Overleven, ondanks alle ellende
PZC
reportage ZATERDAG 12 DECEMBER 1992 23
Jacques de Milliano
Jacques de Milliano (1955) boeit.
Als mens. Als arts. Als
organisator. Als verteller. In zijn
betrekkelijk korte arbeidzame
leven heeft hij als oprichter en
directeur van de Nederlandse
Artsen zonder Grenzen meer
meegemaakt en meer gezien dan
menigeen in zijn hele leven. Hij
neemt in zijn dagelijks leven grote
risico's om anderen te helpen. In
zijn verhaal speelt 'ruimte' een
belangrijke rol.
De ruimte die hij zijn hele leven
lang voor zichzelf creëert in wat
voor situatie dan ook. Vanaf het
eerste moment: zijn jeugd in
Breskens.
Een fragment uit het boek Tussen
korenvelden en puinhopen dat
De Milliano in 1991 schreef over zijn
ervaringen als arts zonder grenzen:
„Werken in Tsjaad leek soms wel op
Russisch roulette: de inzet van je
eigen leven scheen voorwaarde te
zijn om andermans leven te redden.
Mijn reis van de hoofdstad Ndjamena
naar Faya - nu bijna twee maanden
geleden - had ook al veel weg van
een kansspel."
a|Het boek vraagt om in één adem
uitgelezen te worden. Het gruwelijke
ervan is dat het gaat over de
werkelijkheid. De gruweldaden die
erin staan beschreven, tarten elk
gevoel voor menselijke
verhoudingen.
Tsjaad 1983: Bij de zwaarst gewonde
had de mijn als een zeis beide onder
benen afgemaaid. De ander had een voet
verloren en de derde had aan de ene hand
twee en aan de andere drie vingers verlo
ren. Op een stuk zeil deden we ons
werk. Met een stok en een stuk touw klem
den we de slagaders af om de bloeding te
stoppen. Vervolgens amputeerden wij de
vermorzelde uiteiden en begroeven deze
in het zand.
Jacques de Milliano had als kleine jongen
in Breskens niet kunnen bevroeden dat
hij later zulke ervaringen zou hebben. Hij
had een redelijk beschermde jeugd. Zijn
ouders dreven een hotel en twee restau
rants en hadden dus niet zo heel veel tijd
voor de vier kinderen. „Toch heb ik dat
niet als vervelend ervaren. Je had je vrij
heid. Dat gaf me als kind ruimte om be
paalde dingen te doen. Bovendien was de
familie- en gezinsband heel hecht. Ik
bracht bijvoorbeeld mijn jongste zusje,
dat zeven jaar jonger is, op de fiets naar
school. Je zorgde gewoon meer voor elk
aar."
Jacques ging geheel volgens de familietra
ditie naar een katholieke school in Bres
kens. Wat hem uit die tijd is duidelijk is
bijgebleven, zijn de verwikkelingen in het
dorp tussen 'de katholieken en anderen'.
„Als ik van de katholieke school naar huis
liep, ging ik met een boog langs de open
bare school."
Abdijschool
Na de lagere school tijd ging Jacques -
aanvankelijk tegen zijn zin - zijn broer
achterna naar de Abdijschool van Zeven-
kerke bij Brugge. „Mijn ouders vonden
dat goed voor me. Door het drukke be
staan in de horeca zou er niet genoeg tijd
zijn om mij te begeleiden."
Aanvankelijk moest Jacques wennen aan
de kostschool, 's Morgens om half zeven in
korte broek en op blote voeten buiten
staan voor gym-oefeningen, een strakke
discipline, dragen van uniformen en veel
studie waren zijn lot. Maar de aarzelingen
keerden om in enthousiasme. „Binnen die
discipline vond ik ook ruimte. Als je je
maar niet te zeer op de regels fixeerde, kon
je heel veel leren."
De kostschool bleek bijvoorbeeld op het
internationale vlak een goede leerschool.
De leerlingen kwamen uit diverse wind
streken en waren van divers pluimage. De
Benedictijnen stonden in contact met an
dere culturen en ontvingen vaak paters
uit het buitenland.
Hij leerde er naast de klassiekers ook
vloeiend Frans spreken. „Mijn moeder
had me al wat bijlessen gegeven. Zij is Bel
gische van huis uit. Dat kwam goed uit op
de kostschool waar de paters soms les ga
ven in het Frans. Een groot aantal leerlin
gen sprak ook Frans."
De zes jaar scholing bij de paters doorliep
De Milliano zonder problemen. De keus
voor een vervolgstudie viel pas in een laat
stadium. „Er waren drie studies die mijn
interesse hadden. Hotelmanagement in
de Verenigde Staten, economie in Namen,
waar ik al een kamer had gehuurd en ge
neeskunde." Deze opties hebben volgens
De Milliano gemeen dat ze in de dienstver
lenende hoek zitten en dat ze overal ter
wereld toepasbaar zijn.
Geneeskunde
Uiteindelijk viel de keus, min of meer toe
vallig, op geneeskunde. In Kortrijk begon
hij zijn studie. „Mijn ouders kende daar de
rector. Zo'n contact had je nodig, omdat
het voor een Nederlander iets moeilijker
was toegelaten te worden." Kortrijk leid
de op tot het kandidaats. Daarna pakte
De Milliano zijn biezen en vertrok naar
Leuven. Een hele actieve studententijd
volgde. Intussen had hij een titel in de be
drijfskunde - een twee-jarige opleiding -
gehaald. En behaalde hij ook nog een cer
tificaat tropische geneeskunde in Antwer
Jacques de Milliano.
pen. Nog steeds zonder concreet plan.
Maar achteraf gezien nuttig.
Somalië 1985: Het vluchtelingenkamp zelf
was een stinkend open riool en een tijd
bom voor ziektes. Bij de eerste regens, in
maart, brak dan ook onder de zestigdui
zend vluchtelingen een catastrofale cho-
lera-epidemie uit.
Na acht jaar studie stond de drs met bul
en al klaar om de praktijk in te gaan. De
laatste drie maanden van zijn studie had
hij al even aan 'het buitenland' mogen rui
ken. Hij liep een stage van drie maanden
in Algiers. Hij sloot zich daar aan bij een
medisch team dat onder zeer primitieve
omstandigheden noodhulp gaf in een door
een aardbeving getroffen gebied.
Terug in Nederland schreef hij brieven
aan ziekenhuizen om een opleidings
plaats tot specialist te bemachtigen. In de
Mariastichting in Haarlem leek dat te luk
ken. Door toeval echter kwam hij in bijzijn
van een vriend op het kantoor van Artsen
zonder Grenzen in Belgie terecht. Hij had
daar een gesprek met de directeur. „Die
kreeg - ook weer - toevallig tijdens ons ge
sprek een telefoontje binnen om hulp in
Tsjaad. Hij vroeg me of ik wilde gaan."
Aan zijn toezegging ging op dat moment
slechts een korte afweging vooraf. „Je
vraagt je af of je bereid bent een bepaald
risico te nemen. Of je een bepaalde situa
tie aan kan."
Tsjaad 1983: Zonder reservewiel en meta
len zandplaten komen we deze hel niet uit,
schreeuwde Ibrahim, de chauffeur van
onze blauwe landcruiser. We moeten te
rug om ze te halen, beaamde onze gids. De
paniek binnen het veertig voertuigen tel
lende konvooi was compleet. De Goran-
strijders met hun beweeglijke en zwaar
bewapende terreinwagens probeerden zo
goed en slecht als het ging het konvooi te
verdedigen.
Het lijkt soms of het leven van De Milliano
een aaneenschakeling van toevalligheden
is. „Toch is er een soort voorbestemdheid,
al lag er geen concreet plan. Maar er zit
wel degelijk een duidelijke lijn in wat ik
heb gedaan en doe."
„Op zo'n moment als in Tsjaad word je ge
dwongen om keuzes te maken. Je haakt
af. Of je gaat verder. Ik ging door. Voelde
me betrokken bij de onrechtvaardigheid!1
intolerantie. Ik voelde aan dat het belang
rijk was dat er mensen zijn die zich daar
bezig houden met het doorbreken van de
vicieuze cirkel. Ër moesten dingen gebeu
ren. Binnen al die ellende probeer je ruim
te te vinden om te overleven."
Kamelenvlees
Na zes maanden, toen het contract afliep,
stond hij tien kilo lichter weer op Neder
landse bodem. Het eenzijdige menu van
kamelenvlees en de zware fysieke inspan
ning hadden hem niet onberoerd gelaten.
Ook geestelijk had hij even nodig om te
herstellen. Toch bleef hij nuchter. De da
gelijkse problemen van de Nederlander -
wat eten we vanavond, spruiten of do
perwten - stoorden hem niet. „Je bent een
paar dagen van de kaart. Zo'n schok ver
werk je niet op dat moment. Je schermt je
af voor bepaalde dingen. Maai' ik blijf al
tijd het verband zien tussen hier en daar.
de twee werelden. Ik probeer de dingen al
tijd om te zetten in beweging, actief te zijn,
niet te beschouwend."
Voor het eerst in het gesprek heeft de arts
moeite met formuleren als hij onder woor
den probeert te brengen wat het geloof
voor hem op zijn reizen betekent. „Mijn
solidariteit en gevoel voor gerechtigheid
is gekoppeld aan geloofsuitgangspunten.
Op sommige momenten zijn de onzeker
heden zo groot dat ik een behoefte heb ze
plaats te geven op een ander niveau."
Keldertje
De opleidingsplaats in Haarlem, die hij
voor zijn vertrek naar Tsjaad had aange
vraagd. bleek nog steeds open. De Mil
liano kon aan de slag op de afdeling inter
ne geneeskunde. Maar Artsen zonder
Grenzen liet hem niet los. Beetje bij beetje
verzamelde hij enthousiaste belangstel
lenden om zich heen. In december 1983
mondde dat uit in het initiatief tot het op
richten van een Nederlandsse afdeling
van Artsen zonder Grenzen.
De Milliano beschouwt het huidige prach
tig gelegen kantoor waar het gesprek
plaatsvindt. „Je had moeten zien waar we
zijn begonnen. In een keldertje aan de
Prinsengracht. Maar zo'n plek was be
langrijk. We konden er spreekuur houden
voor belangstellenden. We hadden tele
foon."
Vrij kort na de start zegde hij z'n baan op
en,begon 24 uur per dag te werken aan de
organisatie, die nu inmiddels zo'n 65 me
dewerkers (waarvan 30 op kantoor, 35 on
dersteunend en verder 200 'in het veld')
heeft. „Achteraf gezien was het een ab
surd idee. Je hebt een stuk papier, de op
richting. Je start iets, zonder onderzoek.
Je probeert maar er structuur aan te ge
ven."
De Belgische en de Franse organisatie
leenden tegen gunstige voorwaarden
40.000 gulden aan de Nederlandse zuster
organisatie. „De eerste vijf maanden zon
den we mensen uit via de Belgische orga
nisatie. Dat uitzenden was erg belangrijk.
Je moest iets te bieden hebben."
Het initiatief kreeg veel aandacht van de
Nederlandse media. „Er gebeurde een
hoop goede kleine dingen. Ergens ge
noemd worden, een eigen plek. Dat gaf
energie aan de groep."
In tegenstelling tot wat hem was voorge
houden vond De Milliano veel Nederland
se artsen bereid mee te werken. Met. een
actie van de Vara-radio was een begin-ka-
pitaaltje bijeen gesprokkeld. In februari
1985 startte de Nederlandse afdeling het
eerste hulpproject in Somalië.
Somalia 1985: Het grenzeloze enthousias
me en de inzet van iedere medewerker af
zonderlijk in de afgelopen dagen brach
ten het gevaar met zich mee dat zij door
foto Ruden Riemens
geestelijke en lichamelijke uitputting snel
zouden opbranden. Veel werd er van hen
venvacht. Hun eigen venoachtingen iva-
ren ook hoog. Zij vormden het eerste uit
gezonden team van Artsen zonder Gren
zen Nederland. Als fakkeldragers verde
digden ze het bestaansrecht van de pas
opgerichte organisatie.
Na dit eerste project volgden spoedig an
dere. De organisatie groeide en groeide.
„Ik heb er echter altijd naar gestreefd
geen bureaucratische organisatie te krij
gen. Je ontkomt niet aan enige bureaucra
tie, maar de club moet in beweging blij
ven. De lijnen dienen kort te zijn en we
moeten snel kunnen reageren
Enthousiast
Sinds het eerste kantoortje aan de Prin
sengracht is er veel veranderd. Artsen
zonder Grenzen huist nu, voor een zacht
prijsje, in een kantorenpand in het hartje
van Amsterdam. Er is nu een medische af
deling, een afdeling werving en selectie en
een operationele afdeling. Maar voor uit
zending naar het buitenland geldt nog
steeds - net als in de eerste uren - dat de
hulpverlener enthousiast moet zijn,
meestal gericht op een bepaalde activi
teit. Dat hij of zij om kan gaan met snel
veranderende omstandigheden en dat er
bij degene die wordt uitgezonden vol
doende vakkennis (zowel technisch on
dersteunend als medisch) aanwezig is.
Hemelbestormers zijn niet te vinden on
der de Artsen zonder Grenzen Nederland.
Ook De Milliano staat met twee voeten op
de grond. Hij weegt nog steeds, net als in
het begin, de risico's tegen elkaar af. Nu
hij een vrouw en twee kinderen heeft, rea
liseert hij zich de verantwoordelijkheid
meer. Hij betrekt hen ook actief bij de keu
zes die hij moet maken. „Maar, mijn be
sluiten om projecten te starten in onvei
lige gebieden zijn nog steeds zoals in de
eerste uren. Als ik zelf niet naar een be
paald land zou gaan, laat ik anderen ook
niet gaan. Dat is voor mij een zekere mo
rele maatstaf. Ik moet er rekening mee
houden dat mensen gewond kunnen ra
ken."
De Milliano vertelt dat niet alle risico's
vantevoren zijn te overzien. „Soms is het
meer geluk dan wijsheid. We hebben ge
lukkig bij de Nederlandse organisatie nog
geen slachtoffers gehad. In Belgie helaas
wel."
Niet alleen de verantwoordelijkheid voor
zichzelf, zijn gezin, maar ook voor de orga
nisatie en de mensen die ervoor werken
rust op de schouders van de directeur.
„Dat heeft twee kanten. Ik relativeer. Hier
in Nederland kun je ook ongelukken krij
gen. Je valt - heel banaal - van de trap.
Maar aan de andere kant moetje de situa
ties in het buitenland ook niet bagatellise
ren. Als we geen risico's nemen, kunnen
we net zo goed ophouden en rondvaarten
gaan verzorgen op de Amsterdamse
gracht." Hij pauseert even. Dan: „Alhoe
wel, dan zul je zien dat die boot zinkt."
Teheran 1988: De Iraniers opeengepakt
en gehurkt in de helikopter trilden van
angst. Oorlog went niet. Helden bestaan
niet. In zichzelf bidden ze. Reginald zit op
een kist. Ook hij is bang. Hij slaat een
kruis. Ik ben bang en sla ook een kruis. We
zijn gek, flitst het door mijn hoofd. In een
militaire helikopter Irak binnenvliegen.
De volgende reis die De Milliano nu op het
programma heeft, gaat naar Sarajevo. Al
anderhalfjaar proberen de Artsen zonder
Grenzen in Bosnië hulp te bieden. Maar
het gaat moeizaam. „In de meeste gebie
den wordt aan ons bescherming geboden.
Normaal horen hulp en bescherming bij
elkaar. Hier hebben we maar een bepérkte
toegang tot gebieden. Ook de etnische
zuiveringen richten zich tegen de hulpver
lening. De Serviërs hebben al mensen uit
ziekenhuizen gesleurd en ze afgeslacht.
Bovendien moet er speciale bescherming
voor de ontheemden komen. De politiek
heeft zich teruggetrokken op het niveau
van de hulpverlening. Er wordt te weinig
bescherming geboden."
Misstanden
De directeur van Artsen zonder Grenzen
meent dat hij de politiek op haar taak
moet wijzen. „Je moet misstanden sig
naleren. Vragen aan de politiek om rand
voorwaarden zodat wij ons werk kunnen
doen. Als je dat niet doet, word je mede
plichtig aan de situatie."
De Milliano is niet te beroerd om zelf naar
de VN af te reizen, met Jacques Delors van
gedachten te wisselen over de functie van
Europa en Lubbers om aandacht voor de
problemen te vragen. „Het is een kwestie
van frappez, trappez, toujours."
Nu het Artsen zonder Grenzen zo voor de
wind gaat, komen er weer andere proble
men om de hoek kijken. Problemen die De
Milliano zorgen baren. Misschien wel om
dat hij er zelf zo weinig aan kan doen om ze
op te lossen. „Het opkomend nationalis
me, de mindere groei in de welvaartmaat
schappij, de verminderde sociale zeker
heid zorgen ervoor dat mensen zich terug
trekken op hun eigen veilige terrein. Ze
meer op zichzelf gericht zijn,"
Het is volgens hem erg belangrijk dat de
burgers zich betrokken voelen bij situa
ties zoals in het voormalig Joegoslavië.
„Op een paar uur afstand van ons is een
tweede Auschwitz. Dat moet Europa zich
toch aantrekken." Volgens De Milliano
komt de politiek pas in beweging als de
burgers kenbaar maken dat de situatie
niet langer zo voort mag duren. „De opinie
van de burgers is de basis voor de poli
tiek." Maar weinig burgers zijn lid van een
politieke partij. Weinig burgers bezoeken
bijeenkomsten van politieke partijen. „En
daar vindt toch de de democratie plaats.
Daar is de plaats waar de burgers richting
kunnen geven aan de politiek."
De Milliano kan verklaren waarom de'bur-
gers de weg een beetje kwijt zijn in de
maatschappij. „Vroeger, in de oude Oost-
West verhouding, wist je nog wie de vijand
was. Een vluchteling had een politieke la
ding. Een Rus, die vluchtte, duidde op een
falend communistisch systeem. Het was
een held. Nu hebben vluchtelingen dat
niet meer. Ze zijn niet welkom."
Zijn liefste wens op dit moment? „Dat de
burgers een voortrekkersrol spelen bij de
internationale solidariteit. Dat die toch
maar overeind blijft. Dat hoop ik.. Van
harte."
De Milliano zal zijn werk voorlopig blijven
doen. Iets in zijn stem, zijn houding ver
raadt dat er nooit een einde zal komen aan
zijn drang hulp te bieden waar nodig. Of
de politiek nu mee of tegen zit. de burgers
nu wel of niet betrokken zijn; hij zal gaan.
In zijn boek beschrijft hij hoe de voorzitter
van de Belgische organisatie van Artsen
zonder Grenzen. Reginald Moreels, door
de jaren heen telkens de Milliano weer
weet te vinden om met hem samen de
meest ingewikkelde operaties op te zet
ten.
Nu en dan verwens ik mezelf dat ik hem
heb leren kennen. Waaraan heb ik dit te
danken. Op het ogenblik dat ik denk even
te kunnen uitblazen en te genieten van Si-
mone, mijn vrouw en Juliette en Frederic,
mijn kinderen, duikt Reginald op met de
vraag of het geen tijd is mijn nauwelijks
uitgepakte koffers weer in te pakken. Als
hij niet spontaan opduikt, betrap ik mij
zelf erop dat ik hem opzoek.
Mirjam van Zuilen