De wereld in een kastje
De filmmaker temt demonen
Verzamelwoede
in de Republiek
Bouwers
in beeld
Ingmar
Bergman
kunst cultuur VRIJDAG 26 JUNI 1992 1 9
Architectuur
in Nederland
Architectuur is net theater. Een
schouwspel dat zich kenmerkt
door een eentonig repertoire aan
vormen en materialen, maar ook door
spetterende veelkleurigheid.
Hoogtepunt in het
'architectuurseizoen' is de verschijning
van het jaarboek Architectuur in
Nederlarid waarin recent opgeleverde
gebouwen van bekende en minder
bekende architecten zijn
bijeengebracht, samen met andere
taferelen die zich op het toneel
afspelen: exposities, prijsvragen,
excursies, openstellingen van
gebouwen en tentoonstellingswijken.
Het is duidelijk dat de architectuur
floreert, volop in de belangstelling
staat. En het nieuwe jaarboek is
daarvan een treffende weerspiegeling.
Struisvogeleieren, boeddhabeelden, een
opgezette kaketoe, kokosnootbekers, Romeinse
munten, eenhoorns, speren en vlinders hebben op
het eerste gezicht niets met elkaar te maken. Voor
verzamelaars uit het tijdvak 1585-1735 sprak het
echter vanzelf dat zij zo'n ratjetoe gezamenlijk in
een 'konst- of rariteytcamer' plaatsten. Zij
beschouwden de voorwerpen nog vooral als
symbolen van de oneindige rijkdom van Gods
schepping in net ontdekte verre landen. De
expositie De Wereld binnen handbereik in het
Amsterdams Historisch Museum toont met
voorbeelden uit heel Europa voor het eerst een
overzicht van de verzameldrift van onze
voorouders.
Rariteitenkabinet van Johann Georg Heinz, tweede helft 17e eeuw.
Het verzamelen kwam op gang
toen vanaf het eind van de 16e
eeuw ook de handelsvloten van de
Noordelijke Nederlanden over de
wereldzeeën uitzwermden. De Por
tugese ontdekkingsreizigers en
handelaars hadden eerder die
eeuw al het voortouw genomen
met de eerste grootschalige aan
voer van artikelen van buiten Eu
ropa. Door handelscontacten von
den luxe goederen als lakwerk, zij
de, porselein en andere curiosa
daarna vanzelf hun weg naar het
Noorden, waar omstreeks 1600
Antwerpen was uitgegroeid tot het
belangrijkste kunstcentrum van
de Nederlanden.
De verzamelingen van Antwerpe
naars als de schilder Rubens en Ni-
colaas Rockox waren ook in de
Noordelijke Nederlanden ver
maard en stimuleerden de groei
van verzamelingen in onze stre
ken. De Scheldestad verwierf in
die tijd verder een reputatie door
de produktie van kunstkasten. De
ze kasten waren voorzien van la
den en vakjes en werden gebruikt
om zeldzaamheden op te bergen.
De expositie toont daarvan een
aantal fraaie 'noordelijke' voor
beelden.
Door de kwetsbaarheid van de ver
zamelde objecten is geen enkele
collectie in zijn geheel bewaard ge
bleven. Uit reis- en boedelbeschrij
vingen en veilingcatalogi weten we
echter dat in de Republiek der Ze
ven Verenigde Nederlanden tus
sen 1585 en 1735 bijna tweehon
derd particuliere verzamelingen
werden opgebouwd.
Berent ten Broecke (1550-1633),
sinds 1585 arts te Enkhuizen, is on
der zijn Latijnse naam Bernardus
Paludanus de eerste belangrijke
verzamelaar in ons land geweest.
Het jaar 1585 is daarom als start
van de expositie genomen. Aan de
vele honderden handtekeningen
stuk en kistje met een kruidnagel
van de Molukse eilanden zien. Het
bezoekersboek wordt bewaard in
de Koninklijke Bibliotheek in Den
Haag en verhuist voor deze gele
genheid eveneens naar het Am
sterdams Historisch.
