Ik leefde in een wereld van dienaars Het kwezelken danst niet meer Maria Riva over moeder Dietrich vrije tijd ZATERDAG 30 JANUARI 1993 sbw30 Volksliederen Wie de publicaties over Marlène Dietrich erop naslaat, krijgt de indruk dat elke zucht die de diva ooit heeft geslaakt al is opgetekend. Uitvoerig beschreven zijn haar verhoudingen met de grote sterren van het witte doek, zoals Jean Gabin, Gary Cooper en Maurice Chevalier. En natuurlijk met de man die haar met de film Der blaue Engel heeft gemaakt tot de legende die Dietrich werd: de geniale regisseur Josef von Sternberg. Moet daar nog een boek aan worden toegevoegd?, zo kun je je afvragen. Maria Riva (68) vond van wel. Zij is de enige dochter van Marlène Dietrich en heeft een vuistdik epistel geschreven over haar moeder onder de titel Dietrich, mijn moeder. Onlangs verscheen het in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Luitingh- Sijthoff. Een dam in de stroom van leugens over Dietrich. Een onthutsend en eerlijk boek. Allereerst zijn er de met veel talent gepresenteerde feitelijke gegevens. Maar daaronder bevindt zich een onderstroom van verdriet, verwijten en kwaadheid. Verborgen blijven die gevoelens. Maar voor wie goed leest niet lang. Het is als met een bevroren rivier: soms, ineens, zie je het donkere water. Maria Riva mag dan wat uiterlijk be treft lijken op haar moeder, diva-nei gingen zijn haar vreemd. Ze is een sympa thieke, soms hartstochtelijk-emstige, soms uiterst humoristische persoonlijk heid. Af en toe zeer cynisch, zoals wanneer haar zoon zegt dat hij de rinkelende tele foon wel zal opnemen omdat het toch waarschijnlijk voor hem is en zij ant woordt met: 'Of course it's for you, big agent!' Maria Riva werd in 1924 in Berlijn geboren als de dochter van Marlène Dietrich en Rudolph Siebel. Toen de ster van Dietrich in Amerika begon te rijzen, liet de actrice de kleine Maria overkomen naar Holly wood. Al sinds lange tijd is Maria Riva nu Amerikaans staatsburger Ze werkte als regisseuse en actrice voor de televisie en is getrouwd met de decorontwerper William Riva. Ze is moeder van vier zoons. De schrijfster praat zoals ze schrijft. Ui terst bloemrijk en beeldend. Aan stof geen gebrek. Uitspraken worden soms onder streept met felle handgebaren. Af en toe sidderen de koffiekopjes op het tafeltje in de luxueuze suite van het Amsterdamse Pulitzer Hotel onder haar vuistslag. Hoe lang heeft u over het boek gedaan? „Driejaar. Er waren dagen bij dat mijn in tellectuele vermogens mijn verbeelding niet konden bijhouden en het niet lukte. Maar als het lukte, was het heerlijk. Ik ben blij dat ik het schrijven nog heb ontdekt op mijn leeftijd. Iets datje opwindt terwijl je erbij kunt blijven zitten, dat is toch za lig. Of niet?" Was uw moeder ervan op de hoogte dat u haar leven zou gaan beschrijven in dit boek? „O ja. dat wist ze. Ze zei me dat ik het moest doen omdat ze de bescherming wil de van iemand die haar kende, van ie mand die betrokken was bij de schepping van de legende in plaats van iemand die. na vijf minuten met haar te hebben ge sproken. naderhand overal liep rond te bazuinen: 'Ik was een grote vriend van Dietrich'. Ze wist dat dat soort opschep pers zich zouden aandienen. Mensen die hun boek een groot gewicht meegaven door te zeggen dat ze Dietrich persoonlijk hadden gekend." Dagboeken „Mijn moeder gaf me haar dagboeken, zo wel die uit haar jeugd als uit haar laatste levensdagen. Ze heeft me in Zwitserland, waar ik een gedeelte van het jaar woon, brieven gestuurd van alle mensen die haar ooit iets hebben geschreven. En ook alle brieven die zijzelf heeft geschreven. Door het sturen van die brieven kon zij greep op mijn leven houden. Als iemand