Niets meer dan klets en kakel Vals licht op Vlaanderen PZC Hellema denkt aan een ander leven Schrameijer debuteert Karei Jonckheere opnieuw bezien kunst cultuur VRIJDAG 9 OKTOBER 1992 1 8 Flip Schrameijer (geb. 1945) is een in Amsterdam woonachtige socioloog. Zijn literaire debuut Buiten adem speelt zich ook af in de hoofdstad. hoer Michelle, de gemeenteambtenares Jan en haar jaloerse echtgenoot Tomas. Met hun ideeën uit de jaren zestig redden zij het niet in de jaren Vijftien maanden uit het leven van de negentig. Jong, snel, wild. Het is het devies van een televisie-omroep. Het lijkt ook het literaire credo van Flip Schrameijer. Onlangs ver scheen zijn eerste boek Buiten adem Het publiek betoonde zich nogal nieuwsgierig. Daar zal een slimme campagne van uitgeverij Prometheus het een en ander aan bijgedragen hebben. Men wist de indruk te wekken dat er iets raad selachtigs was met de auteur. Ruim drie jaar geleden verscheen van de hand van een zekere Mar- got O. in NRC Handelsblad een volgens de redactie van die krant 'flamboyant, thriller-achtig ver haal'. Een paar weken later was een advertentie te lezen: „Kan Margot O. zich melden? Een uitge ver is zeer geïnteresseerd." Het zou twee jaar duren eer men Margot O. wist te achterhalen, achter die naam bleek Flip Schrameijer schuil te gaan. letterkundige kroniek n Belangstelling voor de auteur was zo verzekerd. Het is de vraag of an ders iemand naar zijn debuut had omgekeken. Buiten adem laat zich nog het best vergelijken met de reeks vluchtige en ironische zeden schetsen die Marijke Höweler een aantal jaren geleden publiceerde. Zij het dan dat Schrameijer veel minder vemijnig en veel minder verrassend is dan die schrijfster. De vrijmoedige toon. de haastige dialogen, de afgebeten zinnen ten spijt is deze roman een slaapver wekkend geheel geworden. De de butant doet zijn best 340 pagina's jong, snel en wild te blijven. Dat lukt uiteraard niet, er staat geen enkele spanning op het verhaal, de bladzijden worden gekenmerkt door herhaling en verveling. Je vergeet deze o zo vlotte roman daarom even vlug als de program ma's van die o zo vlotte omroep. Hoofdpersonen De roman heeft drie hoofdperso nen die om de beurt aan het woord komen. Ruim een jaar worden zij gevolgd: de hoer Michelle, Jan die als beleidsmedewerkster voor prostitutiezaken werkzaam is bij de gemeente Amsterdam en ten slotte haar man Tomas die op ver schillende manieren aan een rechtvaardiger wereld werkt. De hoon van Schrameijer richt zich op de twee laatstgenoemde figuren. Hun opvattingen over politiek, re laties, enzovoorts werden gevormd in de jaren zestig. Ze houden daar aan hardnekkig vast in onze tijd. pas aan het slot van de roman pas sen ze zich aan. Om adequaat te kunnen spotten is toch enig tegen spel vereist. Daarvan is in dit boek geen sprake. Jan en Tomas zijn on- geloofwaardige personages, ze beantwoorden aan elk cliché dat men kan verzinnen. Aan de andere kant neemt Schra meijer onvoldoende afstand tot hen. Hij treedt niet buiten de kring van Amsterdamse intellectuelen waar zij deel van uitmaken. Geen moment wordt eraan getwijfeld dat het in het hoofdstedelijke we reldje allemaal gebeurt. Buiten adem is daarom een symptoom voor de Amsterdamse zelfover schatting. Provincialen komen hier om zich te vergapen, denkt menig Amsterdammer. Jawel, om zich te vergapen aan de winkels met hun povere assortiment, om zich te verbazen over de algehele verwaarlozing, om zich te verwon deren over het benauwende geestelijke klimaat. Schrameijer zal ongetwijfeld vinden dat hij over problemen van belang schrijft, an ders had hij er niet zoveel woorden aan vuil gemaakt. Mogelijk dat zijn stadgenoten het met hem eens zijn. Maar wie wat verder ziet dan de Amsterdamse horizon, ont waart in dit