Opgewekt
ondanks
heel diepe
droefenis
Kinderprenten voor verzamelaars
Het Afrika
van Corneille
PZC
Helga Ruebsamen
vrije tijd
38]
DONDERDAG 24 DECEMBER 1992
Helga Ruebsamen (58) is weer helemaal terug in de
literatuur. In 1988 verscheen na zeventien jaar stilte de
verhalenbundel Op Scheveningen. Onlangs kwam De
dansende kater uit, een boek met vijf verhalen. Het zijn heel
wonderlijke, soms macabere vertellingen.
Veel van de verhalen die Helga
Ruebsamen schrijft spelen
zich af in 's-Gravenhage. Maar dit
is niet de enige reden dat haar
werk zo Haegsch aandoet. Daar
draagt ook haar belangstelling
voor vergane glorie aan bij. voor af
takeling die ternauwernood geca
moufleerd is, voor weelde die bijna
armzalig werd. voor stijl die men
met moeite hoog houdt, voor mij
meringen over alles dat voorgoed
voorbij ging. Nostalgie ontbreekt
niet helemaal in haar proza. Maar
meestal schrijft ze op een heel vi
tale manier over het verval. Het
lijkt wel of ze genoegen beleeft aan
het ongelukkige lot dat haar perso
nages ten deel valt. Ondanks haar
hang naar de neergang blijft de
toon opgewekt.
Het zijn even macabere als vrolijke
verhalen die Helga Ruebsamen
ons - ook weer in haar nieuwste
bundel De dansende kater - laat
lezen. Er wordt doorgaans onma
tig gedronken, de verwarring
pleegt aanzienlijk te zijn, er is veel
verloedering en diepe droefenis,
doch het lukt de schrijfster een
voudig niet om somber te worden.
Gelukkig maar, dan was zij waar
schijnlijk een onopvallende ver
schijning in onze literatuur geble
ven. Nu behoort zij tot de tamelijk
zeldzame categorie auteurs van
lekker gek proza.
Dat heeft aantrekkelijke kanten:
de hoofdpersonen zijn kleurrijk, de
gebeurtenissen verrassend. Uiter
aard heeft dit markante slag ver
halen ook zijn schaduwzijden. Wie
van een verhaal eist dat het strak
gecomponeerd en helemaal geloof
waardig moet zijn, zal het hoofd af
keurend schudden over zoveel los
heid en malligheid. Helga Ruebsa
men moet het hebben van bizarre
invallen en verbijsterende wendin
gen. Zo'n gerichtheid sluit een
zorgvuldige afwerking vrijwel uit.
Daar staan de gedachten van wie
zulke doldwaze verhalen verzint
eenvoudig niet naar. Er valt veel
goeds over het proza van deze
schrijfster in het algemeen en haar
meest recente bundel in het bijzon
der te zeggen, maar gave verhalen
schrijft ze niet en wil ze misschien
niet eens schrijven. Dat wreekt
zich vooral bij het afronden van de
teksten, ze beginnen altijd spran
kelend maar eindigen doorgaans
dof.
Authentiek
Zoals zij tracht non-conformis
tisch te schrijven, proberen haar
personages non-conformistisch te
leven. Ze weigeren zich te schikken
in het burgelijke gareel en kiezen
voor een authentieker leven. Dat
vinden zij soms in de zelfkant,
soms door in een fantasiewereld op
te gaan. Maar de belangrijkste be
standdelen van dit.werk blijven
toch om de woorden van een van
de figuren uit De dansende kater
aan te halen: „Vergane grandeur,
dromen die nooit zijn uitgekomen,
verwachtingen die zijn vervlogen."
Het is een opmerking van oom
Daan, die voorkomt in het ope
ningsverhaal 'Pension Rida'. Daan
drijft samen met tante Rita een
pension in Scheveningen. De
hoofdpersoon komt er graag, zij
laat zich niet ontmoedigen door
haar moeder die moppert over 'dat
treurige pension van haai- zielige
zus en getikte broer'. Het huis
heeft natuurlijk betere tijden ge
kend, Daan is inderdaad mentaal
Helga Ruebsamen is één van de tamelijk zeldzame auteurs van lekker gek proza.
foto Klaas Koppe
te verleiden. Maar later raakt hij in
de ban van een ander: „een geflipte
oude vrouw die coke snuift en een
heel pak inlegkruisjes verbruikt."