je zijn ge dachten stuurt en ook alle post die hij krijgt en verstuurt, dringt hij binnen in je leven Alleen al door het blote feit datje de enveloppen moet openen en die gedach ten eruit moet halen, moet je je met ie mand bezighouden. Omdat mijn moeder alles per expresse zond, moest die arme postbode in Zwitserland soms uren door de sneeuw ploegen om buiten de gebrui kelijke uren de post op tijd te bezorgen. Mijn moeder gebruikte reusachtige enve loppen en daar stopte ze alles in wat maar iets met haar te maken had. Veel fanmail ook, met haar snijdende commentaar er op. 'Dit is een dwaas'. 'Weer een gek'. Al tijd was ze negatief, altijd had ze pijnlijke opmerkingen. Ze verachtte haar fans." „Nee. Zoiets zou een meisje van goede komaf nooit zeggen. Mijn moeder zou heb ben gezegd: 'Er is maar één persoon van wie ik hou: Dietrich, Dietrich en Dietrich.' Dietrich was haar plicht: de legende-Die- trich was haar plicht. Ik haat generalisa ties, maar het is waar: een zo grote plicht sopvatting is een Teutoons trekje, typisch Duits. Een plichtsopvatting als die van Dietrich maakte de Wehrrnacht en de SS mogelijk". U zegt telkens Dietrich, niet 'mijn moe der'... „Ja, omdat Dietrich niet mijn moeder was. Dietrich is de legende en ik ben de biograaf van die legende. En van mijn ei gen leven. Maar wij werkten alleen voor de legende. We spraken 'aan het hof alleen over 'Dietrich'. We zeiden nooit: 'Die jurk moet je niet dragen, moeder'. We zeiden: 'Die jurk moet Dietrich niet dragen'." 'They're doing a Dietrich' is een uitdruk king die gebruikt werd door veel mensen. Als er iemand met zijn handen in zijn zak ken en gekleed in een kostuum met een witte das binnenkwam en met een om floerste stem zei: 'O schat, je zou al de lelij ke mensen die ik net ben tegengekomen eens moeten zién' - dan is dat wat wij een Dietrich noemen. Wij doen dat soms voor de grap. Maar mijn moeder deed het con stant. Ze kon niet loskomen van haar rol als actrice. Katherine Hepburn kan naar haar boerderij in New Hampshire gaan en daar de telefoon opnemen met: 'Ja. met Kate'. Dietrich kon dat niet. Ze nam de telefoon al helemaal nooit zelf op. Als ze hem toch om de een of andere reden eens zou opnemen, zou ze zeggen: 'This is Mrs. Dietrich'. Er was altijd een soort aristocra tische afstand tussen haar en tussen wat zij beschouwde als het gewone volk. Maar het is wreed om de bewondering van het gewone volk volledig te absorberen en die mensen dan vervolgens af te wijzen. Ik vond dat wreed." Actrice „Dietrich was in het dagelijkse leven ook actrice, misschien nog wel een betere ac trice dan op het witte doek. De legende die ze was en wilde zijn. liet geen ruimte voor een persoonlijk leven. Dat is droevig. Le genden bestaan, maar mensen léven." U schrijft nogal openhartig over het seks leven van uw moeder. U zegt dat zij een voorkeur had voor fellatio omdat ze dan zelf het initiatief hield, de zaak beheerste. Vindt u dat een dochter zoiets kan doen? „Ho. ho, ik beschrijf nergens bedscènes. Ik beschrijf alleen hoe zij tegen haar min naars aankeek. Mijn moeder heeft een hoop gemist. Alles was voor het werk, voor de plicht, de plicht, de plicht..„(slaat met haar vuist op tafel in een marstempo). Ik denk wel eens dat haar emotionele ver houdingen ook een vorm van plicht wa ren. Dat mijn moeder dacht: omdat die man van me houdt, daarom moet ik de gene zijn van wie hij houdt. Ze vond het haar plicht het spel mee te spelen binnen het concept dat de man van hun liefde had. Ze liet toe dat die man 'zijn ding in haar stak' omdat hij anders weg zou gaan of boos zou worden en het verhaaltje dan niet meer verder ging. Maar veel plezier heeft ze niet aan de seks beleefd. Ze had een hoog-romantische, bijna meisjes-aeh- tige opvatting van de liefde. Maneschijn, violen, gedichtjes, ik hou van je, ik hou van je...dat soort dingen." Keek u binnen het gezin niet vreemd aan tegen de biseksualiteit van uw moeder? „In de jaren twintig in Berlijn was bisek sualiteit niet schokkend. Dat kwam pas in het puriteinse Amerika. Men was daar al geschokt omdat mijn moeder broeken droeg en mannenkostuums. Ze werd altijd woedend als de pers beweerde dat zij de eerste actrice was die in broek optrad. 