In de bus vieren we feest Anton Pieck herleeft in kunstdruk PZC Nationale Ballet op toernee De fotografe heeft een gevoelige blik vrije tijd ZATERDAG 14 NOVEMBER 1992 37 Lee Miller Het Nationale Ballet danst Adagio Hammerklavier in een choreografie van Hans van Manen. foto Deen van Meer de leiding van het gezelschap daar niet altijd voldoende rekening mee houdt bij de voorbereidingen van een toernee: „Uit dit soort gebeur tenissen blijkt dat we eigenlijk eer der zouden moeten vertrekken." Koude douches Ook in de theaters zelf zijn de zaak jes niet altijd in orde. Protzman herinnert zich opnieuw giechelend ijskoude ruimtes, we's zonder licht, koude douches of maar twee douches voor 20 dansers. Ook ging ooit ergens een geluidsband 'rond zingen' zodat de soliste opnieuw aan een moeilijk stuk moest begin nen. Naar aanleiding van deze ge beurtenissen moet het publiek echter vooral niet denken dat Het Nationale Ballet met tegenzin door het land trekt. De genoemde voorbeelden blijven gelukkig inci denten. Protzman voelt zich tijdens toer- nees vrijer en durft meer artistieke experimenten aan dan op de thuis basis in Amsterdam. Als ander voordeel noemt zij dat dansers el ders de gelegenheid krijgen zwaar dere rollen uit te proberen. Zo zijn de toemees ook belangrijk voor de artistieke groei van het gezel schap. Protzman vindt de busrit ten bovendien goed voor de bevor dering van de saamhorigheid: „Het Nationale Ballet is met zijn meer dan 80 dansers soms net een fabriek met te weinig tijd om te praten. In de bus krijg je die kans wel. Tijdens de rit terug vieren we trouwens meestal lekker feest,'' De buitenstaander zal allicht den ken dat de dansers dan een spaatje drinken omdat zij in conditie moe ten blijven. Protzman laat lachend weten dat we ons dat toch anders moeten voorstellen: „We nemen heus wel wat sterkers mee hoor." Zij vindt het leuk dat de scheiding tussen solisten en corps de ballet inmiddels veel minder strikt is dan vroeger: „Toen ik begon zaten de eerste solisten apart voorin de bus of gingen met de auto. Nu wordt er veel meer gemengd en dat vind ik beslist een verandering ten goede." Net klaar met haar optredens als Aurora in The Sleeping Beauty verheugt de tweede soliste zich in tussen op haar rol na de toernee in het nieuwe Stravinsky-program- ma. Dat gaat op 13 december in première in het Muziektheater. De uurtjes extra slaap zal Protzman dan weer even moeten missen. FranQoise Ledeboer Het Nationale Ballet treedt op in Roo sendaal (dinsdag 17 november), Breda (dinsdag 24 november). Den Bosch woensdag 25 november). Eindhoven (donderdag 26 november). Op het pro gramma staan Van Manen's Adagio Hammerklavier, Twilight, Trois Gnos- siennes en Bits and Pieces. De dansers van Het Nationale Ballet klimmen eind deze week weer in de bus voor een reeks voorstellingen buiten de vaste stek in het Amsterdamse Muziektheater. „Collega's met langere benen dan ik vinden de lange busritten gekronkeld op nauwe zitplaatsen vaak slopend", vertelt de tengere tweede soliste Esther Protzman na een repetitie voor het nieuwe toerneeprogramma met stukken van Hans van Manen. „Voor mij ligt dat anders. Ik vind de voorstellingen elders juist leuk en ontspannend omdat ik in de bus eindelijk eens wat slaap kan inhalen of een boek lezen." Protzman (31) combineert sinds bijna vijf jaar haar leven als danseres met dat van trotse moe der van dochtertje Chloé. „Geluk kig heb ik een man die zich heel goed aan mijn ritme kan aanpas sen. Ook als we om twee of drie uur thuis zijn na een voorstelling in Groningen of Heerlen sta ik echter altijd om kwart over zeven op om Chloé naar school te brengen. Daarna zou ik weer naar bed kun nen, maar dat komt er niet van. Vandaar dat ik juist blij ben met die uurtjes in de bus." Wie denkt dat de dansers tijdens een toemee overdag op hun lauwe ren kunnen rusten, heeft het mis. Na een uurtje voor een warming up beginnen de dagelijkse repetities