In de bus
vieren
we feest
Anton Pieck herleeft in kunstdruk
Nationale Ballet
op toernee
De fotografe heeft
een gevoelige blik
vrije tijd zaterdag 14november 1992 37
Lee Miller
De dansers van Het Nationale Ballet klimmen eind deze
week weer in de bus voor een reeks voorstellingen
buiten de vaste stek in het Amsterdamse Muziektheater.
„Collega's met langere benen dan ik vinden de lange
busritten gekronkeld op nauwe zitplaatsen vaak slopend",
vertelt de tengere tweede soliste Esther Protzman na een
repetitie voor het nieuwe toerneeprogramma met stukken
van Hans van Manen. „Voor mij ligt dat anders. Ik vind de
voorstellingen elders juist leuk en ontspannend omdat ik in
de bus eindelijk eens wat slaap kan inhalen of een boek
lezen."
Protzman (31) combineert sinds
bijna vijf jaar haar leven als
danseres met dat van trotse moe
der van dochtertje Chloé. „Geluk
kig heb ik een man die zich heel
goed aan mijn ritme kan aanpas
sen, Ook als we om twee of drie uur
thuis zijn na een voorstelling in
Groningen of Heerlen sta ik echter
altijd om kwart over zeven op om
Chloé naar school te brengen.
Daarna zou ik weer naar bed kun
nen, maar dat komt er niet van.
Vandaar dat ik juist blij ben met
die uurtjes in de bus."
Wie denkt dat de dansers tijdens
een toernee overdag op him lauwe
ren kunnen rusten, heeft het mis.
Na een uurtje voor een warming up
beginnen de dagelijkse repetities
gewoonlijk om tien uur. Ook tij
dens een toernee worden de dan
sers in de studio verwacht. Alleen
wat later, om twaalf uur, waarna in
de loop van de middag de bus voor
rijdt.
„We horen twee en een half uur
voor aanvang van een voorstelling
in het theater te arriveren. De jon
gens kunnen dan nog uit eten, ik
zelf neem meestal een salade of
brood mee. Vervolgens doen we
een warming up en gaan omkleden
en schminken", vertelt Protzman.
Uit een logboekje dat ze heeft bij
gehouden van een toernee twee
jaar geleden, blijkt echter dat het
tijdschema geregeld in het hon
derd loopt. Protzman heeft een op
gewekt karakter en vertelt daarom
gezellig giechelend over files van
vele kilometers, een kapotte bus
en een chauffeur die drie kwartier
in Eindhoven rondreed omdat hij
het theater niet kon vinden.
„Natuurlijk is dat niet altijd leuk
hoor", haast zij zich eraan toe te
voegen. „Vooral als we moeilijke
stukken doen, zijn die vertragin
gen heel vervelend omdat ze je op
bouw naar de voorstolling versto
ren." Ze laat doorschemeren dat
Het Nationale Ballet danst Adagio Hammerklavier in een choreografie
de leiding van het gezelschap daar
niet altijd voldoende rekening mee
houdt bij de voorbereidingen van
een toernee: „Uit dit soort gebeur
tenissen blijkt dat we eigenlijk eer
der zouden moeten vertrekken."
Koude douches
Ook in de theaters zelf zijn de zaak
jes niet altijd in orde. Protzman
herinnert zich opnieuw giechelend
ijskoude ruimtes, wc's zonder
licht, koude douches of maar twee
douches voor 20 dansers. Ook ging
ooit ergens een geluidsband 'rond
zingen' zodat de soliste opnieuw
aan een moeilijk stuk moest begin
nen. Naar aanleiding van deze ge
beurtenissen moet het publiek
echter vooral niet denken dat Het
Nationale Ballet met tegenzin
door het land trekt. De genoemde
voorbeelden blijven gelukkig inci
denten.
Protzman voelt zich tijdens toer-
nees vrijer en durft meer artistieke
experimenten aan dan op de thuis
basis in Amsterdam. Als ander
voordeel noemt zij dat dansers el
ders de gelegenheid krijgen zwaar
dere rollen uit te proberen. Zo zijn
de toernees ook belangrijk voor de
artistieke groei van het gezel
schap. Protzman vindt de busrit
ten bovendien goed voor de bevor
dering van de saamhorigheid:
„Het Nationale Ballet is met zijn
meer dan 80 dansers soms net een
fabriek met te weinig tijd om te
praten. In de bus krijg je die kans
wel. Tijdens de rit terug vieren we
trouwens meestal lekker feest."
De buitenstaander zal allicht den
ken dat de dansers dan een spaatje
drinken omdat zij in conditie moe
ten blijven. Protzman laat lachend
weten dat .we ons dat toch anders
moeten voorstellen: „We nemen
heus wel wat sterkers mee hoor."
