Duveltjes
uit vele
doosjes
Lucebert in Bzzlletin
PZC
De wereld gaat
babbelend naar
de ondergang
Een dichteres van
betekenis is opgestaan
Tweede roman
Lisette Lewin
Marieke
Jonkman
kunst cultuur
16 J
Irrealis
VRIJDAG 24 JULI 1992
De journaliste Lisette Lewin publiceerde in 1989 haar
eerste roman Voor bijna alles bang geweest. De
hoofdpersoon, een bijna dertig jaar oude vrouw, blikt terug
op haar bestaan. De hoofdpersoon uit Lewins tweede roman
Een hart van prikkeldraad, is haar tegenhanger. Ook zij is
bijna dertig jaar oud en ziet op haar leven terug. Maar
Emma Morgenblatt uit de eerste roman werd in de oorlog
vervolgd als jodin, terwijl Greetje van der Plas uit het boek
een moffenhoer is.
Lisette Lewins debuutroman
Voor bijna alles bang geweest
boeide mij destijds vooral als auto
biografisch geschrift. Veel van wat
zij de hoofdpersoon Emma Mor
genblatt liet beleven, ging op eigen
ondervindingen terug. Een al te
evenwichtig boek was het niet. De
schrijfster verloor zich in een over
maat aan details, het relaas werd
op een nogal slordige wijze gedaan.
Maar ik was geneigd dergelijke te
kortkomingen toe te schrijven aan
het bijzondere geval. Wie vertelt
over het eigen, zo bewogen leven,
slaat nu eenmaal weinig acht op de
vorm van zijn verhaal.
Nu ik de tweede roman van Lisette
Lewin, Een hart van prikkeldraad
gelezen heb is die veronderstelling
niet langer houdbaar. Zij blijft een
bevlogen vertelster, maar een
overtuigend schrijfster gaat er ver
moedelijk niet in haar schuil. Ook
dit nieuwe boek is erg onbeholpen
vormgegeven, terwijl er in het ge
heel geen sprake is van een per
soonlijke ontboezeming. Greetje
van der Plas, die zich ook van de
namen Joyce de Waal en Jessica
Carvalho bedient, is helemaal het
tegendeel van de schrijfster. Had
Lewin de jodenvervolging te duch
ten, Greetje ontpopt zich als een
moffenhoer. Alle mogelijke slechte
eigenschappen zijn in deze hoofd
persoon verenigd, ze is een van de
meest verdorven schepsels, die er
in onze literatuur rondlopen. Eerst
en vooral is zij opportunistisch: an
tisemitisch als dat gepast schijnt,
maar ze geeft zich uit voor joods zo
dra dat beter uitkomt. Ze is een
hoer in hart en nieren, die leeft bij
het motto: 'Another season, ano
ther reason, for akin' whoopee...' In
de bezettingsjaren geeft ze zich af
met Duitse soldaten, na de bevrij
ding heeft ze haar lichaam veil
voor geallieerde militairen.
Slachtoffers
Kan iemand zo kwaadaardig, zo
haatdragend, zo verblind zijn als
deze toch hoogst intelligente
Greetje? Wie haar afwijst, moet
daarvoor op een verschrikkelijke
manier betalen. Ze stort velen in
het ongeluk en maakt een reeks
slachtoffers. Deze hoofdperson is
een karikatuur, niet een verschij
ning waarin men kan geloven. Li-
sete Lewin heeft, naar ik vrees, de
overdrijving nodig. Ze durft niets
aan de verbeelding van de lezer
over te laten. Nooit kiest ze voor
een subtiele wending, altijd voor
een verpletterende dreun. Het
moet en zal ons ingepeperd wor
den: dit meisje uit Katwijk heeft
heus een hart van prikkeldraad.
Dat is een ontlening aan een liedje.
De schrijfster citeert in de roman
tal van liedjes en ze neemt daar al
le tijd voor. De meest onbenullige
gesprekken, volstrekt onbelangrij
ke gebeurtenissen - Lewin laat ze
bladzijden lang duren. Zeer ge
steld is ze op herhalingen, alles
wordt minstens twee keer verteld.
