Beeld van een luie generatie Zoals je kunt vissen zonder haak Verwante zielen in een dagboek PZC Ad van Iterson Sprankelend maar inhoudsloos werk P F F kunst cultuur 16 Verhalen van Atte Jongstra VRIJDAG 15 JANUARI 1993 De bundel Een hoofd vol fruit van Ad var Iterson heeft heel wat aantrekkelijks. Niet omdat de personages die in de negen verhalen optreden interessant zijn. Niet omdat de gebeurtenissen waarover wordt verteld schokkend zijn. Het is de weerbarstige schrijftrant, het zijn de snelle karakteristieken, de schijnbaar loszinnig ingevoegde opmerkingen die ertoe doen. Hier is een satiricus aan het woord die lacht om zijn personages en hun tragiek onderkent. Van Iterson, zelf een man van veertig, heeft het vooral over mensen van zijn generatie en veel van hen hebben gestudeerd, filoso fie/theologie, gedragswetenschap pen, economie Er is een mishan delde vrouw die goede werken ver richt en over de eeuwen heen ver liefd wordt op Spinoza. Er is ook een rij-instructeur zonder intellec tuele belangstelling en er is een wonderlijke maker van objecten". Maar de toon van het boek is intel lectueel. zoals al blijkt uit de eerste zin van het eerste verhaal: „Ik ben een quiëtist, zei Olie". Hij zegt het met zelfspot. Zou deze verhalenbundel het por tret van een generatie zijn? Van zelfsprekend in zekere zin. Genera tiegenoten kunnen zijn opgegroeid in verschillende persoonlijke om standigheden, de wereld erom heen is voor hen dezelfde. Het is de wereld van de verzorgingsstaat. En van werkloosheid. Twee van Van Itersons geleerden kunnen geen baan vinden. Dat komt ten dele door hun inertie of hun specia lisme. en het is toch ook typerend voor de tijd. Wat deze mensen kenmerkt is emotionele luiheid. Ze zijn veertig en lijken het leven al achter de mg te hebben, de een omdat hij mis lukt is, de ander omdat hij het zo goed heeft. Een van hen denkt over zijn vrouw en kind: „Waarom ga jij er niet met Louise vandoor en stort, mij in de miserie? Hoe kan ik me delijden met mezelf hebben als ik altijd maar gelukkig ben? Jij mis gunt een man zijn zelfmedelijden." Het mooie van Van Itersons notitie is dat die man, verwend door ge luk. in zijn kleine verwijt denkt aan een andere vorm van verwennerij, zelfmedelijden. Dat hij iets nieuws zou kunnen ondernemen in een tragische situatie komt zelfs niet bij hem op. Het eerste verhaal. 'De vrouw met de koffer', is het zieligst. Olie, die zich dus voor de grap quiëtist noemt, van een heel duldzaam, mystiek geloof, is afgestudeerd theoloog, sinds tien jaar werkloos. Hij koopt wetenschappelijke filo sofische. theologische werken van voor 1900. die hij niet leest, heeft een vrouw die werkt en een kind verwacht, en ten onrechte een uit kering. Hij en zijn vrouw zijn bang dat ze als fraudeurs betrapt wor den en doen niet open wanneer een vrouw in een hostess-uniform bij Ad van Iterson: Opeens prachtige fragmenten. hen aanbelt. Het blijkt iemand te zijn van de Felicitatiedienst. met babyspullen in haar koffer. We mo gen aannemen dat Olie zijn leven lang werkloos zal blijven en gym- nasiaal-studentikoze woordgrap jes maken. Documentalist Minder zielig is de jonge geleerde' die niets anders wil dan onderzoe ken, zich documenteren en geen enkel oog heeft voor de dingen om hem heen. Hij komt in een zonder linge situatie wanneer hij zich als documentalist laat aanstellen door een flamboyante journaliste, gespecialiseerd in 'het eten van grote mannen'. Ook hij. mag men aannemen, zal nooit een baan krij gen... Een van de