Het was gewoon wild-west in ons dorp
PZC
De watersnoodramp
volgens Kees Slager
reportage
ZATERDAG 21 NOVEMBER 1992 2 3
Het opruimen van kadavers in de buurt van Zierikzee.
Het klinkt misschien raar, maar het
was een geweldige tijd. Zeker voor
een jongen van 21 jaar, wat ik toen was. Je
werkte je kapot, je was afgepeigerd, je
sliep ergens in een hoek van een kamer,
maar je lééfde wel! Natuurlijk, je zag ellen
de, maar we hadden ook verschrikkelijk
veel plezier. Gewoon het plezier van een
kleine groep, die is achtergebleven op een
uitgestorven dorp. Dat geeft een band van
kameraadschap, die geweldig is. We had
den gewoon een eigen republiekje.
Peter van Hattem behoort tot de kleine
groep achterblijvers als de bevolking van
Noordgouwe op Schouwen-Duiveland
wordt geëvacueerd. Wekenlang werken ze
er aan de binnendijken, ruimen wrakhout
en kadavers op en houden de spulletjes
van de vertrokken dorpsgenoten in de ga
ten. Het is een prachtige tijd. Bureaucra
tie en hiërarchie zijn vervangen door een
plezierige vorm van anarchie. Ze hoeven
maar te kikken en vliegtuigen droppen
het gevraagde op een droog stukje wei
land, ministers en leden van het Konink
lijk Huis vereren hen met bezoeken en
journalisten schrijven stoere reportages
over hen. Is het vreemd als je dat als een
geweldige tijd ervaart?
Noordgouwe lijkt een uitzondering. Het
dorp blijft in de rampnacht droog en er
zijn geen inwoners verdronken. Maar ook
in de dorpen, waar wél slachtoffers zijn ge
vallen, praten de achterblijvers achteraf
even opgetogen over deze periode. Ze heb
ben zich een tijdje heer en meester op hun
eigen dorp gevoeld, want niet zelden zit
ten burgemeester en wethouders ergens
op het droge. En zelfs als het officiële ge
zag wel present is. blijft het 'pioniersge-
voel' overheersen en beleven de achter
blijvers een tijd die ze - ondanks alle ellen
de - niet graag hadden willen missen.
Noordgouwe is op woensdag 4 februari
nog droog. Het Schouwse dorp is omgeven
door binnendijken, die het de eerste da
gen houden dankzij de inspanningen van
de bewoners. Er sijpelt wel water door de
haastig dichtgemaakte coupures in de
Schouwsedijk. de sloten zijn overvol en de
lage delen van de polders staan zelfs dras,
maar er is geen sprake meer van levensge
vaar.
Toch arriveert er in de nacht van dinsdag
op woensdag een afgezant van de heer G.
Franken, de man van Binnenlandse Za
ken, die een dag eerder Zierikzee al heeft
geconfronteerd met zijn evacuatie-bevel
en die kennelijk besloten heeft om zijn ge
zag op het hele eiland te laten gelden. Zijn
boodschap is duidelijk: ook de bevolking
van de plaatsen in de zogenaamde droge
corridor - Noordgouwe, Zonnemaire en
Brouwershaven - moet vertrekken. Hoog
uit 15 percent van de mannen mag achter
blijven.
Burgemeester Cornelis, die het al sinds
zondagmorgen volledig laat afweten,
geeft ook nu geen tegengas. Peter van
Hattem wel: „Ik heb er niet over geprak-
kezeerd om me te laten evacueren! Ik zag
het nut er niet van in, want we waren die
woensdag absoluut niet meer in levensge
vaar. Dus ik liet me niet dwingen. De
plaatselijke politie-agent kwam wel met
'n hoop gecommandeer, maar die hebben
we als het ware verbannen van Noord
gouwe. Die man mochten we toch al niet,
onder meer vanwege zijn rol in de oorlog.
Ik herinner me dat aannemer Rentier hem
bij z'n borst pakte en tegen een schuur
deur drukte: 'Als ik jou morgen hier nog
zie, dan verzuipen we je!' Hij is verdwenen
en nooit meer teruggekomen. Ja. dat kon
toen allemaal. Het was een vrijgevochten
bende en je liet je niks zeggen, zeker door
zo'n man niet."