Het boek telt meer dan vierhon
derd pagina's, dat zijn er zeker
tweehonderd te veel. Al te nadruk
kelijk is ook de stijl waarvan ze
zich bedient. Ze laat Greetje be
denken: „het onderdeel slaap in in
mijn kop was weer eens defect."
Een paar regels verderop heet het:
„Zo knalde de oorlog mijn slaap uit
elkaar."
Het boek is een rommelig geval.
Volgens Lewin is in 1953 de oorlog
zes jaar voorbij. Negen maal negen
is, zo rekent ze op p. 349 voor, zes
tig. Op een winterdag laat ze 'een
zwerm kapmeeuwen en visdiefjes'
op het water schommelen. Buiten
gewoon storend is de bouw van het
fiehuis' passages over de water-
noodramp van 1953 vermengd met
herinneringen aan een liefje uit
1944 dat deel uitmaakte van een
executiepeloton? Misschien heeft
het te maken met Lewins onstuit
bare behoefte om de hele geschie
denis tussen 1933 en 1953 samen te
ballen in dit boek. Ook daardoor
maakt de roman een overladen in
druk. Daar komt bij dat het levens
verhaal van de heldin alles met
melodrama en niets met drama te
maken heeft.
Op bladzijde 16 belooft Greetje te
vertellen over haar 'eerste liefdesa
vontuur'. Uiteraard moeten we
In sommige hoofdstukken van de nieuwe roman van Lisette Lewin neemt de chaos lachwekkende vormen
aan. foto Klaas Koppe
zelfs haar grootvader die in een
concentratiekamp omkomt.
Nieuw leven
Op haar manier gaat ze zich hech
ten aan Heinz, die zich echter van
haar ontdoet zodra zijn echtgenote
in aantocht is. Greetje wordt ge
holpen door een lesbische vriendin
en door een collaborerende oom.
Met hulp van haar vader die in het
verzet zit, weet ze bij de bevrijding
aan represailles te ontkomen. Ze
vlucht naar Amsterdam en begint
daar een nieuw leven als de joodse
Jessica Carvalho. Merkwaardiger
wijs levert dat geen enkel pro
bleem op.
Naast haar medicijnenstudie,
houdt ze zich voortaan bezig met
het breken van harten en het ont
wrichten van huwelijken. Wraak is
haar enige drijfveer. Ze gaat naar
Duitsland, weet op nogal onwaar
schijnlijke wijzeHeinz terug te vin
den en drijft hem de dood in. Ont
maskerd wordt ze pas na het dood
schieten van Eli. In het verslag van
het proces wordt haar levensver
haal nog eens naverteld. Zelfs haar
eerste liefde verschijnt dan zéér
toevallig op het toneel. Zo wordt
Lewins roman meer een vertelling
over duveltjes uit doosjes, dan het
verhaal van een duivelin.
Hans Warren
Lisette Leicin: Een hart van prikkel
draad - 432 pag., 39.90 - Nijgh Van
Ditmar, Amsterdam
Volgens een beroemd gedicht van
T. S. Eliot komt het einde van de
wereld niet met een knal maar met een
kreun, een zucht: not with a bang but a
whimper. Wat denkt Willy Wielek
ervan, in haar roman De Lichten
Zij is niet helemaal duidelijk. De
Amsterdammers, van wie zij de
ondergang verhaalt, zijn door de
overheid voorzien van zelfmoordpillen,
zodat ze de zondvloed voor kunnen
zijn. Maar tussen 14 maart en 4 oktober
van wat het jaar 1991 moet zijn
geweest, is er heel wat aan geknal in
den lande: een piepjong heksje wordt
op de brandstapel gezet, door extase-
pillen opgejutte jongelui uit het
keurige Amsterdam-Zuid moorden en
verkrachten. Een klein meisje dat op
het meisje van de poster voor 'Les
Misérables' lijkt, steekt een huis in
brand en wordt rustig doodgemaakt.
Roofdieren vreten mensen op. De
straten zijn zo vol blubber en afval dat
je er met laarzen aan moeizaam
doorkomt. Wormen en maden
veroveren de huizen. Apocalyps!