Opdrachtgevers
Lang niet elke verzamelaar kon
lang op reis gaan en gaf daarom be
stellingen op aan de schippers die
richting de Levant en Oost- of Wes-
tindië voeren. Een van de bekend
ste van deze opdrachtgevers was
de Amsterdamse regent, staats
man en geograaf Nicolaes Witsen
(1641-1717), die zelf in 1664 naar
Rusland reisde. Als bewindhebber
van de Verenigde Oostindische
Compagnie was hij in de gelegen
heid vanuit zijn studeerkamer aan
de Herengracht informatie en ob
jecten te verzamelen uit verschil
lende delen van Azië.
Witsen werd daarbij geholpen door
plantkundigen, apothekers, chi
rurgijns, kooplieden, kunstenaars
en predikanten. Hij schreef over
zijn werkwijze aan Gisbert Cuper,
een medeverzamelaar uit Deven
ter: dat mij de kennis van die ge
westen toegekomen is over Ispha-
han. Caffa, Georgia, Pekin. Con-
stantinopele, Ruslant en Polen,
eensdeels door geschrevene voja-
gien en mede uyt toegesondene
grove ontwerpen en een ontallijke
menigte van briven, en eigene on
dervindingen."
De veiling van zijn collectie in 1728
omvatte honderden naturalia.
klassieke munten, antiquiteiten,
tekeningen van uitheemse planten
en dieren, atlassen, globes, exo
tisch wapentuig. Tartaarse ge
bruiksvoorwerpen. Daarmee be
naderde zijn verzameling het toen
malige ideaal van een ecyclope-
disch kabinet waarin alle facetten
van de natuur en het menselijk
handelen bijeen waren gebracht.
Lotgevallen
De lotgevallen van zijn collectie
zijn vergelijkbaar met die van ver
zamelaars als de Amsterdamse
medicus Frederick Ruysch, de
Haarlemse koopman Levinus Vin
cent en de Delftse arts d'Acquet.
Zij verdwenen door verkoop in zijn
geheel of gedeeltelijk naar kapi
taalkrachtige vorstelijke kopers,
onder wie Frederik III in Berlijn,
Cosimo III in Florence en tsaar Pe
ter de Grote in St.-Petersburg.
De tentoonstellingsploeg van het
Amsterdams Historisch Museum
heeft dan ook heel wat afgereisd
voor een definitieve keus was ge
maakt uit collecties die zich nu el
ders in Europa bevinden. Project
leider Lodewijk Wagenaar belooft
een volle expositie met 90 procent
bruiklenen, waarvan de helft uit
het buitenland. De bezoeker moet
vooral even stilstaan bij het por
tret dat Hendrick Goltzius (1558-
1617) van de schelpenverzamelaar
Jan Govertsen maakte. In zijn blik
weerspiegelt zich precies de men
geling van nieuwsgierigheid, ver
bazing, genot en ontzag voor Gods
volmaakte schepping die de verza
melaars van zijn tijd moet hebben
bewogen.
Zij zijn daarmee de wegbereiders
geweest voor de grote wetenschap
per Linnaeus, die in 1735 in zijn
Systema Naturae voor het eerst op
moderne wijze de natuur ordende
en beschreef. Daarmee is ook het
eindpunt van deze expositie ver
klaard.
Fran<?oise Ledeboer
Tentoonstelling: De wereld binnen
handbereik in het Amsterdams Histo
risch Museum iKalverstraat 92). tot en
met 11 oktober. Het museum is dagelijks
van 11.00 tot 17.00 uur geopend
De oogst van een jaar architec
tuur die
in het boek ten tonele wordt ge
voerd is geen willekeurige opsom
ming van wat er zoal in Nederland
te koop is. Ook al roepen de samen
stellers van het jaarboek dat de ge
selecteerde gebouwen niet de
mooiste of de beste zijn. maar
slechts een overzicht geven van de
ontwikkelingen in de Nederlandse
architectuur, een plaatsje in het
jaarboek is toch niet zomaar een
vermelding. Het verschaft de be
treffende architect glamour en al
lure. De vermeldingen in het jaar
boek zijn dus eigenlijk de 'Oscars
voor de architectuur'. Architecten
die zich herhaaldelijk een plaatsje
in het boek weten te verwerven ho
ren weldra tot de grote 'vedettes'
in het wereldje van opdrachtge
vers in de bouw.
