Eerst Lord's zien, dan sterven Varreput was centrum van bedrijvigheid PZC reportage ZATERDAG 13 JUNI 1992 22 Het cricket-Mekka 'mmié Op de Caribische eilanden wordt het gespeeld met een bamboestok en een kokosnoot, in Afghanistan fungeert het kalashnikov- geweer gewoon als slaghout. Vele eeuwen geleden brachten de Engelsen cricket naar de stoffigste uithoeken van hun koloniale rijk. Maar terwijl de Union Jack daar nu gestreken, is, heeft de sport er moeiteloos stand gehouden. De ex- koloniën mogen niet de zeden en gewoonten van hun vroegere heersers hebben overgenomen, maar wel hun sport. Zo populair is de sport dat in maart, toen Pakistan in Au stralië wereldkampioen werd ten koste van Engeland, zich in de Zuidlondense wijk Southhall wil de taferelen afspeelden. Duizen den Pakistani verschenen in car navalsstemming op straat en een van hen, een restauranthouder, riep met een royaal gebaar tot de meute: „De hele week gratis voed sel in mijn restaurant"! (Het was wel de ramadanmaand). Enkele kilometers noordelijker, in Londens zakencentrum, heerste een bedrukter stemming. Duizen den gekrijtstreepte pakken had den zich daar rond half vijf 's ochtends in de pubs verzameld om de finale op televisie te volgen. Tegen het einde van de match, toen duidelijk werd dat Engeland ging verliezen, verstijfden de bo venlippen en klonk uit de kelen, die zonder uitzondering van dure dassen waren voorzien, het welge meende: „Shit"! Want ook in Engeland is het spel letje nog mateloos populair. Wie lid wil worden van Marylebone Cricket Club, de vermaarde Noordlondense vereniging, heeft grofweg twee opties. Hij kan 28 jaar op de wachtlijst gaan staan. Of hij kan, zoals Paul Getty, 4 mil- T joen pond aan de club schenken en erelid worden. Slaapverwekkend De vraag bij dit alles is uiteraard: waarom dweept een kwart van de wereldbevolking met een sport die- elders wordt genegeerd? In Ame rika, waar voetbal al slaapverwek kend wordt bevonden, staat een televisieverslag van een cricket- wedstijd gelijk met een reportage uit het bejaardentehuis. „Voor mij' betekent cricket drie dingen", sprak een basketbalspeler ooit. „Een: een wedstrijd duurt langer dan een week; twee: niemand wint ooit; drie: vrouwen mogen het niet zien." Deze definitie wordt .bij Lord's, het stadion van de vermaarde Maryle bone Cricket Club, als ietwat over dreven beschouwd. „We hebben een keer een wedstrijd gehad die negen dagen duurde", geeft een medewerker van de club-biblio theek grif toe. „Dat was in India in de jaren dertig. Die wedstrijd werd alleen maar afgebroken omdat het Engelse team de boot moest halen. Maar tegenwoordig duren cricket wedstrijden niet langer dan een week." Dat nooit iemand een cricketwed strijd wint, is een gedachte die de bibliothekaris volgaarne wenst weg te honen. „Hooguit veertig procent van de wedstrijden eindigt onbeslist", zegt hij streng. „En uw Amerikaan moet wel beseffen dat dit vaak alleen maar is omdat het twee dagen heeft geregend, waar door er slechts drie dagen overblij ven voor de wedstrijd." Zo ook berust de gedachte dat vrouwen bij Lord's worden ge weerd, op een misverstand. Als een vertegenwoordiger van het zwak ke geslacht op de tribune wil plaatsnemen, staat niets haar in de weg een kaartje te kopen. Het enige dat buiten haar bereik blijft, is het lidmaatschap van Maryle bone Cricket Club zelf. Dit lid maatschap (500 gulden per jaar) geeft leden het recht om vanuit de historische Long Room de match te aanschouwen, en de enige vrouw die deze gewijde ruimte ooit heeft betreden, is de koningin. Vo- rigjaar deed de vrouwelijke cricke ter Rachal Heyhoe Flint een po ging om op de wachtlijst te komen, maar vergeefs. De bibliothekaris: „Het had ook niet veel zin gehad, want de wachtlijst is zo lang dat ze wellicht voor haar dood niet eens meer lid zou zijn geworden." Dat cricket saai zou zijn, is niet waar. Wie de pelgrimage naar Lord's heeft gemaakt, vraagt zich zelfs af: is cricket gevaarlijk? Op 3 juli van het jaar 1936, zo zegt een opschrift in de Long Room, werd een kleine huismus dodelijk getroffen door een bal „terwijl het diertje onschuldig rondhipte over het veld". Vanzelfsprekend werd het vogeltje liefdevol opgenomen en opgezet; het slijt