Willy Wielek, die drieënzeven
tig is, laat haar verhaal ver
tellen, als dagboek, door een
vrouw van even in de veertig. Een
handige beslissing. Wielek heeft,
als filmrecensente en columniste,
veel publicistische ervaring en kan
haar stijl en toon gemakkelijk uit
lenen aan die dagboekschrijfster:
kordaat, recht voor de raap, op de
man af. met geen blad voor de
mond. De zo beminde, vaak afwe
zige man Sebastiaan heet gewoon
Bassie, en voor maden en wormen
is ze 'zo hartstikke absoluut ver
schrikkelijk bang'. In dit soort
spreektaal wordt ons de onder
gang verhaald.
Hoe het precies in elkaar steekt
vernemen we niet. Blijkbaar zal de
aarde botsen met een ander hemel
lichaam, en daarvan zullen dan
overstromingen komen. De bot
sing zal worden voorafgegaan door
lichtverschijnselen. Zoiets. De ro
man is geen science-fiction, hij is
een nachtmerrie. En, met de dag
boekschrijfster, aanvaard je zon
der moeite dat alle overheidsdien
sten het werk hebben gestaakt be
halve het elektriciteitsbedrijf, en
dat een deftige haaiebaai, tante
Mie van Eeghen, het Concertge
bouw is gaan gebruiken voor op
vang van noodlijdenden en kinde
ren. Wat heeft zulke strenge liefda
digheid nog voor zin aan het eind
der tijden?
In interviews heeft Willy Wielek
meegedeeld dat ze aan haar ro
mandebuut is begonnen toen ze
haar man verpleegde die aan de
ziekte van Alzheimer leed. Ze heeft
misschien uit vitaliteit het verval
dat in haar huis zichtbaar was om
gezet in deze vrolijke fantasie van
totaal verval.
Vrolijk? Wanneer je het boek uit-
hebt - het leest gemakkelijk - be
sef je dat je deelgenoot bent ge
weest in de nachtmerrie, en naar
mensen, katten, honden, bloemen,
huizen kijk je met enige argwaan.
Zo suggestief is het geschrijf van
de 'ik'. Op enig gevoel voor de per
sonen betrap je jezelf niet. Bassie,
hoe bemind ook door de 'ik', krijgt
geen gezicht en karakter. Diana,
Lettie, de junk Hansje, Tijmen,
Steven, Annelies, Bets, Bergsma,
de kat Kini blijven je totaal onver
schillig, hoe zij ook huilen, wat zij
ook beleven. Het gebabbel van de
dagboekschrijfster, luid. lollig,
overheerst de 250 bladzijden on
dergang.
Het leven gaat gewoon door tij
dens die ondergang, met kopjes
koffie en lekker eten en liefdespro
blemen in overvloed. In het huis
van de dagboekschrijfster wordt
heel wat geneukt. Geen orgieën
van welke aard ook in het oneven
wichtig samengestelde gezel
schap. Het beperkt zich tot het
doodgewone. Drank, drugs wor
den er niet gebruikt. Keurige men
sen eigenlijk, en je zou hopen dat
hun wereld met een zucht onder
gaat.
Willy Wielek is een vrouw op leef
tijd die veel heeft beleefd en eenew
gen stijl van schrijven heeft ont
wikkeld. Beide soorten ervaring
kwamen haar van pas toen zij deze
fantasie componeerde, een kinder
lijke fantasie. Amusant, een
sprookje. Met de Enge Beesten die
nogal vaak te voorschijn komen
heb ik moeite. De verklaring van
hun aanwezigheid is niet kinder
lijk maar kinderachtig. Een pointe
heeft Willy Wielek niet weten te
verzinnen. Het doet er nauwelijks
toe.
Alfred Kossmann
Willy Wielek, De Lichten. Uitgeverij We
reldbibliotheek, Amsterdam Pnjs.
34,50.
geheel. De roman begint en eindigt
met kranteberichten uit 1953.
Greetje wordt dan veroordeeld we
gens moord op Eli, een vroegere ge
liefde. Verder wordt zogenaamd
uit de dagboeken van de vrouw
met het hart van prikkeldraad ge
put. De status van het docuement
is echter hoogst onduidelijk.