De hoofdpersoon neemt op gruwe
lijke wijze wraak op haar rivale. De
grillige verwikkelingen, waarbij
het kunstgebit van de oude dame
èn de geest van oma een rol spelen,
zal ik niet verklappen.
In het tweede verhaal 'De koorts
boom' gaat het over bijgelovig
heid. Aan een bepaalde boom wor-
niet helemaal in orde, bovendien
veronderstelt men dat de geest
van een gestorven oma rondwaart.
Een omgeving vol woelingen en
rottenis, kortom een lokatie zoals
ie van Helga Ruebsamen kunt ver
wachten.
De hoofdfiguur is een meisje dat
een niet al te evenwichtig driftle
ven heeft. Ze verlangt naar haar
oom Daan en weet deze op een dag
den wonderbaarlijke genezingen
toegeschreven. De grootvader van
de hoofdpersoon had daar al mee
te maken, net als nu zijn kleinzoon
Wiebe. Beiden zijn arts. Met de
mooie Silvia is Wiebe aan een
tweede jeugd begonnen. Haar der
tigste verjaardag wordt in de na
bijheid van de koortsboom ge
vierd. Het feest wordt met veel ver
ve beschreven. Een vrouw die met
Wiebe getrouwd was, is ook van de
partij - vastbesloten de bijeen
komst die in het teken staat van
jeugd, gezondheid en kracht te be
derven. Ze heeft een zwerver mee
genomen en speelt haai- ziekte uit.
De koortsboom komt haar bij de
wraakactie goed van pas.
'Naar Pandemos' is een verhaal
over het sleets geraakte huwelijk
van Pop en Bart. Regelmatig bege
ven ze zich naar 'Parenclub de
Dansende Kater' waar Bart zich
gretig in de orgiën stort: „Pop was
hier uitsluitend omdat ze geen
spelbreker voor Bart wilde zijn.
Bart kon niet helpen dat hij een
man was." Het verhaal begint met
een droom - meestal een gemak
zuchtige literaire truc, hier wordt
een en ander knap in het verhaal
ingepast. Pop is namelijk lid van
een 'droomclub' waar ze de onthul
lende droom eerlijk zal moeten op
biechten. Een knappe vriendin die
in de droom voorkomt, zorgt voor
een onverwachte oplossing van
het probleem.
De twee nog niet genoemde verha
len zijn tegenhangers van eik-aar.
In 'Pasdame' vertelt Otto over zijn
omgang met Isabel en in 'De laat
ste klant' verhaalt Isabel over haar
contact met Otto. Ze hebben een
nogal uiteenlopende zienswijze op
de feiten. Toch wordt min of meer
duidelijk wat zich tussen hen af
heeft gespeeld. Otto had een zeer
autoritaire vader. Deze bezocht op
de wandelingen die hij met zijn
zoon maakte regelmatig de prosti-
tuée Isabel. Als Otto een man van
middelbare leeftijd is, komt hij
weer in contact met haar. Hoe af
stotelijk 'de overjarige hetaere'
ook is, hij kan zich niet meer van
haar losmaken. Zij vervult voor
een luttel bedrag zijn perverse ver
langens.
Verval, verloedering, verwoesting.
Het zijn sleutelwoorden in deze
toch zo monter klinkende verhalen
van Helga Ruebsamen. Verhalen
die zich dikwijls afspelen in buur
ten die dommelen 'in een schemer
tussen deftigheid en decadentie'.
In een plaats waar het bederf over
al merkbaar is. In een stad waar al
les herinnert aan betere tijden. Dit
proza is kortom onlosmakelijk ver
bonden met Den Haag.
Hans Warren
Helga Ruebsamen: De dansende kater
-172 pag.If 29,90 - Querido, Amster
dam.
Wat het dure kinderboek met
plaatjes voor de Joannissen en
Apollonia's was, is langer dan
driehonderd jaar de kinderprent
geweest voor Jantjes-met-de-pet en
Pleuntjes-op-klompen.
Met de presentatie van drie exclusieve
kinderprenten tijdens de onlang
gehouden Beurs voor Kleine Uitgevers
in Paradiso plaatste uitgeefster Ida
Schuurman zich in beide tradities van
literair en artistiek vermaak.
Kinderprenten, centsprenten,
oortjesprenten. heiligjes.
sanctjes en (in Vlaanderen) man
nekensbladeren zijn woorden voor
hetzelfde: aan één kant bedrukte
vellen niet al te best papier van on
geveer 33 x 41 centimeter met
zwarte houtsnede en korte, al dan
niet rijmende teksten. Een deel
van de oplage werd soms opgevro
lijkt met min of meer lukraak ge
plaatste gele, rode en blauwe vin-
gervegen of met haastig opge
brachte penseelstreken verleven
digd.