De 26-jarige onderwijzer J. Roskam blijft
ook achter op het dorp. Hij heeft zich in
Geen straf van God. Geen natuurge
weld. Chronische verwaarlozing
van de waterkeringen - dat is de belang
rijkste oorzaak van de watersnoodramp
van 1953. Bovendien: een nauwelijks
werkend waarschuwingssysteem, auto
riteiten die niet of veel te laat alarm
slaan, reddingsacties die traag en onge
coördineerd op gang komen, competen
tiekwesties tussen burgerlijk bestuur
en militairen, onduidelijkheid over de
evacuatie en een hulpverlening die cha
otisch verloopt.
Tot deze conclusies komt de journalist
Kees Slager in zijn boek De Ramp, een
reconstructie. Volgens hem zijn signa
len van waterbouwers over de deplora
bele toestand waarin veel dijken na de
Tweede Wereldoorlog verkeerden, ge
negeerd. Ook is geen acht geslagen op
rapporten waarin het optreden van ho
ge stormvloeden - zoals die in 1953 -
werd voorzien. De balans: 1835 mensen
en tienduizenden dieren laten het leven,
meer dan 200.000 hectare land loopt on
der en de materiële schade is enorm.
Slager verwijt de bestuurders dat ze na
de ramp en het eerste herstel bewust ge
weigerd hebben zich te verdiepen in de
schuldvraag. Noch in het parlement,
noch in provinciale staten, gemeentera
den en waterschappen is diepgaand on
derzocht hoe het mogelijk was dat de ge
volgen van het hoge water zó rampzalig
konden zijn. Slager vindt dat er een par
lementaire enquête had moeten komen;
daar wilde het parlement echter niet
aan. Hij tekent aan dat - met medewer
king van de media - ten onrechte een
beeld geschapen is van het rampgebied
als een 'land van leed en kerels'.
De journalist Slager stelt vast dat het
bij Rijkswaterstaat vóór de ramp be-
kend moet zijn geweest dat de dijken in
de Delta niet in orde waren. Veel dijken
waren te laag. Polderbesturen hadden
dat tien jaar voor de ramp ervaren, tij
dens een stormvloed in april 1943. Op
veel plaatsen liep het water toen over de
dijken heen (doorbraken bleven won
derlijk genoeg uit). In totaal lagen er
langs de Zeeuwse eilanden 26 kilome
ters dijk, waarvan in elk geval sinds
1943 bekend was, dat ze te laag waren,
aldus Slager.
Hij wijst op het rapport van de Storm
vloedcommissie uit 1940, waarin werd
geadviseerd in de toekomst rekening te
houden met stormvloeden, die met een
kans van 20 procent per eeuw zouden
kunnen voorkomen. Dat zijn vloeden
die bij Hoek van Holland een hoogte van
4 meter plus NAP bereiken (het water
kwam er in 1953 tot 3,85 meter plus
NAP). In 1946 rapporteerden twee op
zichters van Rijkswaterstaat dat de
Zeeuwse dijken 'hier en daar aanzienlij
ke tekorten vertonen'. Ze achtten de
kans groot dat bij een stormvloed op een
aantal plaatsen het water over de zee
dijk in een laag van 60 tot 99 centimeter
dikte zal stromen.
Slager onthult dat de secretaris van de
Stormvloedcommissie, dr ir J. van
Veen, in 1952 tegenover Elsevier-jour-
nalist H. Looman zijn hart luchtte. Van
Veen waarschuwde voor de eevaarliike
toestand van de dijken, waardoor mil
joenen mensen zonder het te beseffen
voortdurend in levensgevaar verkeren,
met name achter de te lage en te zwakke
dijk langs de Hollandse IJssel. „In Zee
land is het maar weinig beter. De dijken
zijn er wat hoger, maar voor een niet ge
ring deel zijn ze ziek, vervallen en ver
waarloosd." Het verhaal werd niet ge
publiceerd, omdat de hoofdredactie van
Elsevier zo kort na de oorlog geen pa
niek wilde zaaien.
Verwaarloosd
De dijken waren niet alleen te laagten te
smal, ze waren ook te steil en te slecht
van samenstelling. Ook waren ze ver
waarloosd: vol mollengangen, konij
nenhollen en koeiepaadjes, met achter
gebleven bunkers en slecht herstelde
gaten van verwijderde bunkers. De
ramp geldt weliswaar als een keerpunt
in de manier waarop de Delta wordt be
veiligd tegen de zee. maar het duurde
wel erg lang voordat die betere beveili
ging een feit is. betoogt Slager. „Tot 25
jaar na de ramp blijft een deel van de
bevolking van zuidwest-Nederland wo
nen achter dezelfde dijken die in 1953 te
laag bleken te zijn."