'En Zarah Leander dan en die dan!', schreeuw de ze. En dan sloeg ze op de tafel en blafte ze je met haar zware stem toe: 'Find me the book, find me the book!' En als ze het naslagwerk dan had ingekeken, schreeuwde ze: 'Kijk eens! Zie je wel! Al in 1919 traden er vrouwen op in mannenkle ding!'" Zou u uw moeder in één korte zin kunnen typeren? „Een schitterende vrouw die het slachtof fer is geworden van haar eigen schitte ring." Cees van Hoore Marlène Dietrich regeerde haar wereld als een koningin. Altijd negatief dus? Ik heb de indruk dat ze niet bepaald dol ivas op de menselijke soort. „Nee. zeker niet. Ik heb mijn moeder heel wat lelijke dingen over mensen horen zeg gen. Maar dat werd geaccepteerd, be schouwd als een elegante Dietrich-opmer- king. Maar de mensen keken nooit achter die opmerking. Legenden kunnen soms de wreedste dingen zeggen en daar wordt dan naai' geluisterd. Die dingen worden zelfs herhaald, omdat ze dan zogenaamd zo grappig zouden zijn. En niemand zei: 'Beseffen jullie wel hoe lelijk en wreed dit is?' Niemand keek onder de oppervlakte." „Ik schaamde me er soms voor dat ik de dochter was van iemand die dat kon doen. En ik schaamde me ervoor dat mijn moe der er ook nog zo gemakkelijk mee weg kwam. Ik heb dit boek ook geschreven omdat iedereen maar alles van haar ac cepteerde." „De wereld geeft legenden altijd 'carte' blanche'. En dat is niet goed. Door te leven Maria Riva: Dietrich is slachtoffer geworden van haar eigen schittering. foto CeesZorn in die leugenachtige wereld van Dietrich heb ik een grote liefde voor de waarheid ontwikkeld. Als je die 'gefabriceerde werkelijkheid' moet accepteren om de doodeenvoudige reden dat je de dochter van Dietrich bent - dan leef je in een kleine hel." „Maar je moet niet vergeten: Hollywood was een droomfabriek. En het publiek wil de de dromen die daar werden gemaakt dolgraag hebben. Tijdens de crisisjaren rees de ster van Dietrich. Terwijl de men sen diep in de misère zaten en geen nagels hadden om aan hun gat te krabben, liet de filmmaatschappij doodleuk weten dat Dietrich elke dag een paar goudstukken fijnmaalde om daarna het stofgoud over haar haren uit te strooien. Alleen maar omdat ze dan wat mooier glansden. Het publiek sprak daar geen schande van, in tegendeel, het publiek accepteerde dat. Het wilde ontsnappen uit de eigen grauwe werkelijkheid waarin elk dubbeltje moest worden omgedraaid." „Maar kinderen trappen daar niet in. Die laten zich geen knollen voor citroenen ver kopen. Kinderen hebben een instinct voor de waarheid, een kind kun je niet bedon deren. Als het een Duits kind is. zal dat protest tegen die schijnwereld niet zo gauw worden uitgesproken (cynisch lach je)...maar het zal wel steeds sterker wor den van binnen. En dan, terwijl het op groeit, vertrouwt het niemand meer. Alles is een leugen. Alle kinderen die opgroeien in zo'n schijnwereld, niet alleen de kinde ren van filmsterren, maar ook die van poli tici. bij wie aan de buitenkant alles glan zend is maar van binnen rot als een mis pel. krijgen daar later moeilijkheden mee. Zo'n leven laat littekens achter." Is dit boek toch niet een wraakneming op uiv moeder? In het laatste hoofdstuk be