Het nieuw verschenen jaarboek is
het vijfde in successie zodat we in
middels van een traditie mogen
spreken. Behalve een weelde aan
fotografie, tekenwerk en begelei
dende teksten begint het jaarboek
gewoontegetrouw met enkele kri
tische beschouwingen over ac
tuele thema's uit de architectuur.
Eindredacteur Ruud Brouwers
constateert in zijn inleiding dat
het theater van de architectuur
zich in Nederland in een bloei mag
verheugen, maar vier kritische be
schouwers schuiven glitter en kla
tergoud terzijde en komen met ver
halen over een zwakke voorstel
ling.
Hans van Dijk vreest dat de Neder
landse architecten zo verbonden
zijn met een uitgeholde moderne
traditie dat ze tot onmondige ac
teurs vervallen die steeds minder
in staat zijn om de architectuur
een sterke inhoud te geven. Henk
Engel en Erik Terlouw komen tot
dezelfde conclusie. Zij menen dat
inhoud is ingeruild voor modernis
tisch uiterlijk vertoon. Vincent
van Russum is het meest negatief
De door Cees
Dam verbouwde
abdijgebouwen
in Middelburg
worden tot de
top van de Ne
derlandse archi
tectuur gere
kend.
foto Peter Senteur
in zijn oordeel. Hij constateert een
roemloze ondergang van de Neder
landse stedebouw.
De auteurs geven met hun bij
drage een nieuwe impuls aan de
discussie over hoe modern de Ne
derlandse architectuur eigenlijk
is. Maar een duidelijk antwoord op
de vraag wat er voor het modernis
me in de plaats moet komen heb
ben ook zij niet.
Woningbouw
De hoofdmoot van het boek be
staat net als vorige jaren uit een
keur van nieuwe gebouwen waar
mee Nederland het afgelopen jaar
is verrijkt, dit keer met bijzondere
aandacht voor de woningbouw.
Verder worden de meest uiteenlo
pende werken gepresenteerd: van
gokhuizen tot sjieke villa's. Onder
de geselecteerde projecten be
vindt zich het werk van 'oude be
kenden' als de architectengroep
Mecanoo. Jo Coenen, Theo Bosch.
Wim Quist en Koen van Velsen.
Ook Cees Dam, prominent aanwe
zig met zijn verbouwing van de ab
dij in Middelburg, hoort in dat rij
tje thuis. Maar er zijn ook nieuwko
mers. onder wie Ben van Berkel die
in Amersfoort een schitterend be
drijfsgebouw heeft neergezet. Van
Koen van Velsen wordt onder
meer het Kruiswerk Wijkgebouw
in de gemeente Leiden, genoemd.
Amsterdam. Den Haag en Rotter
dam springen er overigens uit met
respectievelijk 8. 6 en 4 vermel
denswaardige werken.
Buitenlandse architecten die en
kele jaren geleden in Nederland
aan het werk zijn gegaan maken
voor het eerst ook duidelijk zicht
baar hun entree in het jaarboek. Er
worden werken getoond van Aldo
Rossi en Charles Vandenhove die
elk een zeer eigen karakteristiek
hebben.
Jammer is telkens weer dat in het
jaarboek alleen de 'Oscarwin
naars' bekend worden gemaakt en
niet de 'genomineerden' of favo
riete lelijkerds. Het moet toch een
koud kunstje zijn om uit de duizen
den gebouwen die jaarlijks gereed
komen een kleine selectie te ma
ken van projecten die aan archi
tectonische armoede lijden.
Eigenlijk kan er geen misverstand
over bestaan dat het gros van de
getoonde werken het neusje van de
zalm is. Dit werkt mede in de hand
doordat het jaarboek een merk
waardige tegenstelling bevat door
enerzijds een weelde aan mooie ge
bouwen te tonen en anderzijds te
stellen dat de architectuur roem
loos ten onder gaat.
Die tweeslachtigheid maakt het
jaarboek niet minder aantrekke
lijk. „Het is het verleidelijke pro
grammaboekje van een aantrek
kelijke show dat een levendig ar
chitectuurklimaat weerspiegelt."
