't Is maar bellen blazen
reportage
Nog een klein jaar heeft A.J. Kaland te gaan als
fractievoorzitter van het CDA in de Eerste
Kamer. Dan valt het doek voor de door de wol
geverfde politicus. Dan zal de publiciteit rond zijn
persoon eindelijk afnemen. Vindt hij niet erg. Al
die bombarie rond zijn persoon was voor Kaland
nooit zo nodig. Kalands optredens zijn en waren
desalniettemin altijd voer voor de media. Zijn
De in Westkapelle in 1922 geboren
Adriaan Jakobus Kaland wil nu
het wat rustiger is rond zijn persoon
wel uitvoerig praten. Niet dat hij nu
heel journalistiek Nederland op de
Ihee noodt. Want zijn vrouw en
kinderen zijn niet zo weg van al die
verhalen over man en vader.
Maar nu hij wat tijd heeft
vrijgemaakt, neemt hij ook
gelegenheid om zijn diepere
beweegredenen omstandig uit te
leggen. Vooral zijn visie op de
maatschappij en de ontwikkelingen
van de laatste decennia passeren de
revue.
Kaland: „Natuurlijk is het een zwaar
vak. Zonder idealisme en een grote
maatschappelijke belangstelling is het
niet op te brengen. Je sjouwt, bent veel
van huis. vaak 's nachts weg". Kaland
schudt z'n hoofd eens als hij zijn loopbaan
overziet. „Tjongejonge wat heb ik hard ge
werkt". Hij zegt dat zonder trots. Meer als
een constatering. Is ijdelheid ook een
drijfveer? „Elke politicus is ijdel. Ik ben
het niet bijzonder."
Zijn visie op de maatschappij komt voort
uit de partij (Christelijke Historische
Unie, nu onderdeel van het CDA) waar hij
meer dan 40 jaar geleden lid van werd. Hij
vindt „dat mensen in deze samenleving
meer verantwoordelijkheid voor zichzelf
en voor elkaar moeten nemen."
Beroepskracht
..De overheid is met haar 'bemoeizucht'
veel te ver doorgeschoten. Er heerst veel
te veel een houding van 'er wordt toch wel
voor me gezorgd'. „Vanuit de christen-de
mocratie zou er een appel op de mensen
moeten zijn om meer voor zichzelf en el
kaar te zorgen. De mens is geroepen tot
het dragen van die verantwoordelijkheid,
niet tot het opgaan in de massa. Als je je
nergens meer verantwoordelijk voor
voelt, schiet je als mens te kort."
Zijn handen gebaren. Ondersteunen het
verhaal. Worden uiteindelijk devoot ge
vouwen. „Als iemand in ons dorp hulp no
dig heeft, is er altijd iemand bereid die te
geven. Jongeren gaan er te vaak vanuit
dat er in zo'n geval wel ergens een be
roepskracht is."
De regering en het parlement zijn niet be
paald in de goede richting bezig geweest,
meent de senator. Discussies in het kabi
net - zoals afgelopen maand - over drie
tienden van procenten voor minima - ver
afschuwt hij. „Fictie. Zo'n discussie wordt
bovendien gevoerd voor een heel kleine
groep. Als een uitkeringsgerechtigde er
gens een dag werkt, of z'n vrouw werkt een
paar uurtjes, gaat het hele plaatje niet
meer op. Echte bijstandsmoeders zijn er
bijna niet. Als de ouders nog leven wordt
nog zo vaak iets toegestopt."
Kaland gruwt ook bij de gedachte aan een
te groot aandeel sociale woningbouw op
de markt. „Absurd 70 tot 80 procent so
ciale woningbouw is echt te gek. Den
Kaag geeft echt een groot deel van het
geld onnodig uit. Bovendien komt dat op
verkeerde plaatsen terecht. De samenle
ving komt er heus zelf wel uit. De overheid
hoeft niet alles te regelen. Alles komt wel
°P zijn plaats als je het aan de mensen zelf
overlaat. Als ze voor elkaar moeten zor
gen."
Papier
En als de mensén er nou niet zelf uitko
ken? Als de kinderen van de buren er in
lompen bijlopen. Denkt u echt dat ieder
een dan toesnelt om geld of kleren te ge
ven? „Ja. Als je het aantal mensen zou
kennen die dat soort hulp geven..."
foto Lex de Meester
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1992 2 3
gevoel voor theater is daar wellicht debet aan.
„Als je als politicus optreedt, ben je eigenlijk op de
bühne bezig. Je kunt dat saai doen. Maar ik
probeer er iets van te maken. Ik steek graag de
draak met iets, deel graag een plaagstoot uit."