boek niet veel meer dan klets en kakel. Glimlach Michelle mag zomaar wat babbe len over haar werkzaamheden. Maar eerlijk is eerlijk, zij is de enige persoon die de lezer af en toe tot een glimlach weet te verleiden. „Mannen die op billen vallen zijn verloren wanneer ze de mijne heb ben gezien", onthult ze al op de eer ste bladzijde. Helaas zijn Jan en Tomas echte tobbers, al blijft het onduidelijk waar ze het nu zo moei lijk mee hebben. De man is onder meer actief in de anti-apartheids beweging. De vrouw is uiteraard een overtuigd feministe. Tiental len bladzijden worden gevuld met hun loos gepraat. Het is haast een verademing als Michelle weer over haar leven als hoer gaat vertellen. Jammer genoeg heeft Schrameijer ook haar zo'n modieus probleem toebedacht. U raadt het al: ze zou op jeugdige leeftijd door haar va der verkracht zijn. Ook de rest van het rijte eigentijdse kwesties wordt door de schrijver netjes afge werkt. Het kon bijvoorbeeld niet missen dat er aandacht aan AIDS besteed wordt. Vanzelfsprekend is Jan biseksueel. Maar centraal in dit boek staat toch de strijd tussen de echtelieden die zoals het in hun taaltje heet 'gescheiden netwer ken' hebben. Tomas lijdt daardoor aan 'het Prins Claus syndroom'. Vuilnisbelt De verhoudingen wisselen echter: als Tomas een minnares neemt. krijgt Jan het moeilijk. „Mijn leven was één grote, draaiende vuilnis belt van kapotte en half verrotte dingen", beseft ze. De gedachten van Jan klinken trouwens niet minder mal: „Het volgende mo ment was ik alleen nog maar een lichaam dat niets anders wilde dan binnenstebuiten keren, ex ploderen en neerdwarrelen als snippers bloederig, behaard ge hakt." In beider leven heeft Michelle een kleine rol. Tomas bezoekt haar re gelmatig en verlost haar van het incest-trauma. Jan leert haar ken nen vanwege haar beroep en valt 'als een blok' voor haar charmes. Tomas en Jan proberen inmiddels te redden wat er te redden valt van hun huwelijk. Hun seksleven is zeer bevredigend, maar verder groeien zij steeds verder uit elkaar. Een reis naar Rome zorgt even voor een toenadering: „Maar La tijnse passie, dat gaat niet in de Hollandse mist." Eindeloos praten zij door over zichzelf, zonder dat iets van betekenis wordt gezegd. De lezer raakt er door buiten adem. Jong, snel, wild zijn blijk baar andere woorden voor ver schrikkelijk saai. Hans Warren Flip Schrameijer: Buiten adem 344 pagJf 34,90 Prometheus, Amsterdam. Annie Emaux: Alleen maar hartstocht (De Arbeiderspers, 82 blz.. 19.90, vertaling Mirjam de Veth). Korte roman over een liefde saffaire tussen een schrijfster en een hoge functionaris afkomstig uit een Oostblokland. Benoïte Groult: Het leven zoals het is (Arena. 296 blz.. 39,50. ver taling Nini Wielink). Benoite Groult 1920) is een van de belang rijkste auteurs van Frankrijk en heeft meer dan tien boeken op haar naam staan. Onlangs ver scheen de vertaling van La part des choses (1972). een roman over liefde, reizen en passie. Het boek wordt beschouwd als de voorloper van het inmiddels verfilmde Zout op mijn huid. Waltraud Anna Mitgutsch: In den vreemde iVan Gennep. 196 blz.. 34.50, vertaling Tinke Da vids). Roman over een vrouw die na 16 jaar huwelijk man en kinde ren verlaat om een eigen leven te beginnen in het land waar ze gebo ren is. De Duitse schrijfster Mit gutsch (1948) debuteerde in 1986 met Het land van de geslagen kin deren. Claire Nicolas White: In glas ge brand <De Arbeiderspers. 233 blz.. 39,90. vertaling Christien Jonck- heert. Claire Nicolas White, roman schrijfster. dichteres en oudste dochter van de glaskunstenaar Joep Nicolas, beschrijft in In glas gebrand haar herinneringen aan haar jeugd, haar vader en de moei zame eerste jaren in Amerika. James Ellroy Bloed op de maan iDe Arbeiderspers. 