schrijft u hoe zij baadt in haar eigen drek, hoeveel zij drinkt. U had dat ook kunnen verzwijgen. „O nee, dit is geen wraakneming. De le gende kun je niet vernietigen. Maar de le- génde-Dietrich is wat anders dan de vróuw-Dietrich. Want legende is legende en menselijkheid is menselijkheid. Als ik op 68-jarige leeftijd nog wraak zou willen nemen, dan was ik er wel héél slecht aan toe." „Ik ben lange tijd regisseuse geweest, heb aan de universiteit les gegeven. En dan vroegen studenten me wel eens over een bepaald karakter, over een bepaalde rol: 'Waarom kan die man niet van die vrouw houden? Waarom is hij niet gelukkig in zijn wereld? Komt het misschien omdat zijn moeder hem te vroeg zindelijk heeft, gemaakt?' Dat soort dingen, begrijpt u. En dan zei ik: je kunt nietje leven lang je vroege zindelijkheid de schuld blijven ge ven van je moeilijkheden. Je moet zelf je verantwoordelijkheden nemen, en niet aan alles en iedereen de schuld blijven ge ven van je frustraties en ongelukkige mo menten." Nam u al op vroege leeftijd verantwoorde lijkheid? „Ja. Maar dat hoorde erbij. De omgeving waarin ik leefde was te vergelijken met het hof, met het leven in hofkringen. Iedereen aan dat hof was dienaar, geen bediende, maar dienaar. Ik leefde in een omgeving waarin iedereen boog als een knipmes, waarin niemand sprak voordat er tegen hem gesproken werd, waar niemand een mening mocht hebben, tenzij het een me ning was die de Koningin, het centrale ka rakter, behaagde. Waarin iedereen wacht te op de goedkeuring van Koningin Die trich." U spreekt het ivoord Koningin uit met een wel zeer cynische ondertoon? „Ja, dat klopt. Als je een koningin bent door je schoonheid en dan onbeschaamd gebruik maakt van je zogenaamde ko ninklijkheid, heeft dat iets gevaarlijks. Zo worden despoten gemaakt." Was uiv moeders schoonheid haar nood lot? „Beslist. Ik denk dat als ze niet zo mooi zou zijn geweest er een kans voor haar was geweest om een aardig mens te worden. Ik ben in mijn boek begonnen met de jeugd van mijn moeder, met de dagboeken die ze bijhield als kind. En daarin zie je al datje te maken hebt met iemand die denkt dat de wereld er is voor haar. Zij was er niet voor de wereld, neen, de wereld was er voor haar. Zij was de regerende koningin, de leidende waarde. Op dertienjarige leef tijd stond haar werkelijkheid al haaks op de echte werkelijkheid. En dat is nooit veranderd. De dagboeken die ze schreef toen ze zestig was. hebben dezelfde toon als die uit haar jeugd. Dat is gek, want de meeste mensen veranderen toch wel tij dens hun leven. Maar mijn moeder leefde in een cocon van zelfbetrokkenheid. Daar mee, zo denk ik. wilde ze zichzelf bescher men." Heeft uw moeder niet eens gezegd: 'There are three persons I love: me, myself and I'? Zingen is Nederlands tweede vorm van actieve vrijetijdsbesteding na het voetballen. Het aantal koren loopt in de duizenden, geen dorp of er wordt wel op de een of andere manier gezamenlijk gezongen. Desondanks kijken we wel eens met jaloerse ogen naar met name zuidelijke regio's, die een eigen muziek vorm hebben, zoals sommige steden in Portugal met de fadomuziek, het chan son in delen van Frankrijk en niet te ver geten de zangcultuur in het Verenigd Koninkrijk. Wat moet je dan met 'Het karretje dat op de zandweg reed'? Nee. Nederland heeft veel liederen, maar hét volkslied - even afgezien van het Wilhel mus. de nationale hymne - ontbreekt. De Nijmeegse historicus dr. Jozef' Vos promoveerde onlangs op De spiegel der volksziel, een 'onderzoek naar het volks liedbegrip en cultuurpolitieke betrok kenheid in het katholieke en socialisti- sche jeugdidealisme tussen de twee we reldoorlogen'. Hij heeft zich al sinds zijn afstuderen