Zij vindt het leuk dat de scheiding
tussen solisten en corps de ballet
inmiddels veel minder strikt is dan
van Hans van Manen.
foto Deen van Meer
vroeger: „Toen ik begon zaten de
eerste solisten apart voorin de bus
of gingen met de auto. Nu wordt er
veel meer gemengd en dat vind ik
beslist een verandering ten
goede."
Net klaar met haar optredens als
Aurora in The Sleeping Beauty
verheugt de tweede soliste zich in
tussen op haar rol na de toernee in
het nieuwe Stravinsky-program-
ma. Dat gaat op 13 december in
première in het Muziektheater. De
uurtjes extra slaap zal Protzman
dan weer even moeten missen.
Fran^oise Ledeboer
Het Nationale Ballet treedt op in Roo
sendaal 1 dinsdag 17 novemberi, Breda
(dinsdag 24 novemberi, Den Bosch
iwoensdag 25 november). Eindhoven
donderdag 26 november). Op het pro
gramma staan Van Manen's Adagio
Hammerklavier, Tivilight, Trois Gnos-
sierines en Bits and Pieces.
De Amerikaanse fotografe Lee
Miller maakte in 1932 het
zelfportret dat haar op een
overzichtstentoonstelling in het
Stedelijk Museum toont als de
verpletterende schoonheid die vele
mannenharten veroverde. Het
resultaat van haar fotografische arbeid
tussen 1929 en 1964 blijkt zeer
veelzijdig: naast de puur esthetische
foto's als haar zelfportret zijn er ook de
huiveringwekkende foto's te zien die ze
in 1945 in de concentratiekampen
Dachau en Buchenwald nam.
De kwaliteiten van het werk
van Lee Miller (1907-1977) zijn
pas in de tweede helft van de jaren
tachtig in volle omvang duidelijk
geworden. Een van de oorzaken
van deze vergetelheid lag in haar
eigen afweer tegenover het verle
den. Niemand weet precies waar
om, maar Miller wilde in haai- laat
ste levensjaren ineens niets meer
van haar werk weten. Wellicht was
dit voor haar de enige methode de
herinnering aan de afschuwelijke
oorlogsbeelden terug te dringen.
In vakkringen kreeg ze zelfs de re
putatie dat haar foto's van sterk
wisselende kwaliteit of zelfs ama
teuristisch waren. Stedelijk Mu
seum-conservator Hripsimé Visser
wijst er verder op dat haar presta
ties lange tijd werden overscha
duwd door de romantiek van haar
levensloop.
Publikaties van haar zoon Antony
Penrose en Jane Livingston en
tentoonstellingen uit haar enorme
archief tonen Miller juist als een
professionele vakvrouw die met
een zeer gevoelige blik heeft geke
ken naar alle beelden die de moeite
van het fotograferen waard waren.
Haar carrière begon in de jaren
twintig in New York. Het toeval
wilde dat zij daar in 1927 voor een
aanstormende auto werd wegge
trokken door Conde Nast, de uitge
ver van het modetijdschrift Vogue.
Dankzij hem en haar schoonheid
werd ze fotomodel, een bestaan
dat ze al in 1929 vaarwel zei om in
Parijs leerling, model en geliefde
van de beroemde surrealist Man
Ray te worden.
Invloed
In de foto's uit haar Parijse jaren is
de invloed van het surrealisme dui
delijk zichtbaar. Ze fotografeerde
Charlie Chaplin onder een lamp
met tentakels die uit zijn hoofd lij
ken te groeien en bij Tanja Ramm
lijkt het alsof haar afgehakte hoofd
onder een glazen stolp ligt. Net als
de surrealistische schilderkunst
zijn deze foto's fascinerende ont
dekkingsreizen naar de verbeel
dingsmogelijkheden van het on
derbewuste.
Een van haar vele liefdesaffaires
leidde tot een breuk met Man Ray
en in 1932 keerde ze terug naar
New York om met haar broer Erik
een fotostudio op te zetten. Haar
opdrachtwerk in deze tijd bestond
uit commerciële, portret- en mode
fotografie. Aan haar huwelijk met
een Egyptische zakenman danken
we onder meer de schitterende foto
die ze omstreeks 1938 vanaf de top
van een piramide nam. De haar
scherpe schaduw valt deels over
het dorp beneden, in de verte
wenkt geheimzinnig de woestijn.
Miller kende veel beroemdheden
en heeft velen van hen vereeuwigd.
Zo komen we in het Stedelijk een
aantal malen Picasso tegen, maar
ook indringende portretten van
Jean Cocteau. Colette, Joan Miró.