gewoonlijk om tien uur. Ook tij dens een toernee worden de dan sers in de studio verwacht. Alleen wat later, om twaalf uur, waarna in de loop van de middag de bus voor rijdt. „We horen twee en een half uur voor aanvang van een voorstelling in het theater te arriveren. De jon gens kunnen dan nog uit eten, ik zelf neem meestal een salade of brood mee. Vervolgens doen we een warming up en gaan omkleden en schminken", vertelt Protzman. Uit een logboekje dat ze heeft bij gehouden van een toernee twee jaar geleden, blijkt echter dat het tijdschema geregeld in het hon derd loopt. Protzman heeft een op gewekt karakter en vertelt daarom gezellig giechelend over files van vele kilometers, een kapotte bus en een chauffeur die drie kwartier in Eindhoven rondreed omdat hij het theater niet kon vinden. „Natuurlijk is dat niet altijd leuk hoor", haast zij zich eraan toe te voegen. „Vooral als we moeilijke stukken doen, zijn die vertragin gen heel vervelend omdat ze je op bouw naar de voorstelling versto ren." Ze laat doorschemeren dat De tekenaar Anton Pieck werd door hele volksdelen in de armen geslo ten. Hij schopte het zelfs tot grootmees ter van het Krabbetukkers-legioen en werd daarmee als eerste kunstenaar op het camavalsvoetstuk gehesen. Dat ge schiedde in zijn geboortestad Den Hel der, waar Pieck even gevierd was als Do- rus Rijkers, befaamd mensenredder. Vijf jaar na zijn overlijden komt de Vlaamse auteur dr Ingrid van de Wijer met Anton Pieck en zijn werkkamer. Een relaas over Pieck, met zijn werkkamer telkens als vertrekpunt. Van de Wijer: „Pieck was erg betrokken bij de tot standkoming van het boek. Een jaar heb ik er nog samen met hem aan kunnen werken; hij deed eraan mee alsof het om zijn officiëie biografie ging. Het is ook zo ongeveer zijn levensbeschrijving gewor den. Er zit veel in over de aard van het beestje. Ik heb geprobeerd hem van bin nenuit te tekenen." „Als ik hem fotografeerde werkte hij echt door. Het zijn spontane foto's, geen en kele plaat is geposeerd. Het boek gaat vooral over de werkkamer in Overveen. Er mocht eigenlijk niemand in die kamer komen. Er was eens een tv-ploeg geweest en bij die gelegenheid waren er een teke ning en een ets verdwenen. Vanaf die tijd dorst hij niemand meer toe te laten." Van de Wijer geeft colleges kunst- en cul tuurbeleid aan de universiteiten van Antwerpen en Brussel en is lid van de ho norabele Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis en van de al even eer biedwaardige Maatschappij der Neder landse Letterkunde te Leiden. Waarom gaat een wetenschapper zo diep in op een populaire volkstekenaar? „Uit sympathie voor de persoon en zijn werk. Als wetenschapper heb ik een boek gemaakt over Felix Timmermans. Hij repte heel vaak over Pieck. Hoe ze samen uitstapjes maakten; hoe ze etsen druk ten. Het etsen heeft Timmermans bij Pieck gebracht. Felix was een dubbelta lent: hij schreef en illustreerde zijn eigen werk. Hij was op een dag in Den Haag bij zijn uitgever en ze zochten een kunste naar met een drukpers om die te mogen gebruiken. Timmermans belt aan bij Pieck. Die doet open. wordt door de uit gever aan de schrijver voorgesteld en roept dan stomverbaasd uit: Ik was net 'Pallieter' aan het lezen." De tekenmeester is beïnvloed door voor gangers en tijdgenoten. Dat stak hij niet Verschoor, de latere historica Annie Ro mein-Verschoor. Van de Wijer: „Hij had een haarscherp geheugen: hij wist bij voorbeeld dat er te gen een bepaalde eik in Den Helder een rode bloempot was gespijkerd. Die din gen van vroeger bepaalden de tekenin gen van later." Naar Den Helder wordt ook verwezen bij het ontwerp van De Efteling. Aan het speelterreintje 'De tuintjes', waar rond de eeuwwisseling een paar oude schom mels waren opgehangen, bewaarde Pieck zulke goeie herinneringen dat naar zijn zeggen die plek hem inspireerde om het sprookjespark in Kaatsheuvel te ont werpen. „Als ik naar De Efteling ga, zie ik mezelf als jochie van vijf