255 blz., 34,90, vertaling Ronald Vlek). Thriller van de Amerikaanse schrijver James Ellroy in de Crime de la crime-serie. Bloed op de maan is de eerste van drie boeken die Ellroy schreef rond de keiharde held Lloyd Hopkins. Fannie Flagg: Fried green to matoes al the Whistle Stop Café (Luitingh-Sijthoff. 432 blz., 34,90, vertaling Marijke Ver- sluys). Komische roman over het leven van twee vrouwen die een ca fé runnen in het plaatsje Whistle Stop. Het boek werd onlangs verf ilmd. Brigitte Raskin Tom Lanoye foto Klaas Koppe Julien Weverbergh. de voor malige uitgever, keert zich in zijn boek Hard tegen hart tegen 'de nieuwe Vlaamse prozagolf. Wat men zich daarbij voor moet stellen weet hij niet duidelijk te maken Maar tientallen schrij vers vallen onder deze noemer, van Brigitte Raskin tot Tom La noye. van Kristien Hemme- rechts tot Herman Brusselmans. van Lieve Joris tot Bob van Laer- hoven. „Hoofdkenmerk van de geschriften van deze generatie is eentonige grijsheid. Hun romans en verhalen zijn oninteressant, zonder visie, bloedeloos, middel matig, saai en vervelend", meent Weverbergh. „Er valt in de boe ken van de nieuwe Vlaamse pro zagolf nergens hartstocht te be speuren, geen durF', laat hij ook weten. Qesondanks zou „het gemiddel de literaire peil gevoelig ho ger" liggen dan in het verleden. Hoe nu, vraagt men zich af. „Hun zwijgen zou overigens onge merkt voorbijgaan", veronder stelt Weverbergh. Om verderop over Brusselmans te verklaren: „Hem wegdenken, negeren of mi nimaliseren is totaal absurd." Van totaal absurd gesproken, dat is een term die beslist op de beschouwingen van Weverbergh toepasselijk is. Het gaat om een mix van bedenkelijke opvattin gen, rancune en verward gepraat die de schrijver zelf kennelijk voor scherpzinnige polemiek houdt. „Mijn gebrek aan enthousiasme voor het jongste Vlaamse proza is wel degelijk het resultaat van een rustig ingenomen intel lectueel standpunt", stelt hij achteraf vast. Ik denk dat verder niemand tot die conclusie zal ko men Weverbergh bewijst zich uitsluitend als nationaal Vlaams kampioen in het stuntelig for muleren. Op de flap gewaagt hij al van „een trip die lang niet al tijd mals is voor de besproken auteurs". Goed voor drie denk fouten in twaalf woorden. Dit is zo'n boek waar men niet gauw over uitgegniffeld raakt. Bijvoorbeeld over de zinsnede: „beide in leeftijd niet precies de jongste drummers van de band." Of over de opzienbarende over weging: „Ook Jean Pierre van Rossum is langer aan de slag dan gisteren." Tom Lanoye zou te kampen hebben met een „ho moseksueel getinte verliefd heid" en zijn Kartonnen dozen zou aan de ontwikkeling van de Vlaamse letteren „geen moer bij dragen". Weverbergh gaat even fijngevoe lig te werk als een pit-bull. Maar de man die zo graag uitdeelt, blijkt merkwaardigerwijs niet in staat te incasseren. Uiteraard be hoort ook Kristien Hemme- rechts tot zijn slachtoffers. Ze waagde het iets terug te zeggen en dat komt haar op een heftige reactie te staan. Hij brengt haar meteen in verband met „de door braak van de nieuwe bruinhem- den", met „de voortschrijdende vernieling van Moeder Aarde" en uiteraard met „de fundamenta listen die Rushdie definitief het zwijgen willen opleggen." Dit boek Hard tegen hart ver schijnt in een reeks 'Houtekiet eigenzinnig'. De hoogste tijd dat daar 'Houtekiet krankzinnig' van gemaakt wordt. H. W. Julien Weverbergh: Hard Legen hart Het literaire klimaat in Vlaanderen - 160 pag.lj 29.50 - Houtekiet, Antwer- pen-Baarn Het werk van Hellema is vooral autobiografisch. Hij is in 1921 geboren, als Ale xander Bernard van Praag, kind van een joodse vader, niet -joodse moeder, kwam in het verzet, werd in 1943 gearres teerd, overleefde concentratie kampen. studeerde na de oor log economie en werd verkoop leider