negen verhalen eindigt gewelddadig. Frustratie over te veel liefde en geluk brengt een man ertoe zijn geliefde door zijn bouvier te laten verminken. Die man. zo blijkt uit het verhaal, was allang zeer zonderling. In het algemeen schikken de mensen zich in hun behaaglijkheid en hun seksuele bevrediging. Er is nog een ander paar waarmee het slecht afloopt. Van Iterson doet niet z'n best om mooi te schrijven, hij houdt zijn stijl droog. Wanneer de geschiede nis banaal is - uitstapje met pa en ma van een hooggeleerd echtpaar, in de Ardennen -is dat bedrieglijk. Ineens word je opgeschrikt door een prachtig fragment. De jonge vrouw denkt over de conversatie die zij met haar schoonmoeder zal moeten voeren: „Dit weekend be tekende ook dertig keer zestig mi- foto NelisTutkey nuten langs elkaar heen praten met ma. Als er iets ter sprake kwam verkeersdrempels of dek bedovertrekken of bavarois was het alsof ma ogenblikkelijk positie koos aan de andere kant van het woord. Alleen het woord zelf bleef dan als gemeenschappelijk ele ment in de conversatie over." Er staat vrij veel gelijkwaardigs in de verhalen. Zo weet de hopeloos rationele intellectueel Isaak zijn kritiek op Freud samen te vatten: „Freuds theoriën zijn niet te weer leggen. Ze kloppen altijd en daar om kloppen ze niet en daarom klopt die man niet." Alfred Kossmann Ad van Iterson. Een hoofd vol fruit I Uit geverij L. J. Veen. Amsterdam!Anhcer- penf24,90 Atte Jongstra (geb. 1956) is een van de merkwaardigste schrijvers dit onze literatuur tegenwoordig rijk is. Dat bewees hij al in De psychologie van de zwavel en in Groente. Onlangs verscheen van hem de bundel Cicerone met verhalen die nergens vandaan komen en nergens naar toe gaan. Een van de dertien verhalen uit Atte Jongstra's nieuwe boek Cicerone bevat 'noten bij een boek dat ik ooit uitleende'. Het verhaal is getiteld 'Hengelen naar de kern' en bestaat slechts uit aantekeningen bij een hoogst curieus werk The Complete Ang ler (1653) van Izaak Walton, later bewerkt door Charles Cotton. „Het zoveelste voorbeeld hoe een praktisch boekje vol adviezen ter raadpleging aan de waterkant langzamerhand kan uitgroeien tot een moeilijk controleerbare compilatie van eigen gedachten en andermans mooie verhalen", laat Jongstra weten. Over de bewerker van het vis- sersboek tekent hij onder meer aan: „Hoe vaak heeft hij zelfs die ene haak nog weggelaten?" Zoals je kunt vissen zonder haak, zo maar, zonder iets te willen van gen, kan men ook de literatuur beoefenen. Een schrijver kan ein deloos omwegen bewandelen, zonder een bestemming te willen bereiken. Jongstra is zo'n schrij ver. In Cicerone vindt men tal van opmerkingen die als een der gelijk program gelezen mogen worden. Waar men over vertelt doet er niet toe. meent een van de ver haalfiguren: „Het mag nachtvlie gerij betreffen, inplant van var kenshaar. de stroomsnelheid van kunstmatige rivieren of de cilin derinhoud van een wankelmotor: het is maar watje ervan maakt." Er zijn meer schrijvers die net als Jongstra boeken willen maken die even fragmentarisch zijn als het leven zelf. Postmodernisme is de term die in dit verband dik wijls valt. Verschillende van deze auteurs die gestroomlijnde ver halen afwijzen, die allerlei genres vermengen, die zich gretig over geven aan literaire spelen pu bliceren in het tijdschrift Opti ma. Daar zijn enkele jonge schrij vers bij. maar bijvoorbeeld ook Willem Brakman werkt regelma tig aan het blad mee. Aantrekkelijk Ik moet zeggen dat ik het een aantrekkelijk soort