nu tesamen met de gewraakte bal zijn dagen in het Lord's museum. Minder goed verging het ene me vrouw B. die nietsvermoedend over straat kuierde toen zij plots werd getroffen door een bal die over de tribune was geslagen. Het slachtoffer eiste een schadevergoe ding van Lord's wegens molest maar haalde uiteindelijk bakzeil bij het Hogerhuis, Engelands hoogste rechtscollege. Nog ellendiger was het lot van een trosje Indiërs die zich in Bombay zonder kaartjes in een boom had genesteld bij het plaatselijke cric- ketveld. De boom werd getroffen door een bal en de onfortuinlijke Indiërs, zo wil het verhaal, vielen eruit. Heren van stand Cricket heeft de reputatie een sport te zijn die uitsluitend wordt beoefend door welgemanierde he ren van stand. Vele jareri was dat ook zo. Als een Engels team naar de koloniën afreisde voor een tour nee van een maandje of zeven, wa ren er strikte regels. Op maandag ochtend aan het ontbijt diende de club-das te worden gedragen. Op zaterdagavond werd er met de rechterhand gedronken. Even tuele hooggeëerde gasten moesten in de correcte bewoordingen wor den aangesproken. En op overtre ding van de gedragsregels stonden boetes. Kom daar nu nog eens om. Bij sommige wedstrijden klinkt ge zang, ook al is het dan 'God Save the Queen'. De hoge hoeden heb ben plaatsgemaakt voor witte hoofddeksels van het type waar mee Monsieur Hulot getooid ging. En uit de koelboxen komt na de champagne vaak gewoon bier te voorschijn. Maar wat Roland Lefebvre over kwam, sloeg drie maanden gele den alles. Lefebvre, een van de drie Nederlandse cricketers op Britse bodem, was de eer te beurt geval len met een team van Engelse spe lers van verschillende clubs een reeks wedstrijden in het Caribisch gebied te spelen. Het was warm, en tijdens de waterpauze deponeerde Roland op frivole wijze de inhoud van een glas op het hoofd van een medespeler. Deze medespeler, die de avond tevoren indrukwekken de hoeveelheden bier had geconsu meerd, verkocht Lefebvre daarop een zodanige watjekouw dat hij luttele dagen later met een gebro ken arm in een Nederlands zieken huis lag. „Ik was twee maanden uitgescha keld", zegt Lefebvre in het club huis van zijn vereniging, de Somer set County Cricket Club. „Toen ik hersteld was, vorige maand, was het seizoen al begonnen. Daardoor ben ik mijn plaats in het eerste kwijtgeraakt." Zoals de vrouw die door een bal werd getroffen, gaat Lefebvre nu naai- de rechter om een schadever goeding te eisen van de aanvaller. „Het feit dat ik niet in het eerste speel, kost mij veel geld. Als het eerste dit jaar bijvoorbeeld kam pioen wordt, krijgt iedere speler 10.000 gulden. Dat ik nu voor lege tribunes moet spelen, is al erg ge noeg. Ik wil er niet ook nog eens geld door verliezen." Als 26-jarige nieuweling speelde Lefebvre in 1989 een oefenwed strijd in Engeland om het eiland vervolgens niet meer te verlaten. Hij kreeg een driejarig contract als bowler (werper) en heeft na dit sei zoen nog een jaar te gaan. „Neder land", zo zegt hij, „is na Engeland het beste cricketland in Europa." Het is een verhaal dat vaker wordt beluisterd. Het woord 'Holland' wordt bij Lord's niet in verband ge bracht met tulpen of drugs, maar met cricket. Misschien zijn de Ne derlanders nog niet zo goed als be woners van Antigua of Colombo, maar ze zijn veelbelovend. Gaat in Nederland ook de geest uit de fles? Roland Lefebvre denkt van niet. „Het niveau mag de afge lopenjaren dan wel verbeterd zijn, in de breedte is er niets veranderd. Cricket wordt gezien als een elite- sport die de hele dag duurt. Als je de Nederlandse jongeren vertelt datje cricket speelt, zeggen ze: 'Je bent gek'. En geef ze eens ongelijk. Ze hebben meer geld en vrije tijd dan ooit, en ze willen in de zomer gewoon vier weken naar Spanje." Lange avonden Wordt in Nederland cricket gezien als een buitengemeen vervelend tijdverdrijf, in Engeland wordt de sport geassocieerd met lange zo meravonden. In de parken ver schijnen dan de heren in witte pak ken. en binnen de kortste keren verzamelt de bevolking zich om het geimproviseerde veld. Cricket is voor Engeland wat jeu de boule voor de Fransen is. De eerste spelregels werden opge schreven omstreeks het jaar 1700, een eeuw eerder