in 1979 bezig gehouden met volksliederen, vooral met het verzame len van titels. Dat leidde eerder al tot een dikke turf met veel bekende liedjes. Vos koos voor zijn promotie een kwalita tieve benadering. En hij begon met de vraag: wat is dat, een volkslied? Iedereen heeft daar zo zijn gedachten over, maar een antwoord op de vraag wanneer een lied 'volks' is, is er niet. Vos meent dat het muziekgenre in Nederland en Vlaan deren niet bestaat, maar het volkslied wel, of liever nog, heeft bestaan. Van een volkslied gaat een suggestieve kracht uit. Maar wat is dat en wie spreekt het aan? Vos legde de nadruk op het jeu- didealisme tussen de wereldoorlogen. Het volkslied nam daarin een belangrij ke plaats in. Vooral in Noord-Nederland is daar nog geen wetenschappelijk on derzoek naar gedaan. Alleen aan het zin gen binnen arbeidersbewegingen is door bijvoorbeeld de historicus van de vakbe weging, Ger Harmsen. wel enige aan dacht besteed. Voor Vos alle reden om zich het volkslied als specialiteit toe te eigenen. Hij keek niet zo veel naar de liederen maar veel meer naar de verzamelaars en de propagandisten van het volkslied. In de vooroorlogse jeugdbewegingen wer den volksliederen vooral gecomponeerd door wat men spottend 'opvoedelaars noemde. Er was weinig om op terug te grijpen. Natuurlijk, wij hebben 'Onder moeders paraplu' en 'Drie kleine kleuter tjes'. maar dat is allemaal van recente datum. Opvoedelaars Wat dreef nu die 'opvoedelaars' en wie waren het? Vos: „Grote namen in het jeugdidealisme waren Jop Pollmann en Piet Tiggers, jongeren uit het arbeiders milieu die de kweekschool hadden ge volgd. Ze ontgroeiden hun oude milieu en misten de aansluiting met de acade- rpici. Ze gingen op zoek naar een eigen identiteit en zochten die in de volks kracht, gedreven door een schoonheids gevoel en vaderlandsliefde. Ze zagen zich als elite, die jongeren uit hun eigen mi lieu dat gevoel bij konden brengen." Bovendien was er een sterke romanti sche 'terug naar de natuur" beweging, een milde vorm van pantheïsme. Alleen wat het 'volk' zelf had geproduceerd was belangrijk. Volksliederen waren liederen van het volk, het autonome lied. een rechtstreeks produkt, van zijn diepste zieleroerselen. De jeugdidealisten wil den met die liederen de volkskracht reactiveren, nieuwe normen en waarden overbrengen om tegenwicht te bieden aan het opkomende oppervlakkige pas sieve vermaak. Bij ontstentenis van een eigen volkslied cultuur speelden de jeugdbewegingen vooral leentjebuur bij de Duitsers. Die vertaalde liedjes waren zo algemeen dat ze overal voor te gebruiken waren. Vol slagen anarchisten tot extreem-reactio nairen zongen voor een groot deel dezelf de liederen. De eigen liederen waren zeldzaam. De socialisten hadden hun 'In ternationale'. de Duitse nationaal-socia- listen hadden het Horst Wessellied, maar voor de rest was het allemaal uitwissel baar. Het jeugdidealisme was in de eerste ja ren niet gebonden aan duidelijke stro mingen. De kwekelingen waren op zoek naar compensatie voor het verloren ge- gane zelfbeeld' waardoor ze in een isole ment waren geraakt. De verzuiling zagen ze als iets tijdelijks, het Nederlandse volk was in wezen een eenheid. Het was een religieus zweverige beweging op zoek naar een eigen ideologie, een oplos sing voor de vermeende normloosheid, voor het hele volk. Volksliederen waren een spirituele wijze om het isolement te doorbeken. Volkskracht Als het volk nu maar zijn eigen liederen zong. dan zou de volkskracht weer terug komen. Die illusie dat op eigen kracht te kunnen, verloor men al snel en de jonge idealisten zochten aansluiting bij de so cialistische en katholieke jeugdbewegin gen, de AJC en de Heemvaartbeweging. Vooral