In sommige hoofdstukken neemt
de chaos lachwekkende vormen
aan. Waarom worden onder de
noemer 'In een Amsterdams kof-
nog vier bladzijden wachten, maar
dan komen we te weten hoe ze op
14-jarige leeftijd verleid werd door
een joodse jongeman. In de oorlog
verkeert ze voral met Heinz, een
Duitse man op leeftijd. Hij is de
kwaadste niet. maar ze komt ook
met ongure types in aanraking.
Bijvoorbeeld met een man die zijn
werk aldus kan omschrijven: „We
maken jullie mooie land keurig Ju-
denrein." Greetje doet dapper
mee. Ze stort zich in orgieën,
breekt met haar ouders, verraadt
Willy Wielek heeft misschien uit vitaliteit het verval, dat in haar huis
zichtbaar was, omgezet in een vrolijk fantasieverhaal van totaal ver
val. foto Chris van Houts
Het literair magazine BZZLLE
TIN wijdt een aflevering aan
Lucebert. Een 'thema-nummer
over minstens vier talenten' van
deze kunstenaar, vindt de redac
tie. Dat wil zeggen dat we niet al
leen over zijn poëzie en zijn beel
dend werk worden ingelicht, maar
ook over zijn foto's en zijn muzika
liteit. Herman de Coninck neemt
de fotografie voor zijn rekening in
een beschouwing 'het witte blad
als horizon'. Johanneke van Sloot-
en schrijft over de muzikale kwali
teiten van Luceberts gedichten die
pas volledig tot hun recht zouden
komen als de auteur ze zelf voor
draagt. Verder meent zij dat de
manier waarop Lucerts gedichten
tot stand komen verwantschap
vertoont 'met de werkwijze van
jazz-improvisatoren'.
T. van Deel voert in een artikel 'Er
is alles in de wereld' aan dat beel
dende kunst en dichtkunst bij Lu
cebert 'inhoudelijk convergeren'.
Peter Yvon de Vries mag meteen
komen melden dat hij zich 'groen
en geel' ergert aan deze opvattin
gen. Hij haalt niet alleen uit naar
Van Deel. maar ook naar 'de Zand-
voortse cultuur-filosoof Kees
Fens. Waarom al dat lawaai? Om
dat De Vries duidelijk wil maken
dat dichtkunst en schilderkunst
zich niet laten verbinden.
Verleden
Daarin heeft hij ongetwijfeld ge
lijk. dat is ook te zien aan de uit
eenlopende waardering voor Luce
berts bezigheden. In de heden
daagse beeldende kunst stelt men
nu eenmaal veel minder strenge ei
sen dan in de literatuur Met zijn
niet al te grote talent in deze rich
ting kan Lucebert toch nog altijd
Lucebert had meer verdiend dan exegeses voor gelovige lezers.
voor een hoogst moderne schilder
doorgaan. Ondanks zijn veel gro
tere gaven als dichter dreigt hij in
de letterkunde een figuur van het
verleden te worden. Uit de bijdra
gen aan BZZLLETIN blijkt onge
wild dat deze poezie tot de literaire
historie behoort.
C. W. van de Watering overziet de
'hoofdmomenten in Luceberts
dichterschap' en kan niet verhelen
dat die alweer tientallen jaren ach
ter ons liggen. Jan Oegema levert
notities onder de noemer 'Luce-
bert'Chnstus/God Volgens hem
is Lucebert 'met Hadewijch mis
schien wel de meest religieuze
(dichten van het Nederlands taal
gebied' Overtuigend is zijn betoog
niet. zoals het hele nummer geen
overtuigend eerbetoon werd. Het
lijkt bijna of Bert Schiebeek voor
zag wat er ging gebeuren: „wat
zingt/een vogel alleen/in zoveel
foto Ben Hansen
lucht/van wind en vererven onbe
grepen vleughels." Lucebert had
artikelen verdiend waarmee ook
twijfelaars zouden zijn overtuigd,
in plaats van deze exegeses voor
gelovige lezers
H.W.