'Toneelspelen' mag dat spel onder geen beding
heten. „Dat is niet echt. Ik heb nooit iets gezegd of
gedaan dat niet gemeend was."
A J. Kaland.
jes. waterleidingbedrijfjes. Industrialisa
tie. de komst van de kerncentrale."
De milieubeweging heeft de toenmalig-ge-
deputeerde flink op de huid gezeten.
„Toen ik begon, was milieu niet aan de or
de. Ik vraag me af of het toen al in de Dik
ke Van Dale stond. Maar in de tweede
helft van de jaren zestig werd er flink aan
de bel getrokken. Toen dacht ik 'je kunt
me nog meer vertellen, er moet iets gebeu
ren. Zeeland moet ontwikkeld worden'
Desondanks probeerde ik zo goed moge
lijk de voorwaarden voor de komst van de
industrie te formuleren. Ben zelfs 'ns naar
de minister gestapt om te pleiten voor
meer ondersteunende ambtenaren in Zee
land. Achteraf gezien is het toch goed dat
de milieubeweging er was."
De geboren Zeeuw voelde het als een
groot voorrecht, te mogen werken in de
provincie waar zijn ouderlijk huis stond.
Dat gevoel is nooit bedorven door de be
kende PZEM-affaire. Kaland werd toen
als gedeputeerde meegesleept in de val
van de directeur van de PZEM (elektric-
teitsbedrijf). De gedeputeerde was voor
zitter van de raad van bestuur. Hem werd
verweten dat hij de directeur te lang de
hand boven het hoofd had gehouden toen
was ontdekt dat de man met hulp van de
PZEM aan zijn bungalow had laten tim
meren.
Briefjes
De kranten stonden er bol van. Kaland
kwam in een kwaad daglicht te staan. En
zoals dat zo vaak gaat in de politiek, de
zaak nam een onverwacht snelle wending.
Kaland werd door énkele vooraanstaande
CHU-leden gevraagd aan te blijven als ge
deputeerde en zijn PZEM-functie dan
maar neer te leggen. Hij liet toen weten
dat hij daar nog eens diep over moest
peinzen. Na weken van bezinning, brak de
dag aan dat Kaland in de statenvergade
ring kond zou doen van zijn beslissing.
Tot het laatste moment wist hij zelf niet of
hij zou blijven of niet. Met twee brieQes in
zijn zak besteeg hij het spreekgestoelte in
de statenzaal. In de laatste minuten voor
zijn toespraak besloot hij de CHU-voor-
mannen te volgen in hun advies om zijn
PZEM-functie er aan te geven. Tegen zijn
geweten in. Voor de partij. „Nog steeds
kan ik zeggen dat ik geen kwaad geweten
heb." Hij staart even uit het raam. De her
innering doet geen pijn. maar is nog zeer
helder. „Het is niet het mooiste wat me is
overkomen."
Zo'n affaire grijpt diep in. „Het heeft me
veranderd als mens. Bij de belasting
dienst had ik al geleerd wantrouwig te
zijn. Dat is wel toegenomen. Het maakt je
extra waakzaam." Ook Kaland heeft erva
ren - net als veel andere politici - dat 'als er
eenmaal een affaire is. de politieke bewe
ging tegen je kan keren'. „Berg je dan
maar. Zoiets gaat voort; als een bulldozer
trekt het over je heen." Vooral het gezin
Kaland liep in die tijd een behoorlijke
knauw op. „Voor mijn vrouw en kinderen
was het heel moeilijk. Als daarover nu met
mijn vrouw wordt gesproken....och. och.
dan lopen de emoties nog hoog op."
Rol
In 1977 kwam Kaland in de Eerste Kamer.
Hij had toen enkele nevenfuncties - zoals
het voorzitterschap van de Verenigde
Gasbedrijven in Nederland (VEGIN) -
waaraan hij zijn hart kon ophalen. Het lid
maatschap van de Eerste Kamer alleen
zou hem niet hebben bevredigd. Het toont
de werker. „Je doet niet echt concreet iets.
Mag zou af en toe eens een wetsontwerp
behandelen. Met het fractievoorzitter
schap kun je wat. Alle neuzen één richting
in krijgen is een hele klus. Als je dan tot
een standpunt komt. geeft dat enorme be
vrediging." Hij relativeert. „Als je het re
sultaat ziet. vraag ik me wel eens af: waar
heb ik me zo druk om gemaakt?, 't Is maar
bellen blazen."
Toch meent hij dat door de opstelling van
de fractie, de Eerste Kamer, een preven
tieve invloed uitgaat naar het kabinet.