jaar, dat wil dwalen in dromenland..." Van de Wijer: „Hij wilde kinderen dezelf de romantiek geven die hij in zijn jeugd ondervonden had. Maar hij had ook zijn eigen speelse beweegredenen." Pieck zei zelf: „Meer nog dan voor de kinderen doe ik dit ter bevrediging van mijn eigen kin derlijke geest." Van de Wijer: „Toevallig is de caroussel van Janvier, die door Den Helder trok. later door De Efteling aan gekocht en door Pieck gerestaureerd." Straatjes „Pieck reisde niet veel. De ziekte van zijn vrouw liet dat niet toe. Hij is in Marokko. Polen en Italië geweest en heeft veel in Vlaanderen gezeten. Over zijn verblijf in 1919 in Neurenberg meldde hij: „Er wa ren zo'n ontzaglijk ja tekenachtige mo tieven - al die straatjes, dat was eigenlijk om gek van te worden: overal waar je keek, was er een onderwerp en was het te tekenen." Voor alles was Pieck een straattekenaar. Hij schetste gevels, pleinen, keien, gas lantaarns, uithangborden, huizen en kastelen; trams, schepen en mensen, mensen, mensen, in alle soorten, maten en gedaanten. Mensen, meestal met meer karikatuur dan met karakter neer gezet, maar bij voorbeeld in zijn Vlaamse periode realistisch geschilderd. Rob Bouber Anton Pieck en zijn werkkamer verschijnt in een beperkte oplage van 1000 stuks en is ge drukt op gesatineerd kunstdrukpapier Prijs: f 175,- Het boek van dr Ingnd van de Wijer is met te koop in de boekhandel, maar uitslui tend verkrijgbaar in het Anton Pieck Museum in Hattem of te bestellen bij postbus 64. B-3000. Leuven 1, Belgie. De Amerikaanse fotografe Lee Miller maakte in 1932 het zelfportret dat haar op een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum toont als de verpletterende schoonheid die vele mannenharten veroverde. Het resultaat van haar fotografische arbeid tussen 1929 en 1964 blijkt zeer veelzijdig: naast de puur esthetische foto's als haar zelfportret zijn er ook de huiveringwekkende foto's te zien die ze in 1945 in de concentratiekampen Dachau en Buchenwald nam. De kwaliteiten van het werk van Lee Miller (1907-1977) zijn pas in de tweede helft van de jaren tachtig in volle omvang duidelijk geworden. Een van de oorzaken van deze vergetelheid lag in haar eigen afweer tegenover het verle den. Niemand weet precies waar om, maar Miller wilde in haar laat ste ievensjaren ineens niets meer van haar werk weten. Wellicht was dit voor haar de enige methode de herinnering aan de afschuwelijke oorlogsbeelden terug te dringen. In vakkringen kreeg ze zelfs de re putatie dat haar foto's van sterk wisselende kwaliteit of zelfs ama teuristisch waren. Stedelijk Mu seum-conservator Hripsimé Visser wijst er verder op dat haar presta ties lange tijd werden overscha duwd door de romantiek van haar levensloop. Publikaties van haar zoon Antony Penrose en Jane Livingston en tentoonstellingen uit haar enorme archief tonen Miller juist als een professionele vakvrouw die met een zeer gevoelige blik heeft geke ken naar alle beelden die de moeite van het fotograferen waard waren. Haar carrière begon in de jaren twintig in New York. Het toeval wilde dat zij daar in 1927 voor een aanstormende auto werd wegge trokken door Conde Nast. de uitge ver van het modetijdschrift Vogue. Dankzij hem en haar schoonheid werd ze fotomodel, een bestaan dat ze al in 1929 vaarwel zei om in Parijs leerling, model en geliefde van de beroemde surrealist Man Ray te worden. Invloed In de foto's uit haar Parijse jaren is de invloed van het surrealisme dui delijk zichtbaar. Ze fotografeerde Charlie Chaplin onder een lamp met tentakels die uit zijn hoofd lij ken te groeien en bij Tanja Ramm lijkt het alsof haar afgehakte hoofd onder een glazen stolp ligt. Net als de surrealistische schilderkunst zijn deze foto's fascinerende ont dekkingsreizen naar de verbeel dingsmogelijkheden van het on derbewuste. Een van haar vele liefdesaffaires leidde tot een breuk met Man Ray en in 1932 keerde ze terug naar New York om met haar broer