Ik voel wat zieken nodig hebben
PZC
reportage
Valentina Serrarens
:SOSG
ZATERDAG 20 JUNI 1992 23
In praatland Nederland is al heel wat gediscussieerd over
alternatieve geneeswijzen. Jarenlang werd de
natuurgeneeskunde nagatief en vijandig benaderd. De laatste
jaren lijkt zich een kentering af te tekenen. Niet langer meer
is het alternatieve circuit bij voorbaat verdacht, al zijn er
nog heel wat sceptici die niets van deze vorm van genezen
willen weten. Als mensen in het reguliere medische circuit
zijn vastgelopen, daar geen genezing voor hun kwalen
kunnen vinden, zoeken zij nog al eens het alternatieve circuit
op. De Middelburgse natuurgeneeskundige mevrouw
Serrarens krijgt patiënten uit alle delen van Nederland en uit
plaatsen tot ver over de grenzen.
Een gesprek met een bijzondere vrouw
('natuurgeneeskundige word je niet, dat zit in je'), die -
voordat zij zich als natuurgeneeskundige in Middelburg
vestigde - jarenlang op zoek was naar de grenzen van haar
mogelijkheden.
Haar beroep is even omstreden
als bewonderd.
Natuurgeneeskundige staat op haar
naambordje, bevestigd aan de gevel
van het fraai ogende grachtenpand in
Middelburg. Achter de deur een
lange, koele gang met links en rechts
kamers, waarin licht en kleur
heersen. De lucht is verzadigd van
bloemengeuren. Niet bepaald een
omgeving die doet denken aan zieke
mensen en geneesmiddelen. Toch
komen hier jaarlijks honderden
patiënten op consult bij
Valentina J. O. Serrarens-Janssens
(44), Zeeuws-Vlaamse van geboorte
en opgeleid in Vlaanderen en
Rotterdam. Het beroep van
natuurgeneeskundige oefent zij
alweer zestien jaar uit. Van heinde
en verre komen haar patiënten naar
Middelburg: uit Limburg en
Groningen, België, Engeland en zelfs
de Verenigde Staten, uit Duitsland,
Frankrijk en Zwitserland.
Wie een eerste afspraak met haar wil
maken, krijgt steevast te horen dat
over negen maanden een plaatsje op haar
agenda zal worden ingeruimd. Zó druk is
intussen de praktijk van mevrouw Serra
rens dat ze met lange wachttijden moet
werken. Voor een interview spreekt ze
haar schaarse vrije tijd aan. Op haar vrije
dag - maandag - na overigens toch nog een
aantal telefonische consulten, kan de
PZC-verslaggever om tien uur bij haar te
recht. Ze opent zelf de deur, gekleed in een
luchtig zomers tenue - 'ik wil het gevoel
van een vrije dag behouden' - en gaat voor
naar de ruime en koele veranda op de eer
ste verdieping van haar huis. Twee fraai
ogende jachthonden zorgen voor een uit
bundige begroeting, om vervolgens in alle
rust op een schaduwrijk plekje op de heer
Serrarens te wachten, die ze tegen half één
meeneemt voor een ontspannende wan
deling.
Praten met mevrouw Serrarens over haar
praktijk als natuurgeneeskundige brengt
de onvermijdelijke discussie over alterna
tieve geneeskunde op gang. Mevrouw Ser
rarens: „Ik ben me zeer wel bewust dat er
nog altijd verschillend over geoordeeld
wordt. Toch is er een kentering. Er is spra
ke van een bredere erkenning en dat is een
goede zaak. Vooral als ze voortkomt uit
het gevoel dat er meer wegen begaanbaar
zijn bij het genezingsproces. Ik merk dat
ik door steeds meer artsen word geaccep
teerd, vaak als meedenker over medische
problemen. Natuurlijk zijn er artsen die
volstrekt afwijzend staan tegenover ons
werk, maar het worden er steeds minder.