„Dat klinkt opschepperig. Maar door ons
optreden is de Tweede Kamer wat atten
ter en actiever geworden. Het kabinet
denkt ook wat vaker 'we moeten nog door
de Eerste Kamer'
Dat de senaat de laatste jaren wat vaker
van zich heeft laten horen, bewijst volgens
Kaland alleen maar dat de rol van de Eer
ste Kamer nog lang niet is uitgespeeld,
dat het noodzakelijk is dat er in laatste in
stantie een Eerste Kamer bestaat, die een
finale blik werpt op een wetsontwerp. „Ik
vind nog steeds dat de senaat een wets
ontwerp moet kunnen verwerpen. Als het
kabinet dan met een crisis dreigt, is het
niet de senaat die die crisis uitlokt, maar
het kabinet zelf." „Als ik sta voor een
goede zaak, moet dat maar."
Dat de verhouding met minister-presin-
dent Lubbers is verslechterd door de hou
ding van de senator, ontkent hij. Lubbers
die hem 'de onderkoning van Zeeland, al
25 jaar in het gas' toewierp op een partij
bijeenkomst. is wat Kaland betreft nog
steeds 'de grote baas'. De Zeeuw is en blijft
verbaasd dat die zinsnede door de media
zo negatief is uitgeleged. ..Lubbers heeft
me later nog gevraagd 'heb jij dat nou ook
zó (negatief) uitgelegd9" Ook hij was ver
rast over de commotie. Kaland: „Het was
gewoon een constatering." Haalt zijn
schouders op. Zo dat sprookje is ook weer
de wereld uit.
Schrijven
Nuchter. Relativerend. Zo komt Kaland
over. Soms denkt hij erg lang na over een
formulering. Soms niet. Als het over zijn
voorliefde voor bepaalde boeken gaat
stromen de woorden. „De Leeuw van Mod
derspruit bijvoorbeeld, van de Zuidafri-
kaanse schrijver Penning. Prachtig. Of de
boeken van Upton Sinclair." Als hij vol
gend jaar afscheid neemt van de senaat,
zal hij wellicht de pen ook oppakken. Als
hij zijn zestigjarige loopbaan afsluit, wil
hij 'niet zomaar wat zitten'. Hij denkt er
aan zijn gedachten over de ontwikkelin
gen van de maatschappij van de laatste
decennia in een geschreven vorm gieten.
„Schrijvéh is eigenlijk mijn enige hobby."
We leggen de senator een interview uit de
ze krant voor. Datum: 6 maart 1974 Ka
land kreeg toen zeven trefwoorden voor
gelegd. Hij mocht een reactie van hooguit
vijf woorden geven. Dit zijn ze:
Oosterschelde: Veiligheid voor alles.
Industrialisatie: Zorgvuldig mee door
gaan.
Tweede kerncentrale: Noodzakelijk
heid aantonen.
Westerschelde Oeververbinding: Krui-
ningen-Perkpolder uitvoeren.
4 Recreatie: Voor heel het volk.
Zeeland, voortbestaan als provincie of
niet: Groot goed. voortbestaan.
Nieuwe commissaris der koningin:
Goed bestuurder uit christen-democrati
sche kring.
Hij lacht. Is verbaasd dat zijn mening wei
nig tot niets is gewijzigd. „Eigenlijk klop
pen ze nog. Alleen voor de WOV zou ik nu
zeggen, leg aan bij Vlissingen-Breskens
Zeeland kan voortbestaan, al ben ik voor
stander van gewestvorming. In dit geval:
een andere vorm van bestuur, voor het
zelfde gebied." Werpt nog eens een blik op
het papier. „Vooral recreatie voor heel het
volk. Dat vooral." Hij lacht nog eens.
Kijkt nog eens naar zijn woorden uit 1974
„Ja, het is typisch."
Mirjam van Zuilen
Blijkbaar denkt een groot aantal politici
daar anders over. Anders zou zo een streep
door een deel van de verzorging gehaald
kunnen worden. Kaland meent dat hij het
verantwoordelijkheidsgevoel goed kan
peilen. „Dat komt. denk ik. door mijn af
komst. Ik sta nog altijd dicht bij de men
sen."
Veel Tweede Kamerleden hebben het con
tact met het volk verloren, constateert de
Zeeuwse senator. „Het zijn soms pas afge
studeerde studenten. Opgevoed met pa
pier. Dat zijn dan vólksvertegenwoordi
gers. Ze kennen het volk niet eens."