literatuur vind - mijn prozaboek Demetrios (1976) is ook een experiment in deze richting. Maar ik kan me aan de andere kant voorstellen dat veel lezers zich ergeren aan boeken waarin de waarheid ein deloos omcirkeld wordt zonder dat het ooit tot een rechtlijnig verhaal komt, aan schrijvers die zich slechts schijnen te interesse ren voor franje, aan literatuur die een heel vrijblijvend karakter lijkt te hebben. letterkundige kroniek TT TE Er wordt bijvoorbeeld in het pro za van Jongstra onophoudelijk afgedwaald, uitgeweid en ge droomd. Het is een opeenvolging van pastiches, citaten en associa ties. De verteller in zijn vorige boek Groente gaf aan gesteld te wezen op „dubbelgangers, tegen voeters. gelijkenissen, een liedje ter verstrooiing, hier en daar een heuse antifoon." Zelden krijgt de lezer vaste grond onder de voe ten. hij krijg c nauwelijks greep op het verhaal, er valt weinig sys teem in het geheel te ontdekken. Jongstra gelooft niet in verhalen met kop en staart, omdat ook de werkelijkheid allerminst keurig geordend is. Hij schrijft vaak over de wonderlijke dwaalwegen van het menselijk geheugen. Een Atte Jongstra: Schrijver zonder doel. van de personages is geneigd het geheugen met een bandopname apparaat te vergelijken. Hij waarschuwt degenen die een ge woon verhaal van hem verwach ten: „U zult genoegen moeten ne men met wat ik heb gehoord. Een moraal heb ik niet. en als u de clou mist. als u vindt dat een ge schiedenis nergens vandaan komt en nergens naartoe gaat Ik kan alleen dit zeggen: zo stond het op de band Concessie Is Jongstra dan tot geen enkele concessie bereid? Vist hij voort durend zonder haak? Beoefent hij de literatuur uitsluitend om het spel? Het antwoord op deze vragen is onlogisch genoeg nee. foto G PD hij schrijft niet alleen voor zich zelf maar houdt ook enigszins re kening met de lezer. Ten behoeve van het publiek, liet hij in Groen te weten, „moet er dan nog een draadje door" het verhaal wor den geregen, „anders blijft er wei nig over." Soortgelijke verklarin gen worden in het bijzonder ge slaagde titelverhaal van Cice rone afgelegd. De hoofdpersoon daarin laat onder meer weten: „Als je memoires schrijft zoals ik dat doe. dan hou je bepaald geen uitverkoop ven alles wat je dier baar is. Ik heb eerder de neiging me in het struikgewas van de taal te verbergen." Maar ook hij doet een voetval: „Voor de liefhebber van waarheid in plaats van waar achtigheid, van aangrijpende be tekenisliteratuur of avonturen boeken, las ik hier en daar een passage in. 'Mooie verhalen' noem ik dat. Behalve de lezer heeft niemand er wat aan. Maar die lezer heb je toch nodig. Waar doe je het anders allemaal voor?" De hoofdfiguur in 'Cicerone' is geïnspireerd op Augustinus, de schrijver van de Confessiones. De levensloop klopt, het bekende verhaal van het 'Tolle. lege' in cluis. Maar natuurlijk heeft Jongstra voor heel wat verras sende vervormingen gezorgd. „Handboeken en encyclopedieën zijn altijd een hobby van me ge weest", bedenkt de hoofdper soon. Die belangstelling deelt hij met vele andere verhaalfiguren. Encyclopedie is haast een sleu telwoord in Jongstra's proza, ook weer in deze verhalen. In 'De handschoen' maken we kennis met een zeer fervent ency clopedie-lezer. In een ander ver haal krijgt iemand met dezelfde universele belangstelling te ma ken met een vrouw die alles wil weten „over mijn encyclopedie en mijn bestaan." Terwijl de hoofdpersoon van 'De droogleg ging' met recht opmerkt: „Pra ten kan ik als een encyclopedie." Nog