Als mensen in het reguliere medische cir
cuit om wat voor reden ook vastgelopen
zijn. daar geen genezing voor hun kwalen
kunnen vinden, zoeken ze nogal eens het
alternatieve circuit op. Dat is een gege
ven. In steeds meer gevallen komen ze
naar mij toe met medeweten van hun
huisarts. Ik heb patiënten bij wie ik de be
handeling kan voortzetten als ze in een
ziekenhuis worden opgenomen. Dat is een
goede ontwikkeling. We vullen elkaar aan,
we zijn niet eikaars tegenpolen. Er is
slechts één belang: dat van de patiënt.
Het gaat er om dat die genezing vindt."
Voordat mevrouw Serrarens zover was
dat zij zich als natuurgeneeskundige ves
tigde in Middelburg, was ze achtereenvol
gens werkzaam op het research-laborato-
rium van de CPC in Sas van Gent (vijf
jaar), een halfjaar in het ziekenhuis Sint-
Joanna te Goes als analyste en daarna bij
na zes jaar bij de stichting Streeklabora-
torium Zeeland te Middelburg. Gemakke
lijk had ze het niet in die periode; ze was
vooral op zoek naar zichzelf. Zelf spreekt
van ze van een jaren durende worsteling,
die uiteindelijk de grote ommekeer in
haar leven bracht. Het omgaan met
(zieke) mensen zette haar lichamelijk en
geestelijk sterk onder druk. „Ik had aller
lei vage klachten, waarvan ik nu zeg dat ze
voortkwamen uit het aanvoelen van wat
al die patiënten in het ziekenhuis hadden.
Alternatief
Hoe meer ik met hen in aanraking kwam
hoe erger het werd. Mijn huisarts in Goes
wist er geen raad op; er was niets met mij
aan de hand was zijn conclusie. Maar de
ellende, de pijnen bleven komen. Toen
ben ik de weg opgegaan, die de mensen nu
naar mij"brengt. Alternatief dus. Voor mij
was dat de enige begaanbare weg. In een
tijdspanne van vijf, zes jaar heb ik mijn ge
voelens ontdekt, mezelf leren kennen. Ik
kan van mezelf zeggen: In vijfjaar is deze
mens omgekeerd. Dat was het moment, ik
was zo'n vijf- zesentwintig jaar, waarop ik
in Rotterdam natuurgeneeskunde ben
gaan studeren; drie jaar later ben ik mijn
praktijk begonnen. Ik heb overigens ook
serieus overwogen medicijnen te gaan
studeren, maar de allopatische genees
kunde was voor mij niet de oplossing. Ik
zou alleen maar meer problemen hebben
gekregen. Opmerkelijk is dat het op cru
ciale momenten juist medici zijn geweest
die de aanzetten hebben gegeven die mij
hebben gebracht tot wat ik nu ben."
Valentina Janssens, geboren en getogen
Zeeuws-Vlaamse, groeide op in Sas van
Gent, waar haar ouders een viszaak had
den. In de jaren vijftig was het de gewoon
ste zaak van de wereld dat meisjes uit
rooms-katholieke middenstandsgezinnen
naar kostschool gingen. Tot en met de
derde klas volgde ze de katholieke meis
jesschool in Sas van Gent, maar vanaf
haar negende tot haar negentiende ver
bleef ze in kostscholen. Ze erkent dan ook
grif dat haar jeugdjaren sterk beïnvloed
zijn door de tien jaren kostschool in Wach-
tebeke en Bassevelde. Ze denkt er met
dankbaarheid aan terug, want 'ik heb er
veel aan overgehouden.'
„Je hoort altijd veel negatieve verhalen
over kostscholen, maar ik heb er een hele
fijne tijd gehad. Het was een grandioze op
voeding, een uitstekende opleiding, laat
dat gezegd zijn. Er was een strenge disci
pline, dat wel, maar op een of andere ma
nier kon ik daarmee goed overweg. De
voertaal was Frans, een taal waarvan ik
geen woord kende, toen ik me meldde.
Waagde het echter niet Vlaams of Neder
lands te praten; dat kwam je bij elke over
treding op een boete van een frank te
staan. Die ging van je weinige zakgeld af.
Dan wil je wel Frans leren. En snel ook. De
eerste twee jaar moesten we 's morgens
om half zes opstaan; om zes uur volgde de
mis die drie kwartier duurde. Elke dag.