Erik een fotostudio op te zetten. Haar opdrachtwerk in deze tijd bestond uit commerciële, portret- en mode fotografie Aan haar huwelijk met een Egyptische zakenman danken we onder meer de schitterende foto die ze omstreeks 1938 vanaf de top van een piramide nam. De haar scherpe schaduw valt deels over het dorp beneden, in de verte wenkt geheimzinnig de woestijn. Miller kende veel beroemdheden en heeft velen van hen vereeuwigd. Zo komen we in het Stedelijk een aantal malen Picasso tegen, maar ook indringende portretten van Jean Cocteau, Colette, Joan Miró, Rene Magritte. Paul Delvaux. Max Ernst en Mariene Dietrich. Haar foto's van de enorme vernielingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de beelden uit de concentratie kampen steken er door de aard van de onderwerpen schril bij af en blij ven daardoor in de herinnering achter. De foto van de slordig op elkaar gegooide hoop lijken in Da chau uit april 1945 is er bij voor beeld een om nooit te vergeten. De overzichtsexpositie in het Stede lijk toont echter aan dat ook de rest van haar visuele erfenis nooit meer in vergetelheid moet raken. De expositie in het Stedelijk Museum iPaulus Potterstraat 13. Amsterdam) duurt tot en met 13 december. De ope ningstijden zijn dagelijks van 11.00 tot 17.00 uur. Lee Miller fotografeerde in 1945 bewakers in Buchenwald, die door vrij gelaten gevangenen waren toegetakeld. onder stoelen of banken. Zeker is dat de Engelse tekenaars Arthur Rackham en Edmond Dulac hun stempel op zijn werk gedrukt hebben. Er valt nog wel meer verwantschap met genre-gelijke kunste naars te bespeuren. Wie zijn gehele werk overziet, schilderijen, etsen, tekeningen, bespeurt een Carlsson- of Jetses-sfeer Ook parallellen met Rie Cramer, zelfs met de ijspret van Avercamp kunnen worden gelegd, maar daarmee wil niet worden gezegd dat Pieck zich niet zelf standig ontwikkelde. Van de Wijer: „Over de schilder Charles Rochussen zei Pieck: Hij is in 1894 gestorven en toen kwam ik in 1895 om zijn werk voort te zet ten." „Maar hij geloofde niet in reïncarnatie. Er was hem meer dan eens gezegd dat hij een verbluffend voorbeeld was van reïn carnatie. Omdat hij zo natuurgetrouw de geveltjes en oude huizen kon neerzetten. Dan glimlachte hij en antwoordde dood- nuchter. Ik geloof dat ik mij heel nauw gezet documenteer. Hij worstelde voor een tekening rustig een maand naslag werken door De vloer van zijn werkka mer lag bezaaid met boeken. Boeken over mode, over de structuur van de hui zen. over oud-Parijs. -Londen en -Am- sterdam. Hij wilde alles historisch juist weergeven." Los van alle invloeden ontwikkelde Pieck een eigen stijl. Zoetjesaan ont stond een gevarieerde, gezellige, roman tische vorm. Weinig emotioneel, maar eindeloos verhalend. Opeenvolgende kunststromingen hadden geen vat op hem. Toen hij eenmaal zijn pad gevon den had. week hij niet meer af van het stramien: de figuratieve romantiek. Den Helder Wie zou venvachten dat Anton Pieck uit gerekend in het winderige Den Helder de oorsprong vond van de fantasie die hij in zijn werk ontwikkelde: „Den Helder was niets bijzonders, een gewoon stadje. Maar het had zijn donkere steegjes, de romantiek zat erin. Ik weet me nog te herinneren: met Sint Nicolaas kregen we geschenken als spanen doosjes met hou ten figuren: beestjes, boompjes, huisjes, blokjes. Of een stoommachientje. Dat laat zijn sporen na. Den Helder zal ik nooit, nooit vergeten." Pieck kreeg er van meester Mulder zijn eerste tekenlessen. Tekenen naar de na tuur. want „de vrije expressie was nog niet op scholen doorgedrongen. Den Hel der had weinig bloemen, weinig bomen Als we er de duinen in getrokken waren en een duinroos hadden bemachtigd, te kenden we die van alle kanten..." Van de Wijer: ..Op de fröbelschool in Den Helder had hij als medeleerlinge Annie foto Elsevier Anton Pieck: Voortrekker van de figuratieve romantiek.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1992 | | pagina 53