dan die van voet bal. De sport werd door alle lagen van de bevolking gespeeld en was zelfs een verplicht vak op de staatsscholen. Pas onlangs werd het daar afgeschaft, maar eigenlijk alleen omdat eën tak van sport die al gauw een hele dag in beslag neemt moeilijk in het lesrooster viel in te passen. Dat cricket toch het imago heeft van een sport van de upper class, komt omdat alleen de adel het zich kon veroorloven wedstrijden te spelen die dagenlang duurden. Na de Tweede Wereldoorlog kregen de cricketclubs een toeloop van ar beiders, die voor hun spel betaling eisten (en kregen) - alleen als profs konden zij een halfjaar op toernee door Azië. Binnen de clubs ont stonden twee categoriën spelers: de 'players' (betaalde arbeiders) en de 'gentlemen' (onbezoldigde he ren van adel). Natuurlijk gingen de 'players' door een andere ingang het stadion binnen en konden zij ook geen gebruik maken van de kleedruimtes van de 'gentlemen'. De 'gentlemen", die tenslotte over de beste tafelmanieren beschik ten, waren altijd de aanvoerders van het team. De tand des tijds heeft echter ook de cricketsport niet helemaal on beroerd gelaten en met het weg kwijnen van de Engelse adel zijn ook de 'gentlemen' vèrdwenen. Al le spelers worden nu betaald. Maar gebleven is Lord's, de baker mat van de sport waar alle regels en tradities hun oorsprong von den. Het cricketstadion bij Re gent's Park in London mag bij lan ge na niet het grootste ter wereld zijn (in dat van Melbourne passen 90.000 toeschouwers), het is zelfs niet het beste (het veld ligt op een helling). Maar omdat bij Lord's de spelregels werden gemaakt, is het cricketveld een bedevaartsoord geworden voor vele duizenden uit de voormalige koloniën. Zij zeulen de halve aardbol over om een keer vanuit de Long Room naar een leeg veld te kunnen kijken. En ze hebben zelfs een gezegde dat aan de sport is ontleend. Het luidt: 'Eerst Lord's zien, dan sterven'. Cees van Zweeden Roland Lefebvre: Nederland is na Engeland het beste cricketland van Europa. Levend verleden Wie zoekt naar Toen vindt sporen in het land, in de stad. De rubriek Levend Verleden geeft uitleg. Vandaag: de varreput van Zierikzee. De middeleeuwse varreput op de hoek Balie-West- straat in Zierikzee gaat mee met de tijd. Eeuwenlang spoel de de lakennijverheid er de stoffen. Later werd hij gebruikt als veedrinkput. Sinds de boer derijen zijn verdwenen uit de stad, grijpt menig hond zijn kans om er zijn dorst te lessen. Begrijpelijk, want het water is volgens het hoofd de Zierikzee- se plantsoenendienst, J.J. Does- wijk, van uitstekende kwali teit. Twee honden trotseren de riem van hun baas om temidden van de waterplanten een verfrissen de slok puur-natuurwater te ne men. Vele generaties vee gingen hen voor. Over de muur gooien jongens een hengel uit. Hier gaat haast geen dag voorbij zon der de aanwezigheid van jeugdi ge visliefhebbers. Onder water moet het gezellig druk zijn met zoetwatervissen als karper en voorn. Volgens de jongens zit er ook paling. Eeuwenlang zijn op de Balie veemarkten gehouden. De die ren konden drinken uit de varre put (letterlijk: stiereput). Ande re gebruikers waren boeren in de stad. Historicus en Zierik- zee-kenner drs P.A. Vleugel ver zorgt onder meer stadswande lingen en mag dan graag ver trekken op de Balie. ,,'s Zondags kwamen de boeren uit de omtrek met paard en wa gen naar de naastgelegen Grote Kerk", vertelt hij. „Terwijl zij de dienst bijwoonden, werden de paarden bij de put te drinken ge zet en gingen de knechten naar de kroeg." De vermoedelijk allereerste be stemming was hiermee hervon den. In de late Middeleeuwen kwam de lakennijverheid op in Zierikzee. Deze bedrijvigheid ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste economische pij lers van de stad. Het werk con centreerde zich rond de put, des tijds volreput genoemd, naar het 'vollen' ofwel spoelen van het laken. De Weststraat heette destijds om die reden de Volre- straat. De wevers zaten in de naar hem genoemde Wevers- hoek. De Raamstraat is ge noemd naar de spanramen waarop de stof gereed werd ge maakt. Ten noorden van de put, op de hoek Kerkhof-Varre- markt, stond vroeger de laken hal, waar de stof werd gekeurd en verhandeld. Rood laken