Zonder uitzondering. In de Mariamaan
den mei en oktober hadden we daar bo
venop een dagelijks avondlof. Het kon
niet op. Toch was het best vol te houden,
zeker als je in je missaal een leesboek ver
stopte. Kon je lekker lezen tijdens de mis.
Dat liep natuurlijk wel eens verkeerd af:
dat hoort er nu eenmaal bij. Ik geef toe dat
het alles bij elkaar wel wat veel was van
het goede, maar geloof me, ik heb me best
vermaakt. Zo rond de jaren zestig kregen
we meer vrijheid. De nonnen pasten zich
aan de maatschappelijke ontwikkelingen
aan. Ik vond het prima. We hebben als jon
ge meisjes wat afgelachen. Je moet overle
ven, nietwaar. Nee. ik heb me nooit ge
kooid gevoeld op de kostschool. Eenmaal
per veertien dagen mochten we naar huis.
Prachtig toch. Je zou het als een aspect
van het rijke roomse leven kunnen om
schrijven. In die tien jaar kostschool is on
der meer de basis gelegd voor mijn ver
dere leven. De godsdienst heeft een an
dere betekenis gekregen voor mij. Als ik
zou zeggen: Ik heb geen geloof, dan zou ik
mij niet prettig voelen, maar er behoeft
niet direct een etiket op."
Dankbaar is mevrouw Serrarens voor de
gedegen scholing, die ze in het Vlaamse
heeft genoten. Haar lyceumopleiding is
zonder meer te vergelijken met de oude
hbs-opleiding in Nederland en tijdens de
daarna gevolgde hbo-analystenopleiding
deed zij drie richtingen: klinisch, che
misch en bacteriologisch. Achteraf gezien
een perfecte basis voor de natuurgenees
kunde, waarin ze zich later heeft be
kwaamd. De vraag: Hoe word je natuurge
neeskundige? beantwoordt ze zonder aar
zelen met: 'Dat word je niet; dat heb je in
je. Na dat ontdekt te hebben, heb ik me
daarin gespecialiseerd via een driejarige
opleiding in Rotterdam.'
Gevoelig
Dat er iets bijzonder was, dat ze zich op
sommige terreinen uiterst gevoelig toon
de, zegt ze, was al manifest op de kost
school, maar toen kon ze het geen naam
geven. Ze noemt een paar voorbeelden:
„Ik was een jaar of twaalf, dertien. Ik was
erg sportief, verzot op turnen, hetgeen me
goed afging. Op een zeker moment had
den we een schoolfeest. Ik moest als eerste
over het paard springen, een moeilijke oe
fening. Normaal gesproken draaide ik
daar mijn hand niet voor om, maai' min of
meer ook tot mijn eigen verbazing weiger
de ik. Niemand kon me overtuigen. Ik zei:
Ik doe het niet, ik wil het niet. Vraag me
niet waarom. Het meisje dat in mijn plaats
sprong brak haar arm."
Voorbeeld twee: „In onze tijd kreeg je
vaak onverwachte overhoringen of proef
werken. Wij hadden zo'n twintig, tweeën
twintig vakken; per dag acht verschillen
de. Het gebeurde meer dan eens dat ik één
vak buitengewoon goed leerde, de andere
zeven nauwelijks. Kregen we uitgerekend
over dat ene vak een onverwachte overho
ring. Mijn vriendinnen vroegen me meer
dan eens: Wat krijgen we vandaag? Ik
'wist' het immers toch. Later, achteraf,
vallen de stukjes van de legpuzzel op hun
plaats. Op het moment zelf nam ik de din
gen zoals ze waren. Ik stond er geen mo
ment bij stil. Dat kwam pas later."
Vraag aan mevrouw Serrarens: Kunt u de
gevoelens omschrijven, die zo vele jaren
uw leven hebben beïnvloed en die er uit
eindelijk zo'n opvallende wending aan
hebben gegeven?
„Al in de laatste jaren van mijn analysten-
opleiding werd ik mij meer en meer be
wust van bepaalde dingen bij de mensen
in mijn omgeving. Zo rond mijn twintig
ste, ik werkte bij de CPC in Sas van Gent,
kwam het aanvoelen van mensen sterk
naar voren. Als ik 's morgens op mijn
werk k\Vam voelde ik: Met die of die is er
wat aan de hand. Iets zit hem of haar niet
lekker. Soms werd ik er ziek van. Ik wist
niet wat ik ermee aan moest. Het was ook
allemaal zo vaag. Met anderen erover pra
ten, deed ik niet. Zo was dat nu eenmaal.