Jan Rijsdam
in het bezoekersboek is te zien dat
zijn collectie door vorsten, geleer
den en diplomaten uit heel Europa
werd bezocht. Paludanus reisde
zelf door Zuid-Europa en Palestina
en nam uit die streken planten,
dieren, schelpen, stenen en in
heemse voorwerpen mee. Zijn
stadgenoot de ontdekkingsreizi
ger Jan Huyghen van Linschoten
vulde deze voorraad aan met voor
werpen uit de Oost.
Dankzij een bruikleen van het Na
tionaal Museum in Kopenhagen
kunnen we uit de collectie Paluda
nus onder meer een Braziliaans
sieraad van been, een Braziliaans
slagwapen, een Zuidamerikaanse
fluit, een met paarlemoer gedeco
reerd Noordamerikaans kleding
Turboschelp, versierd met dierfiguren, geëtst en gegraveerd, 17e eeuw.
Architectuur in Nederland. Jaarboek
1991-1992; Uitgeverij: Nederlands Ar
chitectuurinstituut Rotterdam; Prijs:
f69,50.
Filmen doet hij al bijna tien jaar niet meer,
maar schrijven des te meer. De
legendarische Zweedse filmregisseur Ingmar
Bergman tekende bijvoorbeeld voor het
scenario van De beste bedoelingen, de Gouden
Palmwinnaar van dit jaar. Daarnaast
produceert hij de laatste jaren terugblikken
op zijn imposante carrière. Onlangs verscheen
zijn Beelden. Een leven in films in een
Nederlandse vertaling.
Hou je van Bergman of van Fellini?
Met die vraag kon je zo'n twintig jaar
geleden als filmliefhebber geconfronteerd
worden. Het was, zo bleek spoedig, aan
het eind van de periode dat deze twee film
regisseurs het aanzien van de Europese ci
nema in grote mate bepaalden. Zo'n sim
pele vraag in de trant van 'Ben je voor
Ajax. of voor Feijenoord?' gaat natuurlijk
volstrekt voorbij aan de waarde van het
werk van beide grootmeesters, maar toch
is het opvallend dat er vrijwel altijd een
eenduidig antwoord op kwam. Liefheb
bers van het oeuvre van de Zweed wezen
dan met verachting op de hun inziens
platvloerse en oppervlakkige aspecten
van Fellini's films. Voor fans van de Ita
liaanse regisseur was Bergman daarente
gen een zeurende tobber die hopeloos in
de knoop lag met een achterhaalde reli
gieuze problematiek. Blijkbaar stond die
banale tweedeling tussen liefhebbers van
Fellini en Bergman toch ook voor een diep
gevoeld verschil in levenshouding.
Voor wie zich tot het kamp van Fellinifans
rekende, zoals ondergetekende, is een
boek van Ingmar Bergman over zijn eigen
werk niet direkt een tractatie. maar hoog
uit een dwingende uitnodiging om op zoek
te gaan naar de drijfveren van een man die
toch niet voor niets generaties aan zich
verplicht heeft. Het pas in Nederlandse
vertaling verschenen Beelden, een leven
in films geeft als zelfstandig werk wellicht
onvoldoende aanknopingspunten voor
zo'n onderzoek, voor een compleet beeld
van Bergmans werk valt zeker ook (her(le
zing van diens eerder verschenen Latema
Magica aan te raden. En eigenlijk zou je
natuurlijk zijn complete oeuvre weer eens Bh
onder de loupe moeten nemen. Zonder de
films binnen handbereik blijven Berg
mans uitweidingen over specifieke films
namelijk vrij betekenisloos, tenzij je over
een ijzeren geheugen beschikt.
Jeugd
Wie geen videobanden met films van
Bergman in de kast heeft staan, zal zijn
aandacht al gauw verleggen naar de - ge
lukkig boeiende - anecdotes waarin Berg
man iets onthult over zijn manier van
werken en naar de niet minder interessan-
Ingmar Bergman.
te algemene beschouwingen over zijn we
reldbeeld. Dat beeld werd, zoals wellicht
bekend is. gevormd tijdens een jeugd die
in het teken stond van een strenge religio
siteit (Bergmans vader was dominee) en
een vroege voorliefde voor de wereld van
de fantasie. Een jeugd die Bergman ver
beeldde in zijn laatste epos Fanny en Ale
xander.