van een textielconcern in Twente. Over zijn ervarin gen heeft hij geschreven, hef tig, vaak bitter. Na de gruwelen van de oorlog te hebben over leefd maakte hij de ondergang van de textielindustrie van dichtbij mee. In zijn nieuwe boek. De maan van de vorige avond, gaat het weer om de oorlog. Maar niet of nauwelijks om de eigen herin neringen, die hij in vorige, in drukwekkende boeken heeft verteld. Hij heeft een tijdge noot verzonnen op wie hij had kunnen lijken. Ewald Wein- speiser, en bericht over diens wederwaardigheden. Hij laat er geen twijfel over bestaan dat Weinspeiser een romanperso nage is. Pas op pagina 112 heeft Hel lema het over zijn verblijf in ge vangenis en concentratie kamp. Hij constateert dat er geen hostie is 'waardoor een niet-concentrationair zich kan vereenzelvigen met een con- centrationair' en schrijft: „Om die eenzaamheid te overbrug gen is er Edward Weinspeiser. Ik probeer niet hem te vertel len hoe het was, hem te smeken het alsjeblieft te begrijpen. Dat is ook niet waaraan ik behoefte heb. Wat ik wil is mij een ander leven herinneren." Weinspeiser, even oud als Hel lema, is in Berlijn opgegroeid, joodse vader, niet-joodse moe der, twee zusjes. Zijn vader stuurt hem laat in de jaren der tig naai- een zakenvriend in Manchester waar hij op een kantoor zich verveelt. Tijdens de eerste oorlogsjaren is hij geïnterneerd, zoals alle Duit sers. In 1944 kan hij dienst ne men in het Engelse leger, vecht in Duitsland, blijft in Duits land. Hij komt bij het theater, speelt in Frankfurt Hamlet, wordt in Oost-Berlijn inten dant, schrijft zelf een toneel stuk over joodse problematiek waarover we worden ingelicht. En nu is hij, net als Hellema, een oude man. Uitvoerig Vrij uitvoerig wordt Weinspei- sers ervaring in dat vervelende en onschuldige internerings kamp beschreven, met details over lotgenoten en liefde, en ook de gevechten in Duitsland worden als door een romancier behandeld. Daarna wordt de man een theoreticus die Helle ma's theorieën meedeelt. Van zijn persoonlijke leven verne men we weinig of niets. Toen de vader de zoon naar Manchester stuurde, stuurde hij zijn vrouw en dochtertjes naar Zürich. Blijkbaar is er iets mis gegaan. Ineens vernemen wij dat alle vier. vader, moeder, zusters, in Auschwitz zijn vermoord. Over de afkomst van Weinspei ser wordt ons veel bekend. Zijn vader was officier in de Eerste Wereldoorlog, in Frankrijk, en Hellema wijdt erover uit. om te demonstreren dat die oorlog waanzin was en dat een joodse Duitser zich toen in de eerste plaats Duitser voelde. In zulke navertelde fragmenten uit een geschiedenisles is Hellema niet op z'n best. Ook elders in de ro man. als hij de jonge Weinspei ser over Hitier laat nadenken, veronderstelt hij blijkbaar dat het alom bekende gloednieuw wordt wanneer je het met na druk en retoriek herhaalt. En dan is er, bij teveel razernij, ineens een formulering die echt treft, zoals: „Duitsland mijn vaderland. Wie Berger-Belsen zei, had nog een heel alfabet te gaan tot hij weer uitkwam bij de A van Auschwitz." Treurige dagen Even effectief is bijvoorbeeld de overpeinzing van de jonge Weinspeiser in het interne ringskamp: „Het duurde heel lang, misschien wel een jaar of langer, voor ik mij ermee ver zoende dat mijn leven stag neerde. Het waren treurige da gen waarop ik leerde inzien dat ik met niets anders bezig was dan te overleven, dat ik erva ringen opdeed die niet bruik baar waren en herinneringen verzamelde die tot niets dien den. Het enige dat ik leerde was het adagium van de diaspora: dat men nu en hier moet leven als men wil hopen morgen ginds te leven. Ik wist alleen niet waar ginds was." Duitse geschiedenis van 1914 tot 1989 - Weinspeiser noemt die periode de twintigste eeuw is het onderwerp van deze ro man. De