BZZLLETIN - jaargang 21nummer 196
-197 - 15.- Uitgeverij BZZTöH, Den
Haag
Het domein van de Nederlandse
poëzie is zo klein geworden dat,
vooral bij beginnende dichters, de
ontvangst niet te voorspellen valt. Een
niet al te overuigend debuut kan door
een samenloop van omstandigheden
bejubeld worden door de critici en met
prijzen worden overladen. Terwijl aan
de andere kant figuren van belang
lange tijd onopgemerkt kunnen
blijven. Dit alles is te wijten aan de
omstandigheden dat men bijna nergens
in de literaire pers nog de moeite doet
de poëzie systematisch te volgen.
Marieke Jonkman (geb. 1963), die in
1991 Dochters van het donker liet
verschijnen en dit jaar Plejaden
publiceerde, lijkt er een van de
slachtoffers van te zijn. Bijna niemand
heeft gezien dat een dichteres van
betekenis is opgestaan.
Nu moet gezegd dat Marieke
Jonkman er zich kennelijk op
toelegt niet op te vallen. Haar boe
ken zijn van geen enkele toelich
ting voorzien, haar werk is niet
eenvoudig toegankelijk. Boven
dien geldt in haar geval enigszins
dat één gedicht géén gedicht is De
verzen staan in hecht verband tot
elkaar, het geheel is veel meer
waard dan alle gedichten afzon
derlijk. Zij is een schrijfster van cy
cli, de bundels zijn fraai gecompo
neerd, zelfs verwijzen twee boeken
naar elkaar. De titel Dochters van
het donker blijft in die bundel zelf
onverklaard. In het eerste gedicht
uit Plejaden dat de titel 'Dichteres'
draagt, lezen we echter dat het ver
wijt 'jij hebt geen kinderen' aan
herziening toe is: 'Mijn fluwelen
kinderen,/hun melk gedronken,
Droeg ik naaldhakken, levendiger
zou ik mijn strak gloedvol rokje
rechstreeks richting vragen jagen
Droeg ik feestvierende, vrij hangende
oorbellen, ik zou kaarsrecht zitten,
stralend, en beslister antwoorden
Droeg ik zuivere, koel vallende zijde
ondanks de kou zou ik overal heet zijn,
uitstralen wat ik warm in mij houd.
Ik zou, ik zou. Zonder goud, in broek
en slobbertrui ben ik geen echte vrouw.
spelen binnen. Het zijn/mijn doch
ters, mijn dochters van het don
ker'. Ongetwijfeld wordt hier ver
wezen naar de poëzie die ze maakt.
Net als in het openingsvers gaat
het ook in het slotgedicht van Ple
jaden over het schrijven van ge
dichten.
Haar eerste bundel was op dezelf
de manier opgebouwd. „Nu be
sloot in mij een levendige vrouw/en
mogelijke bruid geen suïcide te
plegen//met een touw', lezen we in
het eerste gedicht. Terwijl de bun
del eindigt met een dreigend: 'Zo
niet,/dan zal een lauwe, uitgespuw
de vrouiy_ blauw//in/het/trapgat/
hangen'. Zelfmoord is een belang
rijk onderwerp in Dochters van hel
donker, maar geen allesbeheer
send thema. Er zijn ook mooie ge
dichten over vriendinnen wier
voornaam in alle gevallen met een
M begint. Verder is er een reeks
'Mannen' met onder meer het ad
vies: 'neem een eet- en streelvrien-
din'.
Ook Plejaden staat zeker niet vol
ledig in het teken van gedichten
schrijven. Hoogpunten zijn hier
een reeks over omgang met een in
valide, een cyclus over een liefde
die eindigt, en een aantal verzen
over uiterlijk en kleding waartoe
'Irrealis' behoort. Men zal de ge
dichten van Marieke Jonkmandie
helderheid aan geheimzinnigheid
paren niet gauw vergeten. Onze
poëzie bloeit prachtig, het is onbe
grijpelijk dat bijna niemand de
stand van zaken in deze mooiste
tuin van onze literatuur wil bekij
ken.
H.W.
Maneke Jonkman: Dochters van té
donker - 56 pag. 24.90.
Marieke Jonkman Plejaden - 76
24.90
Beide uitgaven G. A. van Oorschot.**
sterdam