De prenten werden op kermissen,
jaarmarkten en door marskramers
aan de deur verkocht voor één cent
of één oortje (ongeveer één en een
kwart cent). Was zo'n uitgaaf toch
nog te begrotelijk dan kreeg men
voor de helft een halve prent:
'Twintig printjes om één oortje, en
tien om één duit'.
De populariteit van kinderprenten
valt af te meten aan het reausach-
tige aantal dat er van in omloop is
gebracht. Om aan de vraag te kun
nen voldoen drukte een niet eens
zo grote uitgever als J. Schuitema
ker in 1851 in zijn 'fabrijk' te Pur-
merend maar liefst vier miljoen
prenten. De produktie van alle Ne
derlandse en Belgische uitgevers
samen wordt daarom wel geschat
op vijftig tot honderd miljoen ex
emplaren per jaar. En dat voor een
klantenkring die volgens gezins
historici vanaf de tweede helft van
de zeventiende eeuw tot in het be
gin van de negentiende vrij con
stant op ongeveer een miljoen kin
deren bleef steken.
Karei staat hier met zijn kruikje
Vult daarmee steeds weer zijn buikje.
Kinderprent Naar Luilekkerland van Wim Hofman (detail).
In dit land heb je nooit meer honger
Je wordt niet ouder, Wel steeds jonger.
Kinderprenten zijn vandaag de
dag een gezocht, maar moeilijk te
vinden en dus duur verzamelob
ject. Omdat ze op slecht papier ge
drukt. in vieren gevouwen gele
verd. intensief bekeken, opgeprikt
en verknipt zelfs als speelgoed ge
bruikt werden, komt men slechts
sporadisch gave exemplaren te
gen. Wel duikt hier en daar een en
kele keer een goed bewaard geble
ven uitgeversrestant op. Zo werd
een jaar of tien geleden in een
schuur in België een partij verge
ten prenten uit de vorige eeuw ge
vonden. die alsnog in banden sa
mengevoegd in enkele gespeciali
seerde boekhandels voor vijfenze
ventig gulden per set werden ver
kocht. Wie toen achter het net vis
te moet nu antiquariaten langs
met een veelvoud van dat bedrag
in de portemonnee.
Een halve eeuw nadat de strip en
het goedkoop te produceren pren
tenboek een einde maakten aan
het door sommigen toch altijd nog
ietwat meewarig bekeken cultuur
fenomeen. vroeg Ida Schuurman
aan Margriet Heymans, Wim Hof
man en Annet Kossen of zij moge
lijkheden zagen het genre nieuw le
ven in te blazen. Hun in een be
perkte oplage door Rinus de Vrin-
ger op de handpers gedrukte, ge
nummerde en gesigneerde beeld
verhalen met ieder twintig pren
tjes van 7x7 centimeter zijn sinds
13 december in twee uitvoeringen
(38 x 56 cm) verkrijgbaar: een 'ge
wone' editie op Arjomari-Velin Ar
ches wit zuurvrij lompenpapier
met schepranden en een door de
kunstenaars zelf ingekleurde luxe
editie op Arjomari-Velin Cuve Ri
ves zuurvrij lompenpapier met
schepranden.
De kleine oplagen (respectievelijk
200 en 20 exemplaren) zijn^en aan
wijzing dat het hier om bijzondere
prenten gaat, die heus door kinde
ren gekoesterd mogen worden
maar liever niet met de hanes.
Kiezen voor een van de prenten is
zo moeilijk dat de gemakkelijkste
keuze - alle drie aanschaffen ze
ker ook de grootste voldoening
geeft. Voor wie zo'n doorzichtige
smoes te weinig is: zo iets moois
koopje niet alleen voor jezelf... dat
hang je aan de muur... daar geniet
je met z'n allen van... en voor la
ter...
Jan Smeekens
Kinderprenten. Margriet Heymans:
Goede raad kati geen kwaad: Wim Hof
man: Naar Luilekkerland; Annet Kos
sen: De prinsen van Swammerdamdije.
Editie 1/30,- per prent, editie 2/ 65,- per
prent. Druk De Oude Degel. Eemnes.
Uitgave Moon Press, Bussum.