Bergman zelf ziet Beelden, een leven in
films als aanvulling op de in 1970 versche
nen bundel Bergman over Bergman, een
boek dat hij nu als leugenachtig bestem
pelt omdat hij naar eigen zeggen toen te
veel hunkerde naar het begrip en de er
kenning van de journalisten die hem on
dervroegen. Bergman had dus iets recht
te zetten en hij greep de mogelijkheid van
een nieuw boek met beide handen aan, om
vervolgens te constateren dat het doorlo
pen van zijn oeuvre een 'helse wandeling'
en een 'bloederige zaak' was. Pijnlijke,
lang -vervlogen herinneringen kwamen
boven, al is daar in het boek ook weer niet
al teveel van terug te vinden. Bergman,
een leven in films wekt de indruk van een
weliswaar openhartige, maar ook berus
tende en milde terugblik.
Crises
Die terugblik is niet strikt chronologisch
opgebouwd, maar gerangschikt naar aan
aantal thema's. De titels van de hoofd
stukken zijn veelzeggend: 'Dromen dro
mers', 'Eerste films'. 'Spel spelers'. 'Onge
loof geloof. 'Andere films' en 'Komedies
kostbaarheden'. In het eerste hoofdstuk
geeft Bergman een beeld van de "grenze
loze nieuwsgierigheid' die zijn belangrijk
ste drijfveer was. samen met de behoefte
zichzelf en de medemens 'een paar secon
den verzachting of nadenken' te schen
ken.
Wie even verderop de openhartige onthul
lingen over 's mans emotionele crises en
zenuwinzinkingen leest, zal wellicht ver
baasd staan over de enorme produktivi-
teit van de Zweed. Hij geeft zelf de verkla
ring: „Hoewel ik een neurotisch mens ben
is mijn relatie tot mijn werk altijd verba
zingwekkend onneurotisch geweest. Ik
ben altijd in staat geweest de demonen
voor mijn strijdwagen te spannen. Ik heb
ze altijd weten te dwingen zich nuttig te
maken. Terwijl ze me onder vier ogen al
leen maar hebben gekweld en lastig geval
len. De directeur van het vlooiencircus
laat zoals bekend zijn artiesten zijn bloed
zuigen."
Geloof
De directeur van het vlooiencircus Berg
man heeft velen de door hem nagestreefde
portie 'verzachting en nadenken' ge
schonken, zoveel is zeker. Dat geldt met
name voor de generatie West-Europeanen
met een christelijke achtergrond die na de
oorlog geen raad meer wist met dogma's,
dwingende geboden en loodzwaar schuld
gevoel. Bergmans strijd met het geloof
was hun strijd, niet voor niets waren zijn
films zo ongeveer de eerste die ook in gere
formeerde media serieus besproken en
geanalyseerd werden.
Bergman begon zijn loopbaan met wat hij
zelf een 'eerlijke en kinderlijke vroomheid'
noemt, een vroomheid die hij voor het
laatst in Het zevende zegel uit 1956 met
zoveel woorden tot uitdrukking bracht.
Korte tijd later kwam hij. gelijk vele voor
malige geloofsgenoten, tot de overtuiging
dat het 'buitenwereldlijke' niet bestond.
„Alles is binnen in ons. het gebeurt binnen
in ons en we drijven in elkaar en uit elkaar:
dat is goed zo", luidde zijn conclusie.
Niet alleen de geloofsstrijd van een gene
ratie werd door Bergman van een even
passend als tijdgebonden commentaar
voorzien, ook in zijn visie op het eeuwige
gevecht tussen de sexen wist hij vaak de
juiste snaar te raken. Zijn Scènes uit een
huwelijk veroorzaakte in de jaren '70 in
menig modern westers gezin pittige dis
cussies. die vaak niet zonder praktische
consequenties bleven. Kortom: Bergman
fungeerde vaak als de sociale en morele
barometer van de West-Europese hogere
en middenklassen. Vooral daarom is hij
een cruciale figuur in de naoorlogse film
geschiedenis en dat maakt tevens een te
rugblik als Beelden, een leven in films zo
interessant. Ook als je vroeger voor Fellini
koos.
Rob de Kam
Ingmar Bergman Beelden, een leven in films
1433 pagina'si. Vertaling: Karst Woudstra. Uit
geverij Meulenhoff. Prijs: 59,50.