René Magritte. Paul Delvaux, Max
Ernst en Mariene Dietrich. Haar
foto's van de enorme vernielingen
tijdens de Tweede Wereldoorlog en
de beelden uit de concentratie
kampen steken er door de aard van
de onderwerpen schril bij af en blij
ven daardoor in de herinnering
achter. De foto van de slordig op
elkaar gegooide hoop lijken in Da
chau uit april 1945 is er bij voor
beeld een om nooit te vergeten. De
overzichtsexpositie in het Stede
lijk toont echter aan dat ook de
rest van haar visuele erfenis nooit
meer in vergetelheid moet raken.
De expositie in het Stedelijk Museum
(Paulus Potterstraat 13, Amsterdam)
duurt tot en met 13 december. De ope
ningstijden zijn dagelijks van 11.00 tot
17.00 uur.
Lee Miller fotografeerde in 1945 bewakers in Buchenwald, die door vrij
gelaten gevangenen waren toegetakeld.
De tekenaar Anton Pieck werd door
hele volksdelen in de armen geslo
ten. Hij schopte het zelfs tot grootmees
ter van het Krabbetukkers-legioen en
werd daarmee als eerste kunstenaar op
het carnavalsvoetstuk gehesen. Dat ge
schiedde in zijn geboortestad Den Hel
der, waar Pieck even gevierd was als Do-
rus Rijkers, befaamd mensenredder.
Vijf jaar na zijn overlijden komt de
Vlaamse auteur dr Ingrid van de Wij er
met Anton Pieck en zijn werkkamer. Een
relaas over Pieck, met zijn werkkamer
telkens als vertrekpunt. Van de Wijer:
„Pieck was erg betrokken bij de tot
standkoming van het boek. Een jaar heb
ik er nog samen met hem aan kunnen
werken: hij deed eraan mee alsof het om
zijn officiële biografie ging. Het is ook zo
ongeveer zijn levensbeschrijving gewor
den. Er zit veel in over de aard van het
beestje. Ik heb geprobeerd hem van bin
nenuit te tekenen."
„Als ik hem fotografeerde werkte hij echt
door. Het zijn spontane foto's, geen en
kele plaat is geposeerd. Het boek gaat
vooral over de werkkamer in Overveen.
Er mocht eigenlijk niemand in die kamer
komen. Er was eens een tv-ploeg geweest
en bij die gelegenheid waren er een teke
ning en een ets verdwenen. Vanaf die tijd
dorst hij niemand meer toe te laten."
Van de Wijer geeft colleges kunst- en cul
tuurbeleid aan de universiteiten van
Antwerpen en Brussel en is lid van de ho
norabele Koninklijke Zuidnederlandse
Maatschappij voor Taal- en Letterkunde
en Geschiedenis en van de al even eer
biedwaardige Maatschappij der Neder
landse Letterkunde te Leiden. Waarom
gaat een wetenschapper zo diep in op een
populaire volkstekenaar?
„Uit sympathie voor de persoon en zijn
werk. Als wetenschapper heb ik een boek
gemaakt over Felix Timmermans. Hij
repte heel vaak over Pieck. Hoe ze samen
uitstapjes maakten; hoe ze etsen druk
ten. Het etsen heeft Timmermans bij
Pieck gebracht. Felix was een dubbelta
lent: hij schreef en illustreerde zijn eigen
werk. Hij was op een dag in Den Haag bij
zijn uitgever en ze zochten een kunste
naar met een drukpers om die te mogen
gebruiken. Timmermans belt aan bij
Pieck. Die doet open, wordt door de uit
gever aan de schrijver voorgesteld en
roept dan stomverbaasd uit: Ik was net
'Pallieter' aan het lezen."
De tekenmeester is beïnvloed door voor
gangers en tijdgenoten. Dat stak hij niet
onder stoelen of banken. Zeker is dat de
Engelse tekenaars Arthur Rackham en
Edmond Dulac hun stempel op zijn werk
gedrukt hebben. Er valt nog wel meer
verwantschap met genre-gelijke kunste
naars te bespeuren. Wie zijn gehele werk
overziet, schilderijen, etsen, tekeningen,
bespeurt een Carlsson- of Jetses-sfeer.
Ook parallellen met Rie Cramer, zelfs
met de ijspret van Avercamp kunnen
worden gelegd, maar daarmee wil niet
worden gezegd dat Pieck zich niet zelf
standig ontwikkelde. Van de Wijer:
„Over de schilder Charles Rochussen zei
Pieck: Hij is in 1894 gestorven en toen
kwam ik in 1895 om zijn werk voort te zet
ten."
„Maar hij geloofde niet in reïncarnatie.
Er was hem meer dan eens gezegd dat hij
een verbluffend voorbeeld was van reïn
carnatie. Omdat hij zo natuurgetrouw de
geveltjes en oude huizen kon neerzetten.