vraagstelling is deze: „Zijn wij niet aan het eind van onze pogingen om zin aan de geschiedenis te geven? Is dat niet de eeuwige schuld die Duitsland op zich heeft gela den?" Hellema is een man van over peinzingen betreffende moraal, zingeving, godsgeloof. Een heel integere, felle en soms onhan dige schrijver. Er staan nogal wat zinnen in deze roman die ik niet begrijp of niet waardeer. Die doen niet af aan mijn sym pathie voor de onderneming en mijn bewondering voor de in zet. Alfred Kossmann Hellema, De maan van de vorige avond. Uitg. Querido. Amsterdam Prijs: f29,90. Niemand moet me helpen sterven, is de openingsregel van een gedicht van de Vlaamse auteur Karei Jonckheere. Het is ook de titel van een verrassende bloemlezing uit zijn werk die Herman de Coninck vervaardigde. Het werk van de 86-jarige dichter komt door deze bundel in een nieuw licht te staan. Dat ligt aan de eigenzinnige keuze die gemaakt werd uit het oeuvre vanaf Proefvlucht uit 1933 tot en met Recht op da capo uit 1988. Maar nog meer draagt het openhartige voorwoord daaraan bij. Anders dan bij zulke gelegenhe den gebruikelijk is. neemt de Coninck niet zijn toevlucht tot be leefde frasen. Nee, hij komt zonder omhaal voor rijn mening uit en le vert soms heftige kritiek. Hij be lijdt rijn afkeer van de „babbel zieke balladen" waar de dichter zelf de voorkeur aan geeft en ver wijt hem gemakzucht. Jonckheere wordt in Niemand moet me helpen sterven een ander dichter dan waar hij meestal voor doorgaat. Zijn poérie wordt harder en helder der. tragischer en dapperder. Jonckheere heeft zichzelf eens om schreven als „fifty schouwer, fifty hansworst". De Coninck heeft de op de achtergrond geraakte 'schouwer' alsnog naar voren wil len halen. Een neveneffect daar van is dat de autobiografische ge dichten een sterke nadruk krijgen. De bloemlezer onderscheidt vier hoogtepunten in Jonckheeres werk: de wanhopige gedichten rond zijn eerste huwelijk, de verzen over zijn blinde zoon. de poezie die hij voor zijn tweede vrouw schreef en tenslotte de bespiegelingen over de dood. Rode draden Er lopen twee rode draden door dit werk, gevormd door die verzen over de dood en de tegen God ge richte gedichten. Regelmatig ko men beide draden samen, bijvoor beeld in de 'Brief aan God' waarin hij verzucht: „Kunt gij dan nooit maar eens aan dezelfden wennen? /Leg eens uw schepping stil en laat ons verder gaan." Al in zijn oudste gedichten is hij los van het christe lijk geloof. „God liet mij koud. ik nam de vrouw,/mijn zwoele nachten doen u blozen meldt hij aan priester—dichter Anton van Wilderode. Maar de godsdienst blijft steeds een rol spelen zoals ook te zien is in het vers 'Als' dat oorspronkelijk verscheen in De overkant is hier uit 1981. Herman de Coninck die er rond voor uitkomt dat wrevel en sympa thie bij hem om de voorrang strij den heeft Karei Jonckheere hoe dan ook een dienst bewezen. En oeuvre dat snel in vergetelheid raakte, krijgt ineens de kans een nieuw leven te beginnen. Al moet ik zeggen dat de opknapbeurt nog verder had mogen gaan. In een mooi vers over zijn tweede vrouw en hun blinde zoon schildert hij zichzelf hoogst oubollig af als „haar oude maagdomdief'. Zo blijft de hansworst de schouwer af en toe dwars ritten. H.W. Karei Jonckheere Niemand moet me helpen sterven maar eenieder mag m leren leveni - Een bloemlezing door Herman de Coninck 160 pag./J 29.90 - Houtekiet. Antioerpen-Baam. Als er een god bestaat, dan zijn wij zijn microben die hij, verveeld, venvoed bestrijdt met oorlog, ziekte, droom en tijd- Als er geen god bestaat, dan blijven wij microben, op zoek naar ene eeuwigheid besmet met onze aanwezigheid. foto Klaas Koppe Flip Schrameijer: Slaapverwekkend geheel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1992 | | pagina 18