe. De protestgeneratie
zette zich een decennium later af tegen
liederen - 'zo perfect kweekschoolachtig
gezongen' - als 'Zeg kwezelken wildet gij
dansen'.
Even rijst de vraag waarom de protes
tanten geen onderwerp van het onder
zoek waren. Volgens Vos is dat wel te ver
klaren uit het zelf gezochte isolement
van de calvinisten, waarin het profane
lied minder goed pastte. Bovendien had
men grote hoeveelheid eigen liederen in
de psalmen en gezangen. Voor het huis-
tuin-en-keukengebruik was er de bundel
van Johannes de Heer. Overigens is daar
ook flink de klad in gekomen.
Sociaal
Maar, zo merkt Vos op. er wordt nog
steeds veel gezongen, ontzettend veel
zelfs. Alleen is het vergeefs zoeken naar
een ideologie. De cursussen zijn onderge
bracht bij muziekscholen, er is de stich
ting Huismuziek. Maar het zingen heeft
alleen nog een sociale functie, het gaat
erom met een bepaalde groep mensen sa
men iets te doen. En dan staat muziek
toch wat hoger aangeschreven dan voet
bal.
Vos keert terug naar het onderzoek van
de volksliederen: „Je moet eigenlijk niet
meer over het volkslied praten. Je zou
liedboekjes kunnen onderzoeken, niet
zozeer op wat erin staat, maar veel meer
naar wie ze gebruikten en welke liederen
ze zongen. Het 'ezelsoren' onderzoek."
Hij haalt zo'n bekend rood, veel gebruikt
liedboekje uit de kast. Met plakband zit
'Zeg kwezelken' vastgeplakt. „Zuster
Maria, had zo haar favorieten," conclu
deert Vos.
Vos heeft zijn proefschrift in eigen beheer
uitgegeven.
Nico Hylkema