Achteraf zeg ik: dat was het begin van,
wat ik noem, mijn vonningsproces. Mijn
werk in de research-sector deed ik met
veel plezier. Ik studeerde nog, sportte
veel, hielp thuis in de winkel: een harinkje
schoon maken, een paling stropen, ik was
altijd bezig. Vijfjaar heb ik in het labora
torium van de fabriek gewerkt. Na mijn
huwelijk - mijn man accepteerde me zoals
ik was; hij zag en wist dat er iets bijzon
ders, niet te definiëren met me aan de
hand was - ben ik in Goes gaan werken als
analyste. Daar kwam ik nauw in aanra
king met-zieke mensen. De analysten wa
ren namelijk verantwoordelijk voor de
bloedafname bij de patiënten. Zij zeiden;
Laat die zwarte zuster - dat was ik - mij
maar prikken. Ik had een goed contact,
maar vaak kwam ik zelf ziek uit de zieken
zaal. Wat ik mankeerde was niet onder
woorden te brengen. Het ebde weg als ik
bij die zieke mensen vandaan ging. Een
glaasje koud water bracht me dan wat
meer bij mijn positieven. Mijn huisarts
kon me niet helpen. Er is medisch gezien
niets met je aan de hand, zei hij. Een spe
cialist uit het ziekenhuis met wie ik goed
contact had, begreep me wel. Met hem
kon ik over mijn problemen praten. Dat
was een verademing. Hij kon echter niets
voor me doen, maar door hem ben ik wel
een andere wég opgegaan. In die periode
ben ik in contact gekomen met een Duitse
genezer. Die heeft me verder op het spoor
gezet."
„Na een half jaar Goes ben ik naar het
streeklaboratorium in Middelburg ver
trokken. Zelfde vak, maar ander werk: de
histo-pathologie, het snijwerk dus. Heel
boeiend, min of meer een andere wereld.
In Middelburg heb ik vijfjaar gewerkt als
hoofdanalyste. Dat snijden, waarmee ik in
aanraking kwam, is een belangrijk deel
van de geneeskunde. Ik moest mij bij het
weefselonderzoek vooral richten op de
mogelijke ziekte van de patiënt, onder
meer door geamputeerde organen te ont
leden. Heel sterk kwamen toen weer de ge
voelens van de zieke mensen op me af. Ik
had weer dat benauwde gevoel; ik voelde
weer alles aan. Voor mijn eigen bestwil
had ik dit werk moeten mijden - ik was
vaak in de naaste omgeving van de opera
tiekamer - maar in mij was ook die dwang
erbij te zijn. Ik was een gedrevene. Als een
rode draad loopt die gedrevenheid door
mijn leven. Ergens in die Middelburgse
tijd - vang me niet op data - zei iemand uit
het medische circuit tegen me: Kind dit is
jouw weg niet! Die opmerking heeft op een
of andere manier een knop mij mij omge
draaid. Ik werd me veel meer bewust van
mezelf. Urenlang heb ik gesprekken ge
voerd met mijn man. Ik heb zelfs met de
gedachte gespeeld medicijnen te gaan
studeren, maai' dat heb ik uit mijn hoofd
gezet. Ik begreep dat die vorm van genees
kunde niet de oplossing was voor mijn
problemen. Op dat moment heb ik het be
sluit genomen me te bekwamen in de na
tuurgeneeskunde. De directe aanleiding
daartoe was dat ik op een gegeven mo
ment tegenover een jonge vrouw zat, van
wie ik aanvoelde wat ze mankeerde en
welke kruiden ze naar mijn oordeel nodig
had. Maar ik mocht het niet uitspreken.