binnen de AJC wisten Pollmann en Tiggers een eigen plaats te verwerven. Het al te zweverige maakte plaats voor meer politiek realisme, zeker tijdens de opkomst van het fascisme. Pollmann wist met zijn Duitse familie heel goed wat zich in Duitsland afspeelde. „Het was natuurlijk vreemd dat men te genover het fascisme juist kwam met ideeén over een volksbeweging. In wezen stelde men zich tegen het fascisme te weer met creéren van een eigen volkscul tuur. Het is nu moeilijk om die ontwikke ling objectief te bestuderen. Onze kijk wordt toch wel erg beïnvloed door wat in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Daar kun je niet omheen. Het is nu een maal een stap minder van het identifice ren van jezelf en daarmee ook van de an der, naar de destructie van de ander. Maar je kunt de hele romantiek toch niet afschilderen als voorbode van het fascis me." Bij de katholieke tak van de jeugdidea listen, zoals de van origine roomse Poll mann, overheerste natuurlijk ook het corporatisme, het gezamenlijk de zaak klaren. Maar dan moet er wel een saam horigheidsgevoel zijn. Ondanks dat cor poratisme, vindt Vos, dat slechts weini gen van de jeugdbewegers tijdens de oor log de fout in zijn gegaan. De beweging is grotendeels verboden, voor zover de Duitsers er geen gebruik van konden ma ken. Elite Na de bevrijding gingen de idealisten on middellijk weer aan de slag. Het Natio naal Instituut, de culturele tak van de Doorbraakbeweging zag het licht. Dat was evenwel van korte duur. Na een jaar was het instituut al ter ziele. Pollmann en Tiggers hadden meer succes met hun eigen stichting 'Van eigen volk'. Poll mann. de theoreticus, kon zelfs zijn baan opzeggen en stortte zich op het geven cursussen in de volksmuziek en was daarmee weer terug bij het oude ideaal: een kleine elite die normen en waarden doorgeeft aan het volk. Tiggers en Pollmann gaven een bundel uit die tussen 1952 en 1956 negentien drukken beleefde. Toen was het einde evenwel al in zicht. In het midden van de jaren vijftig kwam de omslag. De door braak was niet gekomen, de veramerika nisering van de muziekcultuur nam hand over hand toe. De protestgeneratie zette zich een decennium later af tegen liederen - 'zo perfect kweekschoolachtig gezongen' - als 'Zeg kwezelken wildet gij dansen'. Even rijst de vraag waarom de protes tanten geen onderwerp van het onder zoek waren. Volgens Vos is dat wel te ver klaren uit het zelf gezochte isolement van de calvinisten, waarin het profane lied minder goed pastte. Bovendien had men grote hoeveelheid eigen liederen in de psalmen en gezangen. Voor het huis- tuin-en-keukengebruik was er de bundel van Johannes de Heer. Overigens is daar ook flink de klad in gekomen. Sociaal Maar, zo merkt Vos op. er wordt nog steeds veel gezongen, ontzettend veel zelfs. Alleen is het vergeefs zoeken naar een ideologie. De cursussen zijn onderge bracht bij muziekscholen, er is de stich ting Huismuziek. Maar het zingen heeft alleen nog een sociale functie, het gaat erom met een bepaalde groep mensen sa men iets te doen. En dan staat muziek toch wat hoger aangeschreven dan voet bal. Vos keert terug naar het onderzoek van de volksliederen: „Je moet eigenlijk niet meer over het volkslied praten. Je zou liedboekjes kunnen onderzoeken, niet zozeer op wat erin staat, maar veel meer naar wie ze gebruikten en welke liederen ze zongen. Het 'ezelsoren' onderzoek." Hij haalt zo'n bekend rood, veel gebruikt liedboekje uit de kast. Met plakband zit 'Zeg kwezelken' vastgeplakt. „Zuster Maria, had zo haar favorieten," conclu deert Vos. Vos heeft zijn proefschrift in eigen beheer uitgegeven. Nico Hylkema

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 30