Dan glimlachte hij en antwoordde dood-
nuchter: Ik geloof dat ik mij heel nauw
gezet documenteer. Hij worstelde voor
een tekening rustig een maand naslag
werken door. De vloer van zijn werkka
mer lag bezaaid met boeken. Boeken
over mode. over de structuur van de hui
zen. over oud-Parijs. -Londen en -Am
sterdam. Hij wilde alles historisch juist
weergeven."
Los van alle invloeden ontwikkelde
Pieck een eigen stijl. Zoetjesaan ont
stond een gevarieerde, gezellige, roman
tische vorm. Weinig emotioneel, maar
eindeloos verhalend. Opeenvolgende
kunststromingen hadden geen vat op
hem. Toen hij eenmaal zijn pad gevon
den had, week hij niet meer af van het
stramien: de figuratieve romantiek.
Den Helder
Wie zou verwachten dat Anton Pieck uit
gerekend in het winderige Den Helder de
oorsprong vond van de fantasie die hij in
zijn werk ontwikkelde: „Den Helder was
niets bijzonders, een gewoon stadje.
Maar het had zijn donkere steegjes, de
romantiek zat erin. Ik weet me nog te
herinneren: met Sint Nicolaas kregen we
geschenken als spanen doosjes met hou
ten figuren: beestjes, boompjes, huisjes,
blokjes. Of een stoommachientje. Dat
laat zijn sporen na. Den Helder zal ik
nooit, nooit vergeten."
Pieck kreeg er van meester Mulder zijn
eerste tekenlessen. Tekenen naar de na
tuur, want „de vrije expressie was nog
niet op scholen doorgedrongen. Den Hel
der had weinig bloemen, weinig bomen.
Als we er de duinen in getrokken waren
en een duinroos hadden bemachtigd, te
kenden we die van alle kanten..."
Van de Wijer: „Op de fröbelschool in Den
Helder had hij als medeleerlinge Annie
Verschoor, de latere historica Annie Ro
mein-Verschoor.
Van de Wijer: „Hij had een haarscherp
geheugen: hij wist bij voorbeeld dat er te
gen een bepaalde eik in Den Helder een
rode bloempot was gespijkerd. Die din
gen van vroeger bepaalden de tekenin
gen van later."
Naar Den Helder wordt ook verwezen bij
het ontwerp van De Efteling. Aan het
speelterreintje 'De tuintjes', waar rond
de eeuwwisseling een paar oude schom
mels waren opgehangen, bewaarde
Pieck zulke goeie herinneringen dat naar
zijn zeggen die plek hem inspireerde om
het sprookjespark in Kaatsheuvel te ont
werpen. „Als ik naar De Efteling ga, zie ik
mezelf als jochie van vijf jaar, dat wil
dwalen in dromenland..."
Van de Wijer: „Hij wilde kinderen dezelf
de romantiek geven die hij in zijn jeugd
ondervonden had. Maar hij had ook zijn
eigen speelse beweegredenen." Pieck zei
zelf: „Meer nog dan voor de kinderen doe
ik dit ter bevrediging van mijn eigen kin
derlijke geest." Van de Wijer: „Toevallig
is de caroussel van Janvier, die door Den
Helder trok, later door De Efteling aan
gekocht en door Pieck gerestaureerd."
Straatjes
„Pieck reisde niet veel. De ziekte van zijn
vrouw liet dat niet toe. Hij is in Marokko,
Polen en Italië geweest en heeft veel in
Vlaanderen gezeten. Over zijn verblijf in
1919 in Neurenberg meldde hij: „Er wa
ren zo'n ontzaglijk ja tekenachtige mo
tieven - al die straatjes, dat was eigenlijk
om gek van te worden: overal waar je
keek, was er een onderwerp en was het te
tekenen."
Voor alles was Pieck een straattekenaar.
Hij schetste gevels, pleinen, keien, gas
lantaarns, uithangborden, huizen en
kastelen; trams, schepen en mensen,
mensen, mensen, in alle soorten, maten
en gedaanten. Mensen, meestal met
meer karikatuur dan met karakter neer
gezet, maar bij voorbeeld in zijn Vlaamse
periode realistisch geschilderd.
Rob Bouber
Anton Pieck en zijn werkkamer verschijnt in
een beperkte oplage van 1000 stuks en is ge
drukt op gesatineerd kunstdrukpapier. Prijs
175,-. Het boek van dr Ingrid van de Wijer is
niet te koop in de boekhandel, maar uitslui
tend verkrijgbaar in het Anton Pieck Museum
in Hattem of te bestellen bij postbus 64, B-3000,
Leuven 1, België