De bedrijfstak kreeg zijn grote impuls in 1305. In dat jaar ver leende graaf Willem III de stad tal van privileges, als dank voor de moed die de bevolking had getoond tijdens het Vlaamse be leg. Een van de voorrechten was dat de lakennijverheid in de re gio alleen nog mocht worden uitgeoefend in Zierikzee. Dat betekende goede zaken, want laken was kostbaar spul. De mensen die in de lakenne- ring zaten, behoorden tot de rijksten van de stad. Het Zierik- zeese laken stond bekend om de goede kwaliteit. Met name de mooie rode kleur zou de ogen van koopkrachtige lieden heb ben doen fonkelen. De perfectie was te danken aan het gebruik van eerste klas meekrap, die werd verkregen dankzij een zeer strenge kwaliteitscontrole. Voor de niet ingewijden wil Vleugel nog even kwijt dat men sen vroeger niet sliepen onder rode lakens. De naam laken wordt gebruikt voor geweven wollen stof. Als voorbeeld noemt hij het biljartlaken. In de zestiende eeuw kwam de klad in de lakenbranche. Nog in de zeventiende eeuw werd ge probeerd de bedrijfstak nieuw leven in te blazen. Tevergeefs. Oud-medewerker en mede-op richter van het Textielmuseum in Tilburg P.J.M. van Gorp, be schrijft hoe de steden in die tijd in de knel kwamen omdat ze niet konden concurreren met de opkomende textielnijverheid op het platteland. De volreput werd een varreput. De brand weer wist hem ook nog te vin den, als bluswaterreservoir. In de lakenhal werd een netten- breierij gevestigd als werkver schaffing voor armoedzaaiers. Obstakel In 1968 gingen er in de gemeen teraad stemmen op de put te dempen. Hij werd een obstakel geacht voor het opkomend au tomobilisme en had toch geen functie meer, vond men. Het vee van de familie Schouls, met een boerderij aan de Balie, maakte er als laatste, tot in de jaren vijf tig, gebruik van. Daarna restte slechts vergane glorie. De tand des tijds had flink aan het bouwwerk geknaagd. De vereniging Stad en Lande nam het in 1968 op voor het bedreig de cultuurhistorisch erfgoed. Zij toonde wel begrip voor het be lang van het doorgaand verkeer in de Weststraat en opperde de put enige meters in Noordelijke richting te verplaatsen, zodat de straat kon worden verbreed. Een ingezonden reactie in een plaatselijke krant liet aan dui delijkheid niet te wensen over. Stad en Lande vertolkt de stem van een minderheidsgroep die zonder meer stelling neemt te gen elke vorm van vernieuwing in het maatschappelijk en eco nomisch leven, aldus de scri bent. Deze noemde de West straat een belangrijke toegangs weg tot de stad - zeker gezien de ontwikkeling van de nieuw bouw in West. Daarin past geen obstakel als de varreput, die slechts fungeert als urinoir en vergaarbak van rommel. In het belang van de 'leefbaarheid en de hygiëne': weg ermee. V erkeersdr empel De wals van de 'vooruitgang' heeft de Weststraat uiteindelijk niet bereikt. In de jaren tachtig werd de varreput zorgvuldig ge restaureerd. Nieuwe verkeers- en parkeerinzichten wonnen terrein. Automobilisten, fietsers en voetgangers vinden mede daardoor nog steeds onspannen hun weg door de Weststraat. En de varreput is niet eens ver plaatst. Technisch ambtenaar monu mentenzorg van de gemeente H. Goedegebure herinnert zich nog goed de weerstand die er in het begin was tegen restauratie. Blijkbaar wil de bevolking eerst zien en dan pas geloven. „Hij lag er beroerd bij. Elk ogenblik kon den er grote stukken muur in het water rollen, 't Was puur slecht." Vier jaar ligt het monu ment er al weer in volle glorie bij. „Nu hoor je alleen maar posi tieve geluiden." De water- en moerasplanten bij de drink plaats hebben tijdens de werk zaamheden gebivakkeerd in een sloot buiten de stad en zijn daar na teruggeplaatst. Een jongen haalt met zijn hen gel wat oude troep omhoog. „Ik heb beet", roept hij lachend. Een solitaire eend doet zich te goed aan het ruim uitgegooide lokaas. Intussen is een voor schot genomen op een eventue le herinrichting van de West straat. De gerestaureerde muur zorgt voor een visuele versmal ling. Goedebebure: „Tegen woordig worden allerlei snel- heidsremmende maatregelen genomen en daar past dit goed in." Bart Mullink fotografie Wim Riemens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1992 | | pagina 22