Ad Kaland komt uit een eenvoudig West-
kappels boerensgezin. Op zijn dertiende
stond hij al werkzaam op het land. Lang
zaam maar zeker heeft hij zich omhoog ge
werkt. Via de Middelburgse belasting
dienst. het wethouderschap in die plaats,
tot gedeputeerde en uiteindelijk fractie
voorzitter van het CDA in de Eerste Ka
mer.
Levensweg
Gevolg van deze loopbaan is, volgens Ka
land. dat hij nergens bij hoort. „Niet bij de
academici, niet bij de intellectuelen, niet
bij Haagse kringen. Mijn leven heeft me
los gemaakt van mijn milieu. Daar pas ik
ook niet meer bij. En ik ben nergens an
ders opgenomen. Dat bevordert waar
schijnlijk wel de onafhankelijkheid en de
zelfstandigheid."
Hij kijkt zijn gesprekspartner aan. Tracht
in te schatten of hij wordt begrepen. Want:
„Dat is niet negatief bedoeld hoor. Ik con
stateer dat gewoon. Ik leef niet bewust af
gezonderd. Maai' ook voor sociale contac
ten heb ik eigenlijk nooit tijd gehad."
Toch heeft Kaland het contact met het ge
wone volk nooit verloren. Hij verhaalt
over ontmoetingen met mensen uit zijn
dorp. „Ik voel een band met die mensen.
Zij ook met mij."
De kinderen van de senator zijn een heel
andere levensweg ingeslagen. Bewust
door hun vader en moeder geholpen op
dat pad. „Op het gymnasium ontmoetten
ze clubjes gelijkgezinden. Wanneer zijn zij
nou met boeren en of loodgieters in aanra
king geweest? Eigenlijk nooit", zo ver
klaart de Zeeuw het verschil met zijn kin
deren. de huidige generatie.
Een minderwaardigheidsgevoel ten op
zichte van al die studiebollen heeft Ka
land niet. „Wel heb ik soms het gevoel dat
ik iets mis. De laatste twintig jaar waren
bijna al de contacten in mijn werk met
academici. Op mijn eigen vakgebied mis
ik geen kennis. Maar daarbuiten wel. Mijn
talenkennis bijvoorbeeld. Frans spreek ik
helemaal niet. In het Duits en Engels kan
ik een boodschap doen. Maar daar houdt
het mee op."
Hij grapt: „Pijn in m'n nek krijgt ik van
het opkijken naar mensen die vloeiend
Frans. Spaans of nog meer spreken." Ver
der ontbreekt het Kaland aan een gede
gen culturele achtergrond. Simpelweg
omdat die hem van huis uit niet is meege
geven. Zijn kinderen hebben daarom een
goede opleiding genoten. „Omdat wij hen
dat niet mee konden geven."
Democratie
Voor Zeeland en heel veel Zeeuwen is Ka
land geen onbekende. Het grootste deel
van zijn loopbaan heeft hij in de provincie
gesleten. Aan die periode bewaart hij de
mooiste herinneringen. „Ik heb een uitste
kend gevoel over die tijd. Door de bank
genomen was die redelijk succesvol."
Van 1958 tot 1962 was Kaland wethouder
van Middelburg. Als jong belastingamb
tenaartje mocht hij die mooie post, dank
zij de democratie, vervullen. Zo voelt hij
dat. Heel goed herinnert hij zich de wijze
waarop een belangrijke man als de direc
teur gemeentewerken met de kersverse
wethouder omging. De topambtenaar in
de gemeente nam de wethouder heel se
rieus. De nieuwe wethouder was hoe dan
ook de baas. „Die mensen hadden gevoel
voor democratie."
In die tijd 'sjouwde' de toenmalig-wethou-
der veel in de stad. Sfeer snuivend. De
stad ging hem aan het hart. „De wederop
bouw speelde. In een wijk begonnen we
oude vervallen panden op te kopen voor
de stadsvernieuwing. Zonder enig plan,
zonder financiële onderbouwing. Niets
doen, betekende verkrotting. Dat wilde ik
in geen geval." Hij gniffelt als hij terug
denkt aan de strijd die hij toen met het
dagelijks provinciebestuur is aangegaan.
Met succes. De plannen konden worden
uitgevoerd.
De overstap naar provinciale staten, het
lidmaatschap van gedeputeerde staten,
kostte Kaland wat moeite. Vanwege de af
stand met de dagelijkse praktijk. Maar
ook die politieke baan wende snel. Er la
gen mooie 'karweien' op hem te wachten.
Geheel naar christen-democratische tra
ditie heeft hij ook zoveel mogelijk afge
maakt. „Het was een tijd van aanpakken.
De samenvoeging van kleine gasbedrijf-