Dat kon ik niet maken. Zover mocht ik
niet gaan. Mij werd duidelijk dat ik niet de
weg moest opgaan van snijden en pillen
geven, niet omdat dat een verkeerde weg
zou zijn, maar simpelweg, omdat het
MIJN weg niet is. Ik moest het in de na
tuurgeneeskunde zoeken. Na mijn studie
heb ik in een rustig tempo een praktijk op
gezet. Na een halfjaar gaf ik het laborato
riumwerk eraan. Mijn ontwikkeling is
daarna in een ijltempo gegaan. Het was
alsof er een turbo in mijn lijf zat. Ik heb me
voorgenomen me alleen te richten op het
menselijke lichaam; de rest houd ik be
wust buiten de deur. In het begin zien de
mensen je als een vreemd iemand. Je
wordt vanuit een bepaalde hoek bena
derd. Na verloop van tijd slijt dat. De men
sen die mij consulteren help ik naar ver
mogen. Als ik niet in staat ben mensen te
helpen, zeg ik dat meteen. Maar met de
dingen die ikzelf ervaar zal ik niemand be
lasten. Dat zou niet goed zijn."
Concentratie
Valentina Serrarens beschrijft zichzelf als
'een supergevoelig mens'. Ze zegt: „Ik heb
er een hekel aan me zo uit te drukken. Het
klinkt zo opschepperig, maar in mijn
praktijk nemen mijn gevoelens nu een
maal een belangrijke plaats in. Als ik me
goed op mijn patiënten concentreer voel
ik wat hun klachten zijn. Ik maak daarbij
gebruik van een pendel om me te concen
treren; dat moet ook wel als je zoveel pa
tiënten per dag over de vloer krijgt. Het is
gewoon een hulpmiddel, puur voor de con
centratie. Niet meer en niet minder. Som
mige mensen denken wel eens dat natuur-
genezen iets te maken heeft met occultis
me of spiritisme. Die staan zover bij mij
vandaan. Ik help de mensen met wat bij
mij hoort. Mijn contacten met mensen er
vaar ik als buitengewoon goed. Als ie
mand hulp nodig heeft moetje er de tijd
voor nemen. Het mooiste is als je succes
heb, als je - vaak na lange tijd - mensen
kunt genezen. Vergeet niet dat het veelal
om patiënten gaat, die al een lange weg
hebben afgelegd en die mij als een laatste
reddingsboei zien. Denk nu niet dat ik ie
dereen kan genezen. Zo eenvoudig is het
niet. Je boekt niet altijd resultaat. Tegen
over successen staan ook mislukkingen.
Laat daarover geen misverstand be
staan."
Hoewel mevrouw Serrarens van de vroege
ochtend tot de late avond in de weer is als
natuurgeneeskundige, is ze heel goed in
staat van de schaarse vrije tijd te genie
ten. Haar praktijk, hoe intensief ook be
leefd, krijgt geen kans haar privéleven
binnen te dringen. „Als we vrij zijn gebrui
ken mijn man, dochtertje en ik intensief
onze vrije tijd. Lopen langs het strand, een
fijne boswandeling, je kunt van zoveel din
gen genieten. Je moet kunnen bijtanken.
Ieder mens heeft dat nodig."
Creatief bezig zijn is een van haar hobby's.
Zo maakt ze bijvoorbeeld ontwerpen voor
de eigen kruiden en crèmes, die onder de
naam Valeria Produkten door haar en
haar man worden uitgebracht. Als een in
tussen wat uit de hand gelopen hobby kan
worden beschouwd haar dierenspreekuur
één avond per week. „Een dier werkt heel
direct. Negenennegentig van de honderd
dieren reageren binnen een week op een
(kruiden(geneesmiddel. Bij een mens kan
het soms maanden duren."
Aan het slot van het gesprek komt de er
kenning van de natuurgeneeskunde nog
eenmaal ter sprake. Is erkenning belang
rijk voor haar? Na een korte stilte zegt ze:
„Direct niet, nee. Persoonlijk streef ik
geen erkenning na. Een voetstuk voor me
zelf zou ik nooit accepteren. Wél belang
rijk vind ik dat er een tendens is waar te
nemen in de maatschappij, waarbij spra
ke is van een bredere acceptatie van de
natuurgeneeskunde. Daar ben ik blij mee.
De erkenning, vooral van medische kant,
dat er verschillende wegen zijn die tot ge
nezing leiden. Maar los van alles telt het
meest wat de patiënten ervan vinden.
Voor hen doe ik het."
M.P. Dieleman