De prenten zijn te bestellen via de boek
handel, maar ze eerst op de hand bekij
ken kan in Zeeland alleen bij boekha7i-
del Fanoy te Middelburg
Een van de belangrijkste Nederlandse
collecties van oude kinderprenten
wordt beheerd door de Zeeuwse Biblio
theek in Middelburg.
De eigenlijke naam van de
schilder Corneille luidt
Cornelis Guillaume van Bever-
loo en hij werd in 1922 te Luik
geboren. Dit jaar is hij dus ze
ventig geworden, en dat feit is
allesbehalve ongemerkt voor
bijgegaan. Er werd onder meer
een film over zijn band met
Afrika gemaakt, die in oktober
per televisie is uitgezonden,
'Het Afrikaanse gezicht van
Corneille'. Onder dezelfde titel
verscheen een boek en loopt er
een tentoonstelling in het Mu-
seon in Den Haag, die nog tot
31 januari 1993 te zien zal zijn.
Daarna gaat de expositie naar
Oostende.
Veel aandacht dus voor deze
belangrijke vertegenwoor
diger van de Cobra-beweging,
de groep experimentele schil
ders uit Denemarken, België
en Nederland die slechts kort
heeft bestaan, van 1948 tot
1951. maar die niettemin veel
invloed heeft gehad, ook door
het door hen uitgegeven tijd
schrift van dezelfde naam.
Slechts twee jaar vóór het vor
men van de groep, in 1946, had
Corneille voor het eerst kennis
gemaakt met primitieve en
Afrikaanse kunst, waar hij on-
middelijk grote affiniteit mee
gevoelde. Sinds het begin van
deze eeuw was het voor Euro
pese avant-garde kunstenaars
al bon ton geweest, met primi
tieve kunst te dwepen en er
stijlvormen aan te ontlenen.
Corneille kreeg in 1948 zijn eer
ste Afrikaanse beeldje cadeau
van een Belgische kunsthande
laarster, een een jaar of tien la
ter. toen hij over meer geld be
schikte, begon hij serieus te
verzamelen. Een door hem ver
kocht werk van eigen hand
diende als het ware te worden
vervangen door een Afrikaanse
plastiek. Tussen 1958 en nu
verwierf hij ongeveer zeshon
derd voorwerpen. Negentig
daarvan staan en hangen er op
gesteld tussen schilderijen, li
tho's en tekeningen van zijn
hand in het Museon, en dat is
zodanig gebeurd dat men in
menig geval een verband kan
leggen tussen de Afrikaanse
kunst en voorwerpen op werk
van de schilder. Het komt niet
zo vaak voor dat er frappante
ontleningen zijn, dat maskers
of beelden rechtstreeks in de
composities werden gebruikt.
Wel is er vaak sprake van een
toepassing van bepaalde mo
tieven, zoals vooral vogels en
vrouwenfiguren.
Vitaliteit
Toch kan ik niet vinden dat
Corneille en 'de Afrikanen'
werken vanuit eenzelfde bron
of achtergrond. Zeker, men kan
de haast agressieve vitaliteit
die uitstraalt van Corneilles
beste doeken vergelijken met
de gespannen kracht die ook
goede Afrikaanse etnografica
kenmerkt, maar het lijkt me
een misverstand dat van een
eender uitgangspunt sprake is.
Bij Corneille ontbreekt de tra
ditie. Hij beschouwt de voor
werpen als zijn werkmateriaal
en als zijn vrienden. Dat hij er
veel inspiratie bij opdoet en
steun van ondervindt is duide
lijk, maar zijn herkennen lijkt
enkel de oppervlakte te betref
fen.
In de film, waarvan men op vie
wers fragmenten kan zien in de
expositiezalen, toont men een
komisch maar tekenend mis
verstand tussen Corneille en de
Afrikaanse beeldhouwer Emile
Gbeli (geb. 1937). Gbeli ver
vaardigt wat 'salonbeelden' ge
noemd worden: vaak levens
grote, zeer realistische, gladge-
likte en opgeschilderde nege
rinnen die nog het meeste doen
denken aan met zorg gemaakte
kermispoppen of aan lokkers
voor een sekstent. Ze zijn naar
mijn idee foeilelijk, maar Cor
neille. een ware vrouwenlief
hebber, kocht er eens een paar
van in Parijs en hij bezocht de
kunstenaar voor de film in Afri
ka. Men ziet dan hoe hij Gbeli
aan het verstand probeert te
brengen welke kracht die vrou
wenbeelden voor hem. Corneil
le, uitstralen. Gbeli reageert
een tikje verontwaardigd: die
beelden zijn alleen maar van
hout hoor, hij heeft er geen ge
heime kracht of toverstoffen in
verborgen! Waarmee hij wil la
ten weten dat hij niet zo'n pri
mitieve zwarte is als zijn voor
vaderen die met een of andere
magische bedoeling de beelden
oplaadden. Puur hout meneer,
enkel kunst, de Afrikaanse
vrouw als lustobject voor in je
zitkamer.
Tekenend: deze beelden van
Gbeli hebben inderdaad niet
meer met de aloude Afrikaanse
kunst te maken, die vrouwen
zijn geen oermoeders, geen
voorouderbeelden, geen grote
godinnen, maar voortbreng
sels van een artistiek spel, los
van de eeuwenoude traditie.
Een spel-element dat ook Cor
neilles werken kenmerkt en
dat hem dus aan moet spreken.
Hoornraaf
Corneille heeft bovendien een
zeer gevarieerde smaak en
voorkeur. Hij heeft in zijn col
lectie naast uitgesproken lelijk
en zelfs duidelijk valse voor
werpen ook een paar topstuk
ken die de trots van elk mu
seum van Afrikaanse kunst uit
zouden maken. Perplex stond
ik bij voorbeeld voor de Hoorn
raaf. staande op een schildpad,
afkomstig van een bekende
verzameling van Pierre Vérité,
Parijs. Een kolossaal en in
drukwekkend beest van ruim
een meter hoog en lang, moge
lijk gemaakt door de Fon, uit
Benin. Er heerst daarover on
zekerheid, want het is een uni
cum, er is nog nooit een verge
lijkbare sculptuur voor de dag
gekomen. Alleen deze vogel is
al een tocht naar het Museon
waard. Je kunt je er niet van
losrukken, je wil dat dier zélf
hebben, komt in een situatie
die Corneille ook eens onder
woorden bracht, namelijk dat
je zo'n in een verzameling of in
museum voorgoed vastzittend
object wel stiekem zou willen
meenemen om er thuis mee te
leven, het tot je dagelijks
vriend en inspiratiebron te ma
ken.
Iets dergelijks overkomt je bij
het prachtige Mumuye-vrouw-
tje uit Nigeria (22), het Togbo-
masker uit Zaïre (12) en zelfs
ook bij jongere werken als de
moederschapsbeeldjes uit Ku-
su (24) en Lulua (74).
Corneille verzamelt dus wat
hem aanspreekt, rijp en groen,
de authenticiteit is voor hem
niet doorslaggevend. Het vol
staat voor hem, contact met
het beeld te hebben, hoe dan
ook. Dat is de reden dat de
keuze voor de tentoonstelling
niet door de schilder zelf werd
gemaakt, maar door de conser
vator van het Museon, Ronald
Kerkhoven. Deze beperkte de
selectie zoveel mogelijk tot
geografische hoogtepunten, al
nam hij ook enkele curiosa op
en beeldjes die hij van de aan
duiding 'stijl' voorzag, omdat
ze, hoe bekwaam ook gemaakt
en hoe mooi soms ook op het
eerste gezicht (bijvoorbeeld
het Senufo-paar met kind, nr.
26) hoogstwaarschijnlijk voor
de handel en niet voor eigen ge
bruik werden vervaardigd.
Het boek dat Kerkhoven
schreef en dat dezelfde titel
heeft als de expositie. Het Afri
kaanse gezicht van Corneille
biedt eens schat aan gegevens
en 250 afbeeldingen, waarvan
vele in kleur, van werken van
de schilder en van voorwerpen
uit zijn etnografische verzame
ling. Zelden heeft men de gele
genheid zo'n allround indruk te
krijgen van oeuvre èn inspira
tiebron, omgeving, van een
kunstenaar. Men moet die inte
ressante kans dan ook niet
voorbij laten gaan.
Hans Warren
Museon, Stadhouderslaan 41, Den
Haag. Open: dinsdag t/m vrijdag 10
-17 uur. Zaterdag, zon- en feestda
gen: 12-17 uur. Eerste Kerstdag en
Nieuwjaar gesloten. Het boek kost
49.90, is 160 pagina's dik en uitge
geven door Uniepers Abcoude en
Museon, Den Haag.
Corneille verzamelt wat hem aanspreekt, rijp en groen, foto GPD