het dichtst bij een traditio neel verhaal komen 'Liefde voor de anatomie' en 'Over het bou wen van een tuinhuisje'. Het laatstgenoemde verhaal gaat over een postbode die te nieuws gierig wordt naar de brieven die aan een bepaalde vrouw worden gestuurd. Het eerste gaat over een studente die een anatomie- tentamen wil afleggen, de hoog leraar heeft vooral bewondering voor haar anatomie. Doorgaans is het echter moeilijk te zeggen waar Jongstra's verhalen nu ei genlijk over gaan. De meeste le zers zal dat waarschijnlijk af schrikken. Maar voor de liefheb bers valt er te genieten van deze visser zonder haak. deze schrij ver zonder doel. Hans Warren Atte Jongstra Cicerone. Verhalen - 192 pag.lf32,90 - Contact. Amster dam. Huub Beurskens maakt de laatste jaren een interessante ontwikkeling door. Hij publiceer de een verrassende verhalenbun del Badhok, een indringende no velle De verloving, een sterke ge- dichtenboek Hollandse wei. In die in 1990 verschenen dichtbundel schreef hij over de verloedering van onze leefomgeving: „Mijn af schuw is mijn afschuw De akkers zijn doorzeken./Bij tonnen hangen in waaiers zonnen zure herfst./Een- zelvigheid van loodsen waar ven sterloos bedreven/het melk-, vlees- en strontbedrijf zich aan het oog onttrekt./Geen erfenis werd ooit vanzelfsprekender vergeven." Beurskens' teksten waren werke lijk poëzie geworden, voor zijn aan klachten had hij een overtuigende vorm gevonden. Een hoogst eigen aardige vorm overigens: veel nieuwe woorden, overladen zin nen, klankrijke strofen. Meer dan eens zijn de gedichten uit Holland se icei daarom barok genoemd. De zelfde technieken past hij ook weer toe in zijn nieuwe bundel Klein blauw aapje. Beurskens' gedich ten zijn opnieuw uitbundig en knap. Op zijn virtuositeit valt niets aan te merken. „O amandelboompjesbloeivermo- gen!/Een wolk sterren in een gaar de hemelsblauwe dagen./Laat me daar maar aarde in de plaats van ogen dragen", kan hij jubelen. Een diepere idee ontbreekt nogal eens, de dichter biedt in de meeste ge vallen pure sierkunst. De eerste af deling bevat drie-regelige gedich ten van frivole aard. Vervolgens.is er een serie verzen over vreemd soortige palmen. De afdeling 'Na gedachtenissen' biedt enkele pro zagedichten. 'Plaatselijk voorjaar' waaruit het hierbij afgedrukte ge dicht afkomstig is. bevat speelse vier-regelige verzen. Besloten wordt met een lang gedicht 'De Snelle Sprong'. Grasduinen Niets minder persoonlijk zijn d* 'excursie met gedichten en verge zichten' die Beurskens bijeen bracht in Buitenwegen. Er wordtu deze beschouwingen 'vrijwel stel selloos gegrasduind in oorspron kelijke en vertaalde teksten', zoal; de schrijver laat weten. De poeat wordt hier in een breed kader ge- plaatst. Een bespiegeling over dichten van Pasolini bevat óók zichten over diens films, over dt passiespelen in Tegelen waai Beurskens in 1950 geboren werd, over een actrice die 'een heuse en gel' zou zijn. Een beschouwing over Lorca is tegelijk óók een arti kel over een serie etsen van Goyj en een ontboezeming over het stie regevecht. Vroeger schiep Beurskens ziet door zijn omgang met de poezit 'binnenwegen', schrijft hij in een inleidend stuk. Nu hoopt hij ooi buitenwegen te laten ontstaan, hr noemt de opstellen pogingen 'oi een lezend leven om te zetten ir een levend lezen'. Levendigheid kan de essays uit Buitenwegen en de gedichten uit Klein blauw aapje niet worden ontzegd. Beurskens schrijft wervend en wervelend. Het spettert en sprankelt allemaal, maar veel van zijn teksten zijn een prachtige huls die niets te verber gen heeft. H. W Huub Beurskens: Klein blauw aapje-ïï pag if 29.50. Huub Beurskens: Buitenwegen - is; pag. f 49,50 Beide uitgaven Meulenhoff, Amstei dam. OPLEVING Het voorjaart en iveer heel veel kan! Een vaas volstaat, met mimosa: leeg ivordt geel, even eeuwig dan en spinazie weer Spinoza. Huub Beurskens: Op zijn virtuositeit valt niets aan te merken. foto Chris van Houts Luuk Gruwez (geb. 1953) is de auteur van enkele mooie dichtbundels. Eriek Verpale (geb. 1952) is de auteur van het onlangs met de NCR-prijs bekroonde pro zaboek Alles in het klein. Deze schrijvers zijn verwante zielen, en wel in die mate dat ze samen On der vier ogen publiceerden, aange kondigd als een 'Siamees dag boek'. Beide Vlamingen mogen het een en ander met elkaar gemeen hebben, déze aanduiding gaat naar me dunkt te ver De term 'Sia mees' veronderstelt dat hun tek sten niet alleen op dezelfde golf lengte zitten maar ook met elkaar verknoopt zijn. hetgeen allerminst het geval is. Eerst levert Eriek Verpale een dag boek. een zelfportret en een brief aan Luuk Gruwez. Dan volgt een dagboek, een zelfportret en een brief van de ander. Van een wissel werking is nauwelijks sprake. Beide schrijvers mijmeren over de liefde en het leven. De vrolijks te ty pen zijn het niet. Verpale is de me ning toegedaan: „Oost west, maar het was duidelijk nergens best." Terwijl Gruwez klaagt: „Ik kaap van de week zoveel prijzen weg in de loterij van pech. dat het haast vermakelijk wordt." Dit is niet het meest opzienbaren de ego-document aller tijden. On der vier ogen komt men al niet tot de meest waarachtige confiden ties. Laat staan onder nog veel meer ogen. zoals hier aan de orde is. De dagboeken zijn namelijk met het oog op onmiddellijke open baarmaking in het radioprogram ma 'Madiwodo' geschreven. De zelfportretten zijn ook al gelegen heidswerk. De brieven tenslotte maken evenmin de indruk van spontane correspondentie. De twee auteurs zijn dan mis schien geen uitblinkers in de ver schillende autobiografische gen res, vervelend is hun boek niet. Op het geheel zou je bijna de titel die Gruwez aan een van zijn dichtbun dels gaf van toepassing verklaren: Ach. wat zacht geliefkoos om een mild verdriet. Of anders geldt het woord van Verpale die na zijn be staan in minder dan vijftien regels te hebben samengevat opmerkt. „Maar voor het overige gebeurt er in mijn leven, nooit, nooit, nooit iets." Verpale vertelt onder meer over het ontstaan van Alles in het klein, zijn bijdrage lijkt er soms een nog verder verkleinde versie van. We lezen over zijn omgang met Anna bel en over zijn liefde voor VooDoo „Natuurlijk zou ik nog altijd het al lerliefste nooit meer wakker willen worden", oppert Verpale monter. Terwijl Gruwez aan het slot van zijn brief niet minder opgewekt constateert: „Alles eindigt met een nederlaag. Laten wij liegen. Laten wij vrolijk blijven." Prachtig zijn de pagina's die hij wijdt aan zijn zieke geliefde Tippetotje: „Er is geen onzedelijker overspel dan dat zij nu st.il aan het infuus ligt. waar uit fluroblastine sijpelt, cyclophos phamide en methotrexaat. De che motherapie als onbetrouwbare, noodzakelijke minnaar." Zulke aantekeningen maken heel nieuwsgierig naar wat de auteur schrijft als niemand op hem let. wanneer hij eenling in plaats van tweeling is. H. w. Luuk gruwezlEriek VerpaleOnder vier ogen. Siamees dagboek - 116 pagJ 16,90 - De Arbeiderspers, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1993 | | pagina 16