In zijn boek De Ramp wil Kees Slager
een ander, authentieker beeld van de
watersnood schetsen dan tot nu toe be
kend is. Hij gaat daarbij geen taboe uit
de weg. „Het verwijt, dat het achteraf
altijd zo gemakkelijk praten is, valt een
voudig te pareren met de stelling, dat
het nog makkelijker is om achteraf te
zwijgen." Slager is radiojournalist. Niet
verwonderlijk dus dat hij zogenaamde
'orale geschiedschrijving' hanteert en
ruim 200 ooggetuigen uit het rampge
bied heeft geïnterviewd. Daarnaast
maakt hij gebruik van geschreven bron
nen.
Vooruitlopend op de verschijning van
De Ramp. een reconstructie, publiceert
de PZC een fragment uit hoofdstuk
twaalf. Dat handelt over de achterblij
vers - bewoners die na de overstroming
en de evacuatie in hun dorp blijven om
te helpen met herstel- en opruimings
werkzaamheden.
Rinus Antonisse
Kees Slager. De Ramp. een reconstructie, ver
schijnt eind november bij boekhandel en uitge
verij De Koperen Tuin in Goes, paperback
f49.90. gebonden f65.-
proberen te behouden wat er te behouden
was."
Op vrijdag wordt dominee Barendrecht
naar Zierikzee geroepen. Daar zijn de
Commissaris der Koningin en minister
Beel op bezoek. Die besluiten hem als
waarnemend burgemeester te beedigen.
De dominee is nu dus burgemeester, maar
blijft ook z'n oude werk doen. „De eerst
volgende zondag preekte hij in het droog-
gebleven kerkje terwijl de kippen tussen
de kerkbanken liepen", lacht Simon Moe
lij ker.
Roskam begint in de pastorie een distri
butiecentrum op te zetten voor de achter
blijvers: „De voorkamer deed dienst als
winkel en de achterkamer als pakhuis. Ik
voorzag de mannen van het noodzakelij
ke. Het kostte niks. want ze hadden geen
inkomen. Er werd de eerste dagen volop
brood gedropt en daarna haalde ik de
spullen vooral in Zonnemaire. waar een
bakker was achtergebleven. Ik heb wel al
les keurig genoteerd en bewaard. Ik kan je
nu nog laten zien, wie er bijvoorbeeld op 6
februari een pakje sigaretten heeft gekre
gen. In het ziekenhuis, waarvan de patiën
ten ook geëvacueerd waren, werd een
noodkeuken opgezet. De schilder en de
slager speelden voor kok. Water haalden
we uit de put bij de kerk. tot ook dat water
brak werd."
Mon Plaisir
Simon Moelij ker woont op het vervallen
buiten 'Mon Plaisir' in het gehucht Schud-
debeurs. dat halverwege Noordgouwe en
Zierikzee in de polder Noordgouwe ligt.
Hoewel het betrekkelijk hoog en dus nog
droog ligt. moet ook Schuddebeurs ont
ruimd worden. Maar Moelijker weigert:
„We moesten weg voor de politie, maar we
deden het gewoon niet. Ik heb mijn vrouw
wel naar Zierikzee gebracht, maar die heb
ik later stiekem teruggehaald. De politie
is nog weieens aan de deur geweest, maar
toen deden we net of we er niet waren. We
waren wekenlang de enigen op heel
Schuddebeurs.
Toen iedereen weg was bleven de dieren
onverzorgd achter. Bijna alle arbeiders
hadden in die tijd een varken en kippen.
Die ben ik toen maar gaan voeren. De kip
pen heb ik allemaal gevangen en naar het
bos van het buiten 'Heesterlust' gebracht.
Honderden heb%ik er daar gebracht. Ze
legden hun eieren wel 'verloren', maar ik
kon ze vinden. Ik bracht ze elke dag in een
mand naar het ziekenhuis in Noordgouwe,
waar toen een keuken was voor de achter
blijvers."
Zo heeft iedereen al snel zijn taak. Jasper
van Almenkerk worstelt met de veewa
gen. die de bijnaam 'Snelle Snip' krijgt,
over de dijken en de ondergelopen wegen:
„Met die wagen en met de Chevrolet van
garage Akkerdaas heb ik de eerste tien da
gen en nachten gereden. Al die tijd heb ik
geen bed gezien. Ik sliep af en toe even met
m'n kop op het stuur terwijl de mannen
zakken aan het lossen waren. Ik moest
zakken ophalen van boerderijen en naar
een dijk bij Schuddebeurs brengen. Die
werd afgegraven om de zwakke plekken in
de Schouwsedijk te kunnen verstevigen.
Dat dijkje had toch geen functie meer, het
is toen compleet afgegraven.
Mijn vrouw zat intussen geëvacueerd in
Bilthoven en ik heb bijna ruzie gekregen
omdat ik nooit eens een weekeinde naar
haar toe kwam. Maar ik had het zo vrese
lijk goed naar mijn zin op Noordgouwe! Ik
moest overal voor zorgen en alles was mo
gelijk. Het was gewoon wild-west. Je mag
het eigenlijk niet zeggen, maar ik zou het
best nog een keer willen overdoen."
Fragment uit Kees Slager, De ramp. een recon
structie.
fotoarchief Spaarnestad
woensdag het evacuatie-bevel werd afge
geven en alle auto's, die niet voor het werk
aan de dijken nodig waren, ingezet moes
ten worden om mensen naar Brouwersha
ven te brengen, weigerde hij zelfs om zijn
auto beschikbaar te stellen. Hij zei dat zijn
auto niet betrouwbaar genoeg was om
over ondergelopen wegen te rijden. Maar
hij was wel betrouwbaar genoeg om hem
zelf te vervoeren. Want op donderdagmid
dag om half 1 kwam hij naar ons toe in de
pastorie en zei: 'Ik ga nu maar weg. want
er is toch niks meer te doen. U redt het ver
der welHij stapte in zijn auto en reed
weg naar Brouwershaven om zich te laten
evacueren. Wij waren perplex. We wisten
niet eens waar hij naartoe ging.
De burgemeester verdween en wij bleven
met een klein clubje achter. Want de wet
houders en de raadsleden vertoonden zich
ook niet op het gemeentehuis. Die waren
geëvacueerd of met hun eigen besognes
bezig. En ook de gemeentesecretaris was
geevacueerd." Diezelfde middag nog
landde er een helikopter op de begraaf
plaats. Er stapte een Engelse officier uit.
Hij zei: 'Als jullie niet vertrekken verzui
pen jullie allemaal, want rondom staat al
les onder water Maar wij bleven weigeren
om weg te gaan. We wilden met onze groep
Huishoudschoolleerlingen uit Beverwijk helpen de achterblijvers in Oude Tonge.
tussen onmisbaar gemaakt door samen
met dominee J. Barendrecht en dijkgraaf
Johan Vis een driemanschap te vormen,
dat de taken van het totaal falende ge
meentebestuur probeert over te nemen en
vanuit de hervormde pastorie 'regeert':
„Het opvallende was. dat de meeste ach
terblijvers vakmensen waren: de slager,
de aannemer, de schilder, dat soort men
sen. Die wilden hun bedrijfje natuurlijk
niet zomaar in de steek laten. Maar er ble
ven bijna geen grondwerkers meer in het
dorp. Dus stonden wij herhaaldelijk met
de schop in de hand."
„Ze hebben toen veel te veel mannen weg
gehaald. De mannen die het grondwerk
kenden werden allemaal afgevoerd. Ter
wijl we die juist keihard nodig hadden.
Want ze waren nog maar amper weg toen
er al een gat in de dijk viel", zegt Jasper
van Almenkerk, die ook weigert te ver
trekken en met de veewagen van z'n vader
dagen en nachten zandzakken vervoert.
Inderdaad breekt op donderdag de provi
sorisch gedichte coupure bij Kakkersweel
door en loopt de polder van Noordgouwe
in. Weliswaar niet in een grote vloedgolf,
maar al snel staan toch veel polderwegen
blank en blijft alleen de dorpskom droog.
Voor Roskam is de burgemeester toen he
lemaal door de mand gevallen: „Toen